Roman van en over jonge mensen
van de Zeeuw Lou Vleugelhof
Michael Sweerts en tijdgenoten
Ondertussen verbeeldt Suzan zich
dat ze op „Mikkel", de nieuwe
leraar klassieke talen, verliefd
geworden is. Deze is vrijgezel, achter
in de dertig, en ook hij besteedt wel
enige aandacht aan haar. Hij bezoekt
haar thuis, ontmoet de moeder, en ga
y est, Suzan wordt nummer twee.
Haar moeder, weer eens haar rivale,
wint het pleit glansrijk, wat hun ver
standhouding vanzelfsprekend niet
ten goede komt. Suzan trekt zich
meer en meer in zichzelf terug, tracht
nog steun te vinden bij Ger, doch die
doorziet haar, zegt haar de ongezou
ten waarheid en laat haar dan in de
steek. Mikkel en haar moeder verlo
ven, en na de eindexamens zullen ze
trouwen. Suzan slaagt, maakt een
buitenlandse reis, en reist daarna haar
ouders die op een verre huwelijksreis
zijn, tegemoet. Wanneer haar moeder
dan wegens een lichte ongesteldheid
De
Variaties op „UilcnspiegeR'-thema
DE
ZATERDAG 18 OKTOBER 1958
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
13
MET LOOD IN DE SCHOENEN
Eerste prozawerk van jong
auteur houdt beloften in
DE IN OVEZANDE geboren jonge Zeeuwse schryver Lou Vleugel
hof (een pseudoniem) schrijft niet veel, en als hij het doet weet
hy warempel altijd een onderscheiding in de wacht te slepen. Vergis
sen we ons niet, dan ontving hij voor zyn gedichtenbundel .Oor
sprong" die we destyds (30-4-'55) uitvoerig bespraken, een reistoela
ge van O.K. en W.; hij heeft meegedeeld in de Middelburgse literaire
stadsprijs, en voor zijn eerste prozawerk, de roman „Met lood in de
schoenen" heeft hij weer een reistoelage gekregen. En dit alles is
hem van harte gegund; hij verdient deze aanmoedigingen ten volle,
want zijn werk heeft niveau en ook een eigen, prettige toon.
Men zou „Met lood in de schoenen"
een roman over en voor jonge men
sen kunnen noemen, maar dan toch
niet in de zin van een bakvisroman;
meer voor ongeveer twintigjarigen,
een genre dat vrij zeldzaam is. We
hebben licht bezwaar tegen de flap
tekst, die enigszins wil suggereren
dat dit nu een werk is waarin de si
tuatie van de moderne jeugd, de
teen-agers eens grondig uit de doe
ken wordt gedaan. Dat is geenszins
het geval de roman is een zuiver
persoonlijke geschiedenis. Hy be
strijkt het laatste lyceumjaar van
Suzan Mardijn, en Suzans „geval"
Is zeker geen doorsnee-geval van
het moderne meisje, doch een
tamelijk interessante uitzonde
ring, die knap en met grote inleving
In het jong-vrouwelijke karakter
uitgebeeld werd.
Suzan, achttien jaar, is een knap
en zeer intelligent meisje. Eens
deels heeft ze al ervaring ach
ter de rug en is ze een vrijgevoch
ten schepseltje andersdeels heeft ze
nog genoeg kinderlijke trekken be
houden. Haar vader, een bekend ar
chitect, is een jaar geleden gestorven.
Van deze vader hield zij veel, doch
met haar moeder ligt ze overhoop. Su
zans moeder is een schoonheid. Ze is
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
nog in de bloei van haar leven, ze
venendertig, en ze overstraalt Suzan
altijd volkomen, zodat zelfs de school
vriendjes vaak meer aandacht beste
den aan de mama dan aan de dochter.
