NOG ACHTERSTAND IN MOTORISERING Méér auto's en betere wegen geen luxe, maar harde noodzaak! Autorijden in de bergen behoeft geen grote moeilijkheden ie geven „Koude start": spookbeeld dat het leven van de motor bedreigt DINSDAG» 1 JULI 1858 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT. DRIEKWART MILJOEN MOTORRIJTUIGEN IN ONS LAND Tempo verkeersvoorzieningen moet worden versneld Speciaal ten behoeve van dit verkeersnummer heeft de K.N.A. C. een schatting gemaakt van de aantallen bromfietsen en mo torrijtuigen, die Nederland aan het eind van het eerste kwartaal van 1958 rijk was. Officiële cijfers volgen namelijk altijd pas veel later. De stand van de motorisering was dan per 1 april 1958 naar (serieuze) raming 820.000 bromfietsen, 404.000 personenauto's, 177.800 motorrijwielen en scooters, 130.500 vrachtauto's, 8350 autobussen. Nog enkele andere caterogriëen motorrijtuigen (zeals motordriewielers e.d.) meegeteld, komt men per 1 april j.l. op een totaal aantal motorrijtuigen in Ne derland van tegen de driekwart miljoen. Indrukwekkende getallen, zou men zo zeggen. En toch slaat Nederland In motorisering nog maar een pover figuur tegenover zijn omgeving. In bijna alle andere Westeuropese lan den ligt het aantal motorrijtuigen pèr duizend inwoners hoger (overwe- fend zelfs zeer aanzienlijk hoger) an hier. Wij zijn niets anders aan het doen, dan onze achterstand in motorisering wat aan het inhalen. Vertraagd Dat inhaaltempo is bovendien de laatste anderhalf jaar nog sterk vertraagd geworden. Door de be-- stedingsbeperking en door de nieuwe, zware lasten die op het motorwegverkeer zijn gelegd. Het aantal nieuwe personenauto's, dat vorig jaar in het Nederlandse verkeer verscheen, was 8 pet min der dan het aantal dat er In 1956 bijkwam; het aantal nienwe mo torrijwielen en scooters lag 26 pet lager, het aantal nieuwe vracht- en bestelauto's 24 pot la ger. De terugslag Is dit jaar gro ter geworden. Het aantal nieuwe personenauto's, dat in de eerste vier maanden van dit Jaar op de weg kwam, bleef 15 pet onder het aantal nieuw gekochte personen auto's In de overeenkomstige pe riode van 1957; de aantallen nieu we motorrijwielen plus scooters en vracht- plus bestelauto's vielen met respectievelijk 81 en 45 pet terug. Wie er gelukkig mee Is, dat de druk te op de weg met meer zo hand over hand toeneemt als in de jaren vóór 1957, vergeet een paar dingen te be denken. Wij kunnen onze rust wel willen, maar wij hebben auto's nu eenmaal harder nodig dan de rust- zoekenden geneigd zijn te menen. Het jaarverslag 1957 van de K.N.A. C. zegt daarover behartigenswaardi ge dingen „Willen wij in het grote verband van de Euromarkt een behoorlijke con currentiepositie opbouwen, dan zul len wij het ons niet kunnen permit teren met een aanzienlijk minder goed bewerktuigd verkeers- en ver voer sapparaat te volstaan dan onze partnerszoals thans nog het geval is. Wij zullen onze tijd zo produktief mogelijk moeten gebruiken, door ons te verplaatsen met personenauto's. Voor economisch transport in eigen land, voor snelle aan- en afvoer van produkten en goederen binnen Euro pa, is een slagvaardig Nederlands vervoersapparaat. onmisbaar. Daar naast zal in dit land met zijn grote en nog immer toenemende bevol kingsdichtheid de personenauto steeds meer betekenis krijgen als een van de weinige overblijvende middelen om zich nog buiten de be volkingscentra te recreëren. In dit verband valt oolc te wijzen op het toenemend, belang van wat door een onze)' grote warenhuizen „het twee de leven" wordt genoemd; de auto kan dit tweede leven tot, een goed leven helpen maken." Om die