Slauerhoffs „Dagboek" is een document van groot belang VAN OTTERLOO: TELEVISIE als concurrent van de FILM EEN OVERPRODUKTIE VAN RELIGIEUZE FILMS O EEN IA1T1S KWART EEUW ORKESTLEIDER ARfliar t.v. b, ZATERDAG 11 OKTOBER 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT EEN DIRECT CONTACT K. Lekkerkerker zorgde voor een onverkorte, geannoteerde tekst DRUPPELSGEWIJS VERSCHIJNEN documentaire publikaties over Slauerhoff, zo niet de grootste dan toch stellig de boeiendste Nederlandse dichter-prozaïst van deze eeuw, en al deze documenten verhelderen het beeld, dat men zich van deze late „poète maudit", deze romantische, rusteloze, nonchalante zwerver heeft kunnen vormen. Ze geven het scherper, duidelijker omtrekken, maar zo ooit, dan zijn mens en werk hier één. Dringt men door in Slauerhoffs intimiteiten dan ver andert het beeld niet, dat men door het lezen van zijn werk had ge kregen. Vele schrijvers zijn heel anders in hun werk dan in hun le ven; dat kan soms zo sterk uiteenlopen dat het kennen van levens feiten desillusies oplevert, in de trant van „dat had ik toch niet van die man gedacht", wat aan de grootheid van het werk weliswaar geen af breuk zou mogen doen, maar het ongewild toch wel eens dreigt te on dermijnen. Niet zo, in elk geval, bij Slauer hoff de notities die hij maakte enkel en alleen voor zichzelf, wellen uit dezelfde bron en getuigen van dezelfde instelling als zijn geslaagd- ste gedichten of gaafste bladzijden proza, al komt hij uit dit Dagboek natuurlijk directer, menselijker en nóg kwetsbaarder naar voren. Het contact met de mens Slauerhoff is in dit Dagboek uiteraard 't direetst van al. (Men vergelijke de on- Letterkundige kroniek door HANS WARREN derhavige publikatie bv. met die an dere onmisbare Slauerhoffpublika- tie, „Brieven van Slauerhoff" (aan Arthur Lehning)deze brieven be strijken ongeveer hetzelfde tijdvak en handelen soms over dezelfde ge beurtenissen die ook in het Dag boek aan de orde komen.) In Slauerhoffs nalatenschap bevonden zich twee dagboeken; het ene bijge houden van 31 oktober 19269 sep tember 1927, toen hij op verschillende schepen als scheepsarts voer op Chi na en Japan; het andere daterend uit 1928, tijdens twee reizen naar Zuid-Amerika en een naar Noorwe gen. Hoewel vele bladzijden uit de schriften zijn weggescheurd, is de tekst, volgens K. Lekkerkerker, inte graal voorhanden. Toegevoegd wer den nog een paar losse, dagboek achtige notities. Nu zijn deze beide perioden voor Slauerhoffs literaire ontwikke ling van het allergrootste belang geweest, zodat dit Dagboek als 'n eersterangs document mag gelden. Figuren uit zijn verhalen komt men hier in levende lijve tegen. Deze teksten zijn vaak uiterst be knopt, telegrainstïjl-aehtig, en uiteraard alleen voor Slauerhoff zelf bestemd geweest: genoteerde herinneringen, stemmingen, maar ook fragmenten als vastgehouden, doorleefde impressies die later werden uitgewerkt, of proeven van gedichten. Het is daarom van groot belang dat de verzorger van deze tekst, K. Lekkerkerker, een uiterst toegewijd Slauerhoffkenner, deze dag boeken uitvoerig geannoteerd en toe gelicht heeft, na ze eerst zo goed mo gelijk te hebben ontcijferd, want zo als bekend is Slauerhoffs handschrift een van de onleesbaarste die er be staan. Lekkerkerker heeft het ver band gelegd tussen deze notities en ander werk en brieven, en bovendien de voor de gewone belangstellende minder toegankelijke publikaties, als courantenartikelen, programma's e.d. opgespoord en voor zover nodig en interessant, afgedrukt. Voorts gaf Lekkerkerker de tekst integraal, ook het Allerpersoonlijkste liet hij niet weg, óverwegend dat men geen enkel document dat licht werpt op leven en werk van een belangrijk dichter, mag achterhouden. De enige vrijheid die De jonge televisieregisseur Sidney Lumet maakte naar een televisie stukeen van de beste Amerikaan se films der laatste jarenTwelve Angry Men" (De twaalf gezwore nen), waaruit men hier een beeld ziet. hij zich veroorloofde, was het corrige ren van kennelijke fouten (vooral in het Frans dat Slauerhoff graag ge bruikte maar