Roman van en over jonge mensen van de Zeeuw Lou Vleugelhof Michael Sweerts en tijdgenoten Ondertussen verbeeldt Suzan zich dat ze op „Mikkel", de nieuwe leraar klassieke talen, verliefd geworden is. Deze is vrijgezel, achter in de dertig, en ook hij besteedt wel enige aandacht aan haar. Hij bezoekt haar thuis, ontmoet de moeder, en ga y est, Suzan wordt nummer twee. Haar moeder, weer eens haar rivale, wint het pleit glansrijk, wat hun ver standhouding vanzelfsprekend niet ten goede komt. Suzan trekt zich meer en meer in zichzelf terug, tracht nog steun te vinden bij Ger, doch die doorziet haar, zegt haar de ongezou ten waarheid en laat haar dan in de steek. Mikkel en haar moeder verlo ven, en na de eindexamens zullen ze trouwen. Suzan slaagt, maakt een buitenlandse reis, en reist daarna haar ouders die op een verre huwelijksreis zijn, tegemoet. Wanneer haar moeder dan wegens een lichte ongesteldheid De Variaties op „UilcnspiegeR'-thema DE ZATERDAG 18 OKTOBER 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 13 MET LOOD IN DE SCHOENEN Eerste prozawerk van jong auteur houdt beloften in DE IN OVEZANDE geboren jonge Zeeuwse schryver Lou Vleugel hof (een pseudoniem) schrijft niet veel, en als hij het doet weet hy warempel altijd een onderscheiding in de wacht te slepen. Vergis sen we ons niet, dan ontving hij voor zyn gedichtenbundel .Oor sprong" die we destyds (30-4-'55) uitvoerig bespraken, een reistoela ge van O.K. en W.; hij heeft meegedeeld in de Middelburgse literaire stadsprijs, en voor zijn eerste prozawerk, de roman „Met lood in de schoenen" heeft hij weer een reistoelage gekregen. En dit alles is hem van harte gegund; hij verdient deze aanmoedigingen ten volle, want zijn werk heeft niveau en ook een eigen, prettige toon. Men zou „Met lood in de schoenen" een roman over en voor jonge men sen kunnen noemen, maar dan toch niet in de zin van een bakvisroman; meer voor ongeveer twintigjarigen, een genre dat vrij zeldzaam is. We hebben licht bezwaar tegen de flap tekst, die enigszins wil suggereren dat dit nu een werk is waarin de si tuatie van de moderne jeugd, de teen-agers eens grondig uit de doe ken wordt gedaan. Dat is geenszins het geval de roman is een zuiver persoonlijke geschiedenis. Hy be strijkt het laatste lyceumjaar van Suzan Mardijn, en Suzans „geval" Is zeker geen doorsnee-geval van het moderne meisje, doch een tamelijk interessante uitzonde ring, die knap en met grote inleving In het jong-vrouwelijke karakter uitgebeeld werd. Suzan, achttien jaar, is een knap en zeer intelligent meisje. Eens deels heeft ze al ervaring ach ter de rug en is ze een vrijgevoch ten schepseltje andersdeels heeft ze nog genoeg kinderlijke trekken be houden. Haar vader, een bekend ar chitect, is een jaar geleden gestorven. Van deze vader hield zij veel, doch met haar moeder ligt ze overhoop. Su zans moeder is een schoonheid. Ze is Letterkundige kroniek door HANS WARREN nog in de bloei van haar leven, ze venendertig, en ze overstraalt Suzan altijd volkomen, zodat zelfs de school vriendjes vaak meer aandacht beste den aan de mama dan aan de dochter. Suzan vindt haar moeder dom en op pervlakkig en ze is zeer hard en wreed voor haar; bewust wreed, zo als kinderen zijn. (Men leze bv. de situatie op pag. 120. Suzan heeft haar moeder op een moeilijk ogenblik in haar leven diep gegriefd. De moeder stapt daar overheen, zegt „Wat je me daarstraks allemaal gezegd hebt, zul len we maar vergeten. Je bent nog jong en ik weet dat je het allemaal niet zo erg bedoelt". Dan volgt Su zans overpeinzing: „Daar heb je ze weer, de gemeenplaatsen, waarmee de ouderen onze bedoelingen In twijfel trekken. Ilt heb het wel zo bedoeld, precies zo, zoals ik het zei, om te kwetsen".) Suzans klasgenoot en speciale vriend Ger, het „genie van de school" is een ontgoochelde hyper gevoelige, cynisch geworden jon- man, die, eveneens door moeilijk heden en onbegrip thuis, volkomen in de knoop is geraakt. Hij ver schanst zich achter spot en moed willige ontluistering, en diep in hem knaagt de wroeging dat hij het tweede huwelijk van zijn va der volkomen heeft vernield. De verstandhouding tussen Suzan en Ger verkoelt na een verleidings poging van Gers kant, en wordt nog killer wanneer Ger geïnteres seerd raakt in Suzans tante, de zuster van haar vader, 35, die van een zwarte zurige taart opeens in een bonte, jolige glamourgirl ver- Gouden jubileum van actrice Marie Meunier Woensdagmiddag 29 oktober zal de actrice van de Haagse Comedie Ma rie MeunierNagtegaal ter gelegen heid van haar 50-jarig toneeljubileum worden gehuldigd. Deze huldiging zal geschieden tijdens een receptie van 16 tot 18 uur in de foyer van de Koninklijke Schouwburg. Marie MeunierNagtegaal speelde reeds vroeg kinderrollen, o.a. De Kleine Lord bij de Bouwmeesters. Zij ging met 14 jaar naar de toneel school, waar zij o.a. les kreeg van Jan C. de Vos, mevrouw Holtrop Van Gelder en S. BoubergWilson. Haar debuut maakte zij bij de Kon. Ver. Het Nederlands Toneel in een Frans blijspel. Tot 1912 was zij bij tt É^?eIsc*J£iP- Daarna kwam zij bij „Het Toneel" onder Willem Royaards. Van 19151923 was Marie Meunier bij het. gezelschap van Herman Heij- ermans. Daarna was zij verbonden aan diverse gezelschappen en keer de vervolgens terug bij Royaards. Daarna trad zij op bij „De Jonge Spelers", „Het Residentie Toneel" on der Dirk Verbeek en tenslotte bij de Haagse Comedie. Haar 40-jarig toneeljubileum vierde zij met de rol van Mary Herries in „Een vriendelijke dame" van Edward .Chorodov. LOU VLEUGELHOF ...weer een reistoelage... andert (Verrassende maar niet erg geloofwaardige metamorfose, de enige bepaald niet geslaagde bij figuur in het boek). De interesse blijft: Ger huwt na het eindexamen met tante Rees. enige dagen het bed moet houden, eist ze Mikkel geheel voor zich op, en drijft ze haar zin door. Ze behaalt de overwinning en is bevrijd: nu ze weet dat Mikkel eigenlijk om haar kwam, maar met haar moeder trouwde om dat hij dacht dat zij niets om hem faf (wat ze eigenlijk ook niet deed!) an ze hem loslaten, overlaten aan haar moeder. Ze kan en moet nu het leven in, al lang niet meer ongerept, „met lood in de schoenen", maar gesterkt door haar ervaringen en ze zal haar weg wel vinden, ook al is het einde van het boek nog in mineur, want zij loopt nog steeds achter het voorbije aan. eze roman begint wat mat, maar wordt steeds beter, en de laatste helft is voortreffelijk. De ka rakters komen uit de verf, de gesprek ken zijn boeiend, de situaties treffend neergezet. Men zou kunnen opperen dat Suzan nog al héél erg ad rem is; in bepaalde situaties o.a. tegen haar moeder, nog al eens krachtige, eerder jongensachtige termen gebruikt maar als geheel is dit jonge, moderne meis je toch een geslaagde creatie. Ger is als tegenspeler uitstekend, Mikkel en de moeder zijn als bijfiguren zeer goed volgehouden. Wat we vooral bewonderen Is het fictie-element, de grote afstand van de schrijver tot zijn stof, m.a.w. het ver mogen tot werkelijk creëren. Van Zee land geen spoor. Niet dat dit een spe ciale verdienste zou zijn, maar het wijst wel op Vleugelhofs veelzijdige talent. We hebben verwachtingen van deze jonge Zeeuwse auteur, zowel van zijn poëzie als nu ook van zijn proza. Lou Vleugelhof: Met lood in de schoe nen. Uitgave: A. A. M. Stols, Den Haag. Tweede catalogus van het amateurstoneel De tweede catalogus van de „Neder landse bibliotheek voor het amateur toneel" te Utrecht is op 14 oktober verschenen. De bibliotheek is een stichting van de Ned. Amateurtoneel- Unie en het Werkverband