A. Roland Holst en H. Keuls
bundelden nieuw werk
Spaanse en Nederlandse grafiek
VERZEN VAN OUDERE DICHTERS
^\i\rkarv\f tij ^Vtetleriavitls
llAYVKf
Amerikaan dient
dansend Nederland
Twee exposities in
één museum
Het is verleidelijk om verge
lijkingen te maken, wan
neer men in een museum twee
tentoonstellingen van eenzelfde
karakter kan zien. De verlei
ding wordt eenvoudig onweer
staanbaar wanneer men weet,
dat het Centraal Museum te
Utrecht tot 11 jan. zowel Spaan
als Nederlandse grafiek
laat zien. De Nederlandse gra
fiek is niet onbekend. „De Gra
fische", deze vereniging van be
oefenaren der grafiek, reist met
haar collecties het gehele land
af. Te onzent staat de grafiek
op een zeer goed peil en zij is in
haar uitingen gevarieerd als
het leven zelf. Maar nu de
Spaanse grafische kunst.
Nu valt in de collectie, die in
Utrecht te zien is, van allerlei
op. Het Catalaanse element is er
bijvoorbeeld vrij sterk vertegenwoor
digd; geen wonder, als men bedenkt,
dat in .Catalonlë de artistieke herrij
ZATERDAG 6 DECEMBER 1958
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
13
„In gevaar" en „Valscherm", dood,
eenzaamheid en berusting
T17 ie zich bezig houdt met de in ons land nieuw verschijnen-
de poëzie, wordt genoodzaakt zich telkens rekenschap te
geven van de discrepantie die er ontstaan is tussen de klassieke
en de moderne manier van dichten. We spreken opzettelijk van
manier, omdat het goede gedicht, of dit nu traditioneel dan wel
experimenteel genoemd moet worden, intrinsiek aan waarde
gelijk is. Een experimenteel dichter verschilt in gemoedsaan
doeningen niet zo heel veel van een traditionele dichter; de
mens van nu is in wezen maar weinig anders dan die van 50,
100, ja, 2000 jaar geleden. Slechts aan de oppervlakte, dus vrij
uiterlijk, hebben zich wijzigingen voorgedaan, maar zodra men
dieper doorstoot, blijft het patroon verrassend gelijk, en dat
kan ook niet anders.
Natuurlijk valt niet te ontken
nen dat uiterlijk de poëzie ver
anderd is. Rijm en metrum zijn
zo goed als verdwenen, wat in
menig geval een groot verlies
is, het vers zingt niet meer.
Slechts bij die moderne dich
ters die elk gedicht zo'n hechte
bouw en eigen adem weten te
letterkundige kroniek
door MS WARREN
geven dat het een onwrikbaar
geheel wordt, kan men niet van
een verlies spreken. Maar zo
goed als gebrekkige versificatie
en stoplappen de middelmatige
traditionele dichter verraden,
verraadt het krampachtige,
ademnood veroorzakende ge
hakkel de zoveelste rangs ex
perimenteel. Voorts is de beeld
keus en de zegswijze vaak sterk
gewijzigd, zonder dat nu overi
gens gemiddeld van een verbe
tering gesproken kan worden.
Allerlei dingen raken tijdelijk in dis
krediet, moeten een tijdje in quaran
taine om van eventuele smetten gezui
verd te raken, de uitroep „o", tranen,
zuchten, de ziel, het hart, en allerlei
vaste attributen die nu eens wijn en
nachtegalen, dan weer nacht, slaap
en bloed zijn; maar telkens, telkens
weer sluipen ze door een achterdeur
tje binnen, eerst gecamoufleerd en
dan openlijk, want de dichters be
merken op de duur dat ze nu eenmaal
niet zonder die zaken kunnen, liever
dat de poëzie zonder het poëtische
attribüut aan bloedarmoe gaat kwij
nen, dan wel volkomen van zijn kern
vervreemdt. Want deze kern blijft
hetzelfde, en van welke zijde men die
benadert is van weinig belang.
Toch zullen weinig tijden zo'n ver
warringwekkende veelheid tege
lijkertijd getoond hebben als de
onze. Want binnen dezelfde generaties
treft men vertegenwoordigers aan
van de meest uiteenlopende richtin
gen. Er zijn oude dichters die altijd
avantgardisten zijn geweest, en jon-
S; debutanten die traditioneel werken,
et is bijvoorbeeld merkwaardig te
bedenken, dat Paul van Ostaijen nu
al een eindje in de zestig zou zijn.
