C
JAN STEEN: groot schilder van het
dagelijks leven
Schrijvers aan het woord in een
dubbelnummer van „Maatstaf"
EXPERIMENTEEL PERSPECTIEF
Beschouwingen over de situatie
van de moderne poëzie
Reeds verscheidene malen is in deze kroniek „Maatstaf" ter spra
ke gekomen het naar onze mening beste letterkundige maandblad
dat er tegenwoordig in ons land bestaat. Deze maand is er weer reden
te over om de bijzondere aandacht op het tijdschrift te vestigen: het
december/januari nummer van de zesde jaargang is namelijk geheel
gewijd aan de situatie van de moderne poëzie.
Voor deze bijzondere aflevering, die ruim 300 bladzijden omvat, heeft
de redacteur, Bert Bakker, de medewerking ingeroepen van Paul Ro-
denko. Rodenko is, ook daar wezen we al herhaald op, onze knapste
jongere essayist, en een kenner bij uitstek van de moderne poëzie in al
zijn schakeringen. Hij is bovendien en eigenlijk in de eerste plaats, een
van de belangrijkste moderne dichters; zijn bundel „Gedichten" van
1951, het enige boekje dat hij uitgaf, behoort nog steeds tot de beste
bundels waar de nieuwe richting ten onzent op bogen kan. Jammer ge
noeg is hij als dichter de laatste jaren weinig produktief. Het is des
te verheugender dat dit Maatstafnummer, om even op de inhoud voor
uit te lopen nieuw scheppend werk van hem bevat, n.l. de cyclus
„Besneeuwd Landschap", waaruit bljjkt dat hij nog steeds een der eer
ste plaatsen inneemt.
„Experimenteel Perspectief" komt
wel van pas; het is een boek ge
worden van kaleidoskopische ver
scheidenheid, dat bepaald in een
behoefte voorziet. De nieuwe poë
zie heet moeilijk, welnu, dat er
dan over geschreven worde en dat
geschiedt hier, overvloedig, door
kinderen, grijsaards en alles wat
zich daar tussenin bevindt. Vanaf
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
de meest béte opmerkingen (van
Paul Snoek b.v.) tot de nobelste
bezinning (A. Roland Holst). Vóór
en tegen en er naast (vooral dat
laatste) in alle mogelijke varia
ties, en het geheel opgeluisterd
door scheppend werk, een kleine
bloemlezing van moderne poëzie,
waarbij vooral de allerjongsten
aan het woord gelaten werden.
Het komt van pas, schreven we. Om
verscheidene redenen. Allereerst is
het een soort lustrumuitgave: de
experimentele poëzie bestaat nu,
grofweg afgekapt, tien jaar. In de
tweede plaats is er langzamei'hand
zoveel veranderd dat het zijn nut
heeft, de huidige staat eens op te
maken. Want hoe men er nu ook
over denkt, er is in die tien jaar
iets gebeurd. Het zou te veel plaats
vergen hier breedvoerig na te gaan
waar en hoe (in het buitenland en
ten onzent) het is begonnen. Doch
men hoeft slechts een algemene
bloemlezing van voor de oorlog te
vergelijken met een van nu om te
zien hoe het klimaat veranderde. Het
zijn de jongeren die dit hebben be
werkstelligd, ook al zijn vele
ouderen hen gevolgd in een vrijer
vorm en beeldgebruik, en gedeeltelijk
door een andere instelling.
Globaal gezien kan men van een ver
betering spreken. De slechte Crite
riumpoëzie was afschuwelijk en de
slechte experimentele poëzie is dat
eveneens, maar de houding van de
dichter is gemiddeld toch igts vol-
wassener geworden; er wordt wat
minder gezucht en gehuild in de he
dendaagse letteren.
Reeds van de aanvang af waren
de experimentelen zeer verschil
lend van aanleg en aard. Zij zijn
slechts door gemeenschappelijke be
langen tot een groep samengedreven,
en gaan al lang ieder hun eigen weg.