redenen van economie en re creatie kan de vertraging in de groei van het Nederlandse motorrijtuigen park slechts van tijdelijke aard zijn. Half Nederland streeft reeds naar het bezit van een auto. De melkboer naar een bestelauto. De man met het boekhoudkantoor of de handelsfirma naar een (kreine) personenauto, om bij het werk minder tijd te verliezen en in de weekends met het hele gezin de vrije natuur op te kunnen zoeken. De grossier in landbouwgereedschap pen of de fabrikant van verpakkings materiaal naar (een) vrachtauto (s'), om de afnemers sneller te kunnen be dienen. En dit moet een keer in de verkoopcijfers van de dealers tot uit- I drukking komen. Tempo ten achter Dan moeteindelijk ook duidelijk worden, hoezeer het tempo tekort schiet, waarin de verschillende over heden nieuwe verkeersprojecten uit voeren. Thans reeds blijft dit tempo ten achter bij de ontwikkeling van het verkeer. Als die ontwikkeling waarlijk Europese allures gaat aan nemen, zal de ontoereikendheid van ons wegen- en stratennet een ramp voor de economie en een nog zwaar dere bedreiging voor de veiligheid betebenen. Niemand kan volhouden, dat de mid delen ontbreken om de stedelijke verkeersproblemen aan te pakken met ringwegen om de city's, met doorbraken en het scheppen van rui me parkeermogelijkheden. Dat er geen geld ia om nieuwe interlokale Tienduizend personenauto's in Zeeland Zeeland had op 1 augustus van het vorig jaar volgens ge gevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek bijna 10.000 personenauto's. Om precies te zijn* 9993. Hetgeen betekende, dat gemiddeld 28 Zeeuwen mët één personen auto deden. Geen slecht fignur. Alleen in de provincies Noord- en Zuid-Holland was het aantal inwoners per per sonenauto nog kleiner. In de provincie Utrecht lag de situ atie juist als in Zeeland, maar in alle overige provincies moesten gemiddeld méér inwoners met één personenauto zien toe te komen. Zeeland heeft trouwens nog gunstiger in de markt gelegen. Maar de afgelopen jaren zijn er in deze provincie procents- gewijs veel minder nieuwe personenauto's bijgekomen dan in de andere provincies. verbindingen te maken, brüggèn en tunnels te leggen. Het motorwegver keer bracht immers vorig jaar alleen al aan bijzondere belastingen 525 miljoen gulden op, van welk bedrag lang niet de helft weer t.b.v. dit ver keer werd besteed. Het is werkelijk geen luxe, als in een aanmerkelijk sneller tem po verkeersvoorzieningen wor den getroffen. Geen luxe ook (waarvoor men de goede gevers dankbaar moet zijn) als Zeeland straks door het Deltaplan vaste verbindingen met overig Neder land erbij krijgt. Ze zijn brood nodig en het geld er voor, heeft men zelf neergeteld. Voor veren geldt intussen precies hetzelfde. De Zeeuws-Vlaamse veront waardiging heeft dan ook bij alle belanghebbenden in het ver keer behoudens uitgerekend de minister van verkeer en wa terstaat duidelijk begrip ont moet. F. J. VAN HAAREN. Een Eurovakantie De gedachte van een Euromarkt, 'n Europa zonder douanegrenzen, wint langzaam maar zeker veld. Zelfs va kantiegangers zullen er de vruchten van plukken. Automobilisten en mo torrijders gaven er zich meestal geen rekenschap van, maar de „triptiek" en het „carnet de passage", die de laatste jaren bij het overschrijden van de grenzen onmisbaar waren (en die heel wat last konden geven) zijn in wezen douane-waarborgen tegen ont duiking van invoerrechten. Na elkaar hebben nu Duitsland, Frankrijk, De nemarken en Noorwegen van triptiek en carnet afgezien. Ook in Zweden, Zwitserland en Oostenrijk kan men zónder terecht. België en Luxemburg waren allang met een Nederlands