MOEIZAME WORSTELINGIN STATEN Geharrewar over subsidie aan dienst van het Zeeuwse Wit-Gele Kruis Nagalm verendebat was nog te horen Ziektekosten en kolenprijzen aan de orde Zitting van 's morgens half tien tot 's avonds kwart over acht VRIJDAG I AUGUSTUS 1958 PROVINCIALE ZEEÜW8E COC RANT. ZEELANDS STATEN hebben zich gisteren van 's morgens half tien tot 's avonds kwart over acht moeizaam door een lange agenda gewor steld, een worsteling van lange en vaak verve lende debatten en talrijke schorsingen, terwijl ondertussen steeds meer leden verdwenen, zo dat tenslotte nog slechts zeventien Statenleden aanwezig waren toen de zitting werd gesloten! De grootste verwarring van de dag ontstond bij de behandeling van een subsidieverzoek van het Wit-Gele Kruis ten behoeve van de dienst Gees telijke Volksgezondheid dezer vereniging. Zelfs de commissaris der koningin, die vrijwel nooit zijn geduld verliest tijdens Statenvergaderin gen, liet op overduidelijke wijze zijn ontstem ming blijken over het vervelende geharrewar. Hij schorste plotseling de vergadering en daar mee tevens de discussie over een mondeling in gediend voorstel inzake deze aangelegenheid en Ged. Staten hadden voorgesteld aan de dienst Geestelijke Volksgezondheid van het Wit-Gele Kruis 18.500 subsidie per jaar, gerekend van 1 januari 1957 af, te verlenen. Maar tegen dit voorstel kwamen met name de heren A. J. Berenpas (p.v.d.a.) en A. J. Kaland (c.h.) in het geweer, niet omdat zij tegen subsidieverlening aan het Wit-Gele Kruis waren, maar omdat zij bezwaren hadden tegen de door deze vereniging ingediende cijfers. En als het voornaamste bezwaar bleef tenslotte over, dat geen zekerheid kon worden verkregen over de vraag of bepaalde posten op de begroting 1957 van deze dienst Geestelijke Volksgezondheid als niet eerder door de pro vincie waren gesubsidieerd via de algemene rekening van het Wit-Gele Kruis. Deze zekerheid wenste men te hebben voordat men verder ging subsidiëren. eiste, dat het bewuste punt eerst eens behoorlijk op schrift gesteld op de tafel van Gedeputeerde Staten zou komen. Daarop verliet de commissa ris enige tijd de vergadering. Het was inderdaad geen fraai schouwspel, dat de leden van Zeelands hoogste bestuursorgaan gisteren ten beste gaven. Vrijwel iedere spreker verzekerde kortheid en bondigheid te zullen be trachten, maar veel verder dan deze verzekering kwam men beslist niet. De sluizen der welspre kendheid stonden urenlang open en de agen da vorderde slechts langzaam, héél langzaam. Het hierbovengenoemde punt van de subsidie aan het Wit-Gele Kruis moest uiteindelijk wor den aangehouden, waarna werd besloten uit de provinciale middelen aan de vereniging een be drag van 10.000 ter beschikking te stellen als voorschot op een eventueel alsnog te verlenen subsidie. Het K.V.P.-lid J. M. A. C. van Don gen, tevens voorzitter van de provin ciale bond „Het Wit-Gele Kruis", kwam fel tegen deze gang van zaken op. Begin 1957 was het subsidiever zoek al ingediend en wanneer het nu zou worden aangehouden, dan zou zijn vereniging voor grote moeilijk heden komen te staan, dan zou zij geld moeten lenen bij een bank met alle nare gevolgen van dien, zoals renteverlies enz., zo betoogde hij. Maar de heer Kaland en met hem andere Statenleden bleven bij de eis: eerst de cijfers van 1957 op tafel, zodat zou blijken, dat in het tekort van de Dienst Geestelijke Volksge zondheid al niet eerder was bijgedra gen via de reeds bestaande provinci ale subsidie aan het Wit-Gele Kruis. Doch deze rekening 1957 konden noch Gedeputeerde Schout, die de ze zaak voor het college verdedig de, noch de heer Van Dongen pro duceren. Waarop het college ten slotte maar voorstelde het ver zoek aan te houden totdat deze cijfers er zouden zijn. „Maar waarom dan toch?" riep de heer Van Dongen uit. „Het is persé onze bedoeling niet om een dubbele subsidie te krijgen. Laten