De naam „experimentelen" was van
het begin af een mislukking, maar
hij heeft nu eenmaal burgerrecht ver
kregen, en er is niet veel meer aan
te doen. Uit vrijwel alle bijdragen
spreekt de ontevredenheid met die
term, maar om hem te bestendigen
heeft Ad den Besten ook weer al de
postexperimentelen ten tonele ge
voerd. een groep jongeren die optrad
nA „Vijftig" en waarvan hij er en
kele tientallen presenteert. Dus wie
op de hoogte wil blijven, lere snel
zestig nieuwe namen Het is al
leen jammer, voor Den Besten en
voor zijn lezers, dat de postexperi
mentele poëzie tot nu toe maar bit
ter weinig om het lijf heeft; wat in
zijn omvangrijke bloemlezing „Dich
ters van Morgen" en ook in dit
Maatstafnummer afgedrukt staat is
wel een bijzonder slap gepraat, ook
al gebruiken die postexperimentelen
voor zover zij theoretisch aan het
woord komen nogal potige termen
Waarbij zij hun promotor (Den B.)
aardig tegenspreken.
Wat dit nummer voorts bevat: Zéér.
veel beschouwingen van Paul Rodeii-
ko. Een werkelijk magistraal essay
(mooi van stijl ook) van A. Roland
Holst. Zeer lezenswaardige essays
van Keuls, Van Vriesland, Vestdijk,
Hendrik de Vries, Herman van den
Bergh, en., waarin deze o.a. hun
plaats ten aanzien van de huidige
tijd en poëzie bepalen. Een zeer mooi
(en hier en daar kostelijk# brok pro
za van Lucebert: „Voorwoord voor
val voor vliegengod".
Een uitvoerige correspondentie tus
sen Paul Rodenko en schrijver dezes,
die wegens tijdnood (gelukkig maar)
nog ontijdig werd afgebroken en
waarin beiden als katten om de hete
brij (in casu: de experimentele poë
zie) heendraaien Enz. enz. te veel
om op te sommen. Kortom: het is
een onmisbaar document, dit Maat
stafnummer, voor wie in de moderne
poëzie, in poëzie überhaupt, belang
stelt
Maatstaf, maandblad voor letteren,
6e jaargang nr. 9/10
Bert Bakker/Daamen N.V., Den Haag.
In de Koninklijke Academie
voor Kunsten te Londen is een
j= tentoonstelling van Russische
schilderkunst geopend. Ver-
scheidene musea uit Rusland
H hebben hun kunstwet-ken in
bruikleen afgestaan. Foto links:
een schilderij uit de vijftiende
eeuw „De maagd en het kind",
afgestaan door het museum in
M Leningrad. Foto rechts: Een
M rijke Kirghiz jager met een
valk", geschilderd in 1871 door
de Russische meester Vastly
Vasilyevich Vereshchagin.
Y^oHertiaMS Toneel Wewgf
(Zlnvis Suiker m S^eeiawd
(Van een onzer redacteuren)
Zoals gemeld zal op 8 januari (in
Goes) en op 9 januari (in Vlis-
singen) het toneelstuk „Suiker"
van de jeugdige Vlaamse auteur
Hugo Claus worden opgevoerd onder
auspiciën van de Z.V.U. Dit stuk
werd in november onder regie van
Ton Lutz ten doop gehouden door
het „Rotterdams Toneel", dat reeds
eerder een eerste opvoering gaf van
een stuk van Claus en wel van diens
toneel-eersteling „Een bruid in de
morgen".
Claus is een vruchtbaar schrijver;
er verschenen van zijn hand reeds
tal van gedichten, novellen en ver
talingen van de laatste vond voor
al zijn bewerking van Dylan Tho-
ulturele
C
ava/cac/e
DE SCHRIJVER Jolian van der Wou-
de uit Arnhem heeft de culturele prijs
van de provincie Groningen gekregen
voor zijn grotendeels autobiografische
roman „Een groette lantaarn", die hij
schreef onder het pseudoniem J. C.
Fallce. In dit boek herleeft het Gro
ningen van een veertig jaar geleden.
