„Nog een kans op de hemel, of de hel der publiciteit VIJFTIG JAAR woning- en stedebouw Een verdienstelijk debuut van de schrijfster Conny Sluysmans Unieke kunstcollectie komt onder de hamer £gh expositie m Y^rouwersluwen „Het huis in de buurt ZATERDAG 19 JULI 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT. STORM IN EEN GLAS WATER NOG KANS OP DE HEMEL", het debuut van Conny Sluys mans, is een romannetje dat vrijwel onopgemerkt geble ven zou zijn, ware het niet dat er plotseling een schandaaltje (storm in een glas water) ontstaan was rondom deze publikatie. Nu moest het boekje al herdrukt worden, want in Limburg voor al, waar Conny Sluysmans vandaan komt, vindt het gretig af trek. Deze werkelijk niet onverdienstelijke liefdesroman met aan het einde een bekeringsinslag, rooms-katholiek van strek king, maar toch ook weer niet zo specifiek rooms dat een pro testantse uitgever er totaal geen bezwaar in had het werkje te publiceren; dit boekje waarin totaal niets echt-schandaligs ge beurt, werd in Limburg voor zoveel-cent-per-uur uitgeleend. Niet omdat dit nu het literaire wonder was waar Limburg op wacht te, maar uit sensatie. Wat was er dan toch aan de hand? Men meende de personen uit het boek te herkennen! Mej. Sluysmans schreef het in de eerste persoon enkelvoud. Die „ik", Sonja geheten, en door Letterkundige kroniek door HANS WARREN een bewonderaar zelfs Constan ce genoemd, heeft een telefoon nummer. Het nummer van mej. Sluysmans. Dus was Sonja, het bleek nog uit allerlei andere trekjes, mej. Sluysmans in le vende lijve, en dus was alles wat Sonja overkomt, aan Con ny Sluysmans overkomen Nu leeft die Sonja er nog al op los, vooral naar Limburgse begrippen; zij kijkt beslist niet op een minnaar minder of meer, en is ook al niet erg kieskeurig in het uitzoeken van de plaatsen waar ze aan de liefdesgod offert. Hijskranen b.v. schijnen daar bij geliefde wachters te zijn. Sonja ontmoet na al die verkenningen dan eindelijk de man van haar dromen, Noël geheten. Die bezit een Mercedes (het nummer wordt vermeld), hij heeft geraniums aan zijn huis, en ve le pittoreske eigenschappen, waar onder een ontzettend lelijke: als hij genoeg heeft van de wel heel erg op dringerige Sonja, probeert hij haar zonder- vorm van .proces met de. ge noemde Mercedes dood te rijden. Ontstellend! Maar laat er nu ergens in Limburg een meneer Noël met Mercedes (zelfs het nummer klopt zo ongeveer), geraniums en al, bestaan, begrijpt U het al Heeft die me neer Conny Sluysmans dus Rondom Sittard was de wereld te klein! De brand liep verder en verder uit, al is de hele zaak ge sust en in de doofpot gestopt na overleg van wederzijdse advoca ten, want die kwamen er aan te pas. En uit het feit dat'de beledi gende partij tenslotte genoegen nam met de bekende vermelding dat de gelijkenis met bestaande personen in het hoek op toeval berust, schept men natuurlijk nieuwe vermoedens. Het is een betreurenswaardige, on frisse geschiedenis, en men vraagt zich af hoe een schrijf ster als Conny Sluysmans, die, ge tuige haar debuut bepaald wel talent heeft, zo aartsdom heeft kunnen zijn. Want anders dan dom kan men dit niet noemen. Er zijn twee mogelijk heden: zij heeft in een paast kinder- OpaAvncw voor In Amsterdam zijn opnamen begonnen voor de film, die ge maakt wordt naar het dagboek van Anne Frank, ,jHet Achter huis". Op de foto: De figuur van de nachtwaker (een oud- zeeman, die precies het type was dat. men nodig had) jn ge sprek met een lid van de Duit se Feldgendarrnerie, na de in braak in het kantoor in het voorhuis. lijke onervarendheid zo gehandeld (dit lijkt ons het waarschijnlijkst), vond het b.v. „leuk" om haar eigen telefoonnummer