u Igj 1 m m 111 F 1 1 m we Een boeiend document over het Frans-N.Afrikaanse geschil Ip|i» 23 i fBfPSI >iei\ Kunstwerken als aandelen.... ZATERDAG 20 DECEMBER 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT EEN HOPELOZE STRIJD „Luiienani in Algerije" van Jean-J. Servan - Schreiber Tot een van de boeiendste documenten over het Frans-Noord- afrïkaanse geschil behoort stellig het thans ook in Neder landse vertaling verkrijgbare „Luitenant in Algerije" (Lieu tenant en Algérie") van Jean-Jacques Servan Schreiber, de op richter van het bekende Franse blad „L'Express". Servan-Schreiber is in vele opzichten een uitzonderlijk man. Geboren in 1924, werd hij in 1943 toegelaten tot de Ecole Poly- technique. Hij ontvluchtte toen, 19 jaar oud, Frankrijk, om dienst te doen in de Vrije Strijdkrachten van De Gaulle, in Afrika. Later, na de Ecole Polytechnique doorlopen te hebben, is hij journalist geworden. Eerst redacteur-buitenland van de belangrijke krant „Le Monde", tot hij, nog geen 30 jaar oud, „L'Express" oprichtte, dat hij sindsdien met Mme. Giroud heeft geleid. In die functie verwierf hij grote bekendheid. In 1957 werd hij zes maanden als reserve-officier opgeroepen en diende hij in het Franse le ger in Algerije. Wat hij daar beleefde, ontdekte, zag en over dacht (en dat is uiteraard, ge zien zijn positie in het burger leven, niet weinig) vormt de stof van dit boek. Het is ook om nog andere redenen niet gering. In de eerste plaats is Servan- Schreiber (er zijn getuigenissen te over van als het niet reeds zonneklaar uit zijn werk bleek) een man van grote moed en koelbloedigheid, gepaard aan een borende intelligentie. Hij is een knap politicus, een groot mensenkenner en 'n voortreffe lijk stilist. Dat alles maakt dat men zijn boek, dat een volko men waarheidsgetrouw verslag geeft van de gebeurtenissen zo als hij die in Algerije beleefde, niet meer uit de hand legt als men er eenmaal in begonnen is. Voor een Fransman is het een werk om beurtelings heet en koud bij te worden (afgezien van het feit of men het met de zienswijze van J. .J. S. S. eens is of niet) maar ook de niet- Fransman gaat dit boek aan, omdat Frankrijk ons nu eenmaal aangaat, en de oorlog in Algerije een voor dat land beslissende krachtproef is. Het verhaal speelt dus in 1957, in de periode toen de officiële „pa cificatie" als volkomen mis lukt diende te worden beschouwd, hoe men nu ook verder over de toe standen en de te nemen of genomen maatregelen denkt.- Servan-Schreiber voert ons voorna melijk binnen in de kringfen waar men, als hij zelf overigens, scherpe kritiek heeft op de toenmalige rege ring en legerleiding, zo scherpe kri tiek, dat het begrijpelijk is dat men hem en hij zich afgevraagd heeft of 't wel wenselijk was, dat,dit boek in 't buitenland uitgegeven zou worden. Hij heeft het goedgevonden „on danks de onverbloemde beschrijvin gen die er in voorkomen van bepaal de aspecten van onze politiek en van bepaalde zwakke punten van ons le ger". Die „bepaalde aspecten" waar tegen de schrijver fel gekant is, en die hij overal waar hij ze ontwaart meedógenloos aan de kaak stelt, zijn de fascistische trekken en methoden, die overigens uiteraard voor het bui tenland niet verborgen gebleven zijn. Letterkundige kroniek door HANS WARREN Hij begint heel eenvoudig met de achtergronden te beschrijven van een onopvallend officieel krante berichtje: „Gisteren hebben te Bra- him de inzittenden van een vracht wagen mitrailleurvuur geopend op voorbijgangers; bij toeval werd slechts één persoon Verwond". Simpeler kan het al niet, alleen: er is geen woord van waar. In wer kelijkheid heeft een ^rans soldaat op straat per ongeluk een oude Al gerijn doodgeschoten doordat zijn type stengun een constructiefout vertoonde, een fout die bovendien algemeen bekend was, Doch in de door en door gespannen sfeer die in een ongelukkig land als het huidige Algerijè heerst, is een kleine gebeurtenis voldoende om een noodlottige en volkomen verleugende nasleep te hebben. Onvermijdelijk is dan ook haast de keten van gebeur