si
Puzzel-rubriek
HET AFSCHEID
PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer
Yieuhelije.
ZATERDAG 18 OKTOBER 1958
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
Nog even een paar opmerkingen over de puzzel van vorige week. Nummer
10 verticaal werd een ander woord voor „schrap" gewaagd. In de oplos
sing stond „kras", wat echter ook „krap" kan zijn. Natuurlijk hebben we
ook die oplossing goed gerekend. Wat we echter niet goed gerekend heb
ben was nummer 17 verticaal. Hier werd een vogel gevraagd. Een een
voudiger oplossing dan kraai is er toch niet. Maar toch vulden een hele
boel puzzelaars hier „kraan" voor in. Een kraan is toch geen vogel, we
kennen wel een kraanvogel. Als we nu een vis gevraagd hadden, dan kun
je toch ook niet „maan" invullen, daar het maanvis moet zijn!
Totzover de moeilijkheden van vorige week.
Horizontaal: 1 maaïmes, 5 stroom, 9
zonder vlam branden, 11 vader, 12
meisjesnaam, 13 bep, belasting, 15
mythisch koning met ezeloren,
chem. element, 18 grappenmaker, 20
lokmiddel, 21 vrolijke boel, 22 drietal,
24 vogel, 25 afdruk, 26 meisjesnaam,
28 krampachtige ademtocht, 31
vrucht, 32 ganzevoetachtige plant, 34
meisjesnaam, 35 boom, 36 tijdelijk
geven, 38 ten name, 39 pers. vrnw.
(Duits), 40 nieuw, 42 huisgoden, 43
omslag, 44 God van de liefde.
Verticaal: 2 boom, 3 hoofd van mos-
keè, 4 inktvis, 5 luchtbel, 6 vroeger,
7 gemeenschappelijk bouwland, 8
vlot, 10 tegenstander, 14 adelijke
dame, 16 datum geven, 17 gevaarlij
ke rover, 19 legeronderdeel, 21 per
expresse, 23 familielid, 24 tekening,
26 boom, 27 vervoerbedrijf, 29 let
wel, 30 klontjes suiker, 32 gemeente-
weide, 33 voorjaar, 36 beminnelijk, 37
omlaag, 39 stad in België, 41 wind
richting.
999. Shor Nun had Eldred
bij de keel gegrepen en
schudde hem door elkaar
als een vod. „Ellendig oud
misbaksel!" riep hij uit.
„Aartsverrader! Dat praat
nog over bewijzen!" Hij be
heerste zich met moeite en
slechts diens hoge leeftijd
weerhield hem ervan Eldred
weer neer te slaan. Als een
willoze ledepop hield hij
Val Marian de oude kerel
voor. „Gelooft U nu einde
lijk, dat mijn waarschuwin
gen gegrond waren""'
Het hoofd van de g<
dienst was doodsbleek
worden en knikte zwijgend.
„Zet hem voorlopig in de
cel!" sprak hij dof. „Later
rekenen we wel met hem
af". Zonder enig tegenstrib
belen liet Eldred zich door
de twee wachters wegvoe
ren. Hij voelde zich opeens vreselijk oud en
moe. Wat hij al die tijd eigenlijk al gevreesd
had, was bewaarheid geworden. Shor Nun
was een gevaarlijke tegenstander gebleken,
die de gunst van Val Marian had kunnen
Verschillende puzzelaars waren het
erover eens, dat de puzzel deze week
ietsje te makkelijk was, wat natuur
lijk op zijn tijd ook geen kwaad kan.
Prijswinnaars werden:
De heer L. Kesteloo, Clijverstraat 11
te Vlissingen 5,mevrouw C.
Jasperse, Van Teijlingenstraat 6 te
Souburg 2,50; de heer A. J. Ie
Grand, Bestevaerstraat 12 te Oost
burg 2,50; de heer J. de Laater,
Vossemeerepoort 15 te Tholen 2,50
en de heer A. Westveer, Wilhelmina-
straat 41 te Oudelande 2,50.
De. oplossing was:
Horizontaal: 1 thermometer, 9 er, 10
moe, 11 An, 12 blik, 14 KNZB, 16
kol, 17 rek, 18 ra, 21 en, 22 one, 24
ara, 26 vla, 27 mogelijkheid, 28 EDO,
29 Ans, 30 ene, 31 te, 34 el, 35 bit,
36 kil, 38 raap, 41 noen, 43 Aa, 44
bad, 46 nr., 47 opstandigen.
