Spannende roman van een jong
Zuidafrikaans auteur
Expositie Middeleeuwse kunst
„Berlinale" in film stad Berlijn
ZATERDAG 5 JULI 1958
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
,EEN DANS IN DE ZON'
Dan Jacobson schreef een boek
met een intrigerend raadsel
Vertaalde contemporaine romans vormen in ons land een
merkwaardige categorie. Werkelijk superieure boeken
treft men er zelden onder aan omdat de mensen, die aan litera
tuur de allerhoogste eisen stellen, meestal de moderne talen be
heersen en de werken dus in het oorspronkelijk lezen. De uitge
vers voelen er weinig voor, werken te laten vertalen die niet of
weinig gaan zullen, van hoe 'n groot belang zij overigens zijn.
Het merendeel der uit het Engels, Amerikaans, Duits of Frans
in het Nederlands vertaalde boeken is dan ook ontspanningslec
tuur, in kwaliteit wisselend van uiterst matig tot bijzonder goed.
Tot de bijzonder goede behoort „Een dans in de zon" (A dance
in the sun), de tweede roman van de jonge Zuidafrikaanse
auteur Dan Jacobson (geb. 1929 in Johannesburg). Een boek,
dat, blijkens een paar op de flap vermelde uitlatingen van ge
zaghebbende Engelse critici, in Engeland een zeer goed onthaal
vond. Terecht, het is een knap boek, opvallend knap zelfs als
men de leeftijd van de auteur in aanmerking neemt.
tussen de blanke en de neger tot uit
drukking gebracht.
Het boek is uitstekend geschreven
en de verlaten sfeer van de Karroo
wordt er mooi in opgeroepen. In de,
overigens levendige, vertaling hin
dert ons het herhaald gebruik van
„woof" en „gewoven" inplaats van
wuifde en gewuifd.
Dan Jacobson: Een dans in de zon.
De Bezige Bij, Amsterdam.
We hebben in het Nederlands eigen
lijk geen goede uitdrukking voor wat
de Engelsen een „novel of suspense"
noemen, een genre, waarin vooral de
19de eeuw zo rijk was en dat thans
eigenlijk alleen nog maar echt bloeit
als detective-roman of thriller. Een
„novel of suspense" is een boek met
een aanvankelijk raadsel, een werk
waarin gezinspeeld wordt op een
plaats gevonden handeling of gebeur
tenis die de lezer onbekend is. De
intrige draait om deze geheimzinnige
handeling heen, de hoofdpersonen
worden er allemaal bij betrokken.
Zo ontstaat een boek, dat men moei-
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
lijk uit handen kan leggen omdat
men wil weten hoe het afloopt, of
liever, wat er nu eigenlijk plaats ge
vonden heeft. Het is een bijzonder
plezierig procédé, maar het heeft
één nadeel: als men eenmaal weet
hoe de vork in de steel zit, loopt het
verhaal in menig geval leeg als een
doorgeprikte luchtballon, er blijft
niet veel meer over. Een rasschrijver!
zal dan ook zorgen dat zijn roman
voldoende drijfkracht heeft om ook
een herlezing te verdragen. Hij zal
dus zijn beste krachten geven aan
de karakteruitbeelding van de figu
ren, de sfeeruitbeelding, landschaps
beschrijving, kortom: proberen een
roman te schrijven die stand houdt
ook als het, altijd min of meer één
malige suspence-element voor de le
zer er uit verdwenen is.
„Een dans in de zon", nu is in dit
opzicht bijzonder geslaagd, en
wel doordat de schrijver, met een
groot raffinement, de suspence
niet helemaal pgegeven heeft: hij
onthult het geheim enkel om ons
met een nog groter geheim te la
ten zitten; een oplosbaar raadsel
wordt vervangen door een onop
losbaar.
Dit is in het kort de inhoud van
de roman: Twee vrienden, Zuid
afrikaanse 'studenten, zijn op
trektocht van Lyndhurst, in het
noorden van de Kaapprovincie, naar
Kaapstad. Al liftend komen ze in
'n afgelegen dorpje in de Karroo te
recht, Mirredal geheten. In het hotel
letje daar is wegens een boerenbrui
loft geen plaats voor hen, en ze wor
den verwezen naar een privé-adres,
waar men wel eens gasten opneemt.
