Maria Dermoüt: schoonheid en FILM-festival in Brussel In Parijs dansen levende poppen.... LAAT DEBUUT VAN GROOT SCHRIJFSTER weemoed uit de wereld der Molukken ZATERDAG 14 JUNI 1958 PROVIN 01 ALE ZEEUWSE COURANT. 9 Juwelen vam vertelkunst MARIA DERMOüT WERD IN 1888 op Java geboren; zij stamt van vaderszijde uit een koloniale familie, waarvan enkele generaties reeds met de Oost vertrouwd waren. Haar jongemeisjestijd (van 11 tot 17) bracht zij in Haarlem door. Daarna keerde zij naar Indië terug, trouwde daar op haar achttiende en leidde met haar man zevenentwintig jaar lang een tamelijk „zwervend" leven waarbij ze o.a. op Java, Celebes en in de Molukken woonde. Vooral die laatste eilanden hebben haar gegrepen; op haar eerste boek met Javaanse jeugdherinne ringen na, werden haast al haar werken er door bepaald en ge- inspireerd. Het komt niet vaak voor dat mensen zó laat debuteren als deze schrijfster. In 1951 pas zij was toen dus al even in de zestig verscheen haar korte roman „Nog pas gisteren", thans, in 5e druk verkrijgbaar in de Salamanderreeks. In 1954 volgde „Spélvan Tifo-gong's" (drie verhalen en een lied), vervolgens in 1955 „De tienduizend dingen" (4e druk) en als laatste werk, in 1956, de ook al weer herdrukte verhalenbundel „De juwe len haarkam". Rumphius, de magie,, de betovering: een wemeling van dingen, ménsen en gebeurtenissen, een kaleidoscoop van haast verbijsterende veelheid en pracht. En toch een eenheid. De eer ste helft van dit boek is een door lopend romanverhaal. Dan volgen di verse kortere en langere verhalen die ln dezelfde streek spelen, en in een slothoofdstuk worden deze verknoopt met de hoofdpersoon uit de „eerste roman". Op zichzelf reeds een zeer originele vorm. Het is een werk van zo'n verrassende veelzijdigheid en rijkdom, dat men het her- en herle- j zen moet en het dan nog nauwelijks tot in alle diepten heeft gepeild. „De juwelen haarkam" bevat een vijftal novellen die elk hun titel ontlenen aan een waardevol voor werp dat dermate met het leven Vier boeken dus, dunne boeken (al leen „de tienduizend dingen" heeft een grote omvang) maar waarin het zo wemelt van rijk geschakeerd le ven en gevoelens, waarin zo'n wijde wereld van gewaarwordingen haast tastbaar, ja met alle zintuigen te on dergaan, wordt opgeroepen, dat we voor een raadsel staan, en haast, be schroomd willen zwijgen omdat pra ten over dit werk overbodig en mis plaatst lijkt. Maria Dermoüt is im mers zo in het geheel geen „femme de lettres", en een „plaats in de lite ratuur" zal wel het laatste zijn wat zij ambieert. Maar zij is zo'n be genadigd vertelster en haar werk is van zo'n heerlijkheid en rijkdom, het nadert zó dicht de volmaaktheid, dat die plaats haar vanzelf toevalt: Ma ria Dermoöt is niet alleen de groot ste „Indische" schrijfster: zij is een Letterkundige kroniek door HANS WARREN der allerbelangrijkste Nederlandse prozaïsten tout court, een schrijf ster die, ais zij in een wereldtaal schreef, algemeen tot de groten ge rekend zou worden. Dat zij tevens een groot lezerspubliek heeft gevon den, is eigenlijk een wonder, gezien de buitengewone subtiliteit van haar werk. ranzelfsprekend is „Nog pas gis- W teren" geen debuut in de zin van: werk van een aankomend auteur. Het is een rijp en rijk werk je, vol ongetwijfeld eigen herinne ringen aan het leven op Java aan het einde van de vorige eeuw, opge roepen met zo'n intensiteit dat men het niet alleen nimmer vergeet: het is alsof men het zelf heeft mede beleefd. Alle zinnen en zintuigen worden in het werk gesteld, de na tuur, de huizen, de mensen, ze ko men tot leven, gedrenkt in zo'n war me, voelbare atmosfeer, dat men al lezend „vergeet waar men is", leest zoals een kind leest, overgegeven, ge transponeerd in een „elders". Dit vermogen, deze greep op de lezer, heeft Maria Dermoüt bijna altijd. Haar succes bij het grote publiek heeft zij stellig ook voor een groot deel te danken aan de sterk ontroe rende kracht van haar werk, de schrijnende weemoed van