Verticaal: 2 hel, 3 Erik, 4 mm, 5 ooi,
6 me, 7 tank, 8 enz., 12 barometer,
13 kom, 14 keg, 15 benadelen, 19
anode, 20 grijns, 21 Eline, 23 ego, 24
a la, 25 aks, 26 vee, 32 lip, 33 min.
35 baas, 37 long, 39 aap, 40 kan, 42
ere, 44 Ba, 45 d.d.
Alle inzendingen, liefst briefkaarten,
moeten uiterlijk woensdagavond a.s.
in het bezit zijn van de Provinciale
Zeeuwse Courant, Walstraat 58 te
Vlissingen, met in de linkerboven
hoek het woord „Puzzelrubriek."
winnen en daardoor een onoverkomenlijke
hinderpaal tussen hem en zijn eerzuchtige
plannen gevormd had. Alleen in zijn cel zat
hij enige tijd verslagen terneer. Doch weldra
wijzigde zijn gemoedstoestand en begon zijn
geslepen brein reeds een nieuw plan te vor
men, waarmee hij zich toch nog uit deze
schijnbaar situatie kon redden.
HOOG EN LAAG WATER
19 oktober.
nap
nap
nap
nap
uur
meter
uur
meter
uur
meter
uur mater
Vlissingen
6.23
1.94
19.00
1.90
0.26
1.80
12.55 1.81
Terneuzen
6.53
2.12
19.27
2.08
0.55
1.96
13.23
1.97
Hansweert
7.21
2.25
19.53
2.18
1.28
2.10
13.54
2.11
Zierikzee
7.30
1.26
20.01
1.39
1.09
1.38
13.37
1.44
Wemeldinge
8.02
1.45
20.28
1.57
1.27
1.60
13.53
1.65
20 oktober.
Vlissingen
7.28
1.67
20.15
1.70
1.22
1.57
13.57
1.69
Terneuzen
7.54
1.85
20.42
1.88
1.49
1.74
14.23
1.86
Hansweert
8.15
1.98
21.01
2.00
2.19
1.87
14.51
1.99
Zierikzee
8.25
1.09
21.09
1.29
2.10
1.26
14.43
1.37
Wemeldinge
8.57
1.26
21.36
1.45
2.23
1.44
14.51
1.54
Maaltijden in de toekomst zullen
noch de „consument", noch de huis
vrouw veel tijd kosten; we zullen in
de toekomst n.l. enige gekleurde pil
len van verschillende vorm tot ons
kunnen nemen en daarmee onze hon
ger kunnen stillen. Dfze foto, ge
maakt op een tentoonstelling in Düs-
seldorf, laat zien hoe dat allemaal
zal gaan.... Wij houden het voorlopig
maar op biefstuk met bijbehorende
smakelijke omlijsting
„Tjiep..tjiep
tjiep", ging het onder de
boom van de duif Koe-
keroe, „tjiep.... tjiep
een verhaaltje!
Eeif verhaaltje alstu
blieft!"
„Waar blijft ze nou?",
riepen de kleine vogel
tjes, „waar blijft de duif
Koekeroe? Tjiep..
tjiepdeden ze nog
eens. Maar de duif Koe
keroe die voor elke dag
van het jaar een ver
haaltje wist, kwam niet
voor de dag. Ze zat in
haar nest met haar grij
ze kopje diep in de ve
ren en deed net of ze die
kleintjes daar beneden
niet hoorde. De duif
Koekeroe was verdrie
tigheel erg ver
drietig, want ze wist
geen nieuw verhaaltje
meer. Alle dagen van
haar leven, sinds ze was
weggevlogen uit het
nest van haar vader en
moeder had ze er één ge
weten. Nu waren ze op.
„Ik moet toch iets te
gen ze zeggen", dacht
ze, „ik kan ze toch zo
maar niet onder die
boom laten staan
Ze stak haar kopje naar
buiten over de rand van
het nest en riep zacht
jes: „Ga maar naar
huis, jongens. Ze zijn op.
Ik ken geen één nieuw
verhaal meer".