te vermelden, vond het ook wel leuk, een mogelijke wrok in het openbaar af te reageren en speelde dus zo heel onvoorzichtig met vuur, ófwel, zij heeft op deze ontwikkeling gespeculeerd. Wij hopen van harte dat dit laatste niet het geval is, want dan moet de straf die ze nu krijgt (we kunnen deze publiciteit niet anders zien, ook al is een tweede druk er het gevolg van) haar wel een ondraaglijk schuldgevoel geven. Hoe dan ook: po ging tot moord of tot zelfmoord: dit debuut is bedorven. Dat is jammer, want dit werkje heeft bescheiden kwaliteiten waarop nu niet meer wordt gelet. Sonja, een jonge rechtskundige, heeft zich in haar studententijd van een tamelijk lelijk eendje in een aantrekkelijke vrouw weten te veranderen, een vrouw met vrije op vattingen- en een vurig temperament. In wezen is zij intens burgerlijk ge bleven (ons bezwaar tegen het boek je is dat ook de stijl zo vreselijk bur gerlijk is) maar zij speelt haar rol van vlotte, ontgoochelde vrouw heel aardig. Het ene liefdesavontuur na het andere mislukt, en dan ontmoet zij Noël, óók een door de liefde te leurgestelde. Van het begin af stelt Noël haar flink op de proef, want zij is hem te gemakkelijk. We zien Noël enkel door Sonja's ogen, waardoor zijn metamorfose van model-gentle- man tot fielt erg onbegrijpelijk blijft, wat men de schrijfster als een ern stig tekort aan kan rekenen. Haar grote verdienste ligt in het uit beelden van de jonge vrouw Sonja, haar strijd tussen haar passie en haar trots, haar egoïstisch-heroïsch vechten om de man die ze liefheeft aan zich te binden. Conny Sluysmans doet dit overtuigend en echt, en dat geeft vertrouwen in haar talent. Het is geen erg sympathieke vrouw, deze Sonja, ze zit nog verward jn zich zelf, maar de kern is echt en goed. Het is een geloofwaardige creatie. En naast zoiets verbleekt hepl de humbug, rondom het boekje. Men neemt zelfs het uiterst zwakke slot op de koop toe: als Noël geprobeerd heeft Sonja te overrijden, tracht deze zelfmoord te plegen. Dit mislukt: men weet haar te redden, en in het ziekenhuis bekeert zij zich tot het geloof van haar kinderjaren, komt zij tot God die haar nog een kans op de hemel heeft gelaten. Conny Sluysmans: Nog kans op de hemel. Leopold, Den Haag. Ol p 22 en 23 oktober a.s. wordt in het Amsterdamse „Arti et Ami- tiae" (door Paul Brandt, vei linghouder te Amsterdam) de groot ste veiling van moderne kunst in ons land sedert dertig jaar gehouden. Dan komt n.l. onder de hamer de grote collectie P. A. Regnault, de na latenschap van de 13 juni 1954 op 85-jarige leeftijd te Laren overleden Nederlandse industrieel en kunst verzamelaar. Deze collectie bevindt zich reeds ja renlang als „bruikleen" in het Am sterdamse Stedelijk Museum. Zij bestaat uit 235 schilderijen, aqu arellen, gouaches, tekeningen en en kele beeldhouwwerken. In de loop van augustus zal, in minstens 7000 exemplaren, de catalogus verschijnen waarin 9 kleuren- en ca. 40 zwart wit reprodukties worden opgenomen. Zeer vele museumdirecteuren, verza melaars en kenners uit welhaast alle centra van de wereld worden op deze veiling verwacht. Reeds nu wordt voor hen hotelruimte besproken. Ge vreesd wordt dat hierdoor een aan zienlijk deel van dit kunstbezit voor ons land verloren zal gaan. Deze veiling omvat werken van o.a. Chacal (12 stuks), Picasso (2), Du- fresne (5), Raoul Dufy (1), Kadinsky (2), Lurgat (11), Modigliani (1), Pae '(I) utaisqoad '(g) uiosea: '(I) spa Permeke (5). Redon (3), Desmet (17), Rouault (2), Soutine (3), Zad- kine (9 gouaches en een beeld) en van Nederlandsg meesters: Jan Sluy- ters (6), Herman Kruyder (7), Hen drik Chabot (2). Mevrouw I. H. E. Vorrink-Berg- meyer lid van de P.v.d.A.