Overste Venema leidt Nieuw-Guinea-expeditie lAUREJVS NotO Rook Rook voordelig VASTE LIJNDIENST VAN DE WILLEM RUYS OM DE WERELD WATER MOET LONG BEACH VAN VERZAKKING REDDEN WOENSDAG 4 MAART 1959 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 11 Met zijn zeventigen voor een half jaar de rimboe in (Van een speciale verslaggever.) Als de kleine Keinoud .Venema op school wordt gevraagd welk beroep hij kiezen zal, dan zegt hij: „Net zo als m'n va der ontdekkingsreiziger!" Reinoud is een van de zeven kin deren van de kapitein-luitenant ter zee vlieger G. F. Venema, de man die is aangezocht als technisch leider van de Neder landse expeditie op te treden, welke dit jaar het nog nooit door blanken betreden Sterrengebergte op Nederlands Nieuw- Guinea gaat onderzoeken. De onderneming, waaraan totaal zeventig mensen zullen deelnemen en die ongeveer een half jaar duren zal, vergt de ronde som van één miljoen gulden, die zowel uit de overheids- als uit de particuliere sector is verkregen. Er gaan zoölogen, etnologen en geologen mee, maar ook doktoren, mariniers, inheemse politie-agenten en helikopter-piloten. In zijn gezellig ingericht buiten huis in „De Pan" een soort na tuurreservaat, dat zich in de duin strook tussen Wassenaar en Kat wijk bevindt zitten we tegen over de heer Venema met de ont dekkingsreizigers. De overste, die vanavond naar Nieuw-Guinea zal vertrekken zal over zijn bevindingen in het Ster rengebergte namelijk een serie ar tikelen voor ons blad schrijven, die gedurende de maanden dat de expeditie het nog maagdelijke ter rein exploreert, zal worden gepu bliceerd. Al het nieuws, dat deze avontuurlijke tocht brengt, zal in onze krant dus heet van de naald worden gebracht, elke ervaring ook, niet in de laatste plaats het eerste contact met de kannibalen. Want dit is in elk geval buiten kijf: kannibalen zijn het, die de leden der expeditie in de totaal onbekende streek zullen aantref fen, koppensnellers en mensen eters van formaat. Kapitein-luitenant ter zee vlieger G. F. Venema ver trekt vanavond samen met dr. Brongersma naar Nieuw-Guinea, waar hij de wetenschappelijke expedi tie naar het Sterrenge bergte zal leiden. Een on zer verslaggevers had de zer dagen een onderhoud met overste Venema, die zelf tijdens de expeditie over zijn ervaringen zal verhalen in een serie arti kelen voor ons blad. „Dit houdt beslist geen agressi viteit tegenover ons, blanken, in", verklaart de heer Venema, „en we zullen er zeker op toe zien, dat er geen inbreuk op hun zeden wordt gemaakt of ontactisch wordt opgetreden... In de samenleving van deze wilden gaat liet om varkèns en vrouwen en dit brengt eigen lijk een voortdurende strijd met andere stammen met zich mee... Doordat ze niet werken ze laten dit hun vrouwen doen hebben ze ook alle tijd om ruzie te zoeken en te ma ken... Dapper zijn ze echter niet, wat ondermeer al blijkt uit het feit, dat al hun gevech ten binnen het kader van nach telijke overvallen en sluip moorden vallen..." De opvatting dat de Papoea giftige pijlen gebruikt, moest de overste naar het rijk der fabels verwijzen. Gif als mid del tot moord hoort in Zuid- Amerika thuis en niet op Nw.- Guinea. Verstopte vrouwen De heer Venema kan het weten, zelfs uit de eerste hand. Toen hij het vorige jaar op Nieuw-Guinea was om, ter voorbereiding van de expeditie, in de Si biel-vallei een klein vliegveld te laten aanleg gen, kwaYn hij in aanraking met mannelijke wilden „de vrou wen hadden ze verstopt" die nog nooit een blanke hadden ont moet. Ze staarden hem aan alsof ze een wonder, een soort boven natuurlijk verschijnsel, zagen. Ze wezen met de vinger naar hem, giebelden als kleine kinderen en renden bij de normaalste, bewe ging plotseling hard weg om even later weer van achter de bomen te voorschijn te komen. Met grote verbazing keken ze toe hoe hij z'n shirt verwisselde, want, naakt als ze waren, dachten ze dat hij in een andere huid schoot. Tijdens de eerste kennismaking, waarin hij in de hutten der Pa poea's lange snoeren in de zon verbleekte schedels zag hangen, die van hun verslagen vijanden afkomstig waren, had zich nog een incident voorgedaan, dat een westerling vreemd, zo niet