Zo ging ik na de oorlog de grens bij Eede over
Boek van prinses Wilhelmina, EENZAAM
MAAR NIET ALLEEN, verschenen
Zij werd opgevoed
school van plicht en
in harde
discipline
GEEN AUTOBIOGRAFIE, MAAR
EEN GETUIGENIS
DINSDAG 10 FEBRUARI 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
I
(Van een onzer redacteuren)
HET LIGÏ DAN nu toch voor ons, het reeds
maanden geleden aangekondigde boek van prin
ses Wilhelmina. En waarom het te ontken
nen? men grijpt' er met meer dan gewone be
langstelling naar, want tenslotte gaat het hier
om een autobiografie van haar, die een halve
eeuw lang de draagster van de Nederlandse
kroon is geweest. Niet alleen spelen hier staats
rechtelijke interessen een rol, maar vooral ook
zoekt men naar de menselijke aspecten in een
dergelijke levensbeschrijving. Immers, in de
loop van lange jaren heeft men zich een beeld
gevormd van haar, die de kroon droeg, haar om
geving en haar opvattingen over taak en plaats
temidden van ons volk. En men betrapt zich ér
nu op dit beeld steeds weer te toetsen aan het
portret, dat uit dit „Eenzaam maar niet alleen"
oprijst. Doch dat is nu juist niet de bedoeling
van de schrijfster. „Wat hier aan de orde is, is
het door God geleid zijn van ons volk, in verle
den, heden en toekomst", zo stelt zij in haar in
leiding. Dit lezend kwamen ons de woorden in
gedachten, die de bejaarde Britse vorstin Victo
ria in 1890 schreef aan koningin Emma bij de
dood van koning Willem Hl. Zij sprak de regen
tes moed in voor de zware taak, die haar wacht
te, maar zij gewaagde ook van de moeilijke toe
komst („......full of anxiety and trials"), die de
toen tienjarige prinses Wilhelmina wachtte.
Daarom wenste zij bovenal de regentes en haar
dochtertje Gods steun en leiding toe may
God support and guide you is my earnest
prayer"). Welnu, bijna zeventig jaar later, legt
het meisje van toen, nu zij de avond van haar
leven heeft bereikt, er verantwoording van af,
dat zij inderdaad bij voortduring Gods steun en
leiding heeft ervaren. Aan het slot van haar
boek zegt zij: „Thans beschouw ik mijn op
dracht vervuld, namelijk een beeld te geven
hoe alles in mijn leven geleid is en betekenis
heeft gehad in Christus' hoge plan".
„Eenzaam maar niet alleen" is uitsluitend vanuit deze opdracht geschre
ven. Wat in dit verband niet terzake diende, heeft de schrijfster wegge
laten. Aldus schreef zij geen autobiografie, maar veelmeer een geloofs
getuigenis, dat zij met op zichzelf belangwekkende biografische gegevens
verduidelijkte. Maar daardoor juist ontstaat toch wel een bepaald beeld
van de auteur, ongewild misschien, maar tevens onvermijdelijk.
Het beeld namelijk van een mens, die tot hoge roeping was uitverkoren,
welke roeping evenwel zulke grote verantwoordelijkheden oplegde en een
zodanige levenssfeer schiep, dat het mens-zijn haast onmogelijk werd.
Als kind moest zij altijd gereed zijn voor officieel optreden, steeds paraat
voor de stap van het gewone leven naar het streng-officiële. „Ook de
paleizen droegen dit stempel. Maar een enkel hoekje was gewoon gezellig
menselijk en vrij van druk". Er klinkt uit deze woorden, na zovele jaren
neergeschreven, nog een hunkering naar het „gewoon-mens" zijn
Het. is geen wonder, dat bij het nog t wetenschap, maar ook als opvoeders
jonge kind het begrip „kooi" ont- van aan hun zorgen toevertrouwde
staat. „Deze benaming spreekt voor studenten, hebben diepe indruk op
zichzelf. Wie zich in een kooi voelt,
voelt zich opgesloten en verlangt
naar vrijheid". Gewone omgang met
kinderen was in de kooisfeer ondenk
baar, zegt de schrijfster. Hoe teke
nend in dit verband is de opmerking:
„Wanneer mij gevraagd zou worden
een beeld te geven van de laatste
jaren van de vorige eeuw, dan zou ik
hiertoe niet in staat zijn, omdat ik
altijd opgesloten leefde en zelden een
blik kon slaan in de maatschappij".