Hetzelfde verschijnsel ziet men in de
beeldende kunsten; buiten onze gren
zen treft dat nog veel sterker dan
hier. Zodoende verschijnt er gelijk
tijdig poëzie in zoveel schakeringen
van klassiek tot hypermodern bij
oude en jonge dichters, dat het de on
bevangen lezer wel eens dreigt te ver
bijsteren.
Deze overweging moest ons van
het hart na het lezen van de nieu
we bundels van twee Nederlandse
dichters, die vanaf hun debuut,
lang geleden, tot op heden zich
zelf gebleven zijn, hoe zeer zij
ook groeiden. Geen avantgardis
ten, geen Vernieuwers, en juist
daardoor zulke typische vertegen
woordigers van hun tijd. A. Ro
land Holst, die wel als 'onze groot
ste levende dichter beschouwd
wordt, publiceerde bij zijn 70ste
verjaardag „In gevaar", en H. W.
J. M. Keuls gaf „Valscherm" uit
na zijn 75ste verjaardag.
Beiden behoren tot dezelfde gcheratie,
die dichters van „De Beweging",
maar waar Rolland Hoists dichter
schap vrij snel overal erkenning vond,
kreeg Keuls pas veel later, eigenlijk
pas na de Tweede Wereldoorlog, de
waardering die hij verdient. Roland
Holst was iets moderner, heftiger,
hij bracht wind en zee, vlagen van
storm, heimwee, een eigen mythe, hij
viel meer op. Keuls' stem hoort men
pas als het rustig, is, buiten en in ei
gen hart. Zijn versvorm is volmaakt
klassiek, zijn stem nimmer vervoerd,
altijd ingekeerd, vaak aarzelend.
Beiden zijn typische noorderlingen,
maar Keuls is toch zuidelijker ge
oriënteerd dan Holst, en voorkeuren
gaan tenslotte altijd van het inner-
lijkste, eigenste uit.
Zulke late bundels van belangrijke
dichters stemmen meestal wat
weemoedig. De dood, die onher
roepelijk nader komt, de eenzaamheid
omdat de meeste vrienden en gelief
den gestorven of verdwenen zijn,
het besef, hoe gering alles wat gedaan
en gedacht werd is, hoe onvoltooid
het levenswerk achtergelaten moet
worden, hoe snel dit alles voorbij is
gegaan, al deze dingen dringen zich
op, en het hangt van de instelling van
de dichter af of hij rebelleert dan wel
wijs berust. Het ligt voor de hand
dat de heftiger Rolland Holst wat
standiger is dan de meer wijsgerige,
o.a. bij Omar Khayy&m geschoolde ceder deel 37.
Keuls, maar beiden zijn tot op deze
hoge leeftijd meesters.
„In gevaar" bevat enkele magistrale
verzen, helaas veel te lang om te ci
teren, als het oudere „In Balling
schap" en „Late Telgen". Zij lopen
nogal uiteen in datering en ook wel
in kwaliteit.' Het titelgevende versje
luidt:
IN GEVAAR
Heen en weer g
zonder rust of duur:
was ik maar een wingerd,
had ik maar een muur.
„Valscherm" van Keuls vertoont geen
inzinkingen of verslappelingen. Vers
na vers is hecht, uiterst verzorgd ge
bouwd; slechts wanneer Keuls een
hem niet liggend terrein betreedt, als
in „De levenslust verdwijnt aan de
loketten", voelt men dat hij de greep
mist, en dat hij dit vers opnam ver
wondert eigenlijk wel. Even vrijer
van vorm is „Weet gij nog
Hoe ontroerend is een vers als „Ik
zie de kamer waar mijn vader lag"
met zijn aangrijpende laatste strofe.
Een der allermooiste verzen is ook
„De wijzen blijven achter bij de
dwazen". Diep treft deze
BEKENTENIS
Ik ben den weg voorgoed vergeten,
De goden hebben mij verblind,
En mensen die de waarheid weten
Ontvlucht ik als een angstig kind.
En wat ik denk is enkel schuim
Dat verre golven achterlieten,
De vlokken slaan door 't wereldruim
Waarin zij snel tot niets verschieten.
Soms droom ik went'lende
fragmenten:
Een wilden groei, een bleek verval,
Een glans van haast vergeten lenten
Wegscheemrend in een schaduwdal.
Ik zal geen bergen meer bestijgen
En weet niet of ik nog iets wil.