onge loofwaardig in de oren moet klin ken. „Twee mannen", vertelt de overste, „die een pot kokend water weg wilden dragen, struikelden en kregen de in houd zeker twintig liter over hun rug en armen heen... Ik stond er vlak bij en ik wist niet beter te doen dan één van hen een enorme trap te geven, waardoor hij kopje onder de ri vier inging... De man was stomverbaasd, toen hij een paar seconden later op de oe vers krabbelde en begreep in de verste verte niet waar hij deze plotselinge onvriendelijk heid aan te danken had... Het was hem ook helemaal niet kwalijk te nemen, want noch hij, noch zijn vriend, man keerde iets... Papoea's was sen zich namelijk nooit als ze zich zo maar opeens zou den gaan afboenen, riskeren ze zelfs het gevaar alle mogelijke ziekten op te lopen! en de laag vuil op de huid der twee mannen was zó dik en bescher mend geweest, dat het gloeiend hete water er niet doorheen kon dringen... Veertien tropenjaren De heer Venema is slank, benig en taai; zijn gezicht heeft ver weerde trekken. Hij is geen „pa pieren marine-officier, maar een echte, een man, die wolken, water en ook kruitdamp heeft gezien. Vijfenveertig jaar is hij nu, sinds 1954 chef-staf van liet eomman- dement Marine Luchtvaart Dienst Nederland met als basis het vlieg veld Valkenburg. Daarvoor was hij bij elkaar zo'n veertien jaar in de tropen, ook gedurende de oor log, welke hij, strijdend tegen de Jappen, in Catalina's en Libera tors doorbracht. Lange jaren zijn dit geweest, lange, misschien wel eens ontmoe digende jaren, niet in 't minst om dat zijn vrouw en kinderen zich in een Japans interneringskamp op Java bevonden. Maar de Neder landse marinevlieger Venema vloog door, de ene keer boven de Indische oceaan, de andere keer boven de Golf van Bengalen, de derde keer weer boven de wate ren van de Archipel. Hij behoorde tot het beroemde 321ste squa dron ook wel het Nederlandse squadron genoemd dat de duikbootbestrijding tot taak had gekregen. Tweemaal werd hem voor zijn daden het Vliegerskruis toegekend en eenmaal van Britse zijde de palmtak, die onderdeel is van de eervolle vermelding „Men tioned in Dispatches". De heer Venema kwam onge schonden de oorlog door, ook z'n vrouw en kinderen. Hij bleef ech ter in de tropen, waar hij weldra commandant van de vliegbasis Tandjong Priok werd. Nederland riep hem toen het was 1947 maar niet voorgoed. Voordat hij op Valkenburg werd gestatio neerd, was hij nog bijna twee jaar commandant van de Marine Luchtvaart Dienst Nieuw-Guinea met als basis Biak. Wie deze indrukwekkende doch lang niet .volledige staat van dienst van overste Venema be kijkt, kan zich voorstellen dat juist hij is aangezocht technisch leider van de expeditie naar het Sterrengebergte te worden. Zijn tropenervaring en niet te verge ten: zijn kennis van Nieuw-Gui nea in totaal heeft hij de route Amsterdam-Hollandia heen en te rug zeventien keer afgelegd! zullen hem ongetwijfeld goed van pas komen, evenals hét feit dat hij bevriend is met de algemene wetenschappelijke leider van de expeditie, dr. L. D. Brongersma. Prachtige wandluis De eerste tocht met deze weten schapsman en avonturier, die con servator is van het Museum van Natuurlijke Historie te Leiden, da teert van 1952. Dr. Brongersma zou toen een zoölogisch onderzoek op Nieuw-Guinea verrichten en overste Venema zou hem in een amfiebietoestel van de marine erheen vliegen. De vlucht van de beide noorderlingen begon slecht, want de eerste nacht moest al een noodlanding op een vliegveld in de bunrt van Lyon worden ge maakt. Het mankement kon ech ter de volgende dag worden ver holpen en de rest van de lange reis, die via Malta, Cyprus, liet Midden-Oosten en zuid-oost Azië ging, verliep vlot, dat wil zeggen: zonder pech. „Ik zie ons nog in die officiers mess van de basis Butterworth op Malakka zitten", zegt de heer Overste G. F. Venematechnisch leider van de Nederlandse expedi tie naar het Sterrengebergte, die over zijn belevenissen in het on bekende binnenland van Nieww-Guinea voor ons blad een serie artikelen zal schrijven. Venema. „Er heerste daar een complete oorlogstoestand, maar Brongersma dacht alleen maar aan de verzameling insekten en reptielen, die hij aan wilde leg gen... Als hij bijvoorbeeld een prachtige wandluis zag, dook hij tussen de benen van de etende Britse officieren door om hem in zijn vangnet: een buisje met cyaankali, te verstrikken D, R.A.F.