TUSSEN DERTIEN EN TWINTIG
Souburgse Rob schildert
en Domburgse Corrie
„doet" ballet
JAZZ, geschiedenis en vorm (V)
ZATERDAG 21 FEBRUARI 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
WAARSCHIJNLIJK
kennen ze elkaar niet
eens. Corrie zes
tien woont in Domburg en
bedrijft daar ballet. Rob
zeventien in Souburg en
schildert ballet. Liever: schil
derde het ballet, nog beter:
maakte een „karakterschets"
over het onderwerp ballet.
En daarmee is, zo op het
eerste gezicht, het enige punt
van overeenkomst beschre
ven. Corrie beoefent welis
waar nog steeds met veel
animo en veel succes de
balletkunst, maar Rob heeft
het bij dat ene waterverfje
over ballet gelaten. En daar
mee zou dus ook het enige
raakpunt teloorgegaan zijn...
zijn...
Robs oeuvre ïs evenwel niet
beperkt tot dit expressionis
tisch getinte balletje in wa
terverf. „In olieverf" heeft hij
enkele opmerkelijke produkten
vervaardigd, zowel op linnen als
op hardboard. Een goed jaar ge
leden kreeg Rob namelijk een
schilderskist: de werkjes die hij
daarmee wrochtte komen echter
duidelijk uit boven het niveau van
de jongen-die-met-z 'n-ver ja ardag-
ROB VAN HÓEK,
temidden van attributen.,..
Foto's P.Z.C
zoals Rob het zag
tN DE NOG ZO KORTEmaar niettemin boeien-
I de geschiedenis van de jazz neemt de „Chica-
go"-periode een belangrijke plaats in. Geduren
de het hoogtepunt van deze periode (1927-1929)
kwamen de muziek van de neger en de door de blan
ken gespeelde jazz op vrijwel hetzelfde niveau. De
laatsten hadden het negroïde karakter van de uit
New Orleans stammende muziek begrepen en zelfs
gecreëerd. Chicago, de stad waarheen reeds in de
jaren vóór 1920 (King Oliver) en ook daarna (Louis
Armstrong) zovelen getrokken waren zou de plaats
worden, waar de jazz een hoogtepunt bereikte. Tal
van blanke musici luisterden daar avond aan avond
naai hun donkere vakbroeders en het was dan ook
geen wonder, dat de eersten er zeer sterk door be
ïnvloed werden.
MAAR ZIJ IMITEER
DEN niet klakkeloos; zij
schiepen een nieuwe stijl,
de „Chicago"-stijl, die
veel op de Dixieland leek,
maar waarin de solisti
sche interpretaties sterk
op de voorgrond traden.
Dat was wel de voor
naamste verandering,
maar daarnaast werd
ook het spel soepeler en
technisch veel beter, hoe
wel de virtuositeit dik
wijls ten koste ging van
het spontane musiceren,
dat de New Orleans-jazz
kenmerkte. En dat doet
ook de saxofoon zijn in
trede in de jazz geen
„uitvinding" van de ne
ger dus, maar van de
blanke die echter en
dat was erger heel
dikwijls de trombone er
voor wegliet.
Geïnspireerd door de mu
ziek van de beroemde
orkesten als die van
King Oliver met figuren
als Armstrong, de ge
broeders Dodds, Kid Ory
en Johnny St. Cyr maar
ook van de (blanke)
New Orleans Rhythm
Kings kwamen vooral
jongere musici tot deze
nieuwe stijl. De meesten
van hen waren studenten
verenigd in de Austin
High School Gang en
kort daarop (1922) werd
een orkest gevormd, dat
de Blue Friars heette en
waarin speelden Jimmy
McPartland, cornet en
trompet; diens broer
Dick, banjo; Bud Free
man, tenorsax; Frank
Teschmaker, klarinet;
Dave Tough, slagwerk;
Jim Lannigan, bas en
weldra ook Benny Good
man.
