Belangrijke werken in een aantrekkelijke uitvoering Oud-Goesenaar op strategische post in het kunstonderricht Goede films op de „Berlinale" „Mastreechter Staar" bestaat nu 75 jaar In 1838 stierf in Maas tricht een koor op gericht door de ver eniging „Polyhymnia" een roemloos einde: de leden konden niet zingen en ze mochten misschien ook niet meer van moeder de vrouw naar de repetities om dat ze dan te laat thuis kwamen. Die onbe- weende dood was in ieder geval ergens goed voor, want uit deze mis- lukking groeide een nieuw koor met men sen, die wél konden zin gen en die wél hun vrije tijd besteden mochten aan repetities. Dat koor kreeg de naam zangver eniging „Mastreechter Staar, nu voorafge gaan door „Koninklij ke". Voor de niet-Lim- burgers: staar is ster en die ster komt voor in het wapen van Maas tricht. VORMING VAN TEKENLERAREN ZATERDAG 12 JULI 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT. 13 REEKS NIEUWE OOIEVAARS De Reinaert en werk van o.a. Hildebrand, Salomons en Greshoff ONDER DE TALRIJKE reeksen poeketbooks die er heden ten dage in ons land verschijnen, nemen de „Ooievaars" van Bert Bakker Daamen N.V. ten Den Haag een zeer eigen plaats in. Het is de reeks met het duidelijkste „gezicht" en tal rijk zijn reeds de uitgaven van werkelijk groot belang die als Ooievaar het licht zagen. Een flinke vlucht van deze opvallénde dieren is weer op ons dak neergestreken, en het is werkelijk een onverdeeld genoegen, die komst aan te kondigen. We beginnen met het lichtere genre. Destijds hebben we uit voerig de bewerkingen bespro ken die Paul Rodenko maakt van verhalen uit de „Duizend en Eén Nacht". Twee nieuwe deel tjes zijn inmiddels verschenen (in totaal dus vier) te weten: „De Maagdenspiegel" (no. 69) en „De gestolen Minnaar" (no. 82). Het is verrukkelijke, licht zinnige, geestelijke lectuur ge worden, met vernuft en kenne lijk plezier naverteld (vooral in de sector ondeugd). En al lezen we dan liever de vertaling van Mardrus of van Burton, toch geven we ons graag gewonnen aan deze speelse en heel „oneer biedige" bewerking. Letterkundige kroniek door HANS WARREN Een merkwaardig geval is het met „Joost", welbekend aan de lezers van„De Groene Amsterdam mer". Vrijwel wekelijks levert Joost een in Vondeliaanse trant en taal gesteld gelegenheidsvers in dat' weekblad, en als Ooievaar 81 verscheen nu een bloemlezing daaruit „Joost mag het zeggen", honderd verzen van vrijheid en onvrijheid uit tien jaargangen van De Groene Amsterdammer. Het moet ons van het hart dat we hier net de aansluiting missen. Knap is het, scherp hekelend, een pakkend tijdsvers vol kritiek, maar waarom daarbij in 's he melsnaam het masker van Vondel opgezet! Goede energie, verspild voor een duit kortstondige lol, jammer. Op' het gebied der schone letteren zijn er verscheiden zeer aantrekke lijke uitgaven vanaf de Middeleeu wen tot heden. Ooievaar 75 geeft de tekst van „Reinaert de' Vos" en wel de 12de-eeuwse van Willem (die Ma- doc maecte) en ingeleid door prof. dr. W. Gs. Hellinga. De lof van de „Reinaert" hoeft, zeker in Zeeland, niet meer gezongen te worden. Dat deze middeleeuwse tekst, (geheel compleet, ook de dikwijls om fat soensredenen weggelaten passages staan er in) voor zo geringe prijs op de markt gebracht kan worden is weer een van de heerlijke mogelijk heden van het pocket-book. Om nu maar chronologisch te werk te gaan: als Ooievaar 66 verscheen „Michelangelo, verbeelder van Chris