-fractie der hoofdstedelijke gemeenteraad, heeft aan B. én W. enkele schrif telijke vragen gesteld over de col lectie Regnault, die op 22 en 23 oktober a.s. geveild zal worden. „Hebben B. en W. kennis geno men van de publikaties betreffen de de verkoop van de collectie- Regnault, die zich thans in het stedelijk museum bevindt"? zo vraagt zij. „Hebben B. en W. maatregelen genomen om deze collectie voor Amsterdam te be houden? Is het thans nog moge lijk maatregelen te nemen tenein de de collectie voor het stedelijk museum te behouden?" BEELDHOUWWERK EN SCHILDERKUNST (Van een onzer redacteuren) VOOR DE VIJFDE MAAL wordt er op het ogenblik in Brouwershaven een zoge naamde „stadhuistentoonstel ling" gehouden en het is een ex positie geworden, een lustrum waardig. Men vond een aantal Voorburgse kunstenaars bereid gezamenlijk te exposeren met als gevolg, dat nu in twee zalen van het oude raadhuis zowel beeldhouwwerken als schilderij en te zien zijn. In de beneden zaal treft men voornamelijk beeldhouwwerk en wel van Al- bert Termote, Marian Gobius en Rudi Rooyackers, waarbij dat van Termote onmiddellijk opvalt en dan niet alleen door de omvang. Termote immers hier vertegen woordigd met een zestal werken ontroert door een grote waarachtig heid. Wars van elk experiment schept deze kunstenaar zijn beelden volgens de beproefde, traditionele werkwijze; kloek en eerlijk en altijd doorgloed van de levensechte warmte, die de waarachtige kunstenaar kenmerkt. Een beeldengroep als „De Barmhar tige Samaritaan" tintelt van inge houden leven; zijn „Madonna met kind" heeft volkomen de serene sfeer, die bij dit onderwerp past en een werkstuk als het bronzen jongens kopje frappeert door de fragiele lij- „Barmliartlge Samaritaan" van Termote. nen, waartoe Termote de materie wist te dwingen. Zoals er van zijn „Kruisbeeld" een grote devotie uitgaat en van zijn „Don Quichotte" daarentegen weer heel de charmante spotternij; die bij dit onderwerp past. „Draadplastiek" van Rooyackers. (Van onze redacteur beeldende kunsten) Het is bepaald geen grote tentoonstelling waarmee de B.N.A., de met de Maat schappij tot bevordering der bouwkunst gefuseerde Bond van Nederlandse Architecten, in de tuin van het Stedelijk Museum te Am sterdam zijn vijftigjarig bestaan vierde. Inte gendeel, naar opzet is „Het liuis in de buurt" zelfs zeer beperkt. Maar zij is wel suggestief. In enkele beeldsymbolen wordt hier de ge schiedenis van vijftig jaar woningbouw in Ne derland weergegeven. Samen met een korte toelichting geeft zij een treffende indruk van de problemen, waarmee de bouwer van ons huis op het ogenblik te worstelen heeft. Daarmee worstelt men overigens nog niet zo lang.Een halve eeuw geleden maakte men het zich zelfs al heel gemakkelijk. Een bouwter rein werd verkaveld, straten werden gelegd en dan ging men eenvoudig bouwen. Het ene gesloten blok verrees na het andere. Het be vatte woningen, winkels, scholen, bedrijven, zelfs kerken, in bonte willekeur. Er werd geen enkel onderscheid gemaakt. Het enige belang rijke was de straat, niet de mens, die in die straat moest wonen en leven, niet de functie van ieder afzonderlijk onderdeel van die straat voor de mens. Tussen twee wereldoorlogen kwam er een ken tering. Men deed pogingen tot bewuste orde ning van de buurt. Wel werden woningen, winkels en scholen nog vaak in één enkel bouwblok ondergebracht, maar de bedrijven en de openbare gebouwen kregen een eigen onderscheiden plaats. Daardoor sprongen zij er als van zelf uit, in overeenstemming met hun betekenis voor het geheel. Bovendien maakte men een scheiding tussen woon- en winkelstraten, men gaf het groen, het plant soen een eigen functie