MAAR TOT DE CHICA-
GO-KRING behoorden
nóg tal van musici, die
grote bekendheid hebben
gekregen en het is on
vermijdelijk om op deze
plaats een aantal namen
te noemen: De trompet
tisten Muggsy Spanier
en Wingy Mannone, de
trombonisten Jack Tea-
garden, Miff Mole en
Glenn Miller, de klari
nettisten Pee Wee Rus
sell en Milton Mesirow
(Mezz Mezzrow), de
drummers Gene Krupa
en George Wettling, de
gitaristen Eddie Lang
en Eddy Condon, de pia
nist Joe Sullivan en niet
te vergeten de gebroe
ders Dorsey, Tommy en
Jimmy. Ook dé bekende
trompettist Bix Beider-
becke hoorde er toe. Aan
deze figuur zullen wij
overigens nog een apart
artikeltje wijdén. De
meeste van deze musici
hebben in de twintiger
jaren met elkaar samen
gespeeld in verscheidene
combinaties, waarvan de
bekendste zijn McKenzie
en Condon's Chicagoans
en de Chicago Rhythm
Kings.
Tot slot halen wij een
passage aan uit „Das
Jazzbuclï" van J. E. Be-
rendt die over de Chica
go-jazz zegt: „De grote
Chicago-stijl-musici spe
len niet als leden van
een groot orkest, doch
als „eenlingen". Zij heb
ben allemaal de indivi
dualistische zijde der
jazzmuziek prachtig be
grepen. Meer dan iets
anders is jazz voor hen
'n uitdrukking van vrij
heid. waarin men vlucht
uit een armelijk emi-
grantenbestaan. of uit de
academische sfeer van
het traditionele kunstbe
drijf. Dit is hoorbaar in
elke trompetfrase, in ie
dere toon van Bix en al
le anderen".
^Dictatuur" in olieverf op hard
board van Rob van Hoek. Een
luguber wezenwaarin alles van
het afschrikwekkende van de dic
tatuur is vervat.
een-verfdoos kreeg en die het nu
zo aardig doet
Robs liefhebberij is bereids een
ernstiger zaak geworden. Het is
zijn bedoeling, na het aflopen
van de h.b.s. een opleiding aan
een kunstacademie te volgen.
Corriesliefhebberij vertoont
intussen dezelfde tendens. Nog
geen ^ien jaar was ze, toen ze
met een zusje en een paar
vriendinnetjes zelf dansjes ver
zon. Ongeveer op hetzelfde
tijdstip had zich in Domburg
gevestigd mevrouw G. M.
Soesman-Huffenreuter, die het
ballet althans het zelf be
oefenen daarvan in Zeeland
zou introduceren.
Het logische gebeurde: Corrie
ging „naar het ballet", Corrie
blééf, ze deed het goed, er was
aanleg en animo en zo en nu
gaat het Domburgse meisje over
enkele maanden naar Amsterdam.
Voor een test. Corrie mag name
lijk zo nu en dan de lerares as
sisteren. Af en toe gaat zij mee
naar Vlissingen, Middelburg en
ook wel Goes om de kunst van
het balletles-geven af te kijken.
In Amsterdam gaat men nu be
kijken, of Corrie geschikt is om
een opleiding tot balletlerares te
volgen.
Corrie Davidse heet ze voluit,
een specifiek Zeeuwse naam:
Corrie werd in Domburg ge
boren. Via de eerste ritmische
oefeningen en de eerste schuch
tere tripjes op de spitzen is zij
in de „vakklas" gekomen, die ge
vormd wordt door de acht „pro
minente" meisjesleerlingen van de
balletafdeling van de Zeeuwse
Muziekschool.
Als Corrie de kans wordt gebo
den, zal zij zeker „doorgaan".
Vier jaar zal de opleiding duren.
„Als de test goed uitvalt zal ik
zeker gaan", vertelde het Dom
burgse meisje nog, dat ballet
foto's verzamelt, postzegels spaart
en voorts in haar vrije tijd werk
stukjes van schelpen maakt.
