EEN BADPAK... is een badpak O De plastic-rammelaar van baby heeft lange voorgeschiedenis VRIJDAG 27 JUNI 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE nae "özctAtvenpaqina ONTDEKKING IN EEN MUSEUM: „Rinkelbel en rammelaar" in een boeiende expositie te Amsterdam Onbeweeglijk stijf in hun grote-mensenkleren poseren op por tretten uit de zestiende en zeventiende eeuw de kleuters. Een hondje staat tegen hun wit schortje op zonder het te kreuken, ze dragen een mandje appels aan de arm, wijzen naar een duifje, of houden een roosje tussen duim en wijsvinger. Kragen en man chetten zijn van kant, zo fijntjes gepenseeld dat het zojuist ge steven schijnt; klein en alleen staan ze in zalen of tuinen. We dachten, dat we ze altijd goed bekeken hadden in de musea, maar wat keken we slecht. Een klein voorwerp, in het handje van het kind, zagen we over het hoofd. Of liever, het viel ons nooit op dat eigenlijk al die kinderen, door wie en hoe ook ge portretteerd, dat kleine voorwerp bij zich hadden. Toch was het iets dat wij nu nog heel goed kennen, beter dan kant en satijn: een rammelaar. Elke baby weet ervan, maar het is al zo lang ge leden dat de museumbezoekers en de kunsthistorici baby waren, en daarom waarschijnlijk heeft niemand er ooit aandacht aan besteed. vangrijkste aandeel leverde voor de tentoonstelling, ons gelukkig niet al leen gelaten niet zijn prachtig bezit en onze verbazing. In de catalogus vertelt hij een hele boel waarvan we wijzer kunnen wor den. Hij pluisde het allemaal voor ons na, de historie van de ramme laar, en nu hij daarmee klaar is, lijkt het allemaal heel eenvoudig. Bijvoor beeld, dat de rinkelbel bij primitieve volkeren een middel is geweest om kwade geesten te bezweren. Vreemd? Hebt U als kind nooit luid gefloten of gezongen als U op weg was naar uw donker slaapkamertje, omdat het donker dan iets minder dreigend leek? Naast die duisternis laten zich andere „kwade geesten" voorstellen Rinkelbel en rammelaar; aan dat voorwerp is nu, in het museum Wil let Holthuysen in Amsterdam; een' hele tentoonstelling gewijd, de eerste- van zo'n omvang in Nederland ge houden. Het lijkt zo vreemd: de ram melaar, dat grappig, maar onbenul lig stukje speelgoed waar wat geluid uitkomt en waar het kind op knab belt, zou een geschiedenis hebben? Toch is het zo. En juist de alledaags heid van onze. rammelaar maakt de kennismaking met al die andere, eeu wen en duizendtallen jaren oud en uit alle windstreken, tot een avontuur. Het intieme museum aan de Amster damse gracht lijkt ineens vervuld van een zacht gefluit en getingel. De glazenkasten hangen vol kleine zilveren en gouden rinkelbellen. De één draagt een tand van bloedkoraal of eornalijn, de ander is een trompet vol kettinkjes en klokjes, of een leeuw, of een zeepaardje, of een hal ve maan. Die komen voornamelijk uit een nog vrij jong verleden, de zes tiende, zeventiende, achttiende eeuw. Jong. want Griekse en Egyptische voorlopers van onze (plastic!) rammelaar zijn er ook, van ge- emailleerde aarde, brons of kalk- .steen; houten kinderratels, een Engelse rammelaar, van gevloch ten wilgenteen, arreslee-bellen, een processielantaarn, die ermee te maken heeft Hier, een vitrine verder, liggen hou ten rammelaars uit Rusland, Tsje- choslöwakije; toverratels daar, en gevlochten rammelaars uit Suriname; tempelratels uit Japan en uit hetzelf de land een geboetseerd hondje van papier mache en gips, met het ram meltje in zijn buik. Een vogelram melaar uit Alaska, een bronzen bid- schel. die van Java komtEn heel moderne, ineen weer heel vertrouw de speeldingetjes voor onze kinderen, in onze tijd. Dat zijn voor ons gevoel, pas weer gewone rammelaars. Nu heeft de heer H. Keijser, die op zijn eentje al jarenlang rinkelbellen en rammelaars verzamelt en wiens collectie het belangrijkste en om- Vier