Suzan vindt haar moeder dom en op
pervlakkig en ze is zeer hard en
wreed voor haar; bewust wreed, zo
als kinderen zijn. (Men leze bv. de
situatie op pag. 120. Suzan heeft haar
moeder op een moeilijk ogenblik in
haar leven diep gegriefd. De moeder
stapt daar overheen, zegt „Wat je me
daarstraks allemaal gezegd hebt, zul
len we maar vergeten. Je bent nog
jong en ik weet dat je het allemaal
niet zo erg bedoelt". Dan volgt Su
zans overpeinzing: „Daar heb je ze
weer, de gemeenplaatsen, waarmee de
ouderen onze bedoelingen In twijfel
trekken. Ilt heb het wel zo bedoeld,
precies zo, zoals ik het zei, om te
kwetsen".)
Suzans klasgenoot en speciale
vriend Ger, het „genie van de
school" is een ontgoochelde hyper
gevoelige, cynisch geworden jon-
man, die, eveneens door moeilijk
heden en onbegrip thuis, volkomen
in de knoop is geraakt. Hij ver
schanst zich achter spot en moed
willige ontluistering, en diep in
hem knaagt de wroeging dat hij
het tweede huwelijk van zijn va
der volkomen heeft vernield. De
verstandhouding tussen Suzan en
Ger verkoelt na een verleidings
poging van Gers kant, en wordt
nog killer wanneer Ger geïnteres
seerd raakt in Suzans tante, de
zuster van haar vader, 35, die van
een zwarte zurige taart opeens in
een bonte, jolige glamourgirl ver-
Gouden jubileum van
actrice Marie Meunier
Woensdagmiddag 29 oktober zal de
actrice van de Haagse Comedie Ma
rie MeunierNagtegaal ter gelegen
heid van haar 50-jarig toneeljubileum
worden gehuldigd. Deze huldiging
zal geschieden tijdens een receptie
van 16 tot 18 uur in de foyer van de
Koninklijke Schouwburg.
Marie MeunierNagtegaal speelde
reeds vroeg kinderrollen, o.a. De
Kleine Lord bij de Bouwmeesters. Zij
ging met 14 jaar naar de toneel
school, waar zij o.a. les kreeg van
Jan C. de Vos, mevrouw Holtrop
Van Gelder en S. BoubergWilson.
Haar debuut maakte zij bij de Kon.
Ver. Het Nederlands Toneel in een
Frans blijspel. Tot 1912 was zij bij
tt É^?eIsc*J£iP- Daarna kwam zij bij
„Het Toneel" onder Willem Royaards.
Van 19151923 was Marie Meunier
bij het. gezelschap van Herman Heij-
ermans. Daarna was zij verbonden
aan diverse gezelschappen en keer
de vervolgens terug bij Royaards.
Daarna trad zij op bij „De Jonge
Spelers", „Het Residentie Toneel" on
der Dirk Verbeek en tenslotte bij de
Haagse Comedie.
Haar 40-jarig toneeljubileum vierde
zij met de rol van Mary Herries in
„Een vriendelijke dame" van Edward
.Chorodov.
LOU VLEUGELHOF
...weer een reistoelage...
andert (Verrassende maar niet erg
geloofwaardige metamorfose, de
enige bepaald niet geslaagde bij
figuur in het boek). De interesse
blijft: Ger huwt na het eindexamen
met tante Rees.
enige dagen het bed moet houden, eist
ze Mikkel geheel voor zich op, en
drijft ze haar zin door. Ze behaalt de
overwinning en is bevrijd: nu ze weet
dat Mikkel eigenlijk om haar kwam,
maar met haar moeder trouwde om
dat hij dacht dat zij niets om hem
faf (wat ze eigenlijk ook niet deed!)
an ze hem loslaten, overlaten aan
haar moeder.