tenissen die op dit ongeluk volgt. Er vallen nog meer onschuldige slacht offers, het vertrouwen van vele men sen wordt weer eens ernstig geschokt, en het geheel resulteert in het bo venstaande officiële berichtje waar in alleen de naam van het dorpje nog juist is. osm Amsterdam r__ «Bral I# Ieder jaar dichter bij de realiteit.... Dat is de eerste indruk, die men krijgt op de natio nale kerstsalon van de Amsterdamse amateur fotograf envereniging in de bovenzalen van Arti et Amicitia aan het Rokin. Met dat „dichter bij de realiteit" bedoelen we dan, dat zich elk jaar duidelijker manifes teert, hoe amateur en vakman naar elkaar toegroeien en hoe zij samen steeds meer in hun werk de functie van de fotografie; het fotografisch waarne men en het zelfstandig maken van dit jonge medium tussen de uit drukkingsvormen, tot uiting brengen. De mens, het moment, de stofuitdrukking, het zijn qbjecten voor de camera bij uitstek. Het heeft lang geduurd eer de fotograaf zich had losgemaakt van de ge dachte, dat hij een tweederangs schilder was. Zover is het ge lukkig de laatste jaren, ook bij de amateurs. En steeds minder ziet men op tentoonstellin gen, zoals bijvoorbeeld deze, salonfoto's, die het als schilderij veel beter hadden gedaan. Opvallend is ook de voortreffelijke techniek. Ook in dit opzicht is de amateur van na zijn Deze foto van H. Koopman-s, ge titeld „Ramen" is een typisch voor beeld van fotogra fische uitdruk kingsmogelijk heden. collega van vroeger de baas en kan hij zich meten met de vakman. De hoofdprijs van de A.A.F.V., de zilveren bokaal, ging dit jaar naar de Amsterdamse fotojournalist W. Bont, die ook vorige jaren al van zich deed spreken, ondanks het feit, dat hiij nog slechts enkele jaren in het vak zit. Van dit voorval lopen allerlei draden naar figuren die hoofdpersonen zul len worden in het er op volgende ver haal. Nu is dit boek met een (noodzake lijk) minimum aan vertekening geheel op de waarheid en op werkelijk plaats hebbende gebeurte nissen en gesprekken gebaseerd. Alle figuren die er in voorkomen, bestaan of bestonden in werkelijkheid. In een hoogst interessant „aanhangsel" zijn de brieven met reacties gepu bliceerd die de officieren en man schappen die zichzelf hebben her kend, na publikatie aan Servan- Schreiber geschreven hebben, som mige op verzoek, anderen spontaan, zoals de soldaat die chauffeur was van Servan-Schreibers jeep en die zijn luitenant in menig zeer kritiek moment heeftmeegemaakt, en bewonderd mag men gerust zeggen. De schrijver wijdt bijzondere aan dacht aan de zogenaamde „Zwarte Commando's, wier optreden was te beschouwen als een plaatselijk expe riment om de contacten en het ver trouwen weer te herstellen tussen het leger en de Algerijnse bevolking. De ze Zwarte Commando's bestonden uit vrijwilligers, en zij hadden een uiterst zware, gevaarlijke en ondank bare taak. Zij begaven zich namelijk onder het mohamedaanse volk met een poging, het volkomen geschokte vertrouwen in Frankrijk te herstel- lep. Tot dat doel dienden zij uit prin cipe niet in elke mohamedaan aller eerst een „verdachte vijand", maar wel een mogelijke vriend te zien. Hun optreden, dat door enkele ho gere officieren sterk werd bevorderd, maar dat door de hoogste legerlei ding slechts sceptisch werd getole reerd, zou succes hebben gehad, wan neer zij niet van letterlijk alle zijden werden geobstrueerd. Maar zodra er gens een vriendschappelijk contact met de bevolking hersteld was, gre pen de Algerijnse terroristen in met vergeldingen zowel tegen de eigen bevolking als tegen de Zwarte Com mando's gericht, en weldra werd ook van overheidswege dit optreden vij andig bejegend en vrijwel onmoge lijk gemaakt. De officieren die zich hiervoor inzetten en zich bleven in zetten, o.a. ook de schrijver, werden als communisten en verraders ge brandmerkt en op allerlei onoirbare wijzen gedwarsboomd en zelfs offi cieel naar het leven gestaan, d.w.z. dat er van hogerhand bevel gegeven werd ze „op te ruimen". (Slechts door een zeer moedig, koelbloedig op treden is de schrijver