Kath. Amateurtoneel. In de eerste catalogus van 1956 werden bijna driehonderd beschrij vingen van toneelstukken, die voor amateurs geschikt worden geacht, door de journalist Hessel Jongsma bijeen gebracht. Het tweede deel om vat ruim 200 beschrijvingen. De bi bliotheek omvat ruim 1500 toneel stukken. In 1957 maakten 1072 verenigingen van de diensten van de gemeenschap pelijke bibliotheek gebruik. Zij leen den 21.655 tekstboekjes van het to taal van 36.015. Aan het einde van dit jaar zal cqji studiebibliotheek aan de uitleenbiblio theek worden toegevoegd. Mr. P. Cleveringa schreef hiervoor een ca talogus als leidraad voor degenen, die zich in de geschiedenis, de tech niek en de aankleding van het toneel willen verdiepen. Jubileumconcert van het Residentie-orkest (Van een onzer redacteuren) Er ging door 't (muzikan ten) gehucht, Een v:onder gerucht, 't Was van twee violisten... DIE TWEE waren Kreb- bers en Olof sinds dinsdag jongstleden Ridder Herman en Ridder Theo! En het Gerucht had iets te ma ken met een opdracht, die enige tijd geleden aan Neder landse toondichteren zou worden verstrekt in verband met het jubileum van de twee. „Variaties moeten het worden," gonsde Het Ge rucht. „Op een Nederlands thema," ritselde Het ver der. „Misschien wel uit Va lerius," zeiden de toon dichters hoopvol tot elk ander. Een Wonder Gerucht. Maar de vaderlandse componisten- bent leefde er van op. Men puntte energiek de ganze- veren en kocht blanco vellen muziekpapier. Men Was Ge reed. Om variaties,, te schrij ven. Op Een Nederlands The ma, Voor Een Nederlands Jubileum. Maar neen, dirigent Van Otter- loo moest en zou roet in het eten gooien. Hij kreeg de (eer volle) taak voor het te variëren motief te zorgen, maar in plaats dat hij daarvoor Valerius eens even uit de Openbare Leeszaal liet halen of wat leende bij Wagenaar of Diepenbrock, kwam de man met Richard op de proppen. Niet Richard van „open the door", maar van Strauss! „Een dwaze gedachte," zeiden de Nederlandse componisten bit ter tot elkander, „het mot weer- es buitenlands wezen „Ja maar," zei Van Otterloo vaag-verontschuldigend, „het thema ontstond in een nacht, nadat Herman, Theo en ik tij dens een concert in Amsterdam Uilenspiegel gezamenlijk be leefden. En als zodanig is het toch wel origineel „Larie," vonden de componisten, „driewerf larie". Doch togen niet temin met z'n tienen aan de ar beid en leverden op tijd hun stuk- je in. Zodat zij dinsdagavond tij dens het jubileumconcert van Krebbers en Olof toch nog het podium van het Haagse Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen konden beklimmen om er met hun opdrachtgevers wat schutterig te bedanken voor het applaus van de geestdriftige luisteraars. Ap- 6laus voor „Variaties op een :ilenspiegel-thema. MAAR EEN paar hadden hun grief niet kwijt kunnen ra ken. Bertus van Lier bij voorbeeld: „M'n collega's zijn over hun bezwaren heengestapt, maar ik heb ze in muziek uitgedrukt!" En hoe! Van Lier liet de eerste soloviool onbezorgd Strauss' mo tiefje inzetten om het dan plotse ling te onderbreken door een an der thema uit „Till Eulenspiegels lustige Streiche". namelijk uit de rechtsscène en de terdoodveroor deling. „Asjeblieft" scheen de componist te willen zeggen, „dat komt er nou van, Van Otterloo!" Opnieuw probeerde de eerste so loviool het Straussmotief, maar de tweede soloviool interrumpeerde en toen waren we gelukkig weer thuis! met „O, Neder land let op uw saeck". En het op vallende was, dat het Strauss-mo- tiefje heel sterk verwant bleek aan deze Nederlandse vermaning, zodat Van Lier slechts een paar nootjes moest veranderen. Doch alsof dat alles nog niet genoeg was, mengde de componist er ook nog een „Wilhelmus" (dolce con sordino) doorheenKwajer kon het niet! kE TWEEDE MAN, die