nog al eens verhaspel de) welke verbeteringen evenwel nog verantwoord worden in de aanteke ningen. Op annotaties wordt vaak geschimpt, maar in een geval als dit verhelderen zij zeer veel, en men zou ze niet gaar ne missen. De kennis, speurzin en toewijding van de verzorger hebben menig raadsel opgelost. Om U de smaak te pakken te ge ven, schrijven we een paar no tities over: „Op een roode mat vlak aan zee zetelt de toovenaar. In deze stel ik vertrouwen. Hij kruipt niet weg in een krocht aan een kron- kelsteeg, in de plooien van een wijd gewaad. De ruimte is wijd om hem heen, hij is halfnaakt, zijn zwartzij den broek zit strak. De visschers en de kinderen komen naderbij terwijl hij eigt, zijn op de trom slaat en 't voorhoofd neij de vossengod aanbiddend schutspatroon is. Dan jongleert hij snel en verrassend met drie roode ko geltjes die verdwijnen en verschijnen naar zijn wil, dwars door zijn wangen gaan, uit zijn haren, zijn oksels, zijn tenen komen, in de lucht verdwijnen, plotseling weer op de hand en het matje liggen. Ook ik kom nieuwsgie rig nader. De orakelspreuken zwij gen, de kogels liggen zichtbaar op een rijtje. De toovenaar grijnst, neemt een houten handvatsel en brengt het aan zijn oor. „Hallo, mistel stlange devil, how ale you? Quite well, go to hell". Schel hoongelach. De kring sluit zich. De vreemdeling wandelt beschaamd verder, ziende naar de kalme jonken die bruin en grauw voorovergebogen over de baai schuiven". Of: „Is het weer ironie van het nood lot dat ik, die altijd naar het bar- baarsche hunkerde en de stilte en het zwijgen en de vrijheid, steeds moet le ven in een schijnbeschavïng, iedren avond mij kleed, allerlei gepraat zon der zin moet aanhooren en flauwe scherts, niet kan zwijgen naar mijn zin en in plaats van over steppen te zwerven, in oerwouden om te tasten, op een schip leef dat 150 m lang is, en in smalle gangen tusschen luxe hutten loop en op wandeldekken voor gelede dekstoelen met luie verwende cultuurmenschen en parvenuen. Hoe goed doet het als allen eens door de ongenadige Oceaan door elkaar ge rammeld worden, al beneemt het mij den adem, iederen nacht. Jammer van de lieve eenbeenige Petrofja.. Zonde van de amandelogige, intelligente Lea". De uitgave van dit werkje, dat on misbaar is voor wie in Slauerhoff be langstelt, is op hetzelfde formaat en in dezelfde uitvoering als van de „Ver zamelde Werken", de bekende witte delen met goud opdruk. Uitgave: Club du Meilleur livre (Hondius van Hei-werden), Keizers gracht 499, Amsterdam. Onbehagen in kerkelijke kringen Er is de laatste tyd een overpro- duktie van religieuze films ont staan, die zowel in rooms-katholie- ke als in protestantse kring 'n toe nemend onbehagen heeft gewekt. Dit verklaarde ds. A. Dronkers tij dens een bijeenkomst in het kader van de vijfde academische filmstu dieweek in Utrecht. De religieuze film noemde ds. Dron kers zo oud als de film zelf. Ih dit ver band wees hij op Lumière's beelden over het leven en lijden van Christus. Een film, aldus ds. Dronkers, is niet religieus door de inhoud van eventuele bijbelse verhalen, maar het religieus gehalte wordt dèdrdoor bepaald of de film de potentie heeft om toeschou wers waarachtig te confronteren met DE CONCERTPIANISTE Marjo Tal zal maandagavond in de Kleine Zaal van het Amsterdamse Concertge bouw een recital geven en na een pauze (voor het eerst in het Concert gebouw!) Franse chansons zingen, waarvoor ze zelf de muziek heeft ge schreven. Enige jaren geleden begon zij met het componeren van chan sons (na het optreden van Catherine Sauvage in ons land.) en nu hébben verscheidene Franse artiesten werk van de Nederlandse in hun reper toire opgenomen. OP INITIATIEF van de Amsterdam se Kunstraad is opgericht de stich ting „Het Amsterdamse grafische atelierdie in de Grote Wittenbur- gerstraat (no. S7) een atelier heeft ingericht, waar beeldende kunste naars de ets- en lithotechniék kun nen beoefenen. De ets- en lithopersen raken op de drukkerijen geleidelijk buiten gebruik en de meeste kunste naars zijn niet in staat zélf een pers aan te schaffen. Zij kunnen nu