Want waar ik luister vind ik zwijgen
En waar ik kijk staat alles stil.
Een aantal zeer goede vertalingen,
waarvan we bovenal die naar Bau
delaire en Cecco Angiolieri noemen,
besluit deze mooie bundel.
A. Roland Holst: In gevaar; A. A. M.
Stols, Den Haag, Bert Bakker, Den
Haag. H. W. J. M. Keuls: Valscherm;
J. M. Meulenhoff, Amsterdam, De
(Van een bijzondere medewerker)
Zijn leeftijd wil liy liever niet
onthullen, maar een kort be
zoek aan de studio van Het
Nederlands Ballet in de Koning
straat is al voldoende om vast te
stellen, dat zijn pedagogisch talent
veel minder gemakkelijk te verber
gen is. Benjamin Harkarvy, voor
een jaar als balletmeester gecon
tracteerd en tot Sonia Gaskells te
rugkeer ook onverwacht met het
directeurschap van de groep be
last, blijkt een inspirerende trainer
te zijn, een harde werker, die in
een sfeer van rust, orde en weder
zijdse toewijding bezig is, het „ho
ge peil van Sonia Gaskells groep {e
handhaven en waar mogelijk te ver
beteren".
De verantwoordelijkheden van Har
karvy, die in New York is geboren
als zoon van een Russische moeder
en een Amerikaanse vader, zijn voor
al óp het ogenblik niet gering. Het
is allemaal zo anders dan hij zich
destijds voorstelde, toen hij het aan
bod om enige tijd in Europa te ko
men werken accepteerde. Maar liefde
voor het vak en een open oog voor
de mogelijkheden van Het Neder
lands Ballet helpen hem vele onvoor
ziene problemen op te lossen. Boven
dien wordt hij sinds kort bijgestaan
door een Amerikaanse assistente en
oud-leerlinge, Constance Garfield, die
heeft gedanst in het Grand Ballet du
Marquis de Cuevas, het New York
City Ballet (Holland Festival 1955)
en het American Ballet Theatre. Miss
Garfield heeft een contract tot eind
januari en zal niet alleen de ballet-
meester assisteren, maar tevens soli
dansen in „Pas de Quatre", „Concert
Barocco" (tweede viool) en „Pe-
troeska" (de ballerina).
„Wat worden die eenvoudige pas
sen ineens moeilijk, als je ze doet
zoals het hoort", laat één van de
dansers van Het Nederlands Bal
let-zich tijdens een repetitie ont
vallen. Het is een uitspraak, die
Harkarvy goed typeert. Niets ont
snapt aan zijn aandacht. Elke
beweging wordt niet alleen op
uiterlijk effect bestudeert en door
genomen, maar tevens wordt de
achtergrond ervan bekeken; waar
om een bepaalde beweging is ge
kozen en in een choreografisch pa
troon een logische functie krijgt.
Harkarvy is een geboren pedagoog,
die over zijn bedoelingen geen
twijfel laat bestaan en als dat
noodzakelijk is duidelijk kan laten
zien, hoe hij het wil hebben. Zijn op-
De Amerikaan Benjamin Har
karvy (links), balletmeester
voor een jaar en tijdelijk direc
teur van jJBet Nederlands Bal
let", repeteert met Linda Ma-
nez en Aart Verstegen de pas
de deux van de coquette en de
dichter uit .Jja Somnambule"
f Balachine-Bellini)
Drie januari wordt voor het publiek
in Londen een schilderijententoon
stelling geopend onder de titel ^Rus
sische schilderskunst van de dertien
de tot de twintigste eeuw".
Foto: de eerste zending is één dezer
dagen aangekomen in de koninklijke
academie te Londen. Het portret van
de Russische schrijver Leo Tolstoi,
geschilderd in 1887, wordt uit de kist
gehaald.
leiding ontving hij te New York. on
der meer aan de Fokine Ballet School
bij George Balanchine, Pierre Vladi-
mirow, Anatole Oboukow en Madame
Anderson-Ivantzova. Hij danste wel
iswaar in het Lyric Opera Ballet te
New York, maar het lesgeven fasci
neerde en lag hem vermoedelijk ook
meer. Eerst bij Madame Anderson,
dan als leider van een eigen groep,
waarmee hij onder meer aan het Ja
cobs Pillow Dance Festival te Lee in
de Amerikaanse staat Massachusetts
heeft deelgenomen.