Deze sfeer, alsmede de wetenschap
straks de kroon van het rijk te moe
ten dragen, zijn beslissende elemen
ten in het leven van het jonge meisje:
Tien jaar oud houdt zij zich reeds
mèt haar toekomstig werk bezig.
„Ik moest mij daar een voorstelling
van kunnen maken, moest weten
wanneer het tijdstip was dat deze
taak aanving en hoe ik dan reeds
groot en verstandig zou kunnen zijn.
Anders kon ik niet tot innerlijke
rust komen. Ik overwon mijzelf en
stelde moeder de nodige vragen".
Haar omgeving voedde haar op tot
c n „sterk karakter". Zo lette haar
Engelse gouvernante er zelfs op, dat
zij een krachtig handschrift ontwik
keldeDoch dit alles bleef niet
zonder gevolgen: haar persoonlijk
heid werd in een bepaalde richting
gedreven. Met een voorbeeld kan dit
worden duidelijk gemaakt, namelijk
haar houding tegenover dieren. Zij
koesterde daarvoor grote vriend
schap, doch „later toen ik op de leef
tijd kwam, dat men o zo bang is uit
gelachen te worden, paste ik er wel
voor op mij als een warme dieren
vriend te gedragen". En wat was
daarvan het gevolg Deze zin ont
hult het: „De vrees, mij bespottelijk
te maken als ik vriendschap toonde
VQor dieren, is mij bijgebleven en gaf
mij een zekere terughoudendheid ten
opzichte van hen, ook al mocht ik ze
graag".
Dit alles in aanmerking nemend is
het waarlijk geen wonder, dat zij nu,
zéstig jaar later, als het ware met
een berustende glimlach noteert: „Er
viel zeer veel aan mij te corrige
renHet was waarlijk geen
makkelijke jeugd
Conflict
In die beslissende jaren maakt het
jonge meisje een fel innerlijk con
flict mee: haar sterk door haar moe
der beïnvloede geloof komt in bot
ting met de rationele gedachtenwe-
reld van de negentiende eeuw. Maar
het is haar niet mogelijk tot een
synthese te komen en zegt zij nu
„deze smartelijke ondervinding
heeft tot gevolg gehad, dat ik, zo
jong als ik toen was, innerlijk de
oorlog verklaarde aan de weten
schap, aan dat menselijk denken, dat
zulk een rampspoed over mij had
kunnen brengen. Ik keerde mij ijzen
de van hen af, die de wetenschap als
het hoogste huldigen en nam mij
voor mijn geliefd, mijn heiligst ge
loof, het gezag over mijn levens
scheepje toe te vertrouwen, dé voor
rang te geven aan ziel en hart en de
tweede plaats, die van hun gewillige
dienaar toe te kennen aan mijn ver
stand". Pas veel later, toen haar
dochter, prinses Juliana, in Leiden
studeerde en het contact met hoog
leraren vrij intensief was, veranderde
er iets in deze opvatting: „De vader
lijke belangstelling der hoogleraren
voor de studenten en hun hoge ver
antwoordelijkheidsbesef, niét. alleen
als doorgevers en verbreidérs van de
ons gemaakt".
Actief christendom
Wij hebben dit enigszins uitvoerig
geschetst omdat dit nodig is voor het
lirijgen van enig inzicht in hetgeen
de schrijfster in haar boek uiteenzet.
Immers, dit beeld van een jonge
vrouw, opgevoed in een harde school
van plichtsbesef en zelfdiscipline,
doch hunkerend naar gewone mense
lijke dingen, naar gewoon contact,
doet begrijpen wSArom het geloof
zulk een overwegende rol speelt in
het leven van de schrijfster, ver
klaart ook wdarom haar boek de ti
tel „Eenzaam maar niet alleen"
kreeg en maakt duidelijk tenslotte
wMrom zij Uit haar geloofsleven el
ke rationele overweging weert. Het
gaat niet om theologie, maar om be
leven, zo getuigt zij ergens en dit
ene zinnetje verklaart, waërom zij
zich verwant voelt aan hetgeen met
name de mannen van het Réveil
voorstonden. Zij wil een doorleefd,
actief en praktisch Christendom.