telijk Humanisme" door dr. H. A. Enno van Gelder, achter welke, he laas niet erg aantrekkelijke titel 'n aantal indringende opstellen over Michelangelo schuilen, gevolgd door een aanhangsel met een ruime keuze van Michelangelo's gedichten links in het oorspronkelijk (althans in het Italiaans, de spelling is ge moderniseerd helaas), rechts in let terlijke, niet rijmende vertalingen. Alleen om deze bloemlezingen is het boekje de aanschaf al waard! Zestien afbeeldingen verluchten het boven dien. Is over Michelangelo ontstellend veel geschreven, en nog steeds het laatste woord niet gesproken, dit geldt in nóg sterker mate voor Shakespeare. „Naar het hem leekvan prof. dr. A. G. H. Bachraeh (Ooievaar 62) is een buitengewoon prettige inlei ding tot Shakespeare. Bachraeh be nadert Shakespeare op oorspronke lijke wijze. We moeten bekennen dat we volkomen ben gelézen zijn in al die geleerde werken óver Shake speare en dat we ook dit boekje met (Van een onzer verslaggevers) Dét koor bleef leven, het werd beroemd, het gaf levensvreugde aan de zangers zelf en aan de luisteraars. Eerst in de omgeving nu in de gehele wereld. In na- tura en op ontelbare grammofoonplaten. Draai de radio aan en vrijwel iedere dag kunt ge over de een of ande re zender de negro-spi- rituals of de kerstliede ren, de Russische liede ren en de vele volks liederen en opera-koren in vele talen horen. De uitstekende prestaties en het rijk gevarieerde repertoire maakten de „Mastreechter Staar" populair en bovendieu werd dit koor een der beste mannenkoren van West-Europa. Het op treden van dit bijna 200 man sterke koor is steeds weer een gebeur tenis, waar het ook komt: in Amsterdam of Brussel, in Luxemburg, Parijs of Keulen. Voor al na de laatste oorlog- zong het koor met stij gend succes onder het sierlijke vaandel. In Parijs klom een uit bundig publiek op de stoelen van de Salie Gaveau, in Emmeloord klapte men zich de han den gloeiend voor een toegift, in de Bernhard- hal te Utrecht juichte men zich de kelen schor. De grote tovenaar met dit stemmen- materiaal is diri gent Martin Koekelko- ron. Hij komt uit Val kenburg. Hij was nog geen MARTIN KOEKELKOREN dertig jaar, toen hij de dirigeerstok overnam van de grote Peter Gie- lén, die zelf als voor gangers Paul Hupperts en Henri Heydendael had. En Gieten en thans Koekelkoren weten dit koor in vuur en vlam te zetten. Zij bespeelden in dit koor het tempe rament, de vitaliteit en de lïëfde voor het zin gen. Het heeft een kleur en klank van zui delijk karakter. Elf jaar nu bespeelt Martin Koekelkoren deze or gelstemmen van vrien den onder elkaar, die zingen om het plezier van het zingen zelf. Bij dit jubileum kan hij trots zijn op zijn Staar. En de Staar weet, dat deze vurige, knappe di rigent het koor dwin gend zijn wil oplegt en het naar prestaties drijft, waar de stad Maastricht trots op mag zijn. Het zingen is er een feest. Daarom bouwde de „Mastreechter Staar" grote muzikale evenementen rond dit 75-Jarig bestaan, die 'tót december duren. grote reserve opnamen. Maar in Bachrachs brieven over Shakespeare liepen we nu eens niet vast; we heb ben zé geïnteresseerd ten einde gele zen. Zij getuigen van een levendige kennis van het Elizabethaanse tijd vak en ze zijh werkelijk verhelderend voor wie belangstelt in deze dichter. Een nuttige cronologische lijst van de stukken en hun hoofdthema's werd toegevoegd. We blijven even in de 17e eeuw „Wie was Rembrandt" (vier