Dat blijkt een wonderlijk huis, be
woond door een wonderlijk echt
paar, de Fletchers. De spanningen
die er heersen, zijn zo sterk, dat de
jeugdige vrienden er spoedig door be
ïnvloed worden. Het begint na het
avondeten, als buiten de tuin een
grote neger aan één van hen vraagt,
piiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin
H Voor (leze „hoed" zal iedereen H
ij wel ruimte maken in tram of s
s bus, als men tenminste niet in
H conflict wil komen met een
Afrikaanse buffel. Maar om
even serieus te zijn; op 1 juli
H is er in Chicago Nationaal
Historisch Museum een ten-
toonstelling geopend onder het
H motto: „Wat is oorspronkelij-
ke kunst?" Vandaar natuur-
s lijk.
hem een brief voor te lezen die gesto
len blijkt uit het huis van Fletcher.
De neger weet het zó aan te leggen,
dat hij zijn zin krijgt. In de brief
wordt de komst aangekondigd van
mevrouw Fletchers broer. Nauwe
lijks weer in huis terug, is het ge
drag van deze mevrouw zo vreemd,
en blijkt zij zo ontsteld door het feit
dat de jongen met de neger (die Jo
seph heet) heeft staan praten, dat
het begint te intrigeren. Het blijkt
dat zij Joseph vreest en haat, én dat
deze bij dag en nacht het huis van
Fletcher in de gaten houdt. Het
wordt nog vreemder wanneer de Flet
chers, vooral de man, op alle moge
lijke manieren gaan trachten de jon
gens bij hen te houden. Zij bieden
hen een gratis vakantie aan, als ze
maar willen blijven, maar de reden
waarom, trachten ze te verbergen.
Het staat in verband met de komst
van Louw, mevrouw Fletschers
broer, en met de aanwezigheid van
Joseph, maar hoe de vrienden ook
vorsen, de reden wordt hen niet erg
duidelijk. (Men vindt in deze her
haalde uitvluchten van de zwetsen
de Fletcher de mooiste staaltjes van
„suspense" van de schrijver; hij
schort de ontknoping steeds op zon
der dat het vervelend wordt). Flet
cher doet zulke dringende er
schaamteloze beroepen op hen, dat
ze zich half en half laten bepraten.
Veel wordt hen pas onthuld, als Jo
seph hen later weer om hulp komt
vragen. Josephs verhaal is een der
mooiste stukken uit het boek, een
relaas van ellende, rassenwaan en
haat en roerende famllietrouw. We
geven U de sleutel niet om de span
ning niet weg te nemen In geval U
dit boek mocht willen lezen.
Ondertussen is Louw. in een vlaag
van dronkenschap, begonnen
het huis van zijn zwager kort
en klein te slaan. Hij werkt kamer
na kamer systematisch af en komt
tenslotte ook in het logeervertrek
waarheen Fletcher in doodsangst de
wijk genomen heeft. Er vinden aan
grijpende tonelen van verwrongen
haat en liefde plaats tussen de Flet
chers en Louw, en deze slaat defi
nitief op de vlucht als hij Joseph ge
waar wordt, die vanuit de tuin alle
handelingen heeft gevolgd. Tot diep
in de nacht blijft Fletcher bij de jon
gens om te trachten hen te overre
den hem, de blanke, te helpen tegen
de neger. Als allen doodop zijn van
zijn geklets, sturen ze hem weg. Zij
besluiten Joseph, die het recht aan
zijn kant schijnt te hebben bij te
staan, en vallen eindelijk in slaap.
De volgende morgen verslapen zij
zich, en hun eerste gang is om Jo
seph te zoeken en hem te vertellen
dat zij hem helpen willeri. Zij stuiten
dan echter op een voor hen althans
volkomen onverwachte en onbegrij
pelijke tegenstand. Joseph negeert
hun aanbod volkomen en "maakt het
hen, eerbiedig en vriendelijk, duide
lijk, dat zij nu maar moeten ver
trekken. Ze zijn nog getuige hoe
Fletcher door Joseph gedwongen
wordt, hem weer in dienst te nemen
en trekken dan verder, vreemdelin
gen, die éven gemengd werden in een
eigenaardige affaire waar ze niets
mee te maken hadden.