nieuwigheidjes voor de huisvrouw Er komt een stopnaald in de han del met een gegolfde punt, die het werk vereenvoudigt. Heel iets an ders, maar evenals de stopnaald ge zien op de uitvi'ndersbcurs: een klem, waarmee de boodschappentas op de bagagedrager van de fiets wordt geschroefd. Een Londense firma heeft een kin derwagen van glasvezel gemaakt. Glasvezel, sterker dan staal, lichter dan aluminium en met betere warm- te-isolerende eigenschappen dan hout, zou de beste eigenschappen in zich verenigen van alle materialen, die op het ogenblik voor kinderwa gens worden gebruikt. Behalve plastic strandsandaaltjes zijn er nu ook schoentjes met een naaldhak, helemaal van plastic, in de handel. Door het hakje gaat een ijzeren pin, die een verwisselbaar loopvlakje heeft. Er kan dus een nieuw op, als het oude versleten is. Een zestiende-eeuwse kleuter met een rammelaardit portret stelt de kleine Echie Pieters voor, door de schilder Maarten de Vos in 1592 ge portretteerd. om bang voor te zijn: de kindersterf te bijvoorbeeld, die een paar eeuwen terug ook in de nu welvarende lan den nog zo groot was, dat het een gunst van de hemel mocht heten als een baby in leven en gezond bleef. Rinkelbel en rammelaar; de verza melaar en de kunsthistorici zijn er nog niet op uitgekeken en wij begin nen pas te kijken, door hen erop at tent gemaakt. Op elk kinderportret van enkele eeuwen geleden ouwe lijke, gesteven figuurtjes, die zo weinig doen denken aan onze kleu ters vinden we nu dat kleine on beduidend lijkende voorwerp terug. Iets anders, iets kostbaarders dan nog zonder enig onderwijs Er zijn 250 miljoen kinderen, wonend in steden en dorpen of in het vrije veld op onze aardbol, die helemaal niet naar school gaan. Ze missen dat gene, dat wij kennen als de gewoon ste zaak en dat voor onze kinderen verplicht is: onderwijs. Ons probleem is wat het kind de lagere-schooltijd zal gaan doen om later zo goed mogelijk toegerust de maatschappij in te stappen. Voor de 250 miljoen, die zelfs de eerste be ginselen van het lezen en schrijven niet leren, is dat een onbekend pro bleem. Onderwijs of geen onderwijs, daar draait het voor hen om; in Azië is dat veelal zo, in het Midden-Oos ten, in Afrika, in Zuid-Amerika. Eén van de doelen, waarnaar de Unesco streeft, de opvoekundige, we tenschappelijke en culturele organi satie van de Verenigde Naties is die kinderen wèl het onderwijs te bren gen, waarop ze recht hebben; het on derwijs ook, dat er op de lange duur toe zal leiden, dat hun landen niet meer de „achtergebleden gebieden" de onze, van hout of plastic, maar 1 zullen worden genoemd. Want ook toch: een rammelaar. Hij heeft een deze kinderen zijn de burgers van de historie zo oud als de mensheid zelf. toekomst. voor iieuduiyenc propere huisvrouwen Tienduizend propere huisvrouwen krijgen dit jaar een beloning voor een schone melkfles. Uit een enquête is vorig jaar gebleken dat de actie „Spoel oni die fles" voor herhaling vatbaar is. Het Nederlands Zuivelbureau, de instelling die de propaganda voert voof de gezamenlijke Nederlandse melkfabrieken en dus ook voor de schone fles was niet onverdeeld tevreden over de actie van verleden jaar. Toen werden aan de fabrieken „halsbandjes" verstrekt, voor de flessen, waarop een opwekking gedrukt stond aan de huisvrouwen om de fles schoon in te leveren. Niet alle fa brieken deden toen mee aan de actie. Dit jaar komt er van 30 juni tot 3 september een landelijke advertentie campagne. In ingezonden mededelingen zullen de huisvrouwen worden op gewekt om de melkfles omgespoeld aan de melkbezorger terug te geven, en in dezelfde periode zullen een vijftal steden van ons land 'achtereen volgens proefstad zijn. Het zijn Den Haag (4 t.m. 18 juli), Almelo (21 t.m. 26 juli), Groningen (28 juli t.m. 2 augustus), Arnhem (4 t.m. 9 augustus) en