Zeer vruchtbaar werk heeft Harkar
vy ook in Canada verricht, als direc
teur en balletmeester van het Royal
Winnipeg Ballet, dat met het Cana
dian National Ballet in Toronto tot
de belangrijkste groepen-in dat land
mag worden gerekend. In Canada
heeft Harkarvy ook baanbrekende
activiteiten ontplooid ter vergroting
van de algemene belangstelling voor
de danskunst. Hij had er gedurende
drie maanden een televisieprogram
ma, wekelijkse uitzendingen van elk
een half uur. Dertien speciaal voor
dit doel geschikte eigen choreogra
fieën verwerkte hij in dit programma
dat zoveel succes oogstte dat de Ca
nadese televisie hem dit jaar weer
had willen hebben om hem nog een
serie uitzendingen te laten verzorgen.
(Van onze redacteur beeldende
kunsten).
Zij wordt in Utrecht met een ze
kere nadruk naar voren gebracht,
omdat men er min of meer ge
looft in een herrijzenis, een re
naissance van deze kunstvorm in
het land van Franco.
Na de stroom van aangrijpende
prenten die Goya in het eerste
kwart van de vorige eeuw over
zijn land en over de wereld uit
stortte, is het met grafische
kunsten in Spanje bergafwaarts
gegaan. Pas in het begin van deze
eeuw is er een eerste opleving.
Een tweede volgt na de oprichting
van de Rosa Vera, een groep, die
grafici bundelt en zelfs meer dan
dat: die opdrachten verstrekt,
vooraanstaande letterkundigen
teksten laat schrijven bij prenten
en deze tezamen op één blad pu
bliceert en die soms zelfs zeer
kostbare uitgaven verzorgt.
zenis onder invloed van het aangren
zende Frankrijk vrij ver gevorderd
was. voordat ze in het eigenlijke
Spanje begon._
og iets opvallends: de grafici leven
zo te zien allen in een ongeveer ge
lijk artistiek klimaat. Zij maken de
gelijk, herkenbaar werk, maar expe
rimenteren verbazend weinig met
vorm en uitdrukkingsmogelijkheden.
Het is natuurlijk mogelijk, dat dit
een van de gevolgen van de bunde
ling in La Rosa Vera is. Wanneer
daar alleen artistiek gelijkgezinden
toegang hebben, is een betrekkelijke
eenzijdigheid niet te vermijden. Ech
ter dringt eerder de conclusie zich
op. dat men er zich tot dusverre uit
eigen vrije wil houdt aan het min of
meer traditionele.
Van een mooie serie van twaalf
naakten vallen inzonderheid een dró
ge-naald van José Mompou en een
van Luis Maria A Saumells op. Dan
is er een groep stadsgezichten
Barcelona, waarvan met name
bladen van (alweer) Mompou, Ra
fael Benet en de Nederlandse Agnes
van de Brandeler vermelding verdie
nen. Ook de maanden van het jaar
inspireerden tot een reeks prenten.
Als een hoogtepunt geldt een groep
van zestig bladen van Teodoro N.
Miciano voor een bibliophiele uitgave
van de Don Quijote. Het is een keus
uit in totaal vijfhonderd prenten
die samen met de tekst in vier delen
zijn verschenen. Een ontzaglijke on
derneming met verbijsterende zorg
uitgevoerd. De prenten stammen uit
een zeer romantische sfeer en zijn
eigenlijk niet meer van onze tijd.
Komt men dan in de zaal, waarin
het werk van de leden der „Gra
fische" is ondergebracht, dan
voelt men iets als een verademing.
En dat bepaald niet, omdat we hier
weer op bekend terrein zouden zijn.
Integendeel: eigenlijk maken onze
landgenoten het ons door hun onbe
kommerd experimenteren, door hun
zoeken naar steeds weer nieuwe mo
gelijkheden in de techniek van hun
keuze, bepaald niet gemakkelijk. Wat
U hier aan herinneringen bijblijft, is
niet alleen de heugenis aan het tech
nisch geslaagde werkstuk, maar meer
nog de spanning om het avontuur, de
vreugde dat er iets van het eigen zelf
kon worden uitgesproken, het geluk
.van een kunstenaarschap dat zich
adequaat kon uitdrukken.