niet van zijn grief af kon stap pen, was Geza Frid. Maar hij vermaande Van Otterloo niet met vaderlandse zaken uit de his torie, doch leende daartoe de hoofdmelodie uit des dirigenten eigen „Introductie en Allegro voor orkest" Frid: „Dat zou een be ter thema voor deze opdracht zijn geweest" liet vervolgens een eigen motief opduiken, dat hij met een woedende slag afbrak en keer de tenslotte (noodgedwongen) tot den Here Richard Strauss terug. Het publiek zat dinsdag een tik keltje verbaasd naar Frids uitin gen te luisteren, verbaasd en ge amuseerd. En een keurig heer zei tegen een schone vrouw aan zijn zijde: „Dat was een muzikale Max Tailleur, zeg!" Inderdaad, Frid zorgde voor een mopje-in-klan- ken. IEDER VOGELTJE zingt zoals het gebekt is. Hendrik Andries- sen, professor in Nijmegen, zorgde voor een „eigendunkelijke bespiegeling" over het Uilenspie gelthema. Hij was de meest lyri sche van de elf en vormde daar door een opvallende tegenstelling tot de man, die de variatie na de zijne voor zn' rekening nam: Hans Kox. Deze de jongste van de elf schreef een flitsend, seher- zo-achtig stuk. waarin hij de vir tuoze kwaliteiten van solisten en orkest in een paar maten samen perste. Daardoor kreeg zijn bij drage een motorisch karakter. Henk Badings koos een lang zame variatie met wisselende harmonische kleuren in de be- Seleiding. Dat laatste beschouw- e hij als een herinnering aan zijn eerste kennismaking met het vioolduo, toen het tweetal harmonielessen van hem kreeg. Waarschijnlijk geen prettige herinnering, want de meeste musici maken er een gewoonte van alles wat met harmonieleer te maken heeft na hun examens onmiddellijk te vergeten. Géén populair vakDoch Badings bleek niet haatdragend te zijn, want tegen deze plechtige bege leiding noteerde hij concertan te passages als een erkenning van de grote kwaliteiten van Krebbers en Olof. Alles verge ven en vergeten...! Flothuis en Henkemans waren bij het schrijven van hun bijdrage kennelijk uitgegaan van de opvat ting: „Als Herman en Theo wen sen te jubileren, dan zullen ze er van lusten ook!" Henkemans ge waagde m een toelichting zelfs van „onbeperkt vertrouwen". En op deze uitdaging moesten de he ren Olof en Krebbers dan maar eventjes een antwoord geven. Wel nu, zij deden het zonder al thans figuurlijk een spier op hun gezicht te vertrekken. De ju bilarissen lustten hun componis ten Lex van Delden ging in zijn bij drage nog een stap verder: als de jubilarissen virtuoos zijn, dan moet het orkest waarvan zij con certmeester zijn, er ook maar, aan geloven. En het orkest geloofde! TWEE VIOLEN en een bas, bas, bas. Guillaume Landré, erover peinzend welke vorm en inhoud liij zijn variaties zou geven, kon dat kinderliedje maar niet kwijtraken. Twee violen en een bas, bas, bas. Het speelde voortdurend door zijn gedachten. Twee rioten en een bas, bas, bas. Twee riolen en een bas... „Hup met die twee violen," moet Landré toen ten einde raad gedacht heb ben, „ik zet ze d'r in. Met Ri chard." En om er nog een diep zinnig tintje aan te geven nam hij het doodsmotief uit Tijl en draaide het om. De omgekeerde dood: „Lang zullen ze leven. Her man en Theo". Zeg het met mu ziek! ZO SCHREVEN ze met hun tienen dit variatiewerk. Waarna (Richard) Willem (Strauss) van Otterloo voor het slot moest zorgen. En als Bertus van Lier en Geza'Frïd nu soms gedacht hadden, dat de dirigent na hun muzikale vermaningen haastig het boetekleed zou aan trekken, dan waren ze er naast. Dat kleed staat Van Otterloo niet, wel de dirigentenrok. Daarin glo rieert hij soms zeven malen per week! En daarom schreef hij een pakkende en glorieuze slotvaria- tie, waarin hij én de jubilerende concertmeesters én zijn orkest magnifiek liet schitteren. „Het mag dan geen Nederlands thema zijn, maar je