Tilburg (11 t.m. 16 augustus). In die steden zal een aantal mensen de melkslijters op hun ronde volgen. Treffen ze goed schoongemaakte fles sen op de wagens aan, dan zoeken zij uit, van wie die waren en dan krijgt zo'n huisvrouw een bezoekje, een bedankje en een premie. Die premie is dan een set van drie melkglazen. In totaal zullen er 10.000 van deze sets worden uitgereikt. Door het grote aantal melkfabrieken in ons land is het moeilijk vast te stellen welk percentage der ingeleverde flessen nu werkelijk goed schoon is, maar een schatting van tien procent zal niet ver uit de koers liggen. De vuile, aangekoekte melkfles bezorgt de fabrieken veel last, want zelfs de beste machine is niet in staat, een smerige, aangekoekte fles te reinigen. Dat moet dus met de hand gebeuren, er komen chemicaliën aan te pas, en als het te bar is, moet die fles worden vernietigd. Alleen maar omdat het de meeste huisvrouwen te veel moeite is, de lege fles even goed om te spoelen... M.Z5_J De lange ouderwetse badmantel is sinds lang niet modern meer! In- plaats daarvan draagt men tegen woordig aan het strand of in het zwembad een veel flatteuzer kle dingstuk van badstof: de „badjurk" bijvoorbeeld van bijstaande afbeel ding die echter veel minder warm is dan de traditionele badjas. Een va riatie op het moderne korte bad- manteltje is het mouwloze jak, eveneens uit badstof. De grote op gestikte zak biedt bergruimte voor zonnebril en andere kleine acces- Advertentie Bti de mb is het vocht, bij de ander koe el weit die Rbeamnüsehe pijaeo veroorzaakt Haar in lagio gevallen zit de oorzaak koel ergens anders. Onzuiver bloed, onzuiverheden die zich vastzetten in gewrichten en ledema ten, zijn oorzaak van veler lijden. Als dan de bloedzuiverende organen - met de jaren trager geworden in hun werking - met Kruschen's minerale zouten jeugdige energie krijgen toe gevoegd, dan gaan deze allengs weer krachtiger werken; het bloed gaat sneller stromen, de onzuiverheden worden afgevoerd langs natuurlijke weg en daarmee is dan ook de oor zaak van die slopende pijnen er niet meer. Wie nog niet die verlossende werking van Kruschen aan den lijve ondervonden heeft, neme de proef! ~öan ozoMi) C tot OZÜÜH) Het overkomt in deze tijd van goedkoop eenheids-amusement mij niet zo vaak dat ik eten en drinken en de dringenste taak laat voor wat zij zijn om geboeid bij de radio te zitten luisteren. Sterker nog: om bij de aankondiging van de herhaling dezer uitzending weer even verrukt de weelde van een volstrekt oorspronkelijke, wilde en tegelijk te dere poëzie te ondergaan. De naam van de dichter, die plotse ling algemeen in het nieuws sprong toen hij ondanks alle zorgen in Ame rika jammerlijk aan zijn eind was gekomen: Dylan Thomas, de ruige, onsociabele woesteling, de ruw be houwen Welshman die zich. drinkend en iedereen choquerend, aan niets ge legen liet liggen deze naam fas cineerde al door de eerste de beste paar strofen die men van hem las. Hier was, in 'n tijd die nauwelijks toppen kent, waarin het genie zo goed als de zonderling even zeldzaam zijn geworden als de wisent, plotse ling de gestalte opgerezen van het zonderlingste genie dan men voor bestaanbaar kan houden. Even origi neel en onmaatschappelijk als een maal Edgar Allan Poe. op dezelfde leeftijd reddeloos ondergaand, be schonken en uitgeput, in een vijandi ge samenleving die hem niet anders dan vernielen kan De mensheid is nu eenmaal nooit zuinig op haar genieën. Maar bij alle catastrofale rede loosheid van beider einde welk een verschil. Zo nerveus, precieus en bezeten van een met morbide helderheid beschreven angst de alcoholicus Poe was, zo vitaal, ruig en blakend van levensvreugde was de drinkende reus Dylan Tho mas. Maar beiden liepen zij te plet ter tegen het bazalt van de Publieke Gunst: de een door te weinig, de