op het atelier terecht. de godsdienstige werkelijkheid, zoals die in het leven van mensengestal te heeft gekregen. Zo is er volgens ds. Dronkers een fundamenteel verschil tussen „Grazige Weiden" van Keigh- ley en „De tien geboden" van De Mil le. Te onderscheiden vallen films, die een dobumentair karakter dragen (bij voorbeeld zich om een bijbels vei-haal concentreren); de zogenaamde Hagio grafische film (het leven van „heili- ?en" behandelend) en de speelfilm die 'n existentiële uitbeelding geeft van n' christelijke geloofwaardigheid in 't leven van mensen). Wezenlijk is, aldus spreker, dat naar het woord van Pascal de „grandeur" en de „misère" van de mens tot uitdrukking worden gebracht. Het zal daarbij niet moe ten gaan om een ideaalbeeld, maar om een christelijk realisme. De ietwat overdreven belangstelling voor de figuur van de geestelijke (pastoor of dominee) houdt, volgens ds. Dronkers misschien verband met het verlangen om hem als type te la ten fungeren, in wie de geloofswor- steling op een bepaalde manier ge stalte krijgt. Overigens blijft deze uit beelding naar de mening van ds. Dronkers steeds weer een hachelijke onderneming, hetgeen volgens hem samenhangt met de moeilijkheid om de metafysische werkelijkheid van het geloof beeldend te vertolken. (Van een medewerker) De wereld van de muziek eist Willem van Otterloo op; van uur tot uur, van minuut tot minuut sinds die gedenkwaardi ge dag in 1932 toen hij werd opgebeld door Rudolf Mengel berg, de directeur van het Am sterdamse Concertgebouw. „Of hij het lef had die avond het Concertgebouworkest te dirige- renbij de eerste uitvoering van zijn eigen suite?" Met die compositie in vier delen had Van Otterloo die toen in het laatste jaar van zijn conser- vatoriumopleïding zat de eerste prijs behaald in een com positiewedstrijd, uitgeschreven door het Concertgebouw- De eerste prijs uit 173 inzendingen. Het bekroonde stuk zou worden uit gevoerd onder leiding van Willem Mengelberg, maar die werd kort voor het concert ziek. Een buiten landse dirigent, die op het laatste ogenblik als vervanger werd gevon den, had zijn handen al zo vol aan de rest van het programma, dat Ru- dolf Mengelberg vpor het dirigeren van Van Otterloo's suite de compo-, nist zelf uitnodigde. De jonge Van Otterloo had lef, en het werd een enorm succes. Nauwe lijks een jaar later werd hij tweede dirigent van het Utrechts Stedelijk Orkest, en in 1937 eerste. In 1949 kwam hij achter de lessenaar bij het Residentie Orkest. Vooral sedert dat jaar is zijn werk zaamheid in de muziek één zegetocht geworden, die hem door 'n groot deel van de wereld heeft gebracht: Enge land, Frankrijk, België, Spanje, Por tugal, Oostenrijk, Noorwegen, Dene marken, Italië, Noord- en Zuid- WILLEM VAN OTTERLOO jubilaris Amerika. Een zegetocht die is be klonken met hoge onderscheidingen: Officier in de Orde van Oranje Nas sau, drager van het Légion d'Hon- neur en van de Deense Danebrog-or- de. veral waar Van Otterloo is op getreden, is hij door duizenden toegejuicht, om zijn bekwame leiding, om de durf ook waarmee hij moderne werken brengt. Want dat is Willem Van Otterloo: hij staat met beide benen in de tijd, waarin hij leeft. Dat is van jongs af aan zo geweest; dat heeft hij van thuis meegekregen, van zijn vader, een goed pianist, van zijn moeder, die piano en viool speelde en zong. Toen Willem van Otterloo zeven jaar was, raakten zijn vingers al spoedig gewend aan het klavier. Maar zijn instrument was de piano toch niet. Dat bleek de cello te zijn, die hij op zijn dertiende ging bespe len, en waarin hij in korte tijd zeer vaardig was. Zo vaardig, dat hij weldra met zijn ouders trio's kon uit voeren, en in zijn HJB.S.