Rob van Hoek, die op het
kantje af in Souburg woont
„dat zal waarschijnlijk door de
grenscorrecties niet zo lang
meer duren" kreeg dus een
schilderskist. „Ik tekende al
lang" zo vertelde hij, „maar
met olieverf ben ik pas een
goed jaar bezig, 'k Ga voor
een stuk hardboard of linnen
zitten en dan hangt het hele
maal van m'n gemoedsstem
ming af, wat ik ga schilderen.
Eerst maak ik een schets. Zo
Gnder het werk schiet me
meestal wel een naam te bin-
Veertiendaagse rubriek
voor, maar voornamelijk
dóór de Zeeuwse jeugd.
zoals Corrie het doet
Dit laatste valt te betwijfelen:
alles wijst er op, dat hij naar een
bepaalde uitbeelding toe werkt.
De „gemoedsstemming" is zeker
aanwezig. Die heeft zich een keer
in een laaiend groen, geel, rood en
paars tegen de dictatuur gekeerd.
Met een monstrueus, maar uiterst
opmerkelijk resultaat. Eerder
weloverwogen en intelligent dan
gepassioneerd- heeft Rob het we
zen, het karakter van de dicta
tuur in de kop en een arm van
een monsterachtig wezen vervat.
De kleuren hebben daarbij zo
als in al zijn schilderijen de
belangrijkste functie. Het dicta
tuur-wezen is ongezond groen tot
geel, een tanig schrikbeeld uit
een surrealistische droom...
Rob heeft die kleuren zelf ge
mengd. „Ik stel meer belang in
de kleuren dan in de vorm van
het schilderij", zo zei hij, „hoewel
je natuurlijk schildert om bepaal
de gedachten vorm te kunnen ge
ven
Hij tracht daarbij zoveel mogelijk
in een originele trant te schilde
ren. „Hoewel de laatste tijd
maak ik nogal eens dingen, die
aan het surrealisme doen denken".
Dictatuur" is een van die
dingen. „Die is uit de pe
riode dat ik monsters
schilderde. Waarom? Dat weet
ik echt niet..." De karakteri
sering van de dictatuur is in
ieder geval perfect...
Hoewel Rob al aardig wat hard
board nodig had, schildert hij niet
zo vaak. „Soms komt er een pe
riode, dat ik tamelijk produktief
ben" vertelde hij, in welk verband
men klaarblijkelijk de inspiratie
moet brengen... Niet alle resulta
ten uit die produktieve periodes
kregen een plaatsje in Robs ka
mertje. Sommige vonden aftrek
onder zijn vrienden; zodra er van
die zijde de opmerking kwam:
„Die zou ik wel willen hebben..."
kon hij er gemakkelijk afstand
van doen.
De techniek van het „opbrengen"
en het mengen van de verf tot de
eigen, gewenste kleur ontstaat,
heeft hij zichzelf aangeleerd.
„Daarom zitten er waarschijnlijk
nog veel onvolkomenheden in" gaf
hij zelf als commentaar onvol
komenheden, die na het bezoeken
van de kunstacademie wel zullen
verdw-ijnen.
Tot de vele attributen op zijn
kamertje behoren ook een
ukelele,' een gitaar en een
trombone. Het laatste instru
ment trekt hem bijzonder aan;
hij studeert hard, om er latei-
moderne jazz mee te produce
ren. „Tot genoegen Van de hele
buurt" lacht Rob...
Intussen werkt hij rustig
door aan zijn muziek en aan
zijn schilderijen. Evenals de
Domburgse Corrie zich in
moeilijke danspasjes ver
diept. Nu nog: geheel voor
het genoegen en misschien
later: als kostwinning mét
genoegen.
Nog een foto uit de. P.Z.C.-intyd-
lotowedstrijd, een toto eau de
jarige Tin Meyer uit Vlissingen.
Een binnenopname, waarbij sta
tief noch flitslicht werd gebruikt.