Ze kan en moet nu het leven in, al
lang niet meer ongerept, „met lood
in de schoenen", maar gesterkt door
haar ervaringen en ze zal haar weg
wel vinden, ook al is het einde van
het boek nog in mineur, want zij loopt
nog steeds achter het voorbije aan.
eze roman begint wat mat, maar
wordt steeds beter, en de laatste
helft is voortreffelijk. De ka
rakters komen uit de verf, de gesprek
ken zijn boeiend, de situaties treffend
neergezet. Men zou kunnen opperen
dat Suzan nog al héél erg ad rem is;
in bepaalde situaties o.a. tegen haar
moeder, nog al eens krachtige, eerder
jongensachtige termen gebruikt maar
als geheel is dit jonge, moderne meis
je toch een geslaagde creatie. Ger is
als tegenspeler uitstekend, Mikkel en
de moeder zijn als bijfiguren zeer
goed volgehouden.
Wat we vooral bewonderen Is het
fictie-element, de grote afstand van de
schrijver tot zijn stof, m.a.w. het ver
mogen tot werkelijk creëren. Van Zee
land geen spoor. Niet dat dit een spe
ciale verdienste zou zijn, maar het
wijst wel op Vleugelhofs veelzijdige
talent. We hebben verwachtingen van
deze jonge Zeeuwse auteur, zowel van
zijn poëzie als nu ook van zijn proza.
Lou Vleugelhof: Met lood in de schoe
nen. Uitgave: A. A. M. Stols, Den
Haag.
Tweede catalogus van
het amateurstoneel
De tweede catalogus van de „Neder
landse bibliotheek voor het amateur
toneel" te Utrecht is op 14 oktober
verschenen. De bibliotheek is een
stichting van de Ned. Amateurtoneel-
Unie en het Werkverband Kath.
Amateurtoneel.
In de eerste catalogus van 1956
werden bijna driehonderd beschrij
vingen van toneelstukken, die voor
amateurs geschikt worden geacht,
door de journalist Hessel Jongsma
bijeen gebracht. Het tweede deel om
vat ruim 200 beschrijvingen. De bi
bliotheek omvat ruim 1500 toneel
stukken.
In 1957 maakten 1072 verenigingen
van de diensten van de gemeenschap
pelijke bibliotheek gebruik. Zij leen
den 21.655 tekstboekjes van het to
taal van 36.015.
Aan het einde van dit jaar zal cqji
studiebibliotheek aan de uitleenbiblio
theek worden toegevoegd. Mr. P.
Cleveringa schreef hiervoor een ca
talogus als leidraad voor degenen,
die zich in de geschiedenis, de tech
niek en de aankleding van het toneel
willen verdiepen.
Jubileumconcert van
het Residentie-orkest
(Van een onzer redacteuren)
Er ging door 't (muzikan
ten) gehucht,
Een v:onder gerucht,
't Was van twee violisten...
DIE TWEE waren Kreb-
bers en Olof sinds
dinsdag jongstleden Ridder
Herman en Ridder Theo! En
het Gerucht had iets te ma
ken met een opdracht, die
enige tijd geleden aan Neder
landse toondichteren zou
worden verstrekt in verband
met het jubileum van de
twee.
„Variaties moeten het
worden," gonsde Het Ge
rucht.
„Op een Nederlands
thema," ritselde Het ver
der.
„Misschien wel uit Va
lerius," zeiden de toon
dichters hoopvol tot elk
ander.
Een Wonder Gerucht. Maar
de vaderlandse componisten-
bent leefde er van op. Men
puntte energiek de ganze-
veren en kocht blanco vellen
muziekpapier. Men Was Ge
reed. Om variaties,, te schrij
ven. Op Een Nederlands The
ma, Voor Een Nederlands
Jubileum.
Maar neen, dirigent Van Otter-
loo moest en zou roet in het
eten gooien. Hij kreeg de (eer
volle) taak voor het te variëren
motief te zorgen, maar in plaats
dat hij daarvoor Valerius eens
even uit de Openbare Leeszaal liet
halen of wat leende bij Wagenaar
of Diepenbrock, kwam de man
met Richard op de proppen. Niet
Richard van „open the door",
maar van Strauss!