kentekenbewijs tevreden. West-Euro pa begint voor het motorverkeer één grote Benelux te worden. Goede Eurovakantie! - .J TIPS VOOR VAKANTIEGANGERS Goed behandelde motor is heel wat mans! 1 In de loop van het vorige i vakantieseizoen hebben meer 1 dan een half miljoen Neder- landers bun vakantie in Ita- 1 lië doorgebracht. Bedriegen 1 de tekenen niet, dan zullen g het er dit jaar nog meer zijn. 1 Velen maken de reis met 1 eigen- auto, scooter of motor- 1 fiets. Ze hebben zich voor te gi. ..bereidemrop' tWee dingen die in ons vlakke land niet tot g -het dagelijkse werk behoren; 1 het „nemen" van hellingen en 1 het „nemen" van" haarspeld- bochten. Heel vaak het éne g in-combinatie met het andere. §f Dezelfde: problemen gelden g overigens vbor Zwitserland g en vóór vele gebieden van I Frankrijk^ Oostenrijk en g Duitsland^.^. H Onoverkomelijkemoeilijkheden zijn althans voor rijders met g enig gevoel voor dé-motor bij rijden in de, bergen niet te vrezen, g „Koken" van de motor ia bijna s altijd een gevolg van ontoereiken- s de rijkunst, zeidon van een defect g aan de motor. Hoofdzaak bij het II bestijgen van een helling is, niet iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin BRON VAN MISVERSTANDEN M'jN VROUW BaiEN, OAT MST Y4AT LATga. „Warmdraaien" is een traditionele fout van vele automobilisten De „koude start" blijft een dat dit water met andere verbran- bron van misverstanden en on uitputtelijke gesprekstof voor alle automobilisten. Maar ook voor eigenaars van motorfiet sen, scooters en brommers. Ze vormt een probleem, dat over dood en leven van de motor helpt beslissen. Een „koude start" is in beginsel elke start waarbij do motor zijn normale werktemperatuur nog niet heeft-be reikt. Die normale werk tempera tuur ligt. voor de meeste watergekoelde motoren tussen 80 en 90 gr. C. Pas dén voelt de motor zich behaaglijk. Omdat geen enkele motor, in welk jaargetijde dan ook, zijn werk bij die hoge temperatuur begint, is de koude start een onvermijdelijke bijkomstig heid, óók in de zomer. Maar dat wil niet zeggen, dat wij er de funeste gevolgen (slijtage van de cilinder- wanden) niet van kunnen beperken. Waarom is de koude start zo n drei gend spook? Tot de verbrandings- produkten van de motor, die normaal door de uitlaat verdwijnen, behoort water. Zo lang de motor koud is, I.slaat dit water op de cilinderwanden 'neer. Het „condenseert". Erger is, ngsprokdukten zuren vormt, die in- reten in de gepolijste cilinderwand. Daardoor ontstaat de gevreesde „cor rosie". Ze doet meer schade aan de motor dan vele'tientallen kilometers normale arbeid. Gemiddeld kunnen wij de motor- slijtage door een koude start ge lijk stellen aan die bij het afleg gen van 150 km op de weg. Met andere woorden: voor de prijs van één koude start kan de automobi list verscheidene uren rijden. Wij doen er dus goed aan, een atten- i.iesein te hijsen, telkens als .wij rtarteh met een motor, kouder da li Ie minimum-temperatuur van 65 gr. C. Pas bóven die temperatuur treedt geen -condensatie meer op en verdwijnen de schadelijke pro dukten naai- behoren door de uit laat. Hoe beperken wij de schade Een traditionele foutvan vele' auto mobilisten is, dat zij de motor bij stilstaande wagen laten „warm draaien". Maar de motor komt het snelst op temperatuur, als hij aan het werk wordt gezet. Hoe sneller hij de 65 gr. C bereikt, des te gerin ger de kans op corrosie Daarom doen wij er goed aan, te gaan rijden, zo dra de motor regelmatig loopt en „trekken" wil. Eerst een eindje in een lagere versnelling, om de motor niet te zwaar te belasten, maar in elk ge val: rijden Is een rolhoes