Maar nu is het opvallendé,da.t zij
hier wél een synthese wist te berei
ken, de synthese namelijk van wat
naar haar overtuiging als de op
dracht van de Christen in deze tijd
moest worden beschouwd, met haar
éigen taak, die van constitutioneel
vorstin. Het bereiken van deze syn
these is een groeiproces, dat in het
boek duidelijk is te volgen. Zo zag
zij het ceremonieel rond hét koning
schap aanvankelijk als „hol en zon
der ziel", doch later „leerde ik inzien
dat ik door mijn houding deze cere
monies een wezenlijke inhoud kon
geven en ze dienstbaar kon maken
aan de opdracht, die ik ten behoeve
van. mijn volk moest vervullen".
Een actief Christendom, inderdaad.
Zij wenste daden en toewijding, want
er was op menigerlei terrein een
groots werk te verrichten. Van
Heutsz bewónderde zij zeer en een
pntmoeting met hem betekende een
„ontmoeting met een sterk reëel le
ven". En zo groeit dit samengaan
van werk en levensbeschouwing:
„Toen verscheen mij de gedachte, dat
ik de eigenschappen, die zij de
mannen van Van Heutsz op het
strijdtoneel ten toon spreidden, moest
transponeren in dezulke, die op mijn
terrein bruikbaar waren en mét de
gedachte was er eigenlijk tevens het
besluit al dit te doen: voortaan
iemand te zijn, die met zedelijke
moed haar taak verrichtte en daar
toe wilskracht aanwendde. Voorgoed
was toen weggevaagd het gevoel van
onzekerheid en de'gedachte dat er
niets te presteren viel. Ik kon ook
binnen de door de constitutie gestel
de grenzen iets wezenlijks doen, als
ik maar werkelijk wilde en moedig
volhield".
Het belang dat dit alles heeft gehad
voor de ontwikkeling in Nederland
mag men niet onderschatten, niet al
leen om dat het voorbeeld van de ko
ningin nu eenmaal doorwerkt de
Waar eens het gekrijs der meeuwen.,
Uiteraard komen in het boek
van prinses Wilhelmina vele
herinneringen aan Zeeland
voor. Onderstaande passage be
schrijft de annexatie beweging
van 1919.
Er was een stroming om die
landen, die zich voor de ge
allieerde zaak verdienstelijk
hadden gemaakt, te belonen
met grondgebied van een an
der. Wat het geschenk aan Bel
gië betreft werd ernstig ge
dacht aan Zeeuwscli-Vlaande-
ren en Limburg. Natuurlijk
viel dit in zéér slechte aarde
bij de bevolking van die delen
van ons land. Zowel de Zeeu
wen aan de overzijde van de
Schelde, als de Limburgers zijn
zéér goede Nederlanders, en
wensten altijd Nederlander te
blijven. Vanzelfsprekend sloot
geheel Nederland zich bij die
wens aan.
Allerwegen in Zeeuwsch-Vlaan-
deren en Limburg werden
volkspetitonnemcnten getekend,
waarin krachtig geprotesteerd
werd. Deze petitionnementen
nam ik in het vroege voorjaar
van 1919 op het Huis tén Bosch
in ontvangst.
Het waren aangrijpende ogen-
blikkenZowel om de zaak zelf
als tengevolge van de houding,
de geestesgesteldheid van de
personen die mij deze stukken
brachten. Men stelle zich deze M
gebeurtenissen voor in de histo- m
rische omlijsting, die het Huis
ten Bosch gaf.
Aan het eind van de ontmoe-
ting zongen wij allen tezamen
uit volle borst: „Waar eens het
gekrijs der meeuwen" en „waar
in het bronsgroen eikenhout",
gevolgd door het, Wilhelmus. s
Juliana maakte deze ontvangst,
waarbij de geestdrift zo hoog
oplaaide, met volle aandacht
mee. De wens van de bevolking
zelf gaf tenslotte de doorslag
bij de onderhandelaars in Pa-
rijs: Zeeuwsch-Vlaanderën en
Limburg bleven Nederlands.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii
IS be f I) oei? vak de prinses
„wet der imitatie" doet hier duidelijk
invloed gelden maar ook omdat de
draagster van de kroon een wezen
lijke invloed kan uitoefenen. Dat
spreekt met name bij het totstandko
men van een nieuw kabinet. En het
is juist dit aspect, dat in de jaren
volgend op de oorlog van overwegend
belang is geweest. En hoewel er in
dit boek geen woord staat, dat niet
zou passen in het constitutionele
voorschrift dat de koningin on
schendbaar is en de minister daaren
tegen verantwoordelijk, toch is „Een
zaam maar niet alleen" voor een be
grip van dé na-oorlogse staatkundige
situatie in menig opzicht verhelde
rend. En evenmin is het van belang
ontbloot, wanneer het gaat om de
oorlogsperiode, waarin de ministerië
le verantwoordelijkheid slechts ach
teraf en bij enquete kon worden
Immers, „Eenzaam maar niet al
leen" leert, dat de kroon der Ne
derlanden werd gedragen door
iemand met een sterk geloofsle
ven, die het beleven centraal stel
de. Een koningin derhalve, die
zocht naar vernieuwing omdat zij
dit als haar opdracht zag. Vele
radiotoespraken uit Engeland, die
in dit boek zijn opgenomen, spre
ken in dit opzicht duidelijke taal.
