Uit de droomwereld van de dichter
HANS WARREN
....tere vogeltjes in kooitjes langs de opvolgerdie de slaap der schuldelo-
langgerekte, lage muur en een troon-1 zen sliep
De commissie, die Hans Warren voor de Van der Hoogt-prijs heeft
voorgedragen, heeft in haar overwegingen apart melding gemaakt
van haar grote waardering voor een van de gedichten uit de be
kroonde bundel „Saïd". Wij laten dit gedicht, dat inderdaad een zeer
persoonlijk karakter heeft, hier in zijn geheel volgen:
174
Het is vandaag woensdag 9 juni 1954
zei de blijde morgenkoe in de radio
en ze vervolgde met de beschaafde regenval
en de prijs van drachtige vaarzen
want alles hangt samen.
Het is juist drie jaar geleden
sinds we de kist het raam uitwerkten
en ons bloemrijk en zo waardig mogelijk ontdeden
van het lastig ding dat je lichaam geworden was.
Toevallig was ik vandaag op Borssele
en voor de volledigheid r-
ben ik naar het kerkhof gegaan.
Mijn bloed was droog en brokkelig
als het grint onder mijn schoenen
mijn hoofd zwart als de schaduw
in de oprijlaan.
Achter de kastanjetunnel der vergetenen
de jongste open akker vol zon,
een ruisend waterhei wuiven
van zomerwind over bloeiend lang gras
en stijve protestantse stenen.
Brokken merelzang gleden
lauw uit oliezoète junigeuren.
Op de dorre smalle grond boven je
zwartrode natuurlijk bedauwde rozen
die juist fluwelen harten openliegen.
Ik kijk naar het nog platte, besproken graf
naast je en hoor de oude boer
drie jaar geleden zeggen:
„Jongen, ier kom ik boe te ligge
tussen mien vrouwe en joe moeder".
Rechts naast je verteerde de dorpstimmerman
met enkel stug geknipt gras als deken over zich
en verder is het volgegroeid
met de grijze zerken die jij verfoeide.
Drie jaar geleden
huilde ik een grafkrans van sonetten bij elkaar,
lelijk als de pareltjestooi
die men in gevangenissen vlecht.
Nü ben ik blij dat ik zo droög als grint
en zo zwart als schaduw hier sta.
Een gereformeerde en een
humanistische grafdelver kwamen
nieuwsgierig naderbij om even te laat
met vertoon van consideratie weg te gaan:
„een man uit de vreemde bij het graf van zijn. moeder".
Ik wenkte hen en we praatten
over tijd en dood, crematie en geloof,
de merel zong weidoor.
Ik trok beslist een tragische mond
om te zeggen „drie jaar geleden, toevallig"
en zij „wat gaat het toch gauw".
Je was het liefste wat ik had.
Vaak droom ik van je; je moet
binnen mij je onmenselijk lijden
en je stomme gruwelijke dood overdoen;
jij bent weer even onbewust als toen
en ik barst wakker van ontzetting.
Vaak dacht ik ginds
aan dit welige kerkhof
vol bladergeruis en warme geuren,
aan de korenakkers van mijn jeugd rondom,
ik dwong mij onder de rozen in je molmende kist
en tegen je besmette koude botten.
Nu ik eindelijk hier ben'
reken ik af met een nummer
op een scheefzakkend betonnen paaltje.
ZATERDAG 12 JULI 1958
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT.
BIJ EEN LITERAIRE ONDERSCHEIDING
Schets van een
solitair....
(Van een onzer redacteuren.)
VIJF .JAAR LANG heeft er
ter secretarie van de ge
meente Borssele op het tussen
twee brede rivierarmen gevatte
Zuid-Beveland een vermoedelijk
enigszins schuchtere jongeman
gewerkt. Vijf jaar lang dus is
die jongeman 's morgens zo te
gen half negen naar zijn kan
toor gestapt, zat er gebogen
over kaartenbakken en bevol
kingsregisters, om dan 's avonds
na een onderbreking in de
middag zo rond vijf uur ne
men wij aan weer naar huis te
gaan. Een nette, oppassende en
misschien zelfs wel vlijtige en
accurate ambtenaar. Van wie
de dorpelingen wel eens gezegd
zullen hebben: „Dat wordt vast
een hele goeie gemeente-secre
taris".
