KOENKELEN: brokje folkloristische romantiek op Beveland en Tholen „VROUWE MAGGE WE EENS KOENKELE Brood-amateurisme in de wielersport.... Tussen Kersi en Nieuwjaar ireki de jeugd van deur ioi deur WOENSDAG 31 DECEMBER 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT De negenjarige Jan Goeree en de achtjarige Bram Vleugel uit de Le liestraat te Goes trekken al zingend en spelend met hun koenkelpot door de buurt. Een buurvrouw-in-kleder- dracht laat de jongens niet voor niets Overloop van pag. 24 <YH nar omhuctis tloet er qelt{ tij BROOD-AMATEURISME noe men krltici niet ten onrechte het amateurisme in de wie lersport Dat „brood-ama teurisme" is niet geheel onver klaarbaar, want in de wieler sport is het met de scheiding tussen het amateurisme en het professionalisme anders gesteld dan in vele andere sporten. Voor een voetballer bijvoorbeeld is het min of meer een lotje uit de lo terij als hij Iran doordringen tot het betaalde spel. Hij lean dat pas doen als hij over zoveel kwaliteiten be schikt, dat hij door een club „bena derd wordt", zoals dat heet. In de wielersport ligt het anders. Als hier een renner „prof" wil worden, kan hij erzelf vrij gemakkelijk voor zor gen: hij vraagt eenvoudig een prof licentie aan... In dit licht bezien is het duidelijk, dat negen van de tien renners het amateurisme zien als het voorportaal van het professionalisme! Daarom is ook 't amateurisme enigs zins winstgevend en als gevolg hier van komt het weer voor, dat sommi- renners zeggen: „Ut blijf amateur, want als amateur kan ik meer ver dienen dan als prof..." Wie zal dur ven ontkennen, dat men dus niet in de eerste plaats in de wielersport zal moeten zoeken naar de pure-ama- teur... Toch zijn ze er. Ook in Zeeland, de laatste jaren één van de be langrijkste wielerprovincies in Ne derland. De 33-jarige Marinus Do- minicus uit Nieuwdorp is zo'n renner, die het eenvoudig niet kan laten ieder voorjaar weer z'n race fiets te beklimmen, niet om de „verdienste", maar wel om het plezier, dat hij in de sport be leeft. „Ach, eerlijk gezegd", be kende Dominicus ons, „moet er bij m'n sport geld bij". Maar hij is dan ook één van die wie- Ieramateurs, die ook in de zomer maanden rustig hun „gewone beroep" blijven uitoefenen en die niet alleen op de fiets aan de kost proberen te komen... Want er zijn amateurs in de wielersport, die in het voorjaar ontslag nemen en dan bij wijze van spreken van de ene koers naaf de an dere fietsen. Dominicus, die timmerman is, blijft echter het hele jaar door bij zijn baas, een Nieuwdorpse aannemer, werken. „In het weekeinde rij ik in wedstrijden en soms waag ik in dë week een dag verlet voor een wed strijd in België of Zeeland", vertelt hij, „maar iedere dag verlet kost me natuurlijk geld". Overigens zijn er in de amateur- wielersport ook zoveel financiële mo gelijkheden, dat Dominicus kan zeg gen: „Dat geld dat ik verspeel door verlet, fiets ik er wel weer uit, maar door de reiskosten naar België moet er toch nog geld bij". In augustus 1951 begon Marinus Do minicus als nieuweling. „Ik was toen pas uit Indonesië teruggekeerd, waar k vier jaar als militair was geweest, en ik vond hier een fiets, die ze thuis onder meer van het overgestuurde geld voor me hadden gekocht", her innert hij zich nog. Maar toen hij een oaar jongens op een race-fiets voor bij zag razen, bracht hij dat „burger- 'ie ts je" ijlings naar de handelaar te rug en ruilde het in voor een race karretje... „Het wedstrijd-element crok me", zegt hij er nu zelf van! En iet is hem blijven trekken tot nu toe, want hoewel hij in al die jaren nooit eerste is geworden in een wedstrijd en dat kan ook moeilijk tegen al die „beroepsamateurs" kan hij ieder voorjaar de lust toch niet be dwingen ook weer op de fiets te klim men. „Ik weet, da ik heel wat te kort kom", geeft hij toe, „en dat spreekt ook vanzelf, want als ik be gin hebben vele anderen de nodige kilometers al in de benen"... Maar het gaat hem minder om de prestatie dan om het plezier, dat hij in dez esport beleef en daar om is hij met de vierde plaats, die hij vorig jaar in Breskens be haalde heel wat gelukkiger dan vele „brood-amateurs" met een eerste plaats. Overigens, Dominicus mag dan niet tot de top-klasse behoren, toch wor den zijn prestaties ieder jaar beter. Een simpele statistiek bewijst