-vliegers vonden dat zo mooi, dat ze hem met het ver schalken van alle mogelijke bees ten en beestjes begonnen te hel pen en ze ook wel op eigen initia tief naar hem toebrachten..." Hagedis Ook op Nieuw-Guinea zelf heeft dr. Brongersma veel steun van overste Venema gehad. Zijn waar dering hiervoor uitte zich onder meer in het feit, dat hij een ha gedis, die hij in Djidmaoe bij Vo gelkop ontdekte en waarvan nie mand ooit nog melding had ge maakt, naar de marine-vlieger vernoemde. Lygosoma (Leicole- pisma) Venemai heet het dierje nu en de heer Venema bezit er een foto van. Teruggekeerd in Ne derland heeft dr. Brongersma zijn dankbaarheid ook nog op andere wijze getoond. De heer Venema ontving de zilveren Museum-me daille een onderscheiding, die hij Icreeg voor de hulp, welke hij had verleend bij het aanleggen van een belangrijke zoölogische verzameling. Wat nu is de taak van de overste als technisch leider van de expe ditie naar het Sterrengebergte? Beter is eigenlijk te vragen welke voorbereidingen de heer Venema reeds getroffen heeft om zijn taak op Nieuw-Guinea goed te kunnen volbrengen. Want met organise ren, praten, bestellen en contro leren is al heel wat tijd verloren gegaan, eigenlijk al sinds 1957. Bekijken we het instructieboek van de expeditie, dan blijkt dat er bijna geen aspect is dat niet onder de directe verantwoordelijkheid van de overste valt. Hij heeft de hele logistiek van de onderneming in handen: de voeding, de kle ding, de verbindingen, de mate rialen, kortom: alle middelen, welke nodig zijn om de expeditie te doen slagen en de leden ervan veilig te doen terugkeren. Daar naast voert hij ook nog het com mando over de mariniers en de in heemse politieagenten, die voor bescherming meegaan, zomede over de bemanningen van de Twin Pioneer en de twee helikopters, welke voor aan- en afvoer zullen worden gebruikt. „We gaan in vijf groepen werken" verklaart de overste, „en het liet in de bedoeling dat we elke veer tien dagen een ander bivak be trekken... Het terrein, dat we moeten doortrekken, bestaat uit zeer diepe kloven en we zullen dan ook slechts langzaam kunnen vorderen... In het basiskamp, dat bij het pas aangelegde vliegveldje in de Sibiel-vallei ligt, komen alle touwtjes tezamen en het is daar dat alle beslissingen worden ge nomen..." De discipline is streng, zo niet mi litair. Zo iemand blijk mocht ge ven niet in expeditieverband te kunnen werken, dan zal hij het terrein onverwijld moeten verla ten. Veel anders kan het niet, want de tijd zal nog moeten leren wie in staat Is een half jaar lang in de eenzaamheid van de rimboe te verkeren. EERSTE TOCHT BEGINT ZATERDAG (Van onzg- speciale verslaggever). Zaterdag 7 maart des middags om 3 uur begint een nieuw hoofdstuk in de elfjarige, maar reeds veelbewogen levensgeschiedenis van de Willem Ruys, het bij de N.V. Koninklijke Maatschappij „de Schelde" te Vlis- singen gebouwde vlaggeschip van de Rotterdamse Lloyd, namelijk zijn eerste reis in een regelmatige rond- de-wereldpassagiersdienst via het Snezkanaal naar Melbourne en Syd ney. Wellington en vervolgens door het Panamakanaal terug naar South ampton en Rotterdam. „Tweeduizend man hebben de laatste zes maanden bijna dag en nacht aan boord gezeten om de afvaart op dit tijdstip mogelijk te maken. Tot vijf minuten voor Surinaamse actie: „Laat Eddy en Ingrjd leven" Met de kreet „Laat Eddy en Ingrid leven" is de jeugd van Paramaribo een geldinzameling begonnen. Het doel is zoveel geld bijeen te brengen dat Eddy en Ingrid naar Nederland kunnen worden gezonden ten einde in Utrecht te worden geopereerd. Beide kinderen lijden aan een hart kwaal en hebben volgens doktoren in Suriname niet meer lang te leven, tenzij spoedig operatief zal worden ingegrepen en een dergelijke in greep kan in Suriname niet worden verricht. Door de liefdadigheidsclub werd reeds een beroep gedaan op de directie van de K.L.M. in Den Haag om beide kinderen gratis een retour- reis