talig, Ned. Eng. Frans en Spaans) van dr. J. Hulsker (Ooie vaar 59) is een uiterst instructief documentair overzicht van Rem- brandts leven met maar liefst 150 afbeeldingen, dat wil dus zeggen even veel als het boek centen kost!. Afgezien van een opvallende zetfout op pag. 54 en een volkomen mis plaatst „aardigheidje" op pag. 40 is dit een uiterst aanbevelenswaardig boekje. „Allerliefste van Hugo de Groot" (Ooievaar 58) van Robert Fruin, han delt over het leven van Maria van Reigersbergh en haar man. Het brengt ons nader totde beroemde 17de-eeuwse staatsman en vooral tot diens echtgenote waar we op de lage- reschoolbanken al zo veel over horen. (Het „Kort verhaal hoe subtiel en wonderlijk mr. Hugo Grotius, pen sionaris der stad Rotterdam met een koffer uit zijn gevangenis te Loeven- stein in Holland gedragen en verder ontkomen is" wordt ook in dit werk je afgedrukt). De daarop volgende brieven van Maria van Reigersbergh zijn prachtige documenten. Het spijt oiis alleen dat de spelling gemoder niseerd moest worden, ook al besef fen we wel dat er geen alternatief is. In elk geval: beter zó als Ooievaar dan niets! Hetzelfde geldt, voor de kostelijke Ooievaar 70 „Het hart op de tong in 90 brieven 1571-1957" ver antwoord door prof. dr. W. Gs. Hel linga. Was het bv. nu werkelijk nood zakelijk de „Nederlandse" brief van James Boswel 1 nog eens te vertalen in onberispelijk hedendaags Neder lands? (pags. 83/84). Welk een prachtige collectie epistels, overigens Er zijn weinig uitingen die ons zó on middellijk met het verleden in aanra king brengen als brieven, men leze bv. de groep De Witt- of dé Thor- beckebrieven. Het is of men het vroe gere leven even betrapt in zijn wer kelijkheid. Dit uiterst aantrekkelijke werkje is a.h.w. een bloemlezing uit het reeds eerder bij Boucher ver- (Van een medewerker.) Met ingang van het nieuwe studiejaar zal de heer P. W. J. Steinz te Rotterdam, en vroeger woonachtig te Goes, in alle klasen van de m.o.-oplei- ding aan de Koninklijke Acade mie voor Beeldende Kunsten in Den Haag pedagogische psy chologie gaan doceren. De heer Steinz, leraar aan de Koningin Wilhelminakweekschool te Rot terdam, studieleider van de leer gang Esthetische Vorming van de Nutsacademie en schrijver van het boek „Wonderwereld der beeldende kunst" had reeds enkele lesuren aan de Haagse academie, maar nu is het stu dievak geheel in het program ma geïncorporeerd. schenen gelijknamige werk van Hel linga. Nu de moderne tijd. Uit de vorige eeuw is „Hildebrands voorbe reiding", het Dagboek van Nico- laas Beets als student, uitgegeven en toegelicht door zijn kleinzoon dr. H. E. van Gelder. (Ooievaar 42). Wie van de „Camera obscura" houdt (en wie doet dat niet?) zal deze dag boekaantekeningen er graag bij heb ben, en wie in onze negentiende eeuwse letteren belangstelt kan dit we/kje niet missen, o.a. door de le vendige aantekeningen over figuren als Drost, Heije. Tollens en vele an dere literatoren waarmee Beets heeft verkeerd in zijn jonge jaren. Dit bij zonder aardige vaak pittige geschrift heeft onze belangstelling voor Nico- laas Beets (die wel wat bij de „Ca mera" was blijven steken!) aanzien lijk vergroot. Men vraagt zich alleen af hoe sterk Beets de tekst van dit dagboek, toen hij die op later leeftijd herschreef, heeft gewijzigd. De „Herinneringen uit den ouden tijd" van Annie Salomons (Ooie vaar 51) met als ondertitel „Over (Vervolg op pagina 19) Hiermee gaat Den Haag, naar de heer Steinz ons meedeelde, voor in de vernieuwing van de opleiding voor het diploma m.o.