Dit enigszins onverwachte, verras
sende einde, dat zoals gezegd, hel
„geheim" van het ene naar het an
dere plan schuift, verleent het boek
een grote charme. Bovendien is hier
op heel pregnante wijze het verschil
Ontmoeting van Joachim en Anna,
beeld van onbekende Noordneder
landse meester.
Jubileumgeschenk van
Rijksmuseum
De directie van het rijksmu
seum te Amsterdam heeft
het zich met haar „jubileumge
schenk aan het Nederlandse
volk" bepaald niet gemakkelijk
gemaakt. Zelden heeft zij een
zomertentoonstelling georgani
seerd, die zo boordevol proble
men zat als de „Middeleeuwse
kunst der Noordelijke Neder
landen". Het is bijna verbijste
rend, wat hier aan oude kunst
voorwerpen - aan schilderijen,
miniaturen, edelsmeedwerk en
beeldhouwkunst is bijeenge
bracht. Dat het uit een oogpunt
van kunsthistorie geen sluitend
geheel is geworden, is niet haar
schuld, maar die van het voor
geslacht, dat zo veel schoons en
belangrijks eenvoudig heeft Ia-
ten verkommeren of opzettelijk
vernielde.
Dat van zoveel schoons de maker
eenvoudig onbekend is gebleven,
of slechts langs de weg van stijl
kritiek en archiefonderzoek met
enige mate van waarschijnlijk
heid kon worden opgespoord
het is een gevolg van een gans
ander levensgevoel in een tijd,
waarin de kunstenaar een naam
loos ambachtsman was en het in
dividu doorgaans in een groot
geheel van stad of dorp opging.
Dat zijn zo een paar van de pro
blemen, waarmee men in de uiter
mate lijvige en zeer gedocumen
teerde catalogus wordt geconfron
teerd.
Maar er is nog een ander probleem.
Het begrip middeleeuwse kunst is
nog het minst gecompliceerd. Zoals
zo veel is ook de term „middeleeu
wen" slechts een historische afgren
zing van een periode, die meer uit
ons bewustzijn dan uit gegeven fei
ten voortvloeit, al kan men inder
daad achteraf een bepaalde
caesuur in het geestelijke en cultu
rele leven onderkennen. Men heeft
het zich in het geval van deze ten
toonstelling betrekkelijk gemakke
lijk gmaakt, door als afsluiting het
sterfjaar van drie belangrijke kuns
tenaars te kiezen, van wie twee als
zuivere middeleeuwers, een als Ita
liaans beïnvloede overgangsfiguur
mag gelden.
Kennen we dank zij de administra
tie van het Bourgondische hof
de namen van kunstenaars als
Jan Maelwael en de gebroeders van
Limburg uit Nijmegen, voor de rest
moeten we het slechts doen met het
onderkennen Van de stijlovereen
komsten van regionale of plaatselijke
aard óf met noodnamen. Bisschop
Zweder van Culemborgh uit Utrecht
is bekend. Maar niemand kan meer
nagaan, wie het prachtige missaal
heeft versierd, dat nu de kern is van
een hele reeks van kunstwerken, toe-,
geschreven aan de „meestér van Zwe
der van Culemborgh". Van dit soort
„noodnamen" moet de kunsthistorie
zich thans nog herhaaldelijk bedienen
om althans enige orde in de chaos der
middeleeuwse kunst te scheppen.
Zelfs tegen het einde van de hier be
schreven periode zijn er nog van die
beroemde naamlozen, wier werk men
moeizaam heeft bijeengezocht, maar
wier naam en persoonlijke omstandig
heden men niet kent. Meer weet men
van de jonge, in Leiden geboren en in
Haarlem gestorven Geertgen tot Sint
Jans. Geboorte- en sterfdatum kan
men slechts gissen. Maar van zijn
persoonlijke omstaidigheden en van
't geestelijk klimaat waarin hij leefde
weet men voldoende om veel van het
devote en in zichzelf gekeerde ka
rakter van zijn kunst te kunnen ver
klaren. Maar wat men ook van hem
weet, het is toch weer niet genoeg
om een oplossing te geven voor de
uiterst persoonlijke geaardheid van
de kunst van de Bosschenaar Jeroen
Bosch, gezegd Van Aken. Hij is een
eenzaam genie met een volstrekt
eigen verbeeldingsleven, in een tijd,
waarin ontlening aan anderen en het
voortborduren op een gegeven sche
ma aan de orde van de dag is.