sommige Eassages die de lezer een brok in de eei kunnen brengen. „Nog pas gis teren" geeft (in hoofdzaak althans) de reacties weer van een meisje dat tegen het einde van de vorige eeuw opgroeit op Java: eerst de geluks- zijden, het heerlijke, onbezorgde le ven in een groot landhuis vol bedien den, in een paradijselijke omgeving; de schaduwzijde in het tweede deel, de angsten, onbegrepen, half gera den familiedrama's, de dreigingen van een onvriendelijk gezinde bevol king, de dood, en tenslotte het af scheid van het kind aan heel dit jeugdleven als zij scheep gaat naar Holland om daar naar school te gaan. Spel van Tifo-gong's" bevat behalve het „Lied van Pa- tinama de Dode" drie kor te verhalen uit de Molukken, twee spelend in ver vervlogen tijden, eén in het heden. We kunnen slechts herhalen wat we hier op 29 januari 1955 o.a. schreven: „Deze verhalen zijn uniek in on ze letteren; ze zijn hoogstens in de verte verwant aan oude Indo nesische volks- en heldenverhalen. Ze zijn van een fijnheid, een rijp heid, een kleurigheid, en vol van een gracieuze magische betove ring die de lezer volkomen in de ban slaan. Dit is vertellen bij de gratie Gods; sober, zeer verheven en toch met de trilling van een grote, levende maar ingehouden ontroering op de achtergrond". „Spel van Tifa-gong's" is een van de meest exquise boekjes, ooit in het Nederlands geschreven. De Tienduizend Dingen" draagt thans zijn naam met ere. De titel is ontleend aan een Chi nese wijsheid: „Wanneer de „tien duizend dingen" gezien zijn in hun eenheid, keren wij terug tot het be gin en blijvpn waar wij altijd ge weest zijn" het motto van dit boek. Maar tienduizend dingen vul len inderdaad dit werk met een over stelpende hoeveelheid-in-éénheid. Als in een schatkamer ligt al les voor ons uitgestald: de Molukse eilanden, de overweldigende natuur. Het bedrijf der mensen, op hon derdei lei wijze vervlochten, de op eenvolging der geslachten, de schat ten der zee, de schelpjes en planten zoals ze beschreven worden in de oude kostbare boeken van de vorser van de bezitter ervan verweven wordt dat het meer wordt dan zomaar een ding, eerder een sym bool voor zijn bestaan. Een paar van deze verhalen spelen in Ne derland, maar de onderwerpen zijn allemaal Indisch. De wereld die Maria Dernioüt op roept, is gedrenkt in schoonheid en weemoed en doorhuiverd van myste rie. Inderdaad was een mensenleven van ervaring en voorbereiding nodig om tot déze ontplooiing te kunnen komen. Haar innige vertrouwdheid met land en volk is zó groot, haar inlevingsvermogen en intuïtie zijn zo sterk, dat zij de kleinste details een absoluut authentieke toets weet mee te geven. Citeren is onbegonnen werk want van haast iedere pagina zou men wel iets aan willen halen. Het hoeft na dit alles wel geen be toog dat naar onze mening Maria Dernoüt 'n schrijfster is zoals Neder land er geen tweede kent. Of we van een vrouw die haar zeventigste jaar voltooid heeft nog méér werk mo gen verwachten is een open vraag. Maar ook al zou de schrijfster niet meer publiceren dan zal toch dit klei ne, voorname oeuvre, een waar ju weel van vertelkunst, als een top in onze letteren blijven bestaan. Na een jaar te hebben doorge bracht op het exclusieve aristo cratische college van mevrouw Muriel Orr-Ewing te Seven Oaks in het Engelse graafschap Kent, temidden van meisjes uit de Britse hogere kringen, is het Franse boerendochtertje en schrijfstertje Berthe Grimaud volgens de wens van haar va- der teruggekeerd op de boerde rij van de familie in het Fran se plaatsje Jassay. De foto laat zien hoe zij in de weide bij de boerderij haar vriendin Netje Sonia Fournier (rechts) aan trof met een van haar geiten. ÜtWi'gc helanqsielittoq ew mAtfg progrAmmA Men heeft stellig grote ver wachtingen gehad van een wereldfestival van de film, te hou den in het kader van de Brusselse Expo. Moest niet op die grootse manifestatie van internationaal kunnen ook worden getoond, waar toe de film in de verschillende landen in staat is? In