Hij is het niet geworden. Maar
misschien had het best gekund.
Want wie nu tegenover de dichter
Hans Warren zit dat was die jon
geman aanschouwt een nog altijd
nette man, met keurig gekamd, iet
wat dun haar, een onopvallende bril
en gestoken in een sportief overhemd.
Een jonge vader van drie kinderen,
die plotseling luisterend het hoofd
heft, zich uiterst beleefd verontschul
digt en zich vervolgens verwijdert
om de werkster te waarschuwen, dat
de kinderen wakker zijn. Het zijn de
twee oudsten, twee meisjes zo van
twee en vier jaar, die heur middag
dutje uit hebben. De jongste, een
troonopvolger van drie maanden,
slaapt buiten in zijn kinderwagen de
slaap der schuldelozen.
Vader Warren tóch een vreemde
benaming voor de wat jongensach
tige literator vader Warren, want'
dat is hij toch onmiskenbaar op dit
moment, keert even later terug in
het woon- en werkvertrek, waar
gastheer Warren bereids op een ou
derwetse mahoniehouten tafel enkele
flesjes stout („zwaar bier") had
klaargezet voor fotograaf en ver
slaggever. Dat met die kinderen was
geregeldhet vraaggesprek kon
voortgang vinden.
Intussen is de nu 36-jarige Hans
Warren echter al in vier gedaanten
ten tonele verschenen als ambte
naar, dichter, vader en gastheer. De
ambtenaar hebben wij nooit gekend;
de dichter leerden wij kennen en va
der en gastheer ontpoppen zich ge
leidelijk. En het is opvallend hoe de
mens Warren al die gedaanten even
toegewijd gestalte geeft. Wat hij
doet gebeurt met zorg, weloverwogen
en totaal. Zo komt het, dat wie over
Warren wil schrijven, al schrijvend
tot de ontdekking komt, dat er véél
te schrijven is. Telkens immers on
dergaat de hoofdfiguur een gedaan
teverwisseling en wanneer ge opge
lucht meent: nü is de dichter aan het
woord, dan blijkt plotseling, dat het
de gastheer is. Wie het er alleen om
Saat zijn gasten een genoegen te
oen en die oh, heel charmant en
voorkomend een persoonlijke
vraag pareert met een beminnelijke
beleefdheidsphra.se. De solitair War
ren keert zich verontschuldigend af.
Want dat geeft hij toe. „Ik ben be
wust solitair gebleven en ik heb
nooit contact gezocht met collegae-
dichters. Je hebt zo weinig aan dat
geklets in kroegen, aan dat urenlan
ge gepraat. De energie en de tijd, die
er in gaan zitten, kunnen immers be-,
ter gebruikt worden. Nee, aan'
polemiseren in literaire tijdschriften
heb ik evenmin ooit gedaan. Het lijkt
me allemaal zo vruchteloos.
Dit zijn geen phrasen. Het is te
controleren. Hans Warren heeft
zijn tijd inderdaad beter gebruikt:
m '46 de bundel „Pastorale"; in
'47 een „In memoriam Jac. P.
Thijsse"; in '51 „Eiland in de
stroom"; in '54 „Leeuw Lente"
beloond met een reisbeurs van
o.k. en w.) en „Vijf in je oog" en
in '57 „Said". Daar tussen door,
in 1949, het werk „Nachtvogels"
en ja, daar is Warren in weer een
andere gedaante.
Als vogelkenner.
Dichter en dochters bij de kip met
kuikentjes
In de hoek van de schaars gemeu
belde laaggezolderde kamer, met
een simpele planken vloer en met
hier en daar stapels boeken en met
verloren in een andere hoek een pia
no, tsjilpt gedurig indringend een
vogel. „Een Shama-lijster", legt on
ze gastheer uit; „die stammen uit
Brits-Indië". De exotische vogel voelt
zich op Zuid-Beveland klaarblijkelijk
uitstekend op zijn gemak en dat
heeft hij gemeen met het handjevol
jonge duiven, dat een beetje beduusd
zit rond te kijken onder het tafeltje,
waar 's lijsters kooi op prijkt. „Bui
ten kon ik ze niet laten, met het oog
op katten", verklaart de heer War
ren.
Nee, dan zet je die duiven binnen.
Allicht.