IN DE KONINKLIJKE Opera te
Gent is de prémière gegeven van Li-
Uen's experimentele ballet ,fNr. 1508-
individualist", met elektronische mu
ziek. Het werk werd opgenomen in
het laboratorium voor elektronische
muziek te Delft, met D. Nijburg als
toonmeester. Het Gentse operapu-
bliek volgde de voorstelling gefasci
neerd en bracht na afloop een ovatie
aan componist en uitvoerenden.
DE FILMCRITICI in New York heb
ben de film van de Fransman Jac
ques Tati „Mon oncle" aangewezen
als de beste buitenlandse film, die in
1958 in de Verenigde Staten is ver
toond. Als de beste Amerikaanse film
van het jaar werd „The defiant one'
gekozen, waarin Sidney Pottier en
Tony Curtis de hoofdrollen vervulden.
DE FILMACTEUR Marlon Brando
zal de hoofdrol vervullen in de verfil
ming van Tennessee Williams' „Or
pheus Descending"waarvoor de op
namen op 30 maart 1959 te New York
zullen beginnen. Zijn tegenspeelster in
deze film zal Anna Magnani zijn. De
regie is in handen van Sidney Twel
ve angry men") Lumet.
WIM SONNEVELD brengt van dins-
dag 6 jantiari af zijn nieuwe pro
gramma jfRimram" het nieuwe De
La Martheater in Amsterdam, met
medewerking van o.a. Conny Stuart,
Joop Doderer, Joekie van der Valk,
Jan Blolc en David Niven. Sonneveld
blijft tot en met 30 april in Amster
dam en zdl van 1 augusttis tot en met
januari I960 op tournee gaan door ons
land.
mas' „Onder het Melkwoud" veel
waardering. In zijn pennevruchten
verwerkt Claus klaarblijkelijk een
grote hoeveelheid eigen ervaringen
en in het toneelstuk „Suiker" is dat
met name het geval. Het speelt tij
dens de bietencampagne in een sui
kerfabriek in Noord-Frankrijk, waar
Claus in 1947 -als achttienjarige
jongeling aan heeft deelgenomen.
De rauwe mannengemeenschap, de
kille sfeer in de betonbarakken aan
het „bïetenfront", maakten nogal in
druk op hem en die indrukken
schreef hij uit in enkele, later voor
het merendeel weer vernietigde ver
halen, waarvan er echter één de ba
sis -vormde voor het toneelstuk „Sui
ker". Hierin treden twee figuren op
de voorgrond; de logge, vrij domme
man „Kilox" en diens tamelijk intel
ligente, jeugdige vriend Max, tussen
wie een verwijdering ontstaat wan
neer de verleidelijke jonge vrouw
Matou ten tonele verschijnt.
Rond deze drie figuren schiep Claus
nog enige andere, markante typen,
die volgens de meeste kritieken in
de voorstelling van het „Rotterdams
Toneel" stuk voor stuk voortreffe
lijke vertolkingen krijgen. Het is een
sterk stuk, gespeeld in een sterke be
zetting (o.a. Jan Lemaire sr.. Ton
Lutz, Pim Dikkers, Leo de Har-
togh, Guus Hermus en Ina van Faas-
sen), dat alom waardering vond en
gekenschetst werd als een belevenis;
ook al omdat hier sprake is van een
stuk uit ons eigen taalgebied, dat
waarachtig toneel is. De toneellief
hebbers in Zeeland zullen zich zeker
gelukkig prijzen met het feit, dat
„Suiker" ook in onze provincie te
zien zal zijn.
In het Mauritshuis te Den
Haag is tot half februari
een tentoonstelling te zien,
gewijd aan de werken van
Jan Steen. Men leert er een
andere Steen uit kennen
zo concludeert onze mede
werker in onderstaand ar
tikel.
Lang verkeerd begrepen
(Van onze redacteur beeldende kunsten).