-tekenen. Voor dit moderne onderwijs kan niet worden volstaan met de vakbekwaamheid, waarvan het diploma m.o.-tekenen tot op heden getuigt. Het waardevolle werk op de scholen wordt thans gedaan door tekenlera ren die behalve de kennis, waarop zij geëxamineerd zijn, speciale op voedkundige talenten bezitten. In de toekomst zullen kandidaten voor het diploma m.o.-tekenen, naar de heer Steinz ons vertelde, zich ook kunnen laten examineren op dit puntf dat daarom ook tot een studievak is ge maakt. Voor deze vernieuwing waarvan over een aantal jaren de resultaten ver wacht kunnen worden, is gedurende zijn gehele loopbaan geijverd door de Haagse academieleraar H. Vos- kuyl, die zijn eertijds lang niet alge meen aanvaarde denkbeelden door gaf aan talrijke van zijn leerlingen. Aldus heeft hij opvattingen veld doen winnen, die een voorvechter vonden in de Leidse kunsthistoricus prof. dr, H. van der Waal, voorzitter van de m.o.-commissie. Het streven naar on derwijsvernieuwing is nu bekroond door instelling van een nieuw diplo ma m.o.-tekenen. Vooralsnog wordt, naar- wij van de heer Steinz verne men, het gewone m.o-diploma nog verstrekt aan kandidaten, die de tot dusver gebruikelïje opleiding met De heer Steinz met leraren Groot succes voor Bert Haanstra goed resultaat hebben gevolgd. Aan de verbreiding van kunstbegrip heeft de heer Steinz altijd op vele manieren gewerkt. In de aanhef is slechts een deel van zijn activiteiten op dit terrein genoemd. Hij is voorts onder meer lid van de door de mi nister van Onderwijs, Kuristen en Wetenschappen ingestelde rijksad viescommissie voor de kunstzinnige vorming van de jeugd. Deze commis sie heeft het onderwerp in studie voor wat betreft de jeugd van kleu terschool tot en met de universiteit. Is bestuurslid van de Rotterdam se Kunststichting sprak de heer Steinz er tegenover ons zijn spijt over uit, dat de kunstnota deze kunstzinnige vorming niet als afzon derlijk onderwerp behandelt. Belang rijke gegevens hierover zijn nu ver spreid over verschillende onderdelen van de nota. Het bestuur van de Kunststichting is unaniem van oor deel, dat aldus het belang van deze zaak geen recht wordt aangedaan. De heer Steinz stelt het zeer op prijs, aan de nutsacademie gelegenheid te A" H(Van onze filmmedewerker.) et internationale filmfestival te Berlijn, de Berlinale, deze week geëindigd, heeft een ontwikkeling bevestigd, die al enige jaren gaande was: de filmproducenten bewaren kenne lijk hun beste fibns juist voor dit festival. Nu er dit jaar zo veel grote filmfestivals zijn, mocht men verwachten, dat de gemiddelde kwaliteit lager zou zijn dan vorig jaar, maar al thans te Berlijn was daarvan geen sprake: daar was het peil hoger dan vorige jaren. Enerzijds werd dat dus veroorzaakt door het feit, dat de producenten het belang van de Berlinale inzien als festival in een wereldstad en in een land, dat veel films „consumeert" (in Duitsland blijkt de télevlsie de film heel weinig concurrentie aan te doen), anderzijds echter dankt men deze verdere „verbetering van het peil ook aan de scherpere selectie door het festival zelf, dat blijkbaar niet meer alles accepteert om het aantal deelnemende landen zo hoog mogelijk te krijgen. De jury heeft beslissingen geno men, die enerzijds alleszins toe te juichen, anderzijds echter nogal aanvechtbaar zijn. Dat de