Provinci ale Staten deze subsidie nu verlenen en in vertrouwen aan het college de correctie van de in te dienen cijfers overlaten. Bovendien gaat het hier niet om het volledige bedrag van 18.500, maar slechts om een bij drage in het tekort van de betrokken dienst tot een maximum van dit be drag. Het spijt mij toch wel bijzon der, dat Ged. Staten nu hun voorstel intrekken GEDEPUTEERDE SCHOUT geen rekening 1957 De zienswijze van de heer Van Don- fen werd echter van verschillende anten- bestreden, waarop hij onmid dellijk voorstelde dan maar een voor schot op de later te verlenen subsidie van 25.000 te geven. Maar ook daar voor voelden de Staten weinig..., zo verklaarden zij. Na allerlei verwarde discussies over de vraag, welk voor stel het eerst ih stemming diende te komen, werd tenslotte overeengeko men eerst te stemmen over het laat ste voorstel van Ged. Staten het sub sidieverzoek tot een volgende zitting aan te houden, zodat dan inmiddels de rekening 1957. van de betrokken dienst bekeken kan worden. Dit voor stel werd daarop met 19 tegen 9 stemmen aanvaard. Over bleef toen dat van de heer Van Dongen om dan maar aan het Wit- Gele Kruis, dienst Geestelijke Vollts- gezonheid, voorlopig een voorschot van 25.000 te verlenen. Waarop de heer L. P. van Oorschot (p.v.d.a.) op stond cn vermanend tot de heer Van Dongen zei: „Weest U nou verstan dig en vraag geen vijf en twintig duizend gulden. Neem genoegen met tienduizend De heer Van Dongen, onmiddellijk reagerend: „Ik neem dit voorstel over, meneer de voorzitter!" De voorzitter: „Hoe luidt dat voor stel dan precies Zo kan men er niet uitkomen..." En direct daarop: „Ik schors de zitting. De heren moeten eerst maar eens met een behoorlijk schriftelijk geformuleerd voorstel hier komen!" En terwijl de commis saris de rokerige, broeiend warme Statenzaal verliet en naar de aan grenzende tuin ging, formuleerde de heer Van Dongen zijn voorstel. Het geen later door de heer Van Oor schot heel vriendelijk mede-onderte kend werd... Het was dit voorstel tenslotte, dat uiteindelijk werd aanvaard. De dienst Geestelijke Volksgezondheid van het Wit-Gele Kruis, die op 13 februari 1957 een subsidie vroeg van 18.500 per jaar, moet zich tevreden stellen voorlopig met een voorschot van 10.000 zonder meer. W egenkwesties Nog een ander punt, waarover in den brede werd gesproken, zij het in dit geval voornamelijk tussen het Sta tenlid Vercauteren en Gedeputeerde Philipse ,werd gevormd door wegen kwesties. De climax werd hier be reikt doordat de beide heren het er maar niet over eens konden worden of de zijtak van de weg Hulst/Zand bergnaar Zeegat al dan niet op het Tertiaire wegenplan van de provincie moest blijven staan. „Jawel" zei bur gemeester Vercauteren van Clinge heftig, „nee, meneer de voorzitter, dat kan niet", zei Gedeputeerde Phi lipse rustig. En men verviel vanzelf sprekend weer in het euvel van Zee lands Statenzittingen, namelijk het spreken in derde of zelfs vierde ter mijn, waarna de heer Vercauteren tenslotte stemming eiste. Hij won zijn zaak, zodat de zijtak op het we genplan blijft! BURGEMEESTER VERCAUTEREN welles GEDEPUTEERDE PHILIPSE nietes Toch subsidie voor Terneuzen. Langdurig ook verdiepte men zich in een subsidie-aanvrage van de Ter- neuzense muziekschool, waarop Ged. Staten afwijzend wensten te beschik ken. Het uit Terneuzen afkomstige Statenlid L. F. du Bois trok evenwel ten strijde tegen dit voornemen in een uitvoerig betoog en oogstte daar mee succes. Er bleek namelijk, dat de meeste Statenleden tegenover het subsidieverzoek een welwillende hou ding wensten aan te nemen, althans mevrouw E. J. van de Broeckede Man (p.v.d.a.), A. Koster (c.h.u.), mr. J. F. G. Schlingemann (v.v.d.), P. V. M. Vercauteren (k.v.p.), F. J. van Ruymbeke (k.v.p.), C. de Putter (a.r.), A. A. Schuit (p.v.d.a.), L. P. van Oorschot (p.v.d.a.) jawel, zij allen voerden het woord in