-jaren kwar tetten, samen met drie bejaarde he ren, een professor, een notaris en een leraar. Het ging zo vlot met de jon ge cellist, dat het niet anders kon of zijn voorland was het conservato rium. Het werd de Rijksuniversiteit in de Domstad, zijn geboorteplaats. Hij ging medicijnen studeren, maar na twee jaar hing hij de stethoscoop aan de wilgen. Want oo kin die studentenjaren nam de muziek de voornaamste plaats bij hem in. „Onjdat er toevallig een paar uitstekende musici aan de universiteit zaten, onder anderen Rutger Sehoute", zegt hij nu. „We gaven toen tweemaal per jaar een uitvoering. Ik herinner me nog dat Rutger Sehoute en ik samen de 2e cellosonate van Wil lem Pijper hebben uitgevoerd". De dirigent van het Residentie Orkest, Willem van Otterloo, zwaait dit seizoen voor het vijfentwintigste jaar de diri- geerstaf. Aan dit jubileum zal aandacht worden geschonken in het concert, dat op 14 ok tober wordt gegeven, en waar bij ook de beide concertmees ters, Theo Olof en Herman Krebbers, 25 jaar soloviolist en 20 jaar duo, zullen worden gehuldigd. Het programma voor dit con cert bevat onder meer het Con cert voor twee violen van Joh. Sebastian Bach, het concert voor twee violen van Henk Badings, en twaalf variaties over een thema uit Tijl Uilen spiegel van Richard Strauss. Deze variaties zijn geschreven door twaalf Nederlandse com ponisten. En dat was nog niet eens de mo dernste muziek, waarmee Van Otterloo zich in die tijd bezig hield. Hij heeft in die jaren ook jazz gemaakt, in een Utrechtse studen tenband. Hij blies toen saxofoon. Maar de „serieuze" muziek heeft het toch gewonnen al heeft Van Otterloo ook altijd een voorliefde voor het moderne behouden. Dat blijkt uit zijn vele composities, waarvan er verschillende ook in het buitenland veelvuldig worden uitgevoerd. Het blijkt ook uit het orkestrepertoire, dat hij brengt. „In zekere mate is het noodzakelijk, dat we moderne muziek brengen", is zijn standpunt. „We zijn tenslotte geen museum, maar een cultuurin stelling die levend moet zijn. Dat is wel eens moeilijk, want het valt niet mee een juiste keus te maken uit de eigentijdse muziek. Soms kies je een stuk, waarvan je tien later vindt dat het toch niet was wat je ervan had verwacht. Maar ondanks dit ge vaar behoren er per seizoen acht a tien nieuwe werken gebracht te worden". Zo'n opgaaf betekent werken, onafgebroken hard werken met het orkest. Maar het resultaat is, dat het publiek ook de mo derne muziek leert waarderen. En hiervoor vooral vecht Van Otterloo, samen met zijn Resi dentie Orkest, dat hem opeist van minuut tot minuut. DE CINEAST Max de Haas heeft met zijn film Amsterdamstad van het water" de hoogste onderschei ding verworven (de prix du repor tage!') op de achtste internationale week van de toeristische en folkloris tische film, die dit jaar ter gelegen heid' van de Expo in Brussel is ge houden. De film werd vervaardigd in opdracht van de gemeente Amster dam. VIJF KUNSTENAARS hébben van o., k. en w. opdracht gekregen tot het maken van portretten van letter kundigen en toneelspelers. Het zijn George Ruter, Kees Verwey, H. Fiedler, prof. Kuno Brinks en me vrouw E. Reitsema-Valenca, die res pectievelijk de acteur Philip la Cha- peTle, Georgette Hagedoorn, het echtpaar Aaf en Herman Bouber, mr. F. Bordewijk en Ina Boudier- Bakker zullen vereeuwigen. HET ENSEMBLE Wim Sonnevéld brengt van 1 januari af een nieuw programma in het nieuwe De La Martheater in Amsterdam. De dan ser en acteur Albert Mol maakt deel uit van het ensemble, dat in de twee de helft van 1959 een tournee door Nederland zal maken. ah ook inspirerend werben (Van een medewerker) T ohn Davis, de rechterhand van de beken- f de Britse filmkoning J. Arthur Rank, heeft, naar uit een artikel in een Duits filmvakblad blijkt, dezer dagen meegedeeld, dat de 516 bioscopen van het Rankconcern in 1957 bijna vijf miljoen pond sterling aan ont vangsten hebben geboekt, maar dat dit jaar de ontvangsten vermoedelijk nog geen twee miljoen zullen bedragen. Opnieuw zal het con cern een aantal bioscopen moeten sluiten. Reeds enige jaren achtereen doet zich in En geland het verschijnsel voor, dat bioscopen niet meer renderen en gesloten moeten wor den. De sluiting betreft voornamelijk kleine re, slecht geoutilleerde zaken. Uit andere landen, bijvoorbeeld uit Ameri ka, zijn dit jaar eveneens tal van berich ten gekomen, die op teruggang wijzen: be richten over ontslag aan personeel, het ge ven van nieuwe bestemmingen aan