„Een dwaze gedachte," zeiden
de Nederlandse componisten bit
ter tot elkander, „het mot weer-
es buitenlands wezen
„Ja maar," zei Van Otterloo
vaag-verontschuldigend, „het
thema ontstond in een nacht,
nadat Herman, Theo en ik tij
dens een concert in Amsterdam
Uilenspiegel gezamenlijk be
leefden. En als zodanig is het
toch wel origineel
„Larie," vonden de componisten,
„driewerf larie". Doch togen niet
temin met z'n tienen aan de ar
beid en leverden op tijd hun stuk-
je in. Zodat zij dinsdagavond tij
dens het jubileumconcert van
Krebbers en Olof toch nog het
podium van het Haagse Gebouw
voor Kunsten en Wetenschappen
konden beklimmen om er met hun
opdrachtgevers wat schutterig
te bedanken voor het applaus van
de geestdriftige luisteraars. Ap-
6laus voor „Variaties op een
:ilenspiegel-thema.
MAAR EEN paar hadden hun
grief niet kwijt kunnen ra
ken. Bertus van Lier bij
voorbeeld: „M'n collega's zijn over
hun bezwaren heengestapt, maar
ik heb ze in muziek uitgedrukt!"
En hoe! Van Lier liet de eerste
soloviool onbezorgd Strauss' mo
tiefje inzetten om het dan plotse
ling te onderbreken door een an
der thema uit „Till Eulenspiegels
lustige Streiche". namelijk uit de
rechtsscène en de terdoodveroor
deling. „Asjeblieft" scheen de
componist te willen zeggen, „dat
komt er nou van, Van Otterloo!"
Opnieuw probeerde de eerste so
loviool het Straussmotief, maar de
tweede soloviool interrumpeerde
en toen waren we gelukkig
weer thuis! met „O, Neder
land let op uw saeck". En het op
vallende was, dat het Strauss-mo-
tiefje heel sterk verwant bleek
aan deze Nederlandse vermaning,
zodat Van Lier slechts een paar
nootjes moest veranderen. Doch
alsof dat alles nog niet genoeg
was, mengde de componist er ook
nog een „Wilhelmus" (dolce con
sordino) doorheenKwajer kon
het niet!
kE TWEEDE MAN, die niet
van zijn grief af kon stap
pen, was Geza Frid. Maar
hij vermaande Van Otterloo niet
met vaderlandse zaken uit de his
torie, doch leende daartoe de
hoofdmelodie uit des dirigenten
eigen „Introductie en Allegro voor
orkest" Frid: „Dat zou een be
ter thema voor deze opdracht zijn
geweest" liet vervolgens een
eigen motief opduiken, dat hij met
een woedende slag afbrak en keer
de tenslotte (noodgedwongen) tot
den Here Richard Strauss terug.
Het publiek zat dinsdag een tik
keltje verbaasd naar Frids uitin
gen te luisteren, verbaasd en ge
amuseerd. En een keurig heer zei
tegen een schone vrouw aan zijn
zijde: „Dat was een muzikale Max
Tailleur, zeg!" Inderdaad, Frid
zorgde voor een mopje-in-klan-
ken.
IEDER VOGELTJE zingt zoals
het gebekt is. Hendrik Andries-
sen, professor in Nijmegen,
zorgde voor een „eigendunkelijke
bespiegeling" over het Uilenspie
gelthema. Hij was de meest lyri
sche van de elf en vormde daar
door een opvallende tegenstelling
tot de man, die de variatie na de
zijne voor zn' rekening nam: Hans
Kox. Deze de jongste van de
elf schreef een flitsend, seher-
zo-achtig stuk. waarin hij de vir
tuoze kwaliteiten van solisten en
orkest in een paar maten samen
perste. Daardoor kreeg zijn bij
drage een motorisch karakter.
Henk Badings koos een lang
zame variatie met wisselende
harmonische kleuren in de be-
Seleiding. Dat laatste beschouw-
e hij als een herinnering aan
zijn eerste kennismaking met
het vioolduo, toen het tweetal
harmonielessen van hem kreeg.