zelf de dans ontsprongen). Servan-Schreiber onthult de bijzon der onverkwikkelijke achtergronden, ontrafelt de vicieuze leugencirkel, en gunt zijn lezer blikken achter de schermen die wel heel duidelijk de wanorde en de hopeloze toestand la ten zien waarin Frankrijk zich be vond. Het is onbegonnen werk, hier te gaan citeren; in ons notitieboekje staan ongeveer 25 uiterst belangrijke passages aangetekendDoor de grote verscheidenheid van de ten to nele gflvoerde personen, worden de problemen van alle zijden helder ge steld en goed belicht. Keer op keer stelt Servan-Schreiber genadeloos de misstanden aan de kaak hij deinst nergens voor terug waar het de waarheid betreft zoals hij die ziet. Men zou dit boek te kort doen, wanneer men enkel aandacht schonk aan de politicus-jour nalist Servan-Schreiber. Zijn werk geeft namelijk méér. Door zijn eer lijkheid en eenvoud is het een docu ment humain van de eerste orde. Om U een indruk te geven van de kwali teiten volgt hier toch een kort citaat, 197: het begin van de middag, op uur van de siësta -dat het gunstigste ogenblik was gewor den voor verrassende overvallen hadden wij een „schermutseling" gehad met een groepje opstande lingen dat zich in een mechta had verscholen. Aan het einde van het gevecht had een van onze mannen, wiens beste vriend juist was dood geschoten, zijn woede gekoeld op \ieyy\e Atoo\fi (Van een speciale verslaggever). A ctrices telt ons *Iand er vele. Maar actrices, die naast haar kunst ook de zakelijk heid beoefenen zijn er maar een paar. De hoogblonde Beppie Nooy, leidster van het twaalf ambulante krachten tellende „Am sterdamse Volksto neel", is er één van. En wat voor een? Een leeuwin. Meeslepend en dynamisch. En veel eisend natuurlijk ook. Ze weet goed wat ze wil. En ze kent het to neel. Met haar felheid en bewogenheid, haar breed gebaar en haar hartstocht kan ze een zaal vol mensen in ver voering brengen. „Ik wilde eigenlijk hele maal niet bij het toneel", zegt ze. „Vergeet niet, mijn wieg heeft in de kleedkamer gestaan. Va der Jan Nooy en Moeder Beppie waren allebei aan het toneel. Ja, over de honderd jaar zit het al in ons geslacht. Jan Dirk Blazer, de grootva der van moeders kant, heeft ook zijn leven lang op de Bühne ge staan. Bijna in elk stuk dat mijn ouders speel den, kwam wel een kin derrolletje voor. Ik ge loof, dat ik vier was, toen er al werd gezegd: „O, dat doet Beppie wel even!" Zo bleef het tot mijn zeventiende. Maar toen had ik er ook schoon genoeg van... Na een paar jaar ben ik na tuurlijk weer voor de aanbiediiigen bezweken. Toen eigenlijk begon voor mij het vak pas. Het werk pakte me. de hele sfeer, och ja alles wat er zo bijhoort. Eerst was het weer toneel, en toen in 1951 in het cabaret bij Toon Her mans. Toon wilde weer eens wat anders. Een show met twaalf vrou wen. Meslier engageerde me. 't Was heel iets anders. Cabaret is werken met het publiek; toneel is werken met de mensen die om je heen staan. Dat is een levensgroot verschil. Een paar jaar heeft dat geduurd. Toen ging u le viccMvcvi me weer het warme, bevende lichaam van een opstandeling die lag te ster ven; hij had de kleine galons van rode wol van het uniform van de opstandeling, dat gelijk is aan het onze, afgerukt en hem in het ge zicht gespuwd. Twee van zijn ka meraden, die aanstoot hadden ge nomen aan dit gebaar, hadden het aan Henry overgebracht. (Henry was de majoor, politiek tegenstan der van de schrijver). Deze, ele gant als altijd, had de manschap pen van de kleine eenheid verza meld, had zelf de galons weer aan gebracht op de schouders van de 2e luitenant der opstandelingen en had aan de twee stoffelijke over schotten, die bij elkaar waren ge legd, aan de Fransman en aan de mohamedaan, de miltaire eerbe wijzen laten brengen". We hebben ons in deze kroniek uiter aard onthouden van stellingneming. Tenslotte is 't een werk dat, hoe voor treffelijk geschreven ook, maar op het nippertje in deze rubriek past. Hoewel, als Churchill de Nobelprijs Literatuur kreegIn elk geval: nie mand die met Frankrïjks