hoofd- grijs bij de speelfilms, de Gouden :eer, naar de Zweedse festivalbij- drage „Aan het eind van de dag" van regisseur Ingmar Bergman zou gaan, was eigenlijk te ver wachten, want dat werk was naar inhoud en regie het sterkste van de Berlinale. Het is onzin om naast de prijs voor de beste film een andere prijs voor de beste re gie te geven, want in feite bepaalt de regie hoe de film zal worden. Niettemin was er ook in dit jaar een aparte prijs voor de regie en die werd nu, vermoedelijk om Ja pan weer eens aan zijn trek te laten komen, toegekend aan de regisseur Tadashi Imai, voor de aan het slot van het festival ver toonde, nogal vervelende en zeer conventioneel-geregisseerde film, „De geschiedenis van een echte liefdeJapan heeft in de loop der jaren heel wat sterkere film- naar de festivals gestuurd! Met de prijzen voor de best: acteur en de beste actrice, resp. toegekend aan Sydney Poitier (voor zijn rol in The De fiant Ones) en aan Anna Magna- rii (voor haar vertolking van de vrouwelijke hoofdrol in Wild. ie thé Wind) zal iedereen zich kun nen verenigen: hier werden grot.' acteurs geëerd. Natuurlijk heeft Anna Magnani reeds in het verle den getoond, een actrice van bij zonder formaat te zijn, maar dat geschiedde meestal in rollen van een nogal eenzijdig karakter, waarin ze bovenal temperement had te demonstreren. Nu gaf ze, in Wild is the Wind, blijk, tot veel genuanceerder spel in staat te zijn: behalve temperament beeldt ze gevoeligheid en teder heid, wanhoop en smart, verliefd heid en humor meesterlijk uit en bovendien toonde ze en passant ook nog haar kwaliteiten als chanteuse! Twee stellig belangrijke films werden bij de officiële prijzenre gen vergeten: de zeer hümoristi- sche Deense film Gouden Bergen, waarvoor men desnoods een spe ciale Prijs van de Humor had die nen te scheppen, en de op een der laatste dagen vertoonde, uiterst- knappe, geraffineerde Britse speelfilm Ice Cold in Alex (Ijs koud in Alexandrië) van een re gisseur, die reeds eerder zijn grote kwaliteiten heeft bewezen: J. Lee Thompson. Althans in dit laatste geval kon de commissie van de jury worden hersteld: déze Britse festivalbijdrage. kreeg nu de prijs van de „Fiprescï", de international organisatie der filmcritici. Verheugend is het, dat Bert Haan- stra!s korte documentaire film, „Glas", bekroond werd met een Zilveren Beer, al had deze mees terlijke film. dit filmgedicht over de glasblazerij, eigenlijk de Gouden Beer verdiend, die nu aan een Italiaanse documen taire ten deel viel. „Glas" was, naar mijn mening, de beste korte documentaire van dit festi val en blijkbaar dacht ook het pu blieke er zo óver, want voor geen andere films in deze groep werd zo demonstratief luid en langdu rig geapplaudisséerd als voor de Nederlandse. De vertoning van de ze geheel te Leerdam opgenomen film werd met uitzonderlijk-grote aandacht gevolgd, aan het slot klonk niet slechts het reeds geme moreerde demonstratieve applaus, maar ook enthousiast „bravo!"- geroep. Dat Walt Disney „Perri" de Gou den Beer voor de lange documen taires zou krijgen, lag in de lijn van de verwachtingen: te Berlijn is in dit opzicht een soort traditie geschapen. Elk jaar toont Disney op de Berlinale het nieuwste werk uit zijn studio's en vrijwel steeds wordt dat bekroond mèt de hoog ste onderscheidingen. Dat Disney zijn werk juist voor dit festival bewaart is overigens mede een aanwijzing voor het belang, dat de filmprodücenten aan de Berli nale zijn gaan hechten. 