Waarschijnlijk geen prettige
herinnering, want de meeste
musici maken er een gewoonte
van alles wat met harmonieleer
te maken heeft na hun examens
onmiddellijk te vergeten. Géén
populair vakDoch Badings
bleek niet haatdragend te zijn,
want tegen deze plechtige bege
leiding noteerde hij concertan
te passages als een erkenning
van de grote kwaliteiten van
Krebbers en Olof. Alles verge
ven en vergeten...!
Flothuis en Henkemans waren bij
het schrijven van hun bijdrage
kennelijk uitgegaan van de opvat
ting: „Als Herman en Theo wen
sen te jubileren, dan zullen ze er
van lusten ook!" Henkemans ge
waagde m een toelichting zelfs
van „onbeperkt vertrouwen". En
op deze uitdaging moesten de he
ren Olof en Krebbers dan maar
eventjes een antwoord geven. Wel
nu, zij deden het zonder al
thans figuurlijk een spier op
hun gezicht te vertrekken. De ju
bilarissen lustten hun componis
ten
Lex van Delden ging in zijn bij
drage nog een stap verder: als de
jubilarissen virtuoos zijn, dan
moet het orkest waarvan zij con
certmeester zijn, er ook maar, aan
geloven. En het orkest geloofde!
TWEE VIOLEN en een bas,
bas, bas. Guillaume Landré,
erover peinzend welke vorm
en inhoud liij zijn variaties zou
geven, kon dat kinderliedje maar
niet kwijtraken. Twee violen en
een bas, bas, bas. Het speelde
voortdurend door zijn gedachten.
Twee rioten en een bas, bas, bas.
Twee riolen en een bas... „Hup
met die twee violen," moet Landré
toen ten einde raad gedacht heb
ben, „ik zet ze d'r in. Met Ri
chard." En om er nog een diep
zinnig tintje aan te geven nam
hij het doodsmotief uit Tijl en
draaide het om. De omgekeerde
dood: „Lang zullen ze leven. Her
man en Theo". Zeg het met mu
ziek!
ZO SCHREVEN ze met hun
tienen dit variatiewerk.
Waarna (Richard) Willem
(Strauss) van Otterloo voor het
slot moest zorgen. En als Bertus
van Lier en Geza'Frïd nu soms
gedacht hadden, dat de dirigent
na hun muzikale vermaningen
haastig het boetekleed zou aan
trekken, dan waren ze er naast.
Dat kleed staat Van Otterloo niet,
wel de dirigentenrok. Daarin glo
rieert hij soms zeven malen per
week! En daarom schreef hij een
pakkende en glorieuze slotvaria-
tie, waarin hij én de jubilerende
concertmeesters én zijn orkest
magnifiek liet schitteren. „Het
mag dan geen Nederlands thema
zijn, maar je kunt er prima mee
werken" leek hij in dat slot zijn
mede-componisten voor te hou
den. En hij had er het laatste
woord mee!
Het wonder gerucht
bleek dan deze week tijdens
dit Haagse jubileumconcert
plezierige muziek te zijn gewor
den. Muziek, die men nog wel
eens wil horen. „Dat kan gebeu
ren," zei directeur Langenberg
van Philips Phonografische In
dustrie, tijdens de huldiging na
de uitvoering van het werk, „wij
zullen er een plaat van maken!"
Zodat deze samenwerking van
elf componisten niet beperkt blijft
tot de concertzaal, maar ook tot
in de huiskamers zal doorklinken.
Inderdaad, een wonder gerucht.
Wie het soms nog niet weten
mocht: het ging over twee vio
listen, die dit jaar vijfentwintig
jaar op het podium staan. Olof en
Krebbers, sinds kort Ridder Theo
en Ridder Herman. Lang zullen
ze spelen!
(Van onze redacteur beeldende
kunsten).