geschiede nis meeleeft mag dit boek ongelezen laten. Dat hij dan tevens een van de allerbeste moderne oorlogsboeken leest, is eigenlijk bijzaak. Jean-Jacques Servan-Schreiber: Luitenant in Algerije De Tijdstroom, Lochem. Toon naar Amerika. Maar Wim Son- neveld kon me gebruiken. Anderhalf seizoen. Later kwam ik weer terug bij Hermans. Be kan je vertellen, dat we er gewerkt hebben, 's Avonds om zes uur na de repetities kan je geen pap meer zeggen. Maar dank zij die ervaring, viel het me gemakkelijker voor mezelf te beginnen, toen Toon Hermans zijn One Man-Show begon. Nadat mijn vader een attack had ge had, leidde ik diens gezelschap al zakelijk. Maar dat waren allemaal uitkopen voor verenigingen en orga nisaties, zodat er niet zoveel risico aan vast zat. We werkten in die tijd met een ambulant gezelschap van een man of acht, negen. Het liep lek ker, maar toen ik de hele verant woording kreeg, wilde ik wat anders. Ik herinnerde me de verhalen over successen van vader met „De Vod- Siublz cu «if de oude iijd tij Li X^olLioueei denraper van Parijs". Ik dacht: „Als je nu zo'n stuk weer eens gaat spe len, maar dan precies zoals het in die oude tijd gebeurde, zou het 't dan niet doen?" We hebben met„DeVoddenraper" een stellig succes gehad. Een keer of tien speelden we het, en daarvan hadden we zes of zeven keer een volle zaal, terwijl we'er op een heel slecht moment in de Vas tentijd mee gestart waren. Na tien keer zijn we ermee gestopt. Maar mijn gevoel zei me, dat het publiek iets anders wilde, dan alleen maar de zware probleemstukken, die het grote toneel tegenwoordig op de planken zet. De mensen willen weer eens lekker een avondje nit. Plotse ling wist en zei ik het: „We gaan Topprijzen voor impressionisten (Van een speciale correspondent) Een markt, waarop de na-oorlogse conjunctuur ondanks de reces sie niet slecht heeft aangehouden, doch die zich zelfs steeds heeft uitgebreid is de kunsthandel. Op de grote vellingen in het thans bijna voorbije jaar 1958 zijn recordprijzen betaald zoals de wereld ze nog nooit heeft ge zien. Een Cézanne bracht in Londen bijna een kwart miljoen gulden op; zeven Franse impressionisten werden verhandeld voor ongeveer T/z miljoen gulden. In New York ging een vroege Picasso weg voor ruim een half miljoen, een record voor een nog levende meester. Serieuze kunsthandelaars zijn meer dan ooit van mening, dat er een inflatie is uitgebroken op de kunstmarkt en dat dit hele kunstmatige opgebouwde prijzen- gehouw kan instorten. Er zijn be wijzen voorhanden, dat „haaien" op de kunstmarkt wachten op die instorting om er dan hun voordeel mee te kunnen doen. Dit geldt vooral voor de vele schilderijen van erkende en beroemde mees ters, die op zichzelf geen meester werken zijn en die slechts hun hoge waarde aan de signatuur ontlenen. Zo herinneren veteranen van de Parijse kunstgalerij zich, dat rond 1925 een middelmatige Renoir hij was een enorm produktief kun stenaar, wiens gehele oeuvre ge schat wordt op 10.000 doeken, te krijgen was voor vijf tot negen duizend gulden, in een tijd dus, dat de impressionisten al volledige erkenning genoten. Op het ogen blik zou ditzelfde schilderij tussen een kwart en een half miljoen op brengen. In deze fantastische prijsstij ging ligt een der redenen voor de voortdurende stijgende lijn in deze handel. Bemiddelde kopers, vooral aan gene zijde van de At lantische Oceaan, hebben reeds lang geleden ontdekt, dat kunst als beleggingsobject veel waarde vaster is en veel meer opbrengt dan waardepapieren. Een groot aantal Amerikanen koopt letter lijk slechts de geldswaarde en tal loze meesterwerken worden slechts gekocht om ze daarna in brandvrije kluizen op te bergen, waar zij jarenlang, door niemand gezien, opgeslagen liggen als een aandelenpakket. Prachtige kunst werken worden op deze wijze ont trokken aan de openbaarheid. Een andere factor is de mode. Het behoort tegenwoordig in de V.S. in Canada, in Brazilië bij de „bo venste tienduizend" tot de goede toon, enkele Renoirs, Cézannes of Gauguins te bezitten. Deze ver