ander door teveel waardering. Hoe goedwillig deed toch, anders en effectiever dan Poe, diezelfde ruige Kelt zijn best om zich althans enigs zins aan te passen. Of liever: hoe jongensachtig ernstig bleek hij be reid om het medium van de moderne techniek: de radio-microfoon, ook eens als het speeltuig van zijn groots dichterlijk vermogen te proberen. Met heel zijn bezeten vakmanschap wierp hij zich op die taak: een spel te schrijven voor enkele stemmen, een uur of wat lang de suggestie van (Van onze redactrice). Dg jonge vader zat al geruime tijd met zijn drie stuks kroost op het strandtoen eindelijk de bijbehorende moeder verscheen. Ze zag er wat jachtig uit en had ver moedelijk nog een flinke afwas ge daan of een emmer wasgoed moeten spoelen, alvorens zich aan de ge neugten van zon en zeewind te kun nen overgeven. Maar hier was ze dan en ze kwam „goedbeslagen ten ijs", om een in dit verband lichtelijk anachronistische term te gebruiken. Dat bleek toen ze na bijna twintig minuten uit haar badkabine kwam schrijden: van top tot teen met brui ne emulsie ingevet, en gekleed in een gloednieuw badpak. Een fraai „strapless" van lastex, dat voor vrouwen die regelmatig de mode-ad vertenties lezen, onmiddellijk te her kennen viel als het model dat weken achtereen in de annonces van een be kend badpakken fabrikant had ge prijkt. „'t Staat je goed", zei haar man, op de toon waarop hij tijdens de mid dagmaaltijd had kunnen zeggen dat de aardappels vandaag lekker bloe mig waren, en zijn vrouw nam deze opmerking dan ook zonder veel aan dacht in 'ontvangst. Ze spreidde haar badlaken op het strand en ze ging nee, ze ging zich niet uitstrekken om de langverwachte en langbegeer- de zonnestralen op haar goedbe- schermde huid te vangen. Ze ging daarentegen pinnig rechtop zitten en deed datgene, wat in het voorjaar alle vrouwen-met-een-nieuw-badpak doen: ze begon met argusogen de zonnige zandvlakte af te speuren naar dubbelgangersran haar nieu we zwemkostuum. Haar echtgenoot had. dit voordien al gedaan. ,Ja, daar zit je nieu we badpak", zei hij met enig leedvermaak, „en daarginds nog een keer, bij dat paalhoofd. En zostraks liep hier nog een vrouwtje dat er precies zo een aan had." Zijn vrouw vond het hélemaal niet leuk. ,7,e zijn allemaal verschillend van kleur", zei ze zwakjes, alleen het model is hetzelfde De man bekeek haar nog eens en zei „Ach mens, wat kan het jou schelen. Een badpak is een badpak." Waarna hij zich met zijn jongste spruit ging wijden aan de klassieke sport van het zandtaartjes bakken. Voor zijn echtgenote was de glans wel van deze zonnige middag óf, dat was duidelijk te zien. Telkens dwaal den haar ogen naar de andere zonne- baadsters die haar badpak droegen, zij het dan ook in cerise en marine inplaats van in hemelsblauw Ook op het strand, dat bleek alweer, zijn vrouwen ten aanzien van het chapiter „dezelfde kleding" oneindig veel moeilijker dan mannen.' Man nen die elkaar in gelijksoortige col bertjes tegenkomen, voelen zich ab soluut niet „opgelaten" en als er op het strand tien mannen rondspringen in precies hetzelfde badkostuum, dan zien ze dat zelf niet eens. Hoe- het de vrouwen vergaat die elkaar in de duplikaten van elkanders japon ont moeten, hoeft hier niet gememoreerd te worden. De feestélijkste avond is voor haar beiden meestal volmaakt bedorven in zo'n geval Vrouwen zijn nu eenmaal zo, en ze zullen altijd zo blijven waar het haar kleding betreft maar inzake die badpakken moesten vrouwen in ieder geval toch eens proberen om zich vertrouwd te ma ken met de was-echte mannelijke opvatting van „mens, wat kan 't je schelen, een badpak is een badpak." Want als we 's zomers in drommen naar het strand trekken, ie ons eerste en voornaamste doel toch: moot bruinbranden en gezondheid opdoen voor de komende winterf Wie er een priué