De tentoonstelling „Mïchaël
Sweerts en tijdgenoten", tot 23
november in Boymans te Rot
terdam te zien, vestigt de aandacht
op een figuur uit de Gouden-Eeuwse
Schilderkunst, die hier te lande maar
al te weinig bekend is. Wij kennen
Vermeer maar van de roerige fi
guur Sweerts, die hem in de geest
van zijn kunst zo verwant is ge
weest, krijgen wij hier maar nauwe
lijks iets te zien, afgezien van het
mooie portret van Jeronimo Deutz
dat de trots van het Rijksmuseum is.
Nog minder is er in dit verband ooit
sprake van andere artistieke samen
hangen: de inspiratie op de Romein
se schilders van straattafereeltjes,
de verwantschap met grote Franse
tijdgenoten als Matthieu la Nain.
Knuttel doet hem in zijn standaard
werk over de geschiedenis der Ne
derlandse schilderkunst met een paar
regels af. Is dat verdiend?
Het is waar, dè „cavaliere Sweerts"
is een roerige en ongedurige figuur,
die acht jaar in Rome woont en
werkt, een tekenacademie in-Brussel
sticht, die al spoedig weer verdwijnt,
dan in Amsterdam opduikt en ten
slotte naar de missie in Cochin-Chi-
na zal gaan, waar hij echter nooit
aankomt. Want deze schilderende le-
kebroeder ligt zo voortdurend over
hoop met de andere leden van het
reisgezelschap, dat men hem tenslot
te in Ispahan in Perzië achterlaat
waar Sweerts zich naar de Jezuïeten
in Goa begeeft waar hij tenslotte
sterft.
Hij is dan naar schatting veertig jaar
oud. Naar schatting: want zijn ge
boortejaar kent men slechts bij be
nadering, zijn sterfjaar is niet meer
dan een vermoeden, berustend op een
bericht uit de tweede of derde nand.
Nu is het wonderlijke, dat deze
romantisch-onbeheerste man in
zijn korte leven schilderijen
schept, van een zo wonderlijke
serene stilte, dat. een aantal ervan
een tijdlang zijn toegeschreven
aan Vermeer en aan Pieter de
Hoogh. Pas ua veel moeizaam ar-
Michael Sweerts: ,3ij het toilet."
chiefonderzoek en veel kritisch
vergelijken is men erin geslaagd
verschillende van deze problemen
op te lossen.
Nu weet men dan zo langzamer
hand, dat Sweerts in 1646 in
Rome is terechtgekomen in een
milieu, waar men zich in navolging
van de grote Italiaan .Caravaggio be
zighield met het schilderen van aller
lei realistische tafereeltjes uit het le
ven van de armsten des volks. Het
is een ruige kunst, levendig en met
sterke lichtcontrasten. De Nederlan
der Pieter van Laer is er, wat de Ne
derlanders betreft, de beste vertegen
woordiger van. Sweerts sluit zich
aanvankelijk bij deze richting aan,
maar zij ligt de vrome en eenzelvige
man blijkbaar toch minder* Want al
Minder bekend
aspect van
onze kunst
betrekkelijk spoedig komen er uit
zijn atelier schilderijen, die veel min
der contrastrijk zijn. Hij zoekt na
drukkelijk naar een bepaalde poëti
sche stemming; de lichtval wordt ge
dempt, de figuren verstillen en krij
gen iets in zichzelf gekeerds. Ook
het aantal figuren wordt sterk be
perkt. De gehele achtergrond wordt
als het ware weggedrukt, zodat al
leen nog de personages spreken.
Wanneer Sweerts zijn sujetten in 'n
landschap plaatst, worden ze over
straald door 'n melancholiek, avond
lijk licht. Door deze ontwikkeling in
zijn kunst spi-ingt Sweerts er in de
kring van zijn Romeinse vrienden
sterk uit, ook al omdat hij het soci
ale realisme van zijn tijdgenoten ver
laat en zich richt op het leven van
burgerij en hogere klassen. Op
zichzelf is dat niet helemaal onbe
grijpelijk; deze cavaliere was tenslot
te verwant aan de voornaamste Am
sterdamse families. Maar nog meer
is dat verklaarbaar uit zijn gehele
artistieke instelling. In zijn zoeken
naar poëtische stilte past geen ruig
heid, geen felheid. Daar wordt alles
gedempt, ook het sociale contrast,
omdat dit tenslotte van geen belang
meer is.