aanwezig, dan wordt die gesloten tot de mini mumtemperatuur is bereikt (niet vergeten, de rolhoes daarna weer te openen!). Bovensmering Bij de koude start-heeft de motor nog geen beschermende olie-film op de bovenzijde van de cilinderwand kun nen aanbrengen. Dat vergroot de kans" van de zuren, om hun invreten de werk te doen. Het onvermijdelijke „choken" maakt de zaak nog erger. De vergassing is onvoldoende. Kleine benzinedruppeltjes verdunnen de toch al schaars aanwezige smeerolie in dit stadium. Bestrijding van het euvel is niet ge legen in ongebruikt laten van de choke'wèl in zo snel mogelijk op" non-actief" stéllen "ervan, als de motor eenmaal draait en het zonder steller kan. Om het aanvankelijk te kort aan smering in het bovenste deel van de cilinder op te heffen, hoort men vaak „boven-smeving" aanprij zen door toevoeging van een smeer middel aan de "brandstof. Bij twee- takt-motoren gebeurt dat al van na ture. Er zijn heel wat geestdriftige voor standers van bovensmering. Bedacht zame deskundigen stellen intussen nuchter vast, dat bij gebruik van bovensmering maar een uiterst ge ringe hoeveelheid extra-smeermiddel onnodig snelheid verliezen. De moderne motor is heel wat mans! Maar een paar raadgevin gen zijn toch niet ovei'bodig, voor al voor rijders zonder bergerva- ring. Eerst iets over klimmen. De motor moet een behoorlijk aantal toeren blijven maken, an ders wordt hij te zwaar belast. Daarom dienen wij tijdig over te schakelen in een kleinere versnel ling. Wacht niet tot de motor .het niet meer héAlt. Als U bij een zelfde stand van het_.gaspedaal in de tweede versnelling sneller te gen de helling op komt dan tevo ren in de derde, hebt U in de re gel te laat overgeschakeld. Scha kel voor uw gevoel wat vroeger over dan nodig lijkt. Dan scha kelt U waarschijnlijk juist op tijd. Tijdig overschakelen bij het klim men bespaart uw motor niet al leen. overbelasting, maar zorgt ook voor de onmisbare afkoeling. Hoe meer toeren de motor draait, des te sneller draait de ventilator en des te meer verkoelende lucht stroomt er door de radiator. Wordt de motor tóch nog te heet, dan helpt aanzetten van de.kachel, die óók warmte aan de motor ont trekt (ramen openen, want het is hopen wij zomer!). Techniek van het dalen Het afdalen van een helling doen wij in het algemeen in de zelfde versnelling waarmee wij de helling beklommen zouden H hebben. Dat is een beetje een H kwestie van schatten, want bij- na geen berg is aan twee kan- ten even steil. Wij remmen dus zoveel mogelijk „op de mo- tor". Daartoe schakelen wij zo nodig bij het begin van de af- daling in een kleinere versnel- ling. H De voctrcm gebruiken wij al- leen om hier en daar bij te remmen, anders zijn de rem- voeringen na een fikse berg- tocht versleten, Daal nooit te snel. Ten eerste is uw „remweg" op een helling veel langer dan op vlak terrein en H komt U dus moeilijker tot staan s als zich een obstakel zou voor- doen. In de tweede plaats mag de H motor in een lagere versnelling niet al te veel toeren gaan ma- ken („over de kop draaien"). In rT de derde plaats kunt U bij hoge afdaalsnelheid niet dan ten koste p van veel voetrem-gebruik nog van de hoogste versnelling in de twee- de gaan, als de helling sneller blijkt dan te voorzien was. Rijders zonder bergervaring doen H goed, te klimmen en te dalen met één oog op de snelheidsmeter. Na- tuurlijk moeten zij weten, welke H rijsnelheid hun motor in elke ver- iimiiiiniiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiin werkelijk de eiiinderwanden bereikt: een fractie van de tóch «1 geringe hoeveélheid die aan de benzine werd toegevoegd. Is