in het geheel. De wo ning zelf werd menselijker van inrichting, meer op de wezenlijke behoeften afgestemd, al is ook in die tijd de term „voorgevelarchi tectuur" ontstaan. Daaruit blijkt al, dat de uiterlijke vormgeving toch nog te veel op de voorgrond stond, tot schade van liet aanzien en van de bewoonbaarheid. In die dagen kreeg ook de etagebouw een duidelijke eigen ge daante, blijkend uit de ontwikkeling van ge meenschappelijke trappenhuizen aan de voor zijde. Dit laatste element illustreert al, dat de breuk met het verleden na de Tweede Wereldoorlog veel minder scherp is geweest dan men wel geneigd is te denken. Want wel is de hoog bouw meer verspreid en zelfs tot de kleine steden doorgedrongen, maar de vorm verschilt in wezen niet zoveel van die, welke al voor '40 was ontwikkeld in steden als Amsterdam en Rotterdam. De sterke verbreiding van de hoogbouw is echter een gevolg van volkomen nieuwe inzichten in de ordening en geleding van de buurt als geheel. Zoals de woning een plaats is om samen te zijn, te werken, te stu deren, te spelen, te eten en te slapen, zo is de buurt een omgeving, waarin men niet alleen woont, maar waar men ook winkelt, naar school of naar de kerk gaat, zich ontspant in park of speelplaats, kortom: leeft en zich ont wikkelt en mens is. Dat betekent, dat het ge heel primair wordt. In de eerste plaats is er de ruimte. Daarin worden bouwblokken, ker ken, 'scholen, kortom alle noodzakelijke ele menten geordend en door wegen verbonden. Het geheel is opgenomen in een veld van groen en beplanting, waardoor de goede nieuwe wijken eerder het karakter van grote tuinen met bebouwing dan van saamgevoegde wo ningblokken krijgen. De resultaten zijn vaak goed; soms ook als gevolg van de haast waar- mee het team van architecten, stedebouwkun digen, sociologen en andere deskundigen moet werken, minder fraai. De hoogbouw stelt bijzondere eisen aah de ont werpers, eisen, waaraan deze als gevolg van de armoede van ons land na de oorlog niet al tijd hebben mogen voldoen. Wil de schaal van een flatgebouw niet onmenselijk worden, dan is het nodig, voor- en achtergevels door gele ding, door balcons, door de plaatsing van de trappenhuizen, levendiger, plastischer te ma ken. Men kan nu eenmaal niet volstaan met een alzijdig vlak blok met venstergaten erin, zonder een gehele buurt volkomen vervelend en drukkend te maken. In voorgaande jaren heeft men wel eens gemeend, dat die verleven diging te duur zou worden en haar aan de noodzaak, de bouwkosten te drukken, opgeof ferd. Men heeft sindsdien leren inzien, dat de ze gevelplastiek voor het aanzien en de be woonbaarheid van een buurt eenvoudig nodig is. :Dat dit ook op de indeling van de woning in vloed heeft is duidelijk. De woonruimte komt op de zon te liggen, en wordt vaak vergroot door een overdekt woonbalcon, dat buiten zit ten mogelijk maakt. De verschillende vertrek ken worden geen afzonderlijke eenheden meer, maar veeleer onderscheiden delen van een on gebroken ruimte, die door schuifwanden tij delijk kunnen worden afgeschut. Bewegelijk heid van de wand in overeenstemming met de individuele eisen van de bewoners wordt een belangrijk uitgangspunt, evenals de eis. dat de vloeroppervlakte van een flat zeker niet klei ner mag zijn dan die in een eengezinshuis. Uitgaande van deze eisen heeft de werkgroep voor deze tentoonstelling een model-flatwo ning ontworpen, die stellig grote verdiensten heeft, al moet er aan worden toegevoegd, dat deze uit een oogpunt van toekomstvisioen zo is ze bedoeld wel functioneel, maar toch ook wel wat braafjes is. Zo is elke, hier tentoongestelde schepping van Termote steeds op nieuw een bloeiende belevenis en