een der fraaiste paleizen op het uitgestrek te tentoonstellingsterrein, het Groot Auditorium, organiseerde men dus een wereldfestival van de film, dat de moeilijk te ver krijgen goedkeuring verwierf van de Internationale Federatie van Bonden van Filmproducenten. Achtereenvolgens kwamen ln dit festival de experimentele, de korte en de speelfilms in vertoning. Men moet nu echter vaststellen, dat men, hoe aantrekkelijk de gedach te van zo'n filmfestival tijdens de wereldtentoonstelling ook moge zijn, een groot bezwaar over het hoofd heeft gezien: Die Expo is op zichzelf al zulk een reusachtige manifestatie en zij biedt zoveel te zien, dat het festival erbij in het niet moest verzinken. Ilnilmuek naar timbre van instrumenten Het Technologisch Instituut van Mas sachusetts zal een wetenschappelijk onderzoek instellen naar een aantal factoren, die bepalend zijn voor het timbre van instrumenten en orkesten. Vooreerst heeft het instituut het oog gevestigd op de viool. Men wil, door bijzonder nauwkeurige metingen, vaststellen waardoor verschillende violen in timbre verschillen. Met be hulp van de moderne elektronische meetinstrumenten hoopt men het sa menstel van grond-, boven-, onder-, summatie- en differentietonen in kaart te brengen. Men hoopt de „eigen klank" van het instrument te kunnen Ontcijferen. Verder wil men de geheimen van het ensemble te lijf gaan. Er zijn minie me verschillen in toonhoogte tussen de verschillende instrumenten en mi nieme verschillen in tempo. Zouden werkelijk alle eerste violen precies dezelfde toonhoogte treffen en volstrekt hetzelfde tempo houden, dan zou de klank niet voller en warmer zijn dan die van een enkele viool, zij het vele malen versterkt. Deze microscopische verschillen nu gaat het technologisch instituut even eens meten. In Venetië is donderdag het inter nationale festival van kunstfilms be sloten zonder dat de juiy aanleiding heeft gevonden de „Gran premie San Marco" toe te kennen. Twaalf landen hadden in totaal 36 films ingezonden. De tweede prijs, de zilveren „San Marco" ging naar de Duitser Gunter Zeiss voor zijn „Kadinsky". Ook de derde prijs, de bronzen „San Marco", ging naar Duitsland, en wel naar Karl Lamb voor zijn „Alfred Kubin Magic of Design". In andere festivalplaatsen, Cannes, Berlijn, Karlovy Vary, Venetië, is al les toegespitst op het festival, dat er dé grote gebeurentis vormt, te Brus sel echter is het festival een attractie méér tussen tientallen andere attrac ties. Dat betekent dus, dat de fraaie zaal zelfs 's avonds bij de beste films slechts gedeeltelijk bezet is en dat men in sommige voorstellingen nau welijks anderen vindt dan de plichts getrouwe journalisten en de „offici als". Er worden nu en dan sterren voorgesteld aan het publiek in een half-lege zaal, ze krijgen dan een vriendelijk applausje en verder ver dwijnen ze op de Expo tussen de men senmenigte, die op mooie dagen enige honderdduizenden koppen bedraagt... Aan dit festival voor de speelfilm, dat tot morgen duurt, nemen vijftien landen deel. Bij de uit nodigingen heeft men zich beperkt tot die mogendheden, die op de wereld tentoonstelling exposeren. Nederland vertoonde „Jenny". Het is moeilijk om de artistieke ba lans op te maken. Na een zwak begin zijn er werken van wat meer allure in vertoning gekomen. Tot nu toe kwamen West-Duitsland, de Verenig de Staten en de Sowjet-Unie goed voor de dag, al verrasten zij dan niet met meesterwerken. De eerste Ame rikaanse film haalde het lang niet. Deze film, Raintree County, van Ed ward Dmytryk, die in ons land zal worden uitgebracht onder de poëti sche titel „De gouden regen van het geluk", is wel gevoelig, fraai van kleur en in het algemeen technisch knap gemaakt, maar zij haalt in haar verhaal veel te veel overhoop en zij is bovendien veel te lang. Veel beter bleek „The Goddess (De godin), een film van John Cromwell, naar een scenario van Paddy Chayefs- ky, aan wie we meesterwerken dan ken als Marty en The Bachelor's Par ty. Hier werd, met