die winst te verwaar- 1 lozen, of is ze „in elk geval méége- nomen Tot dusverre zijn de geleerden er niet in geslaagd, door het vergelijken vau M het effect bij twee onder precies ge- lijke omstandigheden werkende mo- toren één met en één zonder bo- vensmering de resultaten objectief M vast te stellen. Héél opvallend is het verschil dus niet. Belangrijker dan bovensmering is in §f de strijd tegen het spookbeeld van s de koude startniet nodeloos star- ten niet koude motor en na elke start zorgen dat de motor zo snel mogelijk zijn normale werktempera- snelling verdraagt en beneden wel ke snelheid zij in elk geval een kleinere versnelling moeten kie zen. Dat ïs voor elke auto en mo tor weer anders. Auto's met dieselmotor klimmen vaak beter dan benzinewagens. Maar overbelasting is bij diesels nóg funester. Dus hier is het dub bel belangrijk, bij klimmen tijdig een kleinere versnelling te kie zen. Ook schaadt het een diesel eerder, als hij boven zijn maxi mum aantal toeren komt, zodat afdalen extra behoedzaam moet geschieden. Met een diesel remt men bij het afgaan van hellingen bijna niet op de motor, zodat de voetrem vaker in actie komt. Ook wagens mét automatische versnel lingen remmen minder goed op de motor dan dié mét ouderwetse' ver snellingsbak. Zet de kieshefboom op L. („low") en rem met de voetrem zoveel bij als nodig is om de afdalingssnel heid binnen redelijke grenzen te houden. Tweetakt-motoren (van auto's zo wel als van scooters en motor fietsen) krijgen hun smering ge lijk met de brandstof in de cilin ders. Als de motor bij het afdalen van hellingen veel toeren maakt, zonder noemenswaardige brand stof-toevoer, is de smering niet meer toereikend. Remedie: niet alléén op de motor remmen en waar de helling dat toestaat tel kens even gas (en daarmee olie!) geven. Ga nooit een helling af in de vrij- loop. En draai nooit het contact sleuteltje af, omdat de motor dan nog beter remt. Door die laatste manipulatie verzamelt zich onver- brande benzine in de knalpot, die explodeert zodra het contact weer wordt aangezet. I H aar speld bochten Haarspeldböchtén stellen geen en kel probleem, als wij maar niet hardnekkig „netjes" rechts pro- beren te houden, zoals dat in ons vlakke vaderland voorschrift ia. p Kijk eens naar onze afbeelding. tuur bereikt. Als U tot de eigenlijke bocht vol gens de stippellijn strak rechts houdt, komt U onverbiddellijk aan de andere kant links uit. Mis schien loopt U zelf vast tegen de berg of een rotswand. En in elk geval zit U in een onbehaaglijke positie als er een tegenligger 'op duikt. Nagenoeg alle haardspeld- bochten zijn in de praktijk goed overzichtelijk. Vergewis U dat geen tegenligger de bocht nadert f§ en haal volgens de zwarte pijl van onze fignur al vóór de eigenlijke bocht naar links uit. U maakt dan gemakkelijk een IS ruime bocht en bent onrnicldëllljk daarna weer rechts; Mits gepaard aan zorg voor de tegenligger (zo nodig vóór de bocht inhouden) is H deze wijze van bochten-nemen in de bergen volkomen legaal. Gaat de haarspeldbocht gepaard met klimmen, dan is er nog een ander voordeel aan deze methode, hoe ruimer de bocht, des te minder wordt de motor afgeremd. Tenslotte: een ongeschreven wet H geeft in de bergen aan klimmende s voertuigen voorrang boven dalen- p de. Maak het dus bij het dalen uw tegenliggers zo geril altkei ijk mo- gelijk en geef hun de ruimte. U zult ervaren, dat V als klimmer graag dezelfde beleefdheid onder- vindt. n HIIIIIIII1IIIIIIIIIIIIIIIIIIIIIHIIIII!UIIIIIIIJIIIIIIIIII1III|||||||||||||||||||1||||||||||||||||||II^

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 11