te verstrekken. Ondertussen wordt met groot enthousiasme de col lecte aangepakt en men hoopt uiter aard ook financiële steun te ontvan gen van Surinamers die buiten Suri- j name wonen, opdat beide hartpatiën- ten spoedig naar Nederland kunnen worden gezonden en later weer ge zond en wel naar hun ouders, broer tjes en zusjes kunnen terugkeren. drieën van die zaterdagmiddag zullen er mensen bezig blijven om de laatste onvolkomenheden in het gemoderniseerde interieur weg te halen", vertelde ons de heer Th. Ruys een van de drie direc teuren van de Rotterdamse Lloyd maandagmiddag tijdens een pers bijeenkomst aan boorcl van de Willem Ruys. „Het is nog steeds een misverstand, dat we met de Ruys gaan kruisen", vervolgde de heer Ruys, „we gaan een vaste lijndienst varen, met een ver vooruit geprojecteerd vaarsche- malen voorts gelegenheid tot verla ding naar alle aanloophavens van on verschillig welke haven uit. Daar naast zullen er ook mensen meeva ren die hun vakantie op zee willen doorbrengen en die dus rond de we reld onze gast zijn. De omstandig heid dat in december 1957 plotseling het grote en vaste passagiersvervoer naar en van Indonesië wegviel, heeft ons gedwongen ander emplooi voor dit schip te zoeken. Al lang hadden wij het oog op Australië en omdat we het in hoofd zaak Engelse vervoer naar Colombo en Singapore wilden handliaven, was weldra uitgemaakt dat we naar Australië zouden gaan, waar al zo'n honderdduizend Nederlanders zitten, terwijl talloze Nederlanders hun kin deren wel eens willen bezoeken. De aanvankelijke aarzeling om de lijn vervolgens door te trekken naar Nieuw-Zeeland en het Panamakanaal was misplaatst. De Panamarouta schijnt zeer populair te zijn. Al duurt de reis van Singapore naar Europa dan 40 in plaats van 20 dagen, men neemt het graag voor lief omdat men een groot deel van de wereld te zien krijgt waar men anders niet gemak kelijk komt. De eerste teleurstelling bij de orga nisatie was dat de Willem Ruys bijv. Tahiti of andere Zuidzee-eilanden niet kan aandoen, omdat het schip te groot is. Daar staat tegenover dat men wel op een paar reizen Pern zal aandoen en voorts het Panamaka naal altijd overdag zal doorvaren. Al 18 jaar is Long Beach- bezig weg te zakken en om te ver hinderen dat de stad uiteindelijk in zee te rechtkomt, is een plan van 60 miljoen dollar opgesteld. Hiermee wil men de olie vervangen door zeewater. Grote olie-producenten gaan met de stad samenspe len. Het geld zal wor den besteed voor een net van kilometers en kilometers bnizen en voor 259 waterputten in het ei-vormig olie- reld van 5000 hectaren. Het program is gesti muleerd door pogingen van de federale rege ring de rechter te laten bevelen dat het olie veld gesloten moet worden en door het dreigement van de Amerikaanse marine dat zij haar werf van 175 miljoen dollar hier zal opgeven. Ongeveer 800 miljo&n vaten olie zijn uit dit veld gepompt sedert in december 1936 de eers te bronnen daar in ac tie kwamen. Men zegt dat dit veld het op één na rijkste van het land is. In 1941 werd ontdekt, dat het „dak" van het veld zakte met onge veer een voet per jaar. De elektrische centrale van de Southern Cali fornia Edison Co., in het centrum van het veld, is sedert 1941 ruim acht meter ge zakt. De fabriek van Ford is vijf meter ge zakt en het stadhuis van zeven verdiepingen, dat op vier kilometer afstand van het veld staat, zakte ruim een meter in de afgelopen 18 jaar, Behalve dat ze zakten, verplaatsten sommige gebouwen zich ook horizontaal, soms wel een meter. Onderzoekingen hebben in de loop der jaren 100 miljoen dollar ge kost, maar zolang men het zwarte goud uit de grond blijft pompen, blijft het land zinken. Het veld produceert momenteel 80.000 va ten per dag, uit 2930 bronnen, die 121 eige naars hebben. Het ligt nu in de bedoeling nog voor het eind van dit jaar zo ver te komen, dat het veld een injec tie krijgt van 500.000 vaten water per dag. Geschat wordt uitein delijk met een miljoen vaten water per dag de verzakking te zullen uitschakelen. De in genieurs hopen dat de 259 putten daartoe vol doende zullen zijn,

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1959 | | pagina 13