Zelfs daar, waar zijn thema's
overeenkomen met die van andere
kunstenaars, valt zijn persoonlij
ke verwerking op. Zijn „dobbelen
de soldaten" is naar geaardheid
een volkomen ander schilderij dan
de „dobbelaars" van Matthieu le
Nain, zelfs al is in beide gevallen
de opstelling van de-figuren vrij
wel identiek. Le Nain zet zijn spe
lers in een helder licht in een
nauwkeurig omschreven en ver
antwoorde ruimte, bij Sweerts ko
men ze als geleidelijk uit een
donker gehouden achtergrond
naar voren.
Sinds een halve eeuw kent men de
naam Sweerts, pas na de oorlog heeft
zijn persoonlijkheid door allerlei on
derzoek meer reliëf gekregen. In
Boymans krijgt zijn kunst kaar
plaats toegewezen door de vergelij
king met tijd- en stadgenoten als
Pieter van Laer en zijn navolger
Michelangelo Cerquozzi, en met land
genoten als Karei Dujardin, J. Mïel
en Lingelbaeh. Veel van dit werk
is meer interessant dan boeiend.
Maar de gehele expositie is een
waardige hommage aaii een ten on-
rechte yergeten kunstenaar.
Culturele
Cavalcade
TWEE EN TACHTIG van de mo
dernste voorbeelden der Ameri
kaanse schilderkunst het oudstef
schilderij is van 1948 zijn tot 28
november te zien in het stedelijk
museum te Amsterdam, onder de
titel „The new American painting".
De tentoonstelling wordt gepresen
teerd als onderdeel van het interna
tionale programma van het Museum
of Modern Art te Neio York en was
eerder te zien in Bazel, Milaan, Ma
drid en Berlijn.
EEN SPAANS KOOR, bestaande uit
16 jonge mannen en vrouwen en ge
naamd fA-grupacion Coral de Como
ro de Pamplonazal in de tweede
helft van november een tournee
door ons land maken. Het staat on
der leiding van maestro Luis Moron-
do, en komt o.m. in Rotterdam, Eind
hoven, Den Haag, Haarlem, Amster
dam en Utrecht.
DE RUSSISCHE componist Dimitri
Sjostakotvitsj is onderscheiden met
de Sibelius-prijs, die om de drie jaar
verleend wordt aan een eminente
componist. Hij heeft de prijs, groot
71/2 miljoen Finse mark, overgedra
gen aan de vereniging voor Fins-
Russische vriendschap, ter bevorde
ring van de culturele uitwisseling
tussen Finland en de Sowjet-Unie.
MEXICO-CITY is de „Wereld
Film Olympiade" begonneneen
filmfestival, waar in twintig dagen
de bekroonde films van de festivals
in Berlijn, Brussel, Cannes en Vene
tië worden vertoond.
BALLET-REGISSEUR Dimitri Ro
manoff, Rus van origine, zal geruime
tijd verbonden zijn aan het ballet
van de Nederlandse Opera en wel als
regisseur-generaal. Van 1948 af be
kleedde Romanoff deze zelfde func
tie bi; het American Ballet Theatre.
IN TOKIO is de tentoonstelling ge
opend van ongeveer ISO schilderijen
en andere werken van Van Gogh.
Er bleek zeer grote belangstelling
voor deze expositie te bestaan; onder
de bezoekers bevonden zich o.a. de
keizer van Japan en zijn echtgenote,
de broer van de keizer en de minis
ter van 011 derwijs. Dr. A. M. J. W.
Hammacher, directeur van het Kr oi
ler Milllermuseum op de Hoge Velu-
we} leidde de gasten rond.