De uitdrukking „een huishouden van Jan Steen" houdt de
herinnering levendig aan een kunstenaar, die in een preut
ser periode van onze geschiedenis bij voorkeur is gezien als een
losbol en een drinkebroer. Nu geniet onze grote schilder deze
faam ten onrechte. Wat er na zorgvuldige studie van zijn leven
bekend is geworden, duidt er op, dat hij stellig geen kniesoor is
geweest, maar tegelijkertijd valt er uit af te leiden dat hij een
hard werkend man is geweest, die 'n redelijk bestaan heeft gehad,
zonder dat hij ooit in weelde heeft gebaad. Als brouwer ging het
hem lang niet altijd naar den vleze. Maar als kunstenaar moet hij 'n
betrekkelijk grote waardering hebben genoten. De populaire levens
berichten over Steen gaan terug als Houbraken, die hem als artiest
niet begrepen en over zijn bestaan bij voorkeur roddelpraat uit de
tweede of derde hand publiceerden.
Het is waar, dat verscheidene van
zijn werken families in beeld bren
gen, waarin het haast al te feeste
lijk toegaat. Vaak hebben hijzelf,
zijn vrouw en zijn kinderen hier
voor model gezeten. Is het een
wonder, dat de oppervlakkige kij
ker in Jan Steen in de eerste
plaats een feestnummer heeft ge
zien en al gauw geneigd was, zijn
huishouden* als een overkomen
bende te beschouwen?
Nu hebben nauwkeurige beschou
wers, die bovendien kennis hebben
van het leven en het taalgebruik
van de zeventiende eeuw, wel een
andere indruk van Steens feesten
de families. Want zij kennen thans
Jan Steen als een schilder, die
met een open oog en een hart vol
volkse humor het vaak wat ruige
leven van zijn dagen bekeek en
in beeld bracht. Hij kon er in zijn
doeken met veel smaak van ver
tellen. Daar danken wij kostelijke
taferelen aan niet alleen van
allerlei feestelijkheid, maar ook
van het doen en laten in de scho
len dier dagen niet alleen van
de gedragingen van allerlei licht
vrouwvolk en haar „vrienden".
Maar ook van de mens alleen,
waargenomen op momenten dat
hij zich onbespied waant.
Jan Steen geniet hiervan. Maar
tegelijkertijd houdt hij zijn kij
kers een spiegel voor. Vele van
zijn „overcome huyshouwens" be
vatten een moraal. Maar men moet
deze weten op te sporen. Dat valt
niet altijd mee, omdat veel van
Steens beelden teruggrijpen op
spreekwoorden, die in zijn dagen
gemeengoed waren. Bepaalde din
gen echter kan men ook zonder
kennis ervan begrijpen. Wanneer
moeder zit te slapen, snoepen de
kinderen van wijn en pastei, gaan
katten en honden zich te buiten
aan het vlees op de schotel, rolt
niet zelden de wijnkan om, wat
tot verlies en verkwisting leidt.
Daarin schuilt de moraal van
Steen. Die onderstreept hij niet
zelden, door in zijn schilderij een
mand op te nemen, waarin rapier,
lazarusklep, bedelnap en stok lig
gen. Anders gezegd: deze onma
tigheid en dit gebrek aan waak
zaamheid leidt tot armoede, bede
larij en soldaat-worden. Steen mag
dan met veel smaak en schalks
heid weten te vertellen van aller
lei gefeest hij is voor de geva
ren ervan niet blind.
Maar wie Steen ziet als mora
list, doet hem evenzeer on
recht, als wie alleen maar
aan losbandigheid denkt. Want on
ze schilder is in de eerste plaats
kunstenaar een man, die door
zijn beeldend vermogen bepaalde
motieven tot uitzonderlijke hoogte
weet te verheffen. Hij is een mees
terlijk, haast virtuoos schilder, die
hard moet hebben gewerkt. Want
er zijn nu nog enige honderden
schilderijen van zijn hand bekend.
Ze zijn vaak erg wisselend van
kwaliteit, maar in zijn beste ja
ren blijkt hij een uitstekende
vormbeheersing te paren aan een
fijn kleurgevoel.