deze zaak! -r- waren bereid onder zekere voorwaarden aan het verzoek te vol doen. Gedeputeerde Mes toonde zich daar over niet al te verheugd en zette nog eens helder uiteen, welk standpunt Zeeland inneemt met betrekking tot het muziekonderwijs. Daarbij herin nerde hij nogmaals aan de voorge schiedenis van de Zeeuwse Muziek school en aan de nogal merkwaar dige houding in dit opzicht door de gemeente Terneuzen aangenomen. Niettemin verklaarde hij zich na mens het college akkoord met een subsidieverlening van 1000 per jaar voor de jaren 1957 en 1958. Maar dat is dan onherroepelijk de laatste keer, terwijl inmiddels nogmaals pogingen in het werk gesteld zullen worden aansluiting te verkrijgen van de Ter- neuzense muziekschool bij de Zeeuw se. Met welk voorstel de Statenleden dankbaar akkoord gingen. Schouwse zaken ditmaal aan de orde. Er was gisteren in de Staten nog een soort „nagalm" te bemerken van het uitputtende debat over de Wester- scheldeveren, dat woensdag was ge houden. In de eerste plaats was er een vraag van het Zeeuws-Vlaamse C.H.-lid G. J. van de Waal aan het college of het niet juist zou zijn, in verband met de documentatie voor de kamerleden, aan het E.T.I. op te dragen een studie te maken van alle Nederlandse rijks- en hoofdveren. „Die studie zou wel eens tegen kun nen vallen", zei Gedeputeerde Van 1I!IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIII11IIII!IIIIIIIIIIII!IIIIIIIIII!IIIIIIII1III1IIII[|IUII| 1 Vreemd advies1 Het Statenlid Stemerding 1 M kwam bij de behandeling van het voorstel tot aankoop van een pand ten dienste van de provinciale waterstaat te Goes H met een vreemd advies aan het M college: „Zet over voorstellen enz. inzake aankopen door het provinciaal bestuur niet te veel details in de stukken. Want die komen maar in de krant §g De heer Stemerding voegde er H met een blik naar de perstafel H aan toe: „Ik hoop niet, dat de pers mij dit kwalijk neemt s Daarop stond de heer Van Oor- schot op en sprak slechts één zin het was de kortste rede, H die hij tijdens twee dagen hield, maar naar het oordeel van de s journalisten verreweg de beste namelijk: „Ik geef G.S. in overweging deze minder goede raad van meneer Stemerding H niet op te volgen!" iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiii|iiiiiiiiiiiiiiiiiiiminimi Scherpe kritiek op rapport Stichting Zeeland. Het S.G.P.-Statenlid C. Boender uit Tholen sprak gistermiddag vernietigende woorden over een rapport, dat was uitgebracht door de Stichting Zeeland voor Maat schappelijk en Cultureel Werk over Poortvliet. In dit rapport wordt een beschrijving gegeven van de kerkelijke situatie in deze gemeente, waarbij de geloofsleer van de Gereformeerde Gemeente en die der orthodoxe groepering van de Ned. Hervormde Kerk on der de loep wordt genomen. „Ik verklaar met nadruk, dat over de ze geloofsleer een geheel verte kend beeld wordt gegeven" zei de heer Boender, „de rapporteur ont ziet zich zelfs niet hierover op spottende toon een smadelijk en lasterlijk verhaal op te hangen. Hij heeft de klok wel horen luiden, maar weet geenszins waar de kle pel hangt. Ik wens hiertegen een scherp protest te laten horen!" In antwoord hierop verklaarde Ge deputeerde Schout deze zaak in het bestuur van de Stichting aan de orde te zullen stellen. Interprovinciale regeling met 24-11 stemmen aanvaard DE MORGENVERGADERING werd vrijwel geheel besteed aan het voorstel van Ged. Staten toe te treden tot de interprovin ciale ziektekostenregeling voor het provinciaal personeel. Dit voorstel werd tenslotte aan vaard met 24 tegen 11 stemmen. Bij de tegenstanders bevonden zich niet alleen de principiële verzekerïngs-tegenstanders, de S.G.P.