zamelaars kopen bepaald niet uit kunstzin doch uitsluitend om „fashionable" te zijn en om de raad van hun kunsthandelaar, die juist „in de mode" is op te vol gen. Zij beschouwen het als een grote eer diens klantenlijst voor te komen. Het bepaalt de maat schappelijke positie! Deskundigen zijn van mening, dat de jarenlan ge en thans zijn hoogtepunt be reikende vraag naar Franse im pressionisten te danken is aan een handig samenspel van psycho logische factoren, het komeetach tige omhoogschieten uit de diepste verguizing tot de hoogste veraf goding en de handige reclame van handelaren, die goede relaties heb ben met de bronnen van deze kunst. De hierboven genoemde psycho logische werking omschrij ven de experts namelijk als de onbewuste drijfveren van rijke parvenu's, die een bijzondere voor keur aan de dag leggen yoor schil- Een scène uit ,rKamertjeszon deen wel het einde van het eerste bedrijf: Marie wijst de belager van haar deugd de deur... V.l.n.r.: Bert SilvesterBep moeder) Nooy en Beppie (dochter) Nooy. „Rooie Sien" van Marinus Spree spe len". Ze schrokken ervan. „Rooie Sien, jij bent gek", zei er één. Ik liet ze maar praten. Met heel veel moeite heb ik een manuscript op de kop getikt. Bij de 73-jarige Piet Beukman, die er in zijn jongensjaren in meegespeeld had. heb ik nog een exemplaar gevonden. Hij wilde het me wel geven, wanneer hij zelf weer mee mocht doen. Zoals de tekst was, was het stuk niet meer te spelen. We spreken niet meer van ge en gij en je zegt niet meer „Laat af van mij". Dat is belachelijk. Daarom hebben we het stuk herschreven. Maar de manier, waarop we het brachten was weer volkomen in de oude stijl. Het was een enorm succes, toen we er in Rotterdam mee startten. Zo was in geen vijftig jaar meer een stuk ontvangen door 't Nederland se publiek. Om uur 's morgens terwijl het onweerde, maakten de mensen al queue voor de Rotter damse Schouwburg, terwijl de voorverkoop eerst om 11 uur be gon. En 's avonds ook leek het, of de klok vijftig jaar was terug ge zet. Men juichte en snikte, en nu en dan kon men in de zaal horen roepen: „Schoft!" zo leefde men mee met „het drama uit het volks leven met zang en dans in zes be drijven" dat „Rooie Sien" is en al tijd zal blijven. Enfin, na „Rooie Sien" dat we nog altijd spelen, hebben we „Kamertjes zonde" van mijn vader op de planken gezet en nu zijn we bezig met „De Blauwe Engel", het derde successtuk uit vroeger dagen. Het mooiste bij dit alles is het mee leven van het publiek. Je krijgt weer, net als vroeger, brieven van de men sen. Ontroerende brieven, waarin ze je met hanepoten schrijven „Sien, kind, wat heb ik van je genoten". En na afloop van de voorstelling wach ten de mensen je op om je handteke ning te krijgen op het verfrommelde program, of om je aan te bieden, iets met ze te gaan drinken. De mensen vinden er weer iets van zichzelf in terug. Een verdrietje hier, een lach daar, en na de voorstelling zijn ze er nog helemaal in, want ze noemen je niet Beppie, maar Sien. Verleden week, toen in „Kamertjes zonde" mijn keel werd dichtgekne pen, werd er uit de zaal geroepen: „Doordrukken maar!" De mensen zijn er volkomen in, en dat is iets wat het toneel de laatste tijd te wei nig heeft ervaren. ders met namen, welke verbonden zijn met persoonlijke tragiek, el lende en miskenning. Dit geldt bij voorbeeld voor Van Gogh, Gau guin en Toulouse Lautrec. Met het betalen van een hoog bedrag, zo menen psychologen, wast de rijke zijn geweten schoon voor de verwaarlozing, die hij en zijns gelijken, met wie hij zich identi ficeert de feite ver boven hem staande kunstenaar ten deel heeft doen vallen. Al deze motieven verklaren ook 't ontstaan van bijzondere stromin gen op de kunstmarkt, die uiter aard van de ene dag op de andere kunnen omslaan, bijvoorbeeld zo, dat de impressionisten ineens plaats moeten maken voor classi- cisten. Echte kunstenaars zullen zich daarentegen nooit door de heersende stromingen laten be- invloeden en uitsluitend kopen, wat mooi is.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 5