medeeho*» mm teil maken, kan beter in een mooi jurkje gaan flaneren over de boulevards.... In het bonte gewemel dat op zomer se dagen op ieder strand pleegt te heersen, valt het bovendien nage noeg niet op wanneer twee of meer vrouwen dezelfde badkostuums dra gen. Wilt U tóch voor uzelf het predikaat exclusief gekleed" behou den, óók op het strand tel dan vijftien of twintig gulden extra uit en koop een exclusief badpak. De kans dat uw oog onaangenaam ge troffen wordt door andere Eva's die- op dezelfde wijze zijn uitgemonsterd, is dan zo goed als uitgesloten. één dag mensenleven op te roepen met geen ander middel dan de men selijke stem. Hij werkte er jaren aan en nog werd het een wedren met de tijd zelf: de bladen kopij werden nog, vers beschreven, uit zijn handen ge rukt tijdens de uitzending... Als u geluisterd hebt naar beide uitzendingen die op de opvoer ing als toneelstuk volgden en ongetwijfeld zqiverder en directer aanspraken door elke afwezigheid van zichtbaar effect, dan hebt u kunnen vaststellen dat, buiten het natuurgeluid der krijsende meeuwen, geen enkele mechanische imitatie de illusie bedierf. Het was een brok Keltische saga. een natuurgedicht, gesproken door louter stemmen waarvan men vergat dat zij gedacht waren toe te behoren aan alledaaese, misschien wat zonderlin ge maar stellig niet sagenhafte ge stalten uit een stadje aan zee in het Wales van onze tijd. Maar deze tijd was ook niet onge merkt aan de jonge bard voorbijge gaan: niet alleen het uiterlijk gebeu ren maar het zorgvuldig verstopte tweede leven, het onbewust bestaan dat zich alleen in de droom, de dron kenschap of de dolheid gelding weet te verschaffen, rees groot en demo nisch op uit deze pure taalmuziek; alle driften, begeerten en wensdro men slingerden zich onbekommerd in de openbaarheid. Een hoofdstuk uit Freud, op de edel ste taalmuziek gezet en door anonie me stemmen met levenswarm élan vertolkt: het was een belevenis die men ademloos onderging, alle me chanisme van overdracht vergetend. Het was met de herinnering aan deze wonderbaarlijke poëzie na klinkend in mijn gedachten, dat mijn gretig oog viel on een lange en critische beschouwing over datzelfde magische Melkwoud door een docto- randa in de letteren, en dat in een vrouwenblad van distinctie. Aha dacht ik opgetogen: een volle pagina van twee flinke kolommen tussen de handwerken en de servie zen: wij gaan de goede kant op. Eindelijk óók een vrouw die verrukt was meegesleept door deze onstuimi ge poëzie. Verrukt? Het mocht wat. De geleer de schrijfster betoogde, puntig en bij wijlen geestig genoeg: dat Milkwood een heel gek stadje is met geschifte personages en eigenlijk niets anders dan „een mengeling van observatie en projectie". Want de dichter Dylan Thomas was „een vreemde man. een persoonlijk heid met demonische kanten, die voor de gemiddelde mens afstotend zijn". Alsof ook die „gemiddelde mens" niet dubbel en dwars van demonische kanten is voorzien waar ter we reld komen anders de waterstofbom men, de pijnbanken en de concen tratiekampen vandaan? Maar voor die narigheden houden wij in net vrouwengezelschap maar lie ver de vingers voor de ogen. En zoe ken. hardleers als immer, ijverig al lereerst naar de positieve kanten van een dichtwerk als dit: onder al die geschifte lui moet er beslist tenmin ste één zijn, die „het bestaan van het stadje en van de dichter moet rechtvaardigen, door liefde en levens aanvaarding ondanks alles". En, gelukkig, deze ene is er dan in de gedaante van Polly Garter, die zingend de vloer van het Nutsgebouw schrobt en daarmee zijn het land, én Milkwood, én het bestaan van Dylan Thomas gered .Want poëzie is, o eeuwig misverstand, ook voor deze literaire doctoranda niet anders dan een beschaafd preekje op rijm SASKIA'

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 5