-leden, maar er was ook een fervente voorstander van het ziekenfondswezen bij, n.l. de heer Van Oorschot van de P. v. d. A. Hij stemde tegen, omdat hij van mening was, dat deze aparte regeling voor ambtena ren een soort discriminatie in hield voor de gewone „zieken fonds-patiënten". Dit laatste punt beheerste een groot deel van het debat, zodat daarin zoals een der sprekers het formuleer de een brok „ouderwetse klassen strijd" naar voren kwam. De V.V.D.- fractie stemde tegen, omdat zij in deze regeling een aantasting zag van de bestedingsvrijheid, die de ambte naar met betrekking tot zijn salaris behoort te hebben. Bovendien de heer Hesselink Wees hierop kwam bij een enquête vast te staan, dat1 veertig procent van de ambtenaren in feite niets voor de regeling voelde. Dit laatste punt deed ook de heer Stemerding onder de tegenstemmers scharen. Gedeputeerde Van der Weel ver klaarde, dat het college al evenmin geestdriftig was over deze ziektekos tenregeling, maar het Georganiseerd Overleg had, met slechts één stem tegen, er dringend om verzocht. En dit verzoek kon men niet négeren. Overigens wees de heer Van der Weel er op, dat de status van ambtenaar inderdaad een andere is dan die van de werker in civielrechterlijk ver band. Dit verschil komt in allerlei zaken tot uiting, zoals voorschriften door het rijk getroffen in de ambte narenwet enz. Ten aanzien van de ziektekosten heeft het rijk evenwel geen regeling getroffen. Mede daar om moesten deze interprovinciale verzekering worden voorgesteld. Tenslotte werd zij door de Staten aanvaard met de stemmen tegen van de heren Flikweert, Wisse, Kodde, Boender (.g.p.), Vermeulen, Visscher, Van Oorschot (p.v.d.a.), Stemerding Koster (c.h) alsmede Hesseling en Schlingemann (v.v.d.). Aankoop pand Provinciale Staten besloten voorts tot aankoop van een pand aan de Kloetingseweg te Goes voor 32.000, ten dienste van de provinciale water staat. Bij dit punt werd uitvoerig gespro ken over de vraag of er een juridi sche, dan wel een morele binding be stond tussen provinciaal bestuur en de heer J. Duvekot Szn. te Goes, met wie aanvankelijk over de koop, B. A. HESSELINK hoge stroomprijzen van een pand aan de Westwal was onderhandeld. Blijkens diverse brieven aan de Staten was de heer Duvekot deze mening wél toegedaan. Namens het college verzekerde mr. Van der Weel evenwel, dat bij de onder handelingen met de heer Duvekot er door de ingenieur van de pro vinciale waterstaat steeds met na druk op was gewezen, dat de be slissing niet bij hem doch bij G.S. en in de laatste instantie bij Pro vinciale Staten berustte. Er is derhalve geen sprake van morele of juridische binding, al erkende mr. Van der Weel, dat deze zaak te lang getraineerd heeft. Provin ciale Staten gingen met deze uit eenzetting akkoord. Kolenprijzen Bij het jaarverslag van de P.Z.E.M. over 1957 hield de heer B. A. Hesse link (v.v.d.) nog een kort betoog over koleninkoop van dit bedrijf. Hij verklaarde, dat de stroomprijzen in Zeeland tot de hoogste in Nederland behoren en wees er op dat bij even tuele industrialisatie (Sloeplan, Del taplan) juist deze stroomprijs een factor van groot belang is. Het was de heer Hesselink opge vallen hij toonde het ten over vloede gedocumenteerd aan dat het gasbedrijf te Sluiskil goedkopere kolen had kunnen ko pen dan de P.Z.E.M. Voor Sluis kil had hij voor 1958 een kolen- prijs van 75 berekend, voor de P.Z.E.M. echter 85, een nogal opmerkelijk verschil, vond de heer Hesselink. Hij gaf toe, dat het echter makkelijk was om hierover achteraf wat na te kaarten. Gedeputeerde Van der Weel haakte hierop in en verklaarde, dat de kolen- politiek door de P.Z.E.M. beheerst wordt door langjarige Amerikaanse contracten. De P.Z.E.M. is destijds tot deze langlopende contracten ge adviseerd door de regering, n.l. door energievoorziening. Men is aan deze contracten gebonden en zij bepalen de kolenprijs, die de P.Z.E.M. moet betalen. De heer Van der Weel wees er voorts op, dat de Staten zojuist de heer Hesselink hadden benoemd in de Raad van Bestuur van de P.Z.E. M. Hij kan dus in college deze