In de droomwereld van dichter War
ren is zulks „allicht". Voor hèm is
het trouwens helemaal geen droom
wereld. Voor hem is dat landarbei
ders-woninkje, dat daar temidden
pillllllllllllilllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllillillilllllllllllllljllj
Van der Hoogtprijs toegekend
g De Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden heeft aan g
H onze letterkundige medewerker, de dichter Hans Warren uit Kloe- §j
H tinge, de Albert van der Hoogtprijs toegekend. g
g De Van der Hoogt-prijs is een „prijs van aanmoeding", ingesteld in
de dertiger jaren door Lucie B. en C. W. van der Hoogt. In de loop
M der jaren werd hij aan vele bekende Nederlandse letterkundigen uit-
M gereikt, o.a. aan Henriëtte Roland Holst, Guilaume van der Graft,
H prof. Presser enz. Het voorstel tot toekenning wordt aan het bestuur
M van de Maatschappij van Letterkunde gedaan door de commissie p
H Schone Letteren van de Maatschappij, welke commissie dus nu M
g Hans Warren heeft voorgedragen. In deze voordracht wijst zij er g
s op, dat reeds de in 1946 verschenen dichtbundel „Pastorale" getuig- m
H de van een bijzondere sensiviteit en dat de in 1954 verschenen bundel g
g „Leeuw Lente" van zodanige kwaliteit was, dat de dichter een reis- n
f§ beurs werd toegewezen door het ministerie van onderwijs, kunsten
g en wetenschappen. De ontmoeting van de dichter met de zuidelijke g
M cultuur is voor de dichter van grote betekenis geweest, hetgeen tot
H uitdrukking komt in de dichtbundel „Saïd" (1957), die nu voor de g
H commissie aanleiding was de dichter voor de Van der Hoogt-prijs
H voor' te dragen. Het bestuur van de Maatschappij van Letterkunde li
j§ heeft het advies van de commissie overgenomen.
liiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiM
kringen zelfs veel waardering en die
wat men pleegt te noemen „een
fris, eigen geluid liet horen".
Er komt dus regelmaat in de le
vensgang van de jonge Zeeuwse
dichter. Teveel? Wie zal het
zeggen. In ieder geval vertrekt hij
in 1953 met zijn vrouw naar Parijs
van het Zeeuwse platteland naar
de wereldstad Parijs. Een overgang,
die bepaald wel enige naam mag
hebben, maar waar Warren eenvou-
die over verklaart: „Ik had me altijd
al tot de Fransen aangetrokken ge
voeld en bovendien zijn er voor mij
maar twee mogelijkheden óf wo
nen op het platteland (maar dan ook
zo plat mogelijk), óf in een wereld
stad".
Het is vier jaar Parijs geworden,
waar mevrouw Warren, die Frans
studeerde, lessen geeft aan de Sor-
bonne. In die periode verschijnen de
bundels „Leeuw Lente", „Vijf in je
oog" en „Saïd". Ervaringen?
Wéér voltrekt zich de metamorfose.
De dichter Warren gaat soepel en
vrijwel ongemerkt over in de bemin
nelijke gastheer „Ach, dat is zo
strikt privé. U neemt het me niet
kwalijk dat ik daar liever over
zwijg?"
De verslaggever neemt dat uiteraard
niet kwalijk, maar hij meent te we
ten dat het jonge gezin Warren de
moeilijkheden niet bespaard zijn ge
bleven: ziekte en huisvestingsproble
men maakten een langer verblijf in
de inspirerende hoofdstad van het
Franse rijk niet mogelijk en in 1957
keren ze terug naar Zeeland, onge
twijfeld vele ervaringen rijker. Erva
ringen ook, die sublimeerden in ge
dichten en die Warrens werk naar
hét oordeel vart de 'critici een rijpere
toon gaven.
Zo keerde een Zeeuw naar zijn
boortegrond terugeen dichter vond
zijn droomwereld ergens tussen Goes
en 's-Gravenpolder, waar hem ook
het nieuws van de jongste hem toe
gekende onderscheiding bereikte,
bannen
Hier blijven tot de kinderen groot
zijn werken. Misschien nog eens
een „vogelboek" ik heb mijn
waarnemingen altijd genoteerd 'er
ligt nog een roman, die ik opnieuw
wil schrijven, want de vorm bevalt
me niet. Maar nu zeg ik eigenlijk al
weer teveel. Een mens zegt zo vlug
meer dan hij kan verantwoorden..."