studio's, sluiting van studio's, verhuurkantoren, bio scopen. Op de avond dat de „Oscars" wer den uitgereikt, de hoogste filmonderschei dingen die Amerika kent, werden vele bio scopen gesloten, want die uitreiking werd via de televisie uitgezonden en dan blijven de mensen toch thuis De televisie schijnt een van de grootste oor zaken van de teruggang te zijn. Zij doet zich eveneens in Nederland gelden. Ons land teil slechts 541 bioscopen, hetgeen in vergelijking met andere landen ook relatief een bescheiden aantal is. Hier heeft zich de teruggang dan ook niet gekenmerkt door sluiting van biosco pen, maar wel door vermindering van de aan tallen bezoekers en de ontvangsten. In 1956 bezochten de Nederlanders tezamen 12.840.000 maal een bioscoop, in 1957 11.705.000 maal, volgens de cijfers in het jaarverslag van de Nederlandse Bioscoopbond. Het aantal bio scoopbezoeken nam dus met meer dan een mil joen af. Een verschijnsel, dat met de verminderde belangstelling samenhangt is het feit, dat de bioscopen veel minder spoedig dan vroeger films prolongeren; dat men in kleine re steden, waar vroeger een film normaal een week liep, nu soms na het weekend een nieu we film inzet en dat men op het platteland thans dikwijls driemaal per week een nieuw filmprogramma biedt. Zondagochtendvoorstel lingen heeft men wegens gebrek aan belang stelling in een aantal bioscopen, dat ze vroe ger geregeld gaf, laten vervallen. De terug gang heeft zich vooral doen gelden in de twee de helft van 1957 en viel dus samen met de versterkte toeneming van het aantal televisie toestellen. Overigens schrijft men in bioscoopkringen déze teruggang niet uitsluitend toe aan de televisie. Het hiervoor reeds genoemde jaarverslag van de Bioscoopbond noemt als andere mogelijke oorzaken de bromfietsen, de puzzelrage, de langspeelplaten en de bandrecorders, die het geld uit de porte monnees geklopt hebben, voorts zou men daarbij kunnen noemen de veel intensievere vakantiebesteding en de daartoe behoren de trek naar het buitenland, en de griep, die in 1957 de mens in bed en dus uit de bioscopen hield. Het filmbedrijf heeft de televisie gehol pen door er vele films aan af te staan: Hollywood bijvoorbeeld heeft zijn gehele produktie van films tot en met 1948 aan de televisie verkocht en een groot deel van zijn produktie tot 1954. Het heeft zich anderzijds echter tegen de televisie po gen te verweren door twee zaken, die de t.v. de kijkers (nog) niet kan geven: de kleur en 't grote formaat van de projectie- „cinemascope" en breedschermprocedé's. Kleurenfilms en breedschermfilms nemen en namen dus in aantal toe. Of ze een remedie zullen blijken te zijn? Wie „horendol" ge worden is door het avond aan avond kij ken naar het kleine beeldschermpje in de huiskamer zal eerder verlangen naar een film op een projectiedoek van normale af metingen dan op een breed scherm, waar naar het kijken in wezen even vermoeiend is als naar een te klein beeldvlak.' In dit verband is trouwens van belang erop te wijzen, dat tot de grootste filmsuccessen dikwijls normale films in „zwart-wit" beho ren. Een pikante bijzonderheid daarbij is, dat aan sommige van de beste Amerikaanse films der laatste jaren een televisiespel ten grond slag lag of dat die films gemaakt werden door mensen, die bij de televisie hun sporen hebben verdiend. Dat geldt bijvoorbeeld voor Marty, The Bachelor's Party, Twelve Angry Men, enz. De film dient op effectieve wijze verdedigd te worden. Men moet ervoor zorgen, dat het de moeite waard is, „een avondje nit" naar de bioscoop te gaan: men vertone goede films in gezellige, goe<J onderhouden en goed geoutil leerde theaters, waar het prettig toeven is. Het filmbedrijf mag dan anderzijds eisen, dat de vermakelijkheidsbelasting, die vooral op de bioscopen zwaar drukt, verlaagd wordt. Het is een vreemde figuur, dat de overheid, tele visie, opera, toneel, ballet, orkesten, dus de concurrenten van film en bioscoop, zwaar steunt, maar van de film, die slechts zeer be scheiden steun ontvangt, veel meer belasting eist!

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 5