Midden in een ongedul
dig „tjiep" werden de
vogeltjes opeens dood-'
stil. Geen verhaaltjes
meer! Maar dat was het
ergste wat ze gebeuren
kon. Nog nooit had er
iemand aan gedacht dat
de verhaaltjes van de
duif Koekeroe op zou-
den raken. Him vaders
en moeders hadden toen
ze nog kinderen waren
al naar de verhaaltjes
van de duif Koekeroe ge
luisterd. Hoe moest dat
nu? Ze vlogen met ze
nuwachtige vleugeltjes
naar hun nesten om het
thuis te gaan vertellen, f
Nou, de vaders en moe- l'fi
ders schrokken er ook I
van. Ja, het hele bos (v
was geschrokken, want (h
ook de bomen en de
bloemen luisterden naar
Koekeroe en de wind
eorgde altijd wel dat
haar verhalen nog veel
verder kwamen. Hele
maal stil zaten ze er
over na te denken wat
ze nu zouden doen. Zon
der verhaaltjes leven
kun je niet, vonden
Ook de duif Koekeroe
zat te denken. Wat
moest ze nog doen tus
sen haar vriendjes aan
we ze niets meer te ver
tellen had? Ze voelde
zich opeens heel oud.
„Weet je wat?", dacht
ze, „als ik hier blijf zal
ik er elke dag aan moe
ten denken dat ik niets
meer vertellen kan en
alle vogels zullen me
aankijken om te weten
of er toch misschien niet
nog eentje komt. IR
weg. Ik ga naar het t._
je voor oude vogels. Er
gens anders ben ik toch
niet goed meer voor".
En toen het avond werd
en heel stil was in het
bos, nam de duif Koeke
roe afscheid. Ze keek
van haar hoge plekje
uit nog eens rond. Dag
bomen, dag bloemen,
dag vogels, fluisterde ze
en ze knikte met haar
grijze kopje alles nog
eens toe. En toen ging
ze, heel zacht en met
heel langzame vleugels,
zodat niemand in het
bos er iets van merkte.
Tegen donker zag ze
het bosje voor oude vo
gels onder zich liggen.
Het zag er niet zo vro
lijk uit. O nee, helemaal
niet. Er zaten een paar
rillerige kale kraaien in
de boompjes die ook
krom en oud waren en
op de lagere takken za
ten wat merels, mezen,
spreeuwen en mussen,
allemaal even zuur en
moe te kijken. „Nie
mand die hier een ver
haaltje wil horen", dacht
de duif Koekeroe, ter
wijl ze op een boomtak
even buiten het bosje
neerstreek. „Maar ja,
wat moet ik anders
doen?" Ze zuchtte nog
eens heel diep en toen
spreidde ze haar vleu
gels al om zich aan te
gaan melden in het bos-
Op een dag verveelde Flop
zich een beetje. Hij zocht
naar vertier in het weiland
van boer Beer. Er was niets
te beleven. De koeien waren
al in de stal en het raas
naar winderig
Maar wat ivas dat? Daar
kwam Fien Eend met haar
drie kinderen aanzwemmen.
Hallo Fien, hoe gaat het
met de kleintjes vroeg
Flop, om een praatje verle
gen. „Goed Flop, heb je
niets te doen?" Flop schud
de het hoofd. „Mooi, pas
dan even op de kleintjes,
terwijl ik naar de stad,
ben
En Flop paste op. Met een
grote doek voor de ogen
speelde hij blindemannetje
met de eendjes. De kleine
diertjes hadden plezier voor
tien.
Maar ook eendjes zijn on
deugend. Terwijl Flop in
het rond liep en de eendjes
niet kon binden, spraken ze
met elkaar en maakten
rakkers een plan. „Flop!"
riepen ze, ,J?lop! we zijn
hier!" Flop liep direct op
het geluid af en toen
Plons! ,J2ah!" mopperde
Flop, en dat is goed te be
grijpen, want het water van
de vaart was al flink koud.
voor oude vogels.
Maar net toen ze dat
deed, hoorde ze naast
zich ook zuchten
maakten twee vleugels
ook net het geluid van
wegvliegen. De duif Koe
keroe keek opzij. Haar
kleine zwarte oogjes
draaiden verwonderd.
Wat was dat Naast
haar zat een duif. Pre
cies zo'n duif als zijzelf;
het leek bijna alsof ze
zichzelf in een spiegel
zag, zoveel leek die an
der op haar. Even oud,
even treurig en ook net
zo besluiteloos als zij.
„Goeienavondzei
de duif Koekeroe zacht.
Goeienavond", zei de
ander. „Bent U ook op
weg naar het bosje voor
oude vogels?", vroeg
Koekeroe.
„Jakoerde de an
dere.
„Ik heb een hoed, een hoed van goud!",
roept Beukeltje, het bomenkind.
„Zie maar, dat jij je hoedje houdt",
ruist vader Beuk, „straks komt de wind".
„Ik ben een prins, ik draag een kroon",
lacht Beukeltje, het bomenkind.
„Een kroon valt heel gauw af, mijn zoon",
ruist vader Beuk, „straks komt de wind".