II et vaak sterk expressieve, het
1 x wezenlijk vrome, de scherpe ob
servatie, dè eerlijke verwondering
al deze elementen in deze middel
eeuwse kunst zijn voor wie ze
Portret van een jonge vrouwvan
Luc'as van Legden.
weet te herkennen evenzovele oor
zaken van verrukking om een
kunst, die weliswaar niet meer van
onze tijd is, maar die toch het pre
dikaat „primitief" minder verdient
dan de verheerlijkers van de renais
sance wel meenden. Maar dezen heb
ben dan ook slechts hun wetenschap
pelijk perspectief en hun betere tech
niek voorgehad op deze vele anony
mi, niet de schilderdrift en niet de
eerlijke emotie, waaruit tenslotte al
le waarachtige kunst opwelt. Primi
tief zijn overigens slechts de schil
ders geweest, niet de beeldhouwers,
niet de edelsmeden. Want dezen heb
ben onovertroffen voorbeelden van
hun kunst geschapen, die in het
rijksmuseum thans ereplaatsen be
zetten.
Het is een schoon en indrukwekkend
geheel, deze tentoonstelling. Men
moet het eigenlijk eerst gaan zien
en dan pas de catalogus bestuderen.
Dan slechts heeft,men de juiste sfeer
van verwondering en onbevangen
heid geschapen, waarin deze kunst
benaderd moet worden. Maar dan
ookbelooht zij de beschouwer met
een honderdvoudige verrukking.
Grote rol dankzij festival
(Van onze filmmedewerker.)
BERLIJN. In 1945 was het filmbedrijf te Berlijn, dat niet lllllllllllllllUIIIjllllllllll
slechts Duitslands rijkshoofdstad, maar ook Duitslands
filmhoofdstad was geweest, vernietigd. In 1951 bestond er
op filmproduktiegebied in West-Berlijn nog vrijwel geen
enkele activiteit. Duitslands rijkshoofdstad is Berlijn niet
meer tot ergernis van de Berlijners r, maar het is hard
op weg weer Duitslands filmhoofdstad te worden. Volgens
de gegevens, die de „regerende burgemeester", de heer
Willy Brandt, ons verstrekte, worden nu te West-Berlijn
weer 35 tot 45 speelfilms geproduceerd, worden er 170 tot
200 speelfilms nagesynchroniseerd, dus Duits-sprekend ge
maakt, en wordt er ieder jaar circa 35 miljoen nieter ruwe
film verwerkt.
Een Amerikaan temidden van
H een aantal Denen; een beeld
uit de kostelijke Deense film
„Gouden Bergendie op de
Berlin ale" veel succes had.
Dat het filmbedrijf er weer een z<
grote rol speelt dankt Berlijn
stellig voor een groot deel aan de
Berlinale, het internationaal film-
.estival, dat er sinds 1951 jaarlijks
wordt georganiseerd. Dat heeft de
mogelijkheden van Berlijn als pro-
duktiecentrum voor het filmbe
drijf weer onder de aandacht van
dat bedrijf gebracht en al behan
delen dan slechts weinig films de
Eroblemen, die de Berlijnse politie-
e en economische situatie (de
twee-deling der stad, enz.) in zo
ruimte mate heeft geschapen* in
maatschappijen werkzaam, omdat
het „klimaat" er blijkbaar erg
gunstig is voor de film.
Het festival, dat er nu, tot en met
8 juli, wordt gehouden, toont de
filmische verworvenheden van 36
staten en van de Verenigde Naties.
De UNO is natuurlijk niet met
speelfilms, maar uitsluitend met
documentaires vertegenwoordigd.