zaak opnieuw aan de orde stellen. Poelje, „maar bovendien hebben wij ons altijd op het standpunt gesteld, dat de Westerscheldeveren een ge heel' aparte plaats innamen en niet vergeleken kunnen worden met ande re veren". Burgemeester Sjef van Dongen (k.v.p.) uit Aardenburg pro testeerde ernstig tegen dit voorne men en ook hij betoogde dat de Wes terscheldeveren een geheel aparte plaats innemen. Tenslotte sprak ook mevrouw Van de Broeckeden Man in deze geest, waarna de zaak was afgedaan. Geen rapport dus. De tweede nagalm werd pas hoor baar geheel aan het eind van de zit ting: de heer H. LJseel uit Zierikzee (c'Ji.) kreeg gelegenheid inlichtingen te vragen over de situatie rond de vertraging op het veer Zuid-Beveland Schouwen-Duiveland. Maar hij maakte van de gelegenheid gebruik om uitvoerig helaas waren slechts weinig Statenleden meer aanwezig te wijzen op het belang van dit veer en om tevens te herinneren aan dé actie van de Zierikzeese gemeen teraad. Voorts bepleitte hij in zijn overigens goed voorgedragen betoog de invoering van dagretours en re ducties voor sportverenigingen enz. De heer Van Poelje ging in zijn ant woord in op de oorzaken van de ver tragingen op dit veer. Zij waren ge legen in een defect aan de schroef van de „Koningin Emma", zo ver klaarde hij. De „Oosterschelde", die dit defect niet had, bleek wél op tijd te kunnen varen, maar helaas is de capaciteit van deze boot voor het autovervoer te gering. Er zijn nu maatregelen genomen om de schroef van de „Koningin Emma" aangepast te krijgen, zodat weer geheel op dienstregeling kan worden gevaren. Ten aanzien van de aansluitingen op Schouwen door de R.T.M.-bus- sen verklaarde de heer Van Poelje, dat deze aansluitingen eenvoudig mis moéten lopen, omdat de R.T. M.-bussen vertrekken op het tijd stip, waarop de boot volgens de dienstregeling moet Éankomen. Er is dus niet de minste speling voor enige vertraging. Inmiddels wordt met de R.T.M. overleg gepleegd in hoeverre hier iets aan gedaan kan worden. Overigens wees de heer Van Poelje er nog op, dat reducties op de tarie ven uit de provinciale middelen be taald zullen moeten worden. En die zijn beperkt! Dezelfde Schouwse verenzaak was reeds eerder op de dag aangesneden door burgemeester A. H. Vermeulen (p.v.d.a.) van Dreischor, die daarbij zijn vrees had uitgesproken, dat be paalde verenacties op Schouwen-Dui veland zich niet in goede banen zou den ontwikkelen. BURGEMEESTER VERMEULEN pas op voor acties Verbazing over haastige motie Er is gistermorgen in de Staten ge sproken over salarismaatregelen voor de provinciale ambtenaren en daarbij kwam onder meer ter sprake de vraag of de voormalige goederenkler ken bij de Stoombootdiensten, tegen woordig „assistent-agent" genoemd, het salaris van deze laatste rang per 1 januari 1957 dan wel 1958 dienden te ontvangen. Enkele Statenleden meenden, dat de eerste datum moest worden aangehouden. Mr. Van der Weel zette namens Gedeputeerden uiteen, dat deze zaak tot het „promo tiebeleid" van het college behoorde en derhalve niet tot de bevoegdheid van de Staten, maar dat het college deze zaak niettemin nog eens zouden be kijken. Deze toezegging was de heer P. Vink (k.v.p.) blijkbaar niet vol doende, want hij diende een motie in teneinde G.S. te dwingen aan het door hem uitgesproken verlangen te vol doen. Maar over deze geste van dit pas ge kozen Statenlid ontstond grote verba zing. Gedeputeerde Van der Weel sprak over „een haast onverkwikke lijk incident" en ook de heren mr. J. F. G. Schlingemann (v.v.d.), A. H. S. Stemerding (c.h.u.) en L. P. van Oor schot (p.v.d.a.) uitten hun verwonde ring over deze motie. Uiteindelijk nam de heer Vink genoegen met de toezegging van het college, dat het nog eens in het bijzonder zal over wegen of het de benoeming alsnog met ingang van 1 januari 1957 kan doen ingaan.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 7