zo komt het ook, dat deze be schouwing wel nioest beginnen met een misschien enigszins uit voerige prelude over één facet van de vrij uitgebreide expositie. Waar men dan verder werk vindt van Alarian Gobius: haar gipsen „Flora" bij voorbeeld en die kan dan direct wel dienen als zakelijk van stijl, maar bijzonder gaaf en soms zoals in de „zittende vrouwenfi guur" in terra cotta van een gro te schoonheid. Maar koel van toon uitgezonderd dan een gevoelig mas ker van wijlen Buziau. Twee andere, hier exposerende beeld houwers zijn Rudi Rooyackers en Jan Snoeck beiden moderner van stijl en meer tot het experimentele feneigd dan Termote en Marian Go- ius. Rooyackers toont drie geraffi neerd, als het ware in perspectief op gestelde werkstukken, te weten ..Ge zin" „Compositie van vier figu ren" en een draadplastiek, waarin men telkens een neiging tot het non- figuratieve onderkent. Zorgvuldig af gewerkte composities, maar nog zon der een positief eigen geluid: zulks in tegenstelling tot het werk van Jan Snoeck, dat namelijk een zeer eigen toon heeft. Zijn „Duiveltjes" twee koppen in terra cotta zijn „afzichtelijk mooi" en zijn „Vrouwelijke bosgeest met gitaar" is een kostelijke satire in tufsteen. Dit dan in vogelvlucht over 't beeld houwwerk, dat samenvattend zeer de moeite waard is en dat te meer boeit, omdat men hier werk bijeen, ziet van kunstenaars, die toch wel erg uiteenlopende opvattingen huldigen. Schilderijen (en tekeningen) zijn er van o.a. Ruth Salinger, wier doeken „Schoolbord". „Jurri" en „Schoolstraat 1" uitmunten door een oorspronkelijke visie en deze dan gepaard aan een fascinerende vorm geving. Fris, gedurfd werk, dat een groot contrast vormt met de klassie ke" landschapjes en stillevens van bijvoorbeeld C. Rol en dat toch weer veel meer evenwicht heeft dan het doek „Camil met kat" van Nora van "der Flier; ook wel gedurfd van op zet, maar nog wat duister van kleur en bedoelingen. Van Frida Holleman is er een gevoelig meisjesportret. Haar overige werk bereikt dit peil niet helemaal, hoewel de circus-im pressies zeker niet onverdienstelijk zijn. De gouaches van Rudy de Jong zijn uiterst sfeervol en van P. Hei doorn kan men op deze tentoonstel ling enkele mooie aquarellen bewon deren. Ten slotte is er dan nog werk (boek omslagen, tekeningen en calligrafie) van het kunstzinnige echtpaar Aal- bers-Kollewijn: van Henk Westen dorp (schilderijen) en van Aart v. d. IJssel. die met zijn zinken „ruiter" „wielenschip" voor een curieuze noot zorgde. Een uitgebreide en interessante ten toonstelling, waar Brouwershaven eer mee inlegt en die nog te zien is tot 30 augustus a.s. Kinderen maken een fresco voor Unesco (Van onze correspondent) Parijs, juli. Twee jongens uit het Noord Franse plaatsje Sous-les-Bois bij Maubeuge hebben de officiële op dracht ontvangen, een groot decora tief fresco te maken voor de ingangs hal van het nieuwe Nnesco-gebouw te Parijs. De beide ..schilders" zijn samen 12 jaar oud. Michel Durin en Christian Ott zijn helemaal niet verbaasd over deze eer, hun werk naast dat van Pi casso en Calder te zien. want reeds sedert hun derde jaar exposeren zij. Zij gaan op een der wonderbaarlijk ste scholen van Europa, de Station- school van Sous, waarvan de direc trice de kinderen reeds in de kleu terleeftijd de zogenaamde vrije ex pressie probeert bij te brengen. Zodra de kinderen op de kleuter school komen, krijgen zij papier, kleurpotloden, verf en penselen en de onderwijzeres, wier autoriteit uitslui tend berust op kameraadschappelijke omgang met de kinderen, begint de eerste dag al met de kinderen te tekenen. „....een moderne woonwijk.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 5