Men zou de gelovige katholiek
Steen te kort doen, wanneer men
hem alleen beoordeelde op deze
„materialistische thema's". Want
ook zijn er kostelijke bijbelse stuk
ken van hem bekend kostelijk
zowel cm hun oprechte vroomheid
als om de volkse manier, waarop
de gebeurtenissen worden verteld.
Soms kan hij zich tot hoogtepun
ten van barokke dramatiek opwer
ken, zoals in de „Woede van Ahas-
verus", waarin de razernij van de
Perzische vorst over de moord
zuchtige toeleg van zijn vizier Ha-
man wordt uitgedrukt. Maar ook
toont hij zich de scherpe, meedo
gende kenner van mensen, ook de
man, die geniet van het intieme
gezinsleven. Maar hij is bovenal
de begenadigde kunstenaar een
van de grootsten uit de generatie,
die op Rembrandt en Frans Hals
volgt.
ZATERDAG 3 JANUARI 1959
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
De nieuwjaarswens van Tho-
masvaer en Pieternel (Paul
Huf en Mimi Boesnach) stond
natuurlijk ook in het teken van
de Expo en de hoelahoep. De
Expo was vertegemooordigd
door de enige, echte Expogeit.
De tekst voor de wens was van
Alexander Pola. De opname
H werd op nieuwjaarsmorgen tij-
dens de génerale repetitie in de
Amsterdamse Stadsschouwburg
gemaakt.
Illllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
tre, die uit de aanwezige voorraad in
de Folies Bergère gevorderd wordt en
krijgt hij voorts een gehele hofhou
ding van verarmde aristocraten in
Versailles. Hoewel Steinbeck naar
mijn smaak hier en daar wat kramp
achtig is, staan er vele zotte zaken
in dit boek en maakt hij van de ge
legenheid gretig gebruik om de
draak te steken met vele Europese
en enkele Amerikaanse dwaasheden.
In het kort vermeld ik nog even een
nieuwe serie „paperbacks". Grey Ar
row Books op de markt gebracht
door de Hutchinsongroep, Londen.
Het wordt een serie, die „non-fiction"
zal bevatten Het "deeltje On the
Track of Prehistorie Man is bijzon
der boeiend en bevat een aantal uit
stekende illustraties. Zeer leesbaar is
ook The Romantic Poets, een studie
over Gray Wordsworth, Coleridge,
Byron, Shelley en Keats van Graham
i Hxnigh.
D\et pu\k]e
vAvt da pockets
Door Jacques den Haan
Een boek om bij de hand te heb
ben op het nachtkastje is: Ver
se and Worse, bijeengebracht
door Arnold Silcock en uitgegeven
in de „Faber paper covered editions"
(Londen). Een kostelijke en zeer af
wisselende verzameling onzinverzen,
parodieën, limericks, grafschriften,
verzen over het bierdrinken, „queer
people" en wat niet al.
Een boeiende roman op een goed ni
veau is The Flower Girls van Cle-
mence Dane (Four Square Books).
Clemence Dane, die vele jaren gele
den een prachtige roman over een
oud geslacht van Engelse toneelspe
lers schreef in Broome Stages (1931)
komt hier in zekere zin terug op haar
oude thema van de familie, die ge
heel aan het toneel is gewijd. In The
Flower Girls is de hoofdfiguur een
Engelsman, die in Amerika is opge
voed en nu deze familie komt opzoe
ken.
Bantam Books herdrukte het humo
ristische verhaal van John Stein
beck, dat hij zelf een „fabrication"
noemde: The Short Reign of Pippin
IV. In de duistere jungle der Franse
politiek ontstaat de behoefte de mo
narchie te herstellen en zo wordt de
keurige en oppassende burgerman
en amateursterrenkijker monsieur
Pippin Arnulf Héristal, wonend in de
buurt van de Avenue de Marigny,
verheven tot Pepijn de Vierde. In de
grote lijn der Franse historie wordt
hij voorzien *van een maïtresse-en-ti-