dat: in 1953 reed hij in 40 koerden acht keer .,in de prijzen" en in het afgelopen jaar was het 23 keer prijs in 60 wed strijden. Maar het allerbelangrijkste ;s dit voor hem niet. „Ik kan m'n fiets niet laten staan", zegt Donrnicus, die ook nog voet balt in „Nieuwdorp", „als ik in het begin van 't jaar anderen in wedstrij den zie". Want voor deze amateur is de sport inderdaad louter ontspan ning, een hartstocht bijna, die hem er toe zal duingen ook in 1959 weer op de fiets te klimmen. MARINUS DOMINICUS om het plezier ren van gegoede ouders werden angstvallig van de koenkelpotten- affaire weggehouden. Het was toen een bezigheid voor arme ar beiderskinderen, die met blauwe kaken en een rode neus van de kou, de voeten in een paar versle ten klompen gestoken, de boer opgingen om met hun koenkelpot een cent te verdienen. Het bete kende weer een paar dagen goed eten, want schraalhans was in deze gezinnen juist in de winter periode keukenmeester! Het scho ne lied luidt aldus: 'k Heb al zo lank mie de koenkelpot gelopen, 'lt Heb geen geld om een broodje te kopen. Alle bakkerij, alle bakkerij, Geef me 'n cent en dan ga ik voorbij! De laatste strofen worden ook wel vervangen door: Vrouwe geef me dit, vrouwe geef me dat, Geef me een stïkje van 't verken z'n hat! kensblaas. Het zal hem geen moeilijkheden opleveren, want te gen de kerstdagen kan men onder de dagbladrubriek: TE KOOP: steeds de volgende advertentie le zen Gedroogde varkensblazen voor koenkelpotten, prijs 'n kwar tje per stuk. Ook hier dus: de kost gaat voor de baat uit Daarnaast dient men een leeg blik inhoud variërend tussen een kwart. a. vijf liter te bezitten. In vroeger dagen volstond men met een stenen melkkan of klein formaat keulse pot, die overigens tot zeer bruikbare muziekinstru menten kunnen worden omge vormd. Verder moet men beschik ken over een stevig rietje en een klein stukje touw. Een gewild rijmpje is dat van de koenkelaar, die zovèr heeft gelopen. Als men het lied kent, kan men zich voorstellen, dat het enkele tientallen jaren geleden immer de finale vorm de van het koenkelconcert. Echt een rijm om geld in het laatje te bren- Veel meer dan dit thans het ge val is, werd vroeger gekoenlteld omwille van de „smeer". Kinde- De liederen worden, zoals bijvoor beeld in het laatste geval, vaak door elkaar gehaspeld, maar daar be kommert de jeugd zich niet om. Als het maar aardig klinkt, daar is het om begonnen. In dit verband moge deze tip nog tot „Ieringhe ende ver- maeck" strekken: beste koenkelaars en ltoenkelaarsters, ga in groepjes van twee of drie, hooguit vier „man" sterk op stap en zorg, dat het gezel schap steeds gemengd is. Dat ver hoogt de sfeer, want een combinatie van jongens en meisjesstemmen komt de zang immer ten goede. Ook bij het koenkelen DE KOENKELPOT. Een onmisbare schakel in de keten, die tussen de musici" en de „toe hoorders" wordt gesmeed, zijn de slagers. Zij zijn de leveranciers van de varkensblazen, een van de onmis bare attributen voor een goede koen kelpot. Met name de november (slachtmaand) varkensblazen zijn voor dit doel uiterst geschikt. Al thans, zo heeft ons een kenner ver teld. Hoe krijgt men nu de beschik king over een deugdelijke koenkel pot, die de juiste tonen aangeeft Heel simpel!, zei ons dezelfde ken ner, die rond de kerst altijd wel te „porren" is een koenkelpot voor een buurjongetje te maken. Met aan dacht hebben wij naar 's mans uit eenzetting geluisterd en met belang stelling zijn verrichtingen gevolgd. Wij ontlenen daaraan het volgende: De toekomstige koenkelaar zorgt. in eerste instantie voor een var- De Goese schilder J. de Graaff is niet alleen een kxmdig vakman, maar ook is hij een voortreffelijk fabrikant van koenkelpotten. Tussen kerst en nieuwjaar komt het niet zelden voor dat buurjongetjes bij de heer De Graaff komen met het verzoek een koenkelpot te maken. Hier ziet men de Goese schilder aan de arbeid, ter wijl zijn 11-jarig dochtertje Amp, een buurjongetje, de IS-jarige Adri de Buck en de zoon van de schilder, de 13-jarige Kees, belangstellend toekij ken. j (Foto P.Z.OJ Rond de jaarwisseling kan men der gelijke groepjes jongens aantreffen zij trekken van deur tot deur om hun koenkelcapaciteiten te laten horen (Foto P.Z.C Wanneer de koenltelaar-in-spé zijn §ot wil maken van een blikken bus, ient