Kim Stanley in de hoofdrol, stevig afgerekend met het sprookje van Hollywood; het motto van deze film kan zijn: moeders, laat uw dochter geen filmactrice worden. Het is moedig, dat een Amerikaanse film de zaken zo durft stellen. De film wordt uitstekend gespeeld en is volkomen overtuigend. o Ti\sc\we.Y&we{ sclxo al schouiespe' (Van onze balletmedewerker) In Parijs opent het Théatre des Nations elk voorjaar zijn deuren om vier maanden lang vrijwel alle landen tor wereld om de beurt tot gast te hebben met een culturele prestatie op het gebied van toneel, opera of dans. Een staalkaart van exotische gebeurtenissen, waarin vorige week de eer was aan Japan. Het verwende Parijs heeft zijn ogen uitgekeken op wat Japan had ge stuurd. Op het toneel dansen poppen, mans hoog, witgepleisterde gezichten, een onvoorstelbare rijkdom aan kleurige kimono's. Ze hangen aan onzicht bare draden, maar in de glijdende bewegingen over het toneel, in het eigenaardig opheffen van eerst de elleboog, dan pas de slappe handjes, in de naar boven getrokken hoofdjes of in de manier waarop ze schoksge wijs ineenzakken als ze niet meer meedansen, kortom in heel hun hou ding en beweging verraden zc mario netten te zijn, hangend en hupsend. Dit is het eeuwenoude Kabuki-ballet. De poppen zijn acrobatisch getrain de danseressen en dansers, die als hoogste volmaaktheid nastreven geen mens meer te zijn. Een fascinerend schouwspel, waarbij het er amper toe doet dat de westerse toeschouwer niet immer het gedanste verhaal be- grijnt en nog minder de betekenis van de vele symbolische gebaren kan doorgronden. De geruisloze schoon heid en gestyleerde gratie, gedragen door een telkens opnieuw overrom- pelenden techniek, zijn ruim voldoen de om enthousiasme t wekken. et Kabuki-ballet ontstond in 1586, toen een beroemd tempeldanse res zich los maakte van haar eredienst, en zomaar voor gewoon nubliek ging optreden met dansen die zich bedienden van de al eeuwen bestaande stijl der tempeldansen, maar die een wereldse inhoud hadden gebaseerd op volksballaden. Het was eén demonstratie tegen het over-ver- fijnde Nö-theater, dat eigendom van de hoge adel was. Uit de Kabuki-dans ontwikkelde zich ook een Kabuki-toneel; volkstoneel dat zich ging inspireren op de popu laire marionetten-vertoningen. Én op deze wijze kwam de invloed van het marionetten-theater weer in de Ka- buki-dans terecht, die onafhankelijk zich weer verder ontwikkelde naast het Kabuki-toneel. Een ontwikkeling, waarbij men niet alleen de oude kluchten of gedramatiseerde helden gedichten uit het marionettentheater overnam, maar ook de beweging van de draadpop. In vier eeuwen zijn de balletten ln H" ..„witgekalkte gezichten... wezen onveranderd gebleven. Maar elke nieuwe generatie van dansers wjlde nog weer beter, nog weer ver fijnder zijn dan zij leermeesters, en zo groeide dus elk ballet naar een soort super-perfectie van techniek, die adembenemend js. De lichaams- beheersing van de huidige dansers is ongekend groot; hun expressiviteit beeldend met een uiterst minimum aan gebaar. In zoverre is de Kabuki- dans als de Japanse prent, waarin grootmeesterschap moet blijken uit het vermogen om in één ijle lijn een complete „uitbeelding" te vatten. Het repertoire van dansen mag dan in vier eeuwen amper ge wijzigd zijn, de variatie is groot Zomaar een lieflijk ir\plodieus lijnen spel tegenover boertige kluchten; hel dendichten met opwindende zwaard gevechten tegenover liefdesballades van innige poëzie; symbolische offer anden tegenover vurige carnavals feesten. Dit alles begeleid door de driesnarige „viool" die Shamisen heet en de harpachtige Koto, die beide-in hun klank de menselijke stem imite ren. De stem van de zangers, die in een voor onze oren snerpende en hese falset-stem zingen of reciteren. Zo dansen de levende poppen van het Kabuki-ballet. Een dienaar draagt ze op, zet ze neer, en daar gaan de on zichtbare draden trekken. Het schoonste van de avond was een Geisha-dans. glijdend en soepel, met