En nog duidelijker is het, wanneer
zij thans het kabinet van toen
dank brengt voor het feit, dat dit
de verantwoordelijkheid voor deze
toespraken op zich heeft willen
nemen. Voorts is daar het inten
sieve contact met de Engeland
vaarders en later met de voor-
In onderstaand citaat vertelt
de prinses van haar ervaringen
toen zij als koningin Wilhelmi
na na de oorlog op Nederlands
gebied terugkeerde.
Voor Zeeland was het pro
gram samengesteld door jhr.
mr. A. F. C. de Casembroot,
gedeputeerde, oud-burge
meester van Westkapelle, een
vooraanstaand verzetsman.
Zowel hij als de commissaris
der koningin vergezelden mij
in him provincie. Het reisplan
voor Brabant was opge
maakt door de heer Beel uit
Eindhoven, pas benoemd mi
nister van binnenlandse za
ken. In zijn gewest reisde hij
met de waarnemend commis
saris der kóningin met mij
mee. In Limburg was het if.
Wijffels, pas opgetreden mi
nister van sociale zaken, die
het program had verzorgd en
de tocht door Limburg met
de commissaris en mij mee
maakte.
De Britse militaire autoritei
ten hadden een scherfvrije
auto te mijner beschikking
gesteld en gaven ons „ra
tions" uit hun legervoorra-
den. Zowel ons al de Britse
militaire autoriteiten en alle
Nederlanders, die ik zou ont
moeten, was de strikste ge
heimhouding opgelegd, voor
al wat de te nemen Weg en de
plaatsen, die ik zou aandoen
betrof. Zo kwamen wij dan
de morgen van de dertiende
maart bij Eede aan de Neder
landse grens, die ik të voet
overschreed.
Na een ontroerende verwelkoming
door de aanwezigen ging het Ne
derland in. Waar ik ook kwam,
dezelfde aandoening en geestdrift.
Overal bloemen, geschenken en at
tenties van allerlei aard. In alle
plaatsen die ik bezocht werden op
mijn verzoek verzetslieden en na
gelaten betrekkingen van illegale
strijders tot mij gebracht. Zowel
de oefenende en de op wacht
staande detachementen B.S. die ik
op weg tegenkwam als die welke
op een punt besteld waren ter ont
moeting, werden door mij geïn
specteerd. Alle keren sprak ik met
enkelen van hen. Op vele plaatsen
meldden zich het Militair Gezag
en de burgerautoriteiten. Het
werd eén lange autotocht door
heel West-Zeeuwsch-Vlaanderen,
•die in Sluiskil eindigde.
Op die tocht gebruikten wij onze
middagrations ten huize van nota
ris Mijs te Oóstburg. De lezer zal
verstaan 'met hoeveel vreugde wij
deze deelden met onze gastvrouw
en gastheer en hun huisgenoten.
In Sluiskil was het hoofdkwartier
gevestigd van de- Nederlandse
Commandant Marine Zuidelijke
Sector. Daar gebruikten wij de
avondmaaitijd en brachten wij de
nacht door om vroeg de volgende
morgen te beginnen met het be
zoek aan Oost-Zeeuwsch-Vlaan-
deren.
Onderweg hielden wij stil bij een
plaats vlak bij een brug, waar de
vijand enige tijd tevoren enkele
jongens had gefusilleerd. Ik nam
de margriet die ik op mijn mantel
droeg en legde dié neer op de plek
waar deze vrijheidsstrijders stier
ven
De lezer zal begrijpen, dat het mij
niet mogelijk is stil të^taan bij
elke plaats die ik aandeed; hij
moet mij dus ten goede houden
dat ik hier en daar een enkele
greep doe.