Misschien is 'tdat wel, dat zovele
f «renten er uit doet springen: dit felle
even," dat aan geen traditionele, aca
demische vormen meer genoeg heeft,
maar steeds verder gaat naar nieu
we einders. Dat maakt hier de ver
leiding zo groot, al maar namen te
noemen. Want elke naam vertegen
woordigt een nieuwe belevenis, of
men nu Wim Noordhoek neemt of
Lou Strik, G. Aratz of Cor Basart,
Alfred Löb of Wim Zwiers, Harry
van Kruiningen, Ru van Rossum of
Johan Dijkstra, J. Mensinga of E.
Reitsma-Valenca elke naam be
lichaamt een boeiend aspect van de
grafische kunst bij een groot stuk
vakmanschap.
Illustratie: Augustus, een droge-
naaldprent van José Maria Prim,
Niet alleen ten behoeve van de te
levisiecamera's, maar ook voor
uitvoering op het toneel blijkt
Harkarvy over een indrukwekkend
creatief vermogen te beschikken.
Zijn eerste grote ballet heet „Prima-
vera" en is gezet op het gelijknamige
deel van Antonio Vivaldi's prachtige
„Quattro Stagioni". Eveneens op mu
ziek van Vivaldi (het Concert in A
groot voor Strijkorkest en Cembalo)
creëerde hij zijn „Balletto da Came
ra". Verder „The Walk Between" op
een gedicht van Dylan Thomas en
muziek van Paul Hindemith, „Sara
bande" (Suite pour le Piano van Clau
de Debussy), „Four Times Six" op
muziek van de Amerikaanse compo
nist Walter Mourant, „Fêtes Bril-
lantes" (W. A. Mozart) en „The
Twisted Heart" gebaseerd op het Pal
jasthema), waarvoor hij muziek ge
bruikte van de jonge Amerikaan Ri
chard Wernick.
„Als de tijd het toelaat, zou ik met
Het Nederlands Ballet graag
„Four Times Six" willen instude
ren en ook een nieuw werk. Op
welke muziek? Dat weet ik nog
niet. Bt weet wel, dat ik hier of
elders nog eens iets zal doen met
het Strijkkwartet van Maurice
Ravel en een Hoboconcert van Do-
minicó GLmarosa".
Benjamin Harkarvy's loopbaan is er
tot nu toe bepaald niet eén van stil
zitten geweest en zijn plannen hou
den mooie garanties voor de toe
komst in. Op een wijze, die niet alleen
respect van de toeschouwers af
dwingt, maar ook van de dansers zelf
bouwt hij aan het veelzijdige reper
toire van Het Nederlands Ballet. Lin
da Manez, die h ier zes weken als
gastsoliste heeft gedanst, momen
teel aan het Operaballet te Nice ver
bonden is en in april in Den Haag
hoopt terug te keren: „Hij is gewel
dig. Ik ben erg blij voor Madame
Gaskell en hoop, dat hij langer dan
een jaar kan blijven".
Culturele
Cavalcade
VIJF BRIEVEN van de Franse schil
der Paul Gauguin, die in 1903 straat
arm overleed, hebben op een in Parijs
gehouden veiling 811.000 francs op-
gébracht. In een van die brieven
schrijft Gauguindat de schulden van
zijn vrouw -steeds groter worden en
dat zij het meubilhir moet verkopen..
IN LONDEN is de schilderijencollec
tie van H. E. ten Cate uit Almelo ge
veild. De totale opbrengst was
162.315 pond. Het hoogst werd gebo
den op een Van Goghnamelijk
17.000 pond, maar het schilderij
werd van de veiling teruggenomen.
Een landschap van Corot bracht het
meest op: 9000 pond.
TOON HERMANS heeft in Amster
dam vijf grammofoonplaten „ten
p gehouden"twee er van zijn
langspeelplaten mei opnamen van de
„One man show", waar Toon Her
mans ook voor de televisie veel suc
ces mee had en op drie ,,^5-toeren-
plaatjes" kan men de liedjes uit die
show beluisteren.
ER IS EEN Grieks-Russische film
op komst, gebaseerd op de ,Jlias"
van Homerus. Een Griekse produ
cent voert onderhandelingen over de
film, die in de Mosfilm"-studio's in
Moskou opgenomen zal worden.
IN HET MUSEUM Boymans-Van
Beuningen in Rotterdam 'zal van 11
december tot en met 8 februari een
expositie worden gehouden, gèwijd
aan de grote Noorse kunstenaar Ed-
vard Munch. (1863-19^). De exposi
tie omvat 25 schilderijen en ruim
honderd grafische werken, waaronder,
veel litho's en houtsneden in kleurt