Er komen op dit festival in twaalf
dagen tijds in totaal 26 speelfilms
in vertoni -g, vier lange documen
taires C vele tientallen korte do-
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
cumentaire films. Nederland
neemt deel met de documentaire
„Glas", die Bert Haanstra te Leer
dam vervaardigde, en met een
trucfilm, „Metrographic", die uit
de studio van Marten Toonder
komt.
De beste tot nu toe vertoonde
films waren van Denemar
ken, Zweden en de Verenigde
Staten. Denemarken vertoonde
een humoristische, allercharmant-
ste kleurenfilm, Gouden Bergen,
over een invasie van dynamische
Amerikanen op een heel rustig
Deens eilandje. De Amerikaanse
dollars en levensgewoonten bren
gen er een ware omwenteling te
weeg en de Amerikanen helpen
drie Deense jongens van het eiland
ook nog even aan drie meisjes van
een ander eiland, waarvan ze niet
slechts door de zee, maar ook door
de vooroordelen hunner ouders ge
scheiden warenGabriel Axel,
naar ik meen een nieuwe naam in
de cinematografie, verwezenlijkte
deze zeer amusante, nu en dan
zelfs spirituele film, naar een sce
nario van Johannes Allen, die ook
als romanschrijver naam heeft ge
maakt.
De Zweden toonden een nieuwe
film van hun befaamde regisseur
Ingmar Bergman wiens Nara
lavet onlangs te Cannes met de
regieprijs bekroond werd. Zijn
film, Het eind van de dag, verhaalt
hoe een al vrij bejaarde medicus
op de dag van zijn erepromotie tot
liet. besef komt, dat hij steeds ver
keerd heeft gehandeld jegens zijn
familie en de andere mensen in
zijn omgeving. Een droom en de
confrontatie met een jong meisje,
dat lijkt op een meisje uit zijn
jeugd, dragen daartoe bij. De me
dicus wordt voortreffelijk gespeeld
door Victor Sjöström en het jonge
meisje door de charmante Bibï An-
dersson, die hier zelf aanwezig is
en dus de hulde in ontvangst kon
nemen van een publiek, dat kenne
lijk niet slechts haar persoon en
optreden, maar ook de film als ge
heel zeer op prijs stelde.
Van de Amerikanen zagen we The
Defiant Ones, van regisseur-pro
ducer Stanley Kramer, hier even
eens in persoon aanwezig. Ook
Stanley Kramer heeft altijd iets te
zeggen. In dit geval heeft hij zijn
niet geringe krachten gewijd aan
een knap-verteld verhaal dat zich
bezighoudt met het negerpro
bleem. Natuurlijk neemt de film
daarbij stelling tegen de rassen
waan. Toni Curtis en Sidney Poi-
tier spelen de hoofdrollen.
Voorts zagen we tot nu toe
films van Zwitserland, Ja
pan, Mexico, Argentinië,
Noorwegen en Griekenland.
Een Zwitserse film opende het fes
tival: „Angst vor der Gewalt (Der
10. Mai)" over de paniek, die in
Zwitserse kringen heerste, toen op
10 mei 1940 Duitse troepen Neder
land, België en Luxemburg binnen
vielen en men moest vrezen, dat
wellicht ook de Zwitserse neutra
liteit geschonden^zou worden. De
film begint goeö en haar onder
werp is natuurlijk boeiend, maar
weiara wordt de film gezapig en
moet men moeite opbrengen, zich
nog verder te interesseren voor
het lot van de mensen, waarover
ze handelt.
De andere films stonden geen van
alle op festivalpeil.
De belangstelling van het publiek
voor dit festival is naar traditie
enorm. De films, die aan de inter
nationale wedstrijd deelnemen,
worden in drie theaters vertoond;
in enige andere bioscopen vertoont
men dan nog andere belangrijke
films, ook uit vroeger jaren, in het
kader van het festival. Al die thea
ters zijn telkens stampvol. Er is
voorts voortdurend een oploop
voor de grote hotels, waarin de ve
le naar Berlijn gestroomde film
sterren wonen, zoals Paul Douglas,
Gina Lollobrigida, Fernandel, Jean
Marais, Winnie Markus, enz. Het
seizoen van de jacht (op handte
keningenis weer geopend!