HANS WARREN
bewust solitair
van de velden, die nu alle kleuren
groen hebben die ge U maar denken
kunt, aan een verloren weggetje ligt
weggedrukt, voor hem is die droom
wereld pure realiteit. Een op de
maatschappij veroverd brokje idylli
sche rust, waar radio, telefoon en
bromfietsen streng taboe zijn. Waar
het tsilpen van vogels en het slome
kakelen van een kip met fiere kui
kentjes die rust alleen maar accen-
tuëren. Een klein vlekje Zuid-Beve
land, Zeeland, ergens tussen Goes en
's-Gravenpolder, in de gemeente
Kloetinge. Temidden van vlasakkers,
bietenvelden en boomgaarden. Niet
al te ver van Borssele, de geboorte
plaats van de dichter aan de Wester-
schelde; het land en het water, die
voor verscheidene gedichten de in
spiratiebron zijn geweest en waar de
vogelkenner Warren opgroeide. En
waar vijf jaren gesleten zijn op de
secretarie.
Dat was na de h.b.s.-tijd in Goes
(eindexamen in het begin van de
oorlog) en ook al na de jaren, waar
in Warren begon met „zo nu en dan
eens iets op te schrijven". Daar vloei
de in de oorlogsjaren het contact uit
voort met de aan de illegaliteit ont
sproten en weer ter ziele gegane
„Maecenas-groep" in Den Haag. En
kele jonge dichters waren het. onder
wie ook Paul Rodënko, die illegaal
publiceerden en van wie de meesten
later ook nog in de oorlogsjaren
het tijdschrift „Parade der Profe
ten" uitgaven. Aan drie van die
„Profeten" (Warren glimlacht nu
zelf om die naam) is de Albert van
der Hoogtprijs ten deel gevallen, na
melijk aan Guillaume van der Graft,
W. J. van der fyïolen en nu dan aan
Hans Warren.
Over die periode in de oorlogsjaren
glijdt onze gastheer luchtig heen. „Ik
ben er door gescharreld, zoals zo
velen".
In 1950 komt er ook een einde aan
„ambtenaren-periode" in Borssele.
Warren waagt het om te proberen
van de publiciteit te leven; een
hachelijk pogen in ons goede vader
land, maar zo verklaart hij zelf
hij slaagde er in om het hoofd boven
water te houden. In 1951 komt er een
onmiskenbaar beslissend keerpunt in
zijn leven, dat de solitair Warren te
persoonlijk vindt om over uit te wei
den. Hij wordt verliefd. De jeugdige
Engelse Helen Ferguson was het, die
via een correspondentie-vriend op het
goede Beveland belandde en daar in
kennis kwam met dichter Hans War
ren. Na een kort verblijf in Enge
land, trouwen ze in 1952 en in dat
zelfde jaar keert het echtpaar War
ren naar Borssele terug. Intussen be
gon Warren zijn medewerking aan
de Prov. Zeeuwse Courant met het
verzorgen van een wekelijkse litterai
re kroniek en had hij zich bereids het
predicaat van „onafhankelijk dich
ter" verworven. Geen epigoon van de
„vijftigers" derhalve, maar gewoon
een jong dichter, zonder meer. Wiens
werk waardering vond, in sommige
Een voorzichtig, bedachtzaam mens
Hans Warren. Destijds we we
ten het nu bijna zeker ongetwij
feld een accuraat ambtenaar
daarna een serieus dichter, een zorg
zaam huisvader en een goed gast
heer. Die niet koketteert met de on
conventionele, bohémien-achtige in
richting van zijn wel heel eenvoudige
woning; voor hem een wezenlijk be
standdeel van de droomwereld, die
voor de dichter Hans Warren geen
droomwereld is, maar pure en ple
zierige werkelijkheid. Met tere, tsjil-
pende vogeltjes in kooitjes langs de
langgerekte muur van het lage huis;
met een baby in een kinderwagen en
met zondoorstoofde klinkers op het
paadje, dat naar het wegje voert,
waarlangs ge de grote weg kunt be
reiken terug naar een wereld die
werkelijkheid is voor anderen dan
dichters
Het huis van de dichter