'Een scène uit de Japanse film ,Ee geschiedenis van een echte liefdé", waarvoor regisseur Ta- mashi Imai in Berlijn de prijs voor de beste regie kreeg. hebben bij te dragen tot de vorming van mensen, die op hun beurt actief zullen zijn in het verbreiden van kunstbegrip. Van de aanvang af was echter zijn streven, een ruimer ter rein te- bestrijken. Enkele jaren na de oorlog vond hij aanleiding, zijn veelomvattende plannen te ontvou wen. in een rapport aan de wethou der van onderwijs en kunstzaken, A. J. van der Vlerk. Dit plan kwam weer ter tafel, toen prof. dr. F. W. Prins, algemeen studieleider van de nutsacademie, een nog niet bestaan de vorm van kunstonderricht wilde verwezenlijken. Hij dacht daarbij niet aan het oplei den van kunstenaars, zoals aan de academie voor beeldende kunsten, maar aan kunstonderwijs uit een oogpunt van algemene vorming. Bin nen twee weken kon de .heer Steinz een imposante lijst van docenten voor zo'n leergang aanbieden. Het herenhuis in het Park, dat hem werd toegezegd, leek ideaal voor het doel. In gedachten zag de heer Steinz het gebouw al ingedeeld in ateliers en tentoonstellingszalen. Rondom in het park zag hij beelden. Leerlingen van de school musiceerden onder de bo men. Die gedroomde muziek eindigde schril, toen bleek, dat het herenhuis niet beschikbaar kwam. De grote gedachte werd op maat van de mo gelijkheden gesneden en de leergang Esthetische Vorming kwam tot stand. De benoeming aan de Haagse acade mie waarnaast hij zijn werk aan de nutsacademie blijft voortzetten brengt de heer Steinz nu op een stra tegisch punt, doordat hij aandeel krijgt in de opleiding van tekenlera ren. Hiermee zijn alle wensen van deze onvermoeibare voorvechter van het kunstonderricht echter nog niet vervuld. Zo zou hij graag in de gelegen heid worden gesteld, al is het maar gedurende een uur per week, een beknopte Esthetische Vor ming te geven aan de handelshoge school. Leiders van het economische leven zoals er hier worden opge leid komen in de loop van hun carrière soms als opdrachtgevers in contact met de kunst, een contact dat met enige voorbereiding ten zeerste gediend kan zijn. Nog afge zien van het belang van zo'n cursus voor de levensverrijking van specia listen op een essentieel, maar niet bepaald musisch gebied. En dan leeft bij de heer Steinz ook nog steeds de gedachte aan een jeugdwerkplaats, zoals hij zich des tijds in en om het herenhuis in het park droomde. Hij stelt zich daarbij een combinatie voor van atelier en museum, in nauw contact met Boy mans. Het gebouw, waarin thans nog het Natuurhistorische museum is on dergebracht, lijkt hem ideaal voor de vestiging van een pedagogische on derafdeling van het er tegenover staande Museum Boymans. De lei ding zou dun ook moeten berusten bij de educatieve dienst van het mu seum, welke in mej. Janse een alles zins bekwame en toegewijde kracht bezit. De weg rechtstreeks naar het publiek volgt de heer Steinz voorts door z'n publicaties. Tussen zijn vele werk zaamheden door houdt al drie jaar lang een thans nagenoeg voltooide bundel essays hem bezig, beschou wingen in de vorm van samenspra ken. Ook bereikt hij een ruimere kring van belangstellenden recht streeks door zijn adviserende be moeiingen met de jaarlijkse tentoon stellingen, die de kunsthandel „Int Constigh Werck" inricht. Zo werkt hij „op alle fronten".

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 13