We kwamen in Hulst en ge
bruikten het noenmaal op het
aloude raadhuis. De zich op het
plein bevindende verzetsleiders
werd verzocht met hun echtge
noten mede bij ons aan te zit
ten. Gelukkig waren de rations
ruim, zodat iedereen genoeg
brood en koffie kreeg, terwijl
de burgemeester ons allen ver
gastte op appelen uit zijn tuin.
Deze maaltijd werd het hel
den-dejeuner genoemd. Na af
loop van die bezoek begaf ik
mij over Belgisch gebied naar
Anneville. Van daaruit ging ik
's zondags naar de Grote Kerk
in Breda om voor het eerst na
bijna vijf jaar weer een kerk
dienst in Nederland bij te wo
nen. Ik begaf mij een dier da-
mannen van verzet en vernieu
wing in het bevrijde Nederland.
Men mag dan ook vaststellen, dat
het beleid van de koningin in deze
periode van groter invloed is ge
weest dan ooit sinds het accepte
ren van de parlementaire verant
woordelijkheid.
Geloof, vaderlandsliefde („mijn lief
de voor het vaderland was als een
verterend vuur"), alsmede een sterke
drang tot daden, ziedaar hetgeen het
leven van prinses Wilhelmina heeft
beheerst. In een tijd waarin volstrekt
nieuwe vormen en waarden worden
gezocht wil zij nu met dit boek nog
eens nadrukkelijk wijzen op datgene
wat zij als de vaste grond voor Ntl
en Altoos heeft ervaren.
Bij het lezen van deze bood
schap begint zich het beeld af te
tekenen van de schrijfster, van
het meisje dat nooit kind mocht
zijn, van de vrouw die worstel
de om uit de onwerkelijke
sfeer van het koningsschap te
komen, van de vorstin tenslotte
die het geluk vond in samen
gaan van geloven en werken.
Het is aldus een boek geworden»
waarvan het Nederlandse volk
met grote belangstelling zal
kennis nemen. Immers, het
werd geschreven door die haar
de liefde en genegenheid hadvan
vrijwel een ieder. Het is boven
dien een onvervaard boek, dat
als ondertitel zon mogen hebben
„Christe avant tout", Christus
voor allen, de woorden namelijk,
die zij schreef aan enige Argen
tijnse dames bij de opening van
het Vredespaleis. Velen zullen
derhalve „Eenzaam maar niet
alleen" met instemming lezen.
gen naar het stadhuis van Bre
da, waai ik een groot aantal
autoriteiten en particulieren
begroette. Onder hen waren de
bisschop van Breda overal
waar ik Kwam, ontving ik de
geestelijke overheid de ge
neraal Maczelt, commandant
van de Poolse divisie, die Bre
da bevrijd had, en vele verzets
strijders en oorlogsslachtoffers.
Van Breda terug naar Zeeland,
naar- Vlissingen en Middelburg
waar een grote ontvangst van
strijders uit het verzet en door de
oorlog zwaargetroffenen hij
wachtte. De volgende dag reden
en voeren wij per „dukw" uit het
ondergelopen Middelburg langs
verschillende dorpen maar West
kapelle. Daar kon ik mij per
soonlijk overtuigen van de ramp,
die de Westkappelse bevolking ge-
troffeq had door het stukbonibar-
deren van de dijk door de bondge
noten en van het ontzaglijke leed,
dat deze bevolking overkomen
was. In het bijzonder maakte in
druk op mij het verslag van het
tragische drama, dat zich in de
molen had afgespeeld: terwijl ie
der nitzicht op redding van buiten
af ontbrak, kloni het water hoger
en hoger om tenslotte allen, die
zich in de molen bevonden, te be
reiken en mee te sleuren.
Het was een koude, onvergetelijke
tocht. Welk een tragische" aanblik
bood nu het eens zo schilderachti
ge Walcheren: één groot water
vlak zover men kon kijken, met
overal verdronken torens en boer
derijen, en bomen die geen jong
groen meer zouden geven.
De tocht ging de volgende dag
verder over Veere en Goes naar
Bergen op Zoom en Roosendaal en
vandaar naar Anneville terug.
Overal een ontroerd weerzien met
de samengestroomde bevolking en
ontmoetingen en gesprekken met
figuren uit het verzet en nabe
staanden van mannen, die voor de
grote zaak hun leven hadden .ge
geven Naar hen ging steeds mijn
sterkste medeleven uit.