„Wie doet me wat...? Wie doet me wat?",
giert Beukeltje, het bomenkind.
„Pas op, daar gaat je eerste blad!",
ruist vader Beuk, „daar komt de wind!"
„Help...! heïp! M'n hoed... Daar gaat mijn kroon!"
schreeuwt Beukeltje, het bomenkind.
„Daar is geen helpen aan, m'n zoon",
ruist vader Beuk, „zo in de wind".
Z'n handen leeg, z'n haren los
staat Beukeltje, het bomenkind
naast vader Beuk in 't natte bos
te huilen in de wind.
„Voelt U er wat voor
om samen te gaan?",
vroeg Koekeroe. „twee
is altijd gezelliger dan
een".
„Ja, zeg dat wel", koer
de haar evenbeeld, „ik
ken daar een verhaaltje
over".
„Ik ookzei Koe
keroe. „Het gaat over
twee eekhoorntjes d:~
elkaar kwijt raakten".
„Van mijzei de
ander, gaat het over
een konijn dat op zoek
is naar een vriendje.
„Hézei de duif
Koekeroe, „dat ken ik
niet. Wat gek".
„Ik ken uw verhaaltje
ook niet", zei de andere
duif, „maar dat is mis
schien niet zo'n wonder.
Ik kom uit het bos ver
derop". Ze wees naar
rechts.
„Ik uit dat bos",
Koekeroe en ze wees
naar links, „ik wist voor
iedere dag een verhaal
tje. De kleine vogeltjes
stonden al bij zonsop
gang onder mijn boom
te wachten".
,Maar vandaag
Opeens hield de duif
Koekeroe op. Ze merkte
dat ze niet meer alleen
praatte. De andere duif
vertelde met precies de
zelfde woorden hetzelfde
verhaal. „Nou en toen
dacht ik: ik ga maar
weg. Ik ga maar naar
het bosje voor oude vo
gels", koerden ze tege
lijk. „Maar nu ik het
zie", gingen ze verder
en ze keken nog eens
goed naar het bosje voor
oude vogels, „nu vind ik
het er afschuwelijk uit
zien. Ik vind mezelf nog
lang niet oud genoeg
voor dat bos".
„Tuurlijk niet", zei op
eens een derde stem. De
twee duiven elkaar aan.
Wie was die derde?
Ahze zagen het. Een
grijze nachtuil die net
zijn ogen opendeed.
Mies Bouliuys heb alles gehoorü"t
hij, „en U hoeft hele
maal niet naar dat bos
je. U hoeft alleen maar
te ruilen. De duif Koe
keroe gaat naar het bos
van de duif Roekoe.
„Zo heet U toch?"
vroeg hij aan de vreem
de duif. Ja, knikte die en
tegelijk begonnen haar'
ogen te stralen. Natuur
lijk, dat was de oplos
sing. Zij ging de ver
haaltjes vertellen die ze
in het bos van Koekeroe
nog niet kenden en Koe
keroe ging naar het bos
met haar oude verhaal
tjes. Ze schudden wel
vijf minuten vlerken en
poten met de wijze
nachtuil en toen ver
trokken zeKoekeroe
naar waar Roekoe van
daan was gekomen en
Roekoe naar het bosj
Koekeroe.
En toen de volgende
morgen de kleine vogel-j
tjes in de twee bossen
toch nog maar eens gin
gen proberen of er geen
verhaaltje kwam, toen
zat in ieder bos al een
duif klaar. Ze vertelden
zo mooi en zulke hele
maal nieuwe verhaaltjes
dat ook de grote vogels
ernaar kwamen luiste
ren. Ze schudden met
hun koppen van verba
zing en het raadsel zou
nooit opgelost zijn als
Koekeroe niet een nieuw
naambordje had laten
maken door de specht
waarop met duidelijke
letters Roekoe stond en
als niet Roekoe een
bordje had laten maken
waarop Koekeroe stond.
„Roekoe of Koekeroe",
zeiden de dieren, „het
doet er niet toe. Als de
verhaaltjes maar mooi
zijn". En de duiven zelf
denken er net zo over.
Ze koeren vrolijk in hun
bos en geen van tweeën
denkt erover om af
scheid te nemen en weg
te vliegen naar het bos
je voor oude vogels. Nog
lang niet.
Mies Bouhuys.
Op dit plaatje zien jullie de vlaggen getekend van zes verschillende
landen. Om het je iets gemakkelijker te maken zijn de landen er ook
bijgetekend, Welke ylag hoort nu bij welk land en hoe heet dat land?.