kunt er prima mee werken" leek hij in dat slot zijn mede-componisten voor te hou den. En hij had er het laatste woord mee! Het wonder gerucht bleek dan deze week tijdens dit Haagse jubileumconcert plezierige muziek te zijn gewor den. Muziek, die men nog wel eens wil horen. „Dat kan gebeu ren," zei directeur Langenberg van Philips Phonografische In dustrie, tijdens de huldiging na de uitvoering van het werk, „wij zullen er een plaat van maken!" Zodat deze samenwerking van elf componisten niet beperkt blijft tot de concertzaal, maar ook tot in de huiskamers zal doorklinken. Inderdaad, een wonder gerucht. Wie het soms nog niet weten mocht: het ging over twee vio listen, die dit jaar vijfentwintig jaar op het podium staan. Olof en Krebbers, sinds kort Ridder Theo en Ridder Herman. Lang zullen ze spelen! (Van onze redacteur beeldende kunsten). De tentoonstelling „Mïchaël Sweerts en tijdgenoten", tot 23 november in Boymans te Rot terdam te zien, vestigt de aandacht op een figuur uit de Gouden-Eeuwse Schilderkunst, die hier te lande maar al te weinig bekend is. Wij kennen Vermeer maar van de roerige fi guur Sweerts, die hem in de geest van zijn kunst zo verwant is ge weest, krijgen wij hier maar nauwe lijks iets te zien, afgezien van het mooie portret van Jeronimo Deutz dat de trots van het Rijksmuseum is. Nog minder is er in dit verband ooit sprake van andere artistieke samen hangen: de inspiratie op de Romein se schilders van straattafereeltjes, de verwantschap met grote Franse tijdgenoten als Matthieu la Nain. Knuttel doet hem in zijn standaard werk over de geschiedenis der Ne derlandse schilderkunst met een paar regels af. Is dat verdiend? Het is waar, dè „cavaliere Sweerts" is een roerige en ongedurige figuur, die acht jaar in Rome woont en werkt, een tekenacademie in-Brussel sticht, die al spoedig weer verdwijnt, dan in Amsterdam opduikt en ten slotte naar de missie in Cochin-Chi- na zal gaan, waar hij echter nooit aankomt. Want deze schilderende le- kebroeder ligt zo voortdurend over hoop met de andere leden van het reisgezelschap, dat men hem tenslot te in Ispahan in Perzië achterlaat waar Sweerts zich naar de Jezuïeten in Goa begeeft waar hij tenslotte sterft. Hij is dan naar schatting veertig jaar oud. Naar schatting: want zijn ge boortejaar kent men slechts bij be nadering, zijn sterfjaar is niet meer dan een vermoeden, berustend op een bericht uit de tweede of derde nand. Nu is het wonderlijke, dat deze romantisch-onbeheerste man in zijn korte leven schilderijen schept, van een zo wonderlijke serene stilte, dat. een aantal ervan een tijdlang zijn toegeschreven aan Vermeer en aan Pieter de Hoogh. Pas ua veel moeizaam ar- Michael Sweerts: ,3ij het toilet." chiefonderzoek en veel kritisch vergelijken is men erin geslaagd verschillende van deze problemen op te lossen. Nu weet men dan zo langzamer hand, dat Sweerts in 1646 in Rome is terechtgekomen in een milieu, waar men zich in navolging van de grote Italiaan .Caravaggio be zighield met het schilderen van aller lei realistische tafereeltjes uit het le ven van de armsten des volks. Het is een ruige kunst, levendig en met sterke lichtcontrasten. De Nederlan der Pieter van Laer is er, wat de Ne derlanders betreft, de beste vertegen woordiger van. Sweerts sluit zich aanvankelijk bij deze richting aan, maar zij ligt de vrome en eenzelvige man blijkbaar toch minder* Want al Minder bekend aspect van onze kunst betrekkelijk spoedig komen er uit zijn atelier schilderijen, die veel min der contrastrijk zijn. Hij zoekt na drukkelijk naar een bepaalde poëti sche stemming; de lichtval wordt ge dempt, de figuren verstillen en krij gen iets in zichzelf gekeerds. Ook het aantal figuren wordt sterk be perkt. De gehele achtergrond wordt als het ware