hij er voor te zorgen, dat geen scherpe punten uitsteken. Eenmaal van de nodige attributen voorzien, wordt de varkensblaas op vorm ge knepen rond, b.v. twee decimeter in doorsnee, naar gelang de grootte van de blikken bus. De blaas wordt vervolgens in lauw water gedompeld, teneinde de nodige elasticiteit te ver krijgen. Inmiddels heeft men één c.m. van een der uiteinden van het rietje verwijderd geen riet dat langs de kant van de sloot groeit, Vervolgens wordt het middelpunt maar b.v. Spaans riet een inke ping gemaakt, die dus de vorm heeft van een cirkel. van de vochtige varkensblaas door middel van de mastworp met een touwtje aan het rietje bevestigd, zo danig, dat het touw juist" over de inkeping komt te zitten. De laatste fase van voorbereidingen is de blaas over de bus te spannen en eventueel met een touw vast te maken. Dit laatste is eigenlijk overbodig, wan1 de vochtige varkensblaas plakt zon der gebruik van hulpmiddelen aan de bus. Als het hele geval enkele uren heeft gedroogd, is het klaar voor ge bruik. Door de handen met water te bevochtigen in de praktijk komt het er op neer, dat de jeugdige koen kelaars in de handen spuwen en het rietje er losjes door te laten glij den, brengt de koenkelpot een brom mend geluid voort. De koenkelpot is dan gepromoveerd tot muziekinstru ment! Met. het bespelen van deze „instru menten" wordt dus een oude traditie in ere gehouden. Velen zonden het betreuren, dit typische oudejaarsge- bruik, dat ook in verschillende ande re streken van ons land nog in zwang is, te moeten missen. Zij hebben er gaag een dubbeltje voor over, want traditie is traditie. Daar valt niet aan te tornen.; TUSSEN KERST EN NIEUW JAAR gaan ze de deuren langs: „Vrouwe magge we eens koenke- klinkt liet bijna smekend uit een paar kindermonden terwijl grote, onschuldige ogen op het „slachtoffer" zijn gericht. Als het antwoord toestemmend luidt men snoet wel heel wat mans zijn om de lieve jeugd nul op het re kest te geven! - spuwen de jon gens en meisjes in hun handen, omknellen ze het rietje van de „koenkelpot" wat vaster en zin gen ze vol overgave een toepasse lijk lied. IJl klinken de kinder stemmen, dof roffelt de koenkel pot op iedere beweging van het rietje, als een ver verwijderde tam tam in de'donkere wouden van AfrikaHet lied is vlak en emotieloos, maar in ieder woord klinkt een vaag verlangen. De vrouw-in-de deur geeft de spelers en speelsters een dubbeltje voor de gemeenschappelijke „pot" en ver der gaan ze weer, naar het volgen de adres: „Vrouwe magge we Zo ziet men ze gaan, ieder jaar weer, maar allengs minder en min der. Het. aantal jongens en meisjes, dat op de Bevelanden of Tholen het „koenkelen" een brokje flokloristi- sche romantiek in ere houdt, is gering in vergelijking met enkele tientallen jaren geleden. Dit typi sche oudejaarsgebruik is echter nog geenszins uitgestorven: op Zuid-Be veland heeft men dat de laatste da gen en met name tussen Kerst en Nieuwjaar kunnen ervaren. Ge wapend met de „koenkelpot" oftewel „rommelpot" zijn jongens en meisjes er op uitgetrokken, spelend en zin gendVelen zullen met centen, stuivers, dubbeltjes en kwartjes in de ouderlijke woning zijn terugge keerd, want „koenkelen" is 'n lucra tief bedrijf! KLEIN ZIELTJE.... „Klein zieltje, klein zieltjeis fa voriet. In een groot aantal variaties, soms van dorp tot dorp verschillend, wordt dit schone liëd gezongen. Het misschien al vele eeuwen oude vers laten wij hieronder volgen: Klein zieltje, klein zieltje, staat achter de deur Klein zieltje, klein zieltje, waar treur je toch veur? Ik zou er niet treuren, maar 'k heb er geen lot: Val dan op de knietjes en bid dan tot God; En bid dan tot God met een open fesoen, Dan zal Hij de hemel wel open doen! Én als Hij de Hemel heeft open gedaan, Dan zie je die arreme zondaartjes staan, Een kistje met een strooien band, Zo reizen we weer naar het andere land, Het andere land is veel beter dan hier: Daar zingen de engeltjes tiereliere lierelier! In Goes kon men de laatste dagen de variatie horen: Klein zieltje, klein zieltje zat achter de trap Klein zieltje, klein zieltje waarom lust je geen pap. Maar als U van gedachte bent, dat de lieve jeugd hiermede aan het eind is van haar liedjesiatijn, begaat U een vergissing!

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 23