weggedrukt, zodat al leen nog de personages spreken. Wanneer Sweerts zijn sujetten in 'n landschap plaatst, worden ze over straald door 'n melancholiek, avond lijk licht. Door deze ontwikkeling in zijn kunst spi-ingt Sweerts er in de kring van zijn Romeinse vrienden sterk uit, ook al omdat hij het soci ale realisme van zijn tijdgenoten ver laat en zich richt op het leven van burgerij en hogere klassen. Op zichzelf is dat niet helemaal onbe grijpelijk; deze cavaliere was tenslot te verwant aan de voornaamste Am sterdamse families. Maar nog meer is dat verklaarbaar uit zijn gehele artistieke instelling. In zijn zoeken naar poëtische stilte past geen ruig heid, geen felheid. Daar wordt alles gedempt, ook het sociale contrast, omdat dit tenslotte van geen belang meer is. Zelfs daar, waar zijn thema's overeenkomen met die van andere kunstenaars, valt zijn persoonlij ke verwerking op. Zijn „dobbelen de soldaten" is naar geaardheid een volkomen ander schilderij dan de „dobbelaars" van Matthieu le Nain, zelfs al is in beide gevallen de opstelling van de-figuren vrij wel identiek. Le Nain zet zijn spe lers in een helder licht in een nauwkeurig omschreven en ver antwoorde ruimte, bij Sweerts ko men ze als geleidelijk uit een donker gehouden achtergrond naar voren. Sinds een halve eeuw kent men de naam Sweerts, pas na de oorlog heeft zijn persoonlijkheid door allerlei on derzoek meer reliëf gekregen. In Boymans krijgt zijn kunst kaar plaats toegewezen door de vergelij king met tijd- en stadgenoten als Pieter van Laer en zijn navolger Michelangelo Cerquozzi, en met land genoten als Karei Dujardin, J. Mïel en Lingelbaeh. Veel van dit werk is meer interessant dan boeiend. Maar de gehele expositie is een waardige hommage aaii een ten on- rechte yergeten kunstenaar. Culturele Cavalcade TWEE EN TACHTIG van de mo dernste voorbeelden der Ameri kaanse schilderkunst het oudstef schilderij is van 1948 zijn tot 28 november te zien in het stedelijk museum te Amsterdam, onder de titel „The new American painting". De tentoonstelling wordt gepresen teerd als onderdeel van het interna tionale programma van het Museum of Modern Art te Neio York en was eerder te zien in Bazel, Milaan, Ma drid en Berlijn. EEN SPAANS KOOR, bestaande uit 16 jonge mannen en vrouwen en ge naamd fA-grupacion Coral de Como ro de Pamplonazal in de tweede helft van november een tournee door ons land maken. Het staat on der leiding van maestro Luis Moron- do, en komt o.m. in Rotterdam, Eind hoven, Den Haag, Haarlem, Amster dam en Utrecht. DE RUSSISCHE componist Dimitri Sjostakotvitsj is onderscheiden met de Sibelius-prijs, die om de drie jaar verleend wordt aan een eminente componist. Hij heeft de prijs, groot 71/2 miljoen Finse mark, overgedra gen aan de vereniging voor Fins- Russische vriendschap, ter bevorde ring van de culturele uitwisseling tussen Finland en de Sowjet-Unie. MEXICO-CITY is de „Wereld Film Olympiade" begonneneen filmfestival, waar in twintig dagen de bekroonde films van de festivals in Berlijn, Brussel, Cannes en Vene tië worden vertoond. BALLET-REGISSEUR Dimitri Ro manoff, Rus van origine, zal geruime tijd verbonden zijn aan het ballet van de Nederlandse Opera en wel als regisseur-generaal. Van 1948 af be kleedde Romanoff deze zelfde func tie bi; het American Ballet Theatre. IN TOKIO is de tentoonstelling ge opend van ongeveer ISO schilderijen en andere werken van Van Gogh. Er bleek zeer grote belangstelling voor deze expositie te bestaan; onder de bezoekers bevonden zich o.a. de keizer van Japan en zijn echtgenote, de broer van de keizer en de minis ter van 011 derwijs. Dr. A. M. J. W. Hammacher, directeur van het Kr oi ler Milllermuseum op de Hoge Velu- we} leidde de gasten rond.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 5