telkens op het toneel bliksemsnel ver wisselde anderskleurige kimono's. Het verbijsterendst was een clowns- dans, waarbij de danser zozeer sug gereerde aan een draad te hangen, dat hij kans zag om sprongen te ma ken waarbij benen en onderlichaam omhoog kwamen tot schouderhoogte, terwijl zijn hoofd op een en dezelfde hoogte bleef. Hier werd het lichaam werkelijk „opgetrokken". Er zijn niet zoveel exotische dans- itijlen meer tegenwoordig, die niet n afgelopen jaren in Nederland of dichtbij te zien kwamen. Het is te hopen dat de pogingen lukken om ook het Kabuki-ballet naar ons land te halen. Zelden was een oogverblinden- ler en verbijsterender schouwspel te zien dan deze „levenloze" levende poppen in hun gepolijste traditie van vierhonderd jaren. Een scène uit de goede Russische fes tivalfilm ,Jüet huis waar ik woon". an Duitsland zagen we twee gemaakte, belangwekken- films. Endstation Liebe (Eindstation Liefde), van Georg Tressier, en Nasser Asphalt (Nat As falt) van Frank Wisbar. Deze bekwa me, zij het nog weinig bekende regis seurs hadden beiden Horst Buchholz onder hun regie voor de mannelijke hoofdrol. Hij is een goed acteur, zoals hij in beide films toont. In Endstation Liebe had hij de lieftallige en nog zeer jeugdige Barbara Frey, die een expressief gezichtje heeft en hem uit stekend tegenspel geeft, als partner; in Nasser Asphalt de oude routinier Martin Held en de jonge Maria Per- schy. De eerste film vertelt een lief desgeschiedenis, de tweede wijst op de gevaren van de sensatiejournalis- tiek. Beide zijn overtuigend en had den in het festival onmiskenbaar suc ces. Datzelfde geldt voor de eerste Russi sche festivalbijdrage: „Het huis waar in ik woon", een film van L. Konlid- janow en J. Seghel die gemaakt is in de stijl van het Italiaanse neo-realis- me en waarmee de Russen dus een voor hun produktïe van de laatste tien jaren een volkomen nieuwe rich ting zijn ingeslagen. De beelden van de film zijn in „zwart-wit", hetgeen voor de vrijwel altijd met kleuren werkende Russen ook al iets bijzon ders is, maar het verhaal is zeker niet in zwart en wit, integendeel, dat is namelijk juist zeer genuanceerd en heel menselijk. Het gaat over allerlei families, die tezamen een groot huis bewonen en die gezamenlijk de oorlog beleven, welke zo diep ingrijpt in hun leven. De film is soms wat traag, maar ln haar eerlijkheid en pretentieloosheid is zij ongetwijfeld zeer aantrekkelijk. Nu en clan bewondert, men bijzonder- fraaie opnamen. Het is verheugend, dat de Russische film, met behoud van haar goede technische en artis tieke vormgeving, zich in de laatste jaren naar de inhoud zo menselijk ontwikkelt. Culturele Cavalcade EEN BEELD VAN Venus, dat 150 jaar lang in een half verborgen nis m een gebouw te Florence heeft ge staan, is plotseling in het brandpunt va.7i artistieke belangstelling gekomen toen werd medegedeeld, dat het mis schien een werk van Michelangelo is. De Florentijnse kunstcriticus Haran- gonidie kortgeleden is overleden, verklaarde vlak voor zijn dood, dat het beeld volgens hem door Michelan gelo is gemaakt. „FRANQOIS VILLON" is de titel van een opera van Sem Dresden, waarvan morgen in de Amsterdamse Stadsschouwburg de wereldpremière wordt gegeven door de Nederlandse Opera. De titelrol zal worden gezon gen door Hans Wilbrink. De vorig jaar overleden Sem Dresden compo neerde deze opera in een versie voor zang en piano; het werk werd later georkestreerd door Jan Mul. IN HET PROGRAMMA van het Ne derlands Ballet, waarmee morgen in Den Haag het Holland Festival wordt geopend, komen drie eerste uitvoerin gen voor en wel „Vijfde Sy7npho7iie" vati Tsjaikowski en Massive; ,J)e dis- genoteyi" (Bartok en Van Dantzig) en .peripeteia" van Schönberg, op cho reografie van Jaap Flier. VEERTIG JAAR Rotterdams Phïl- hartnonisch Orkest is het thema van een expositie, die tot 29 juni te zien is in een zaal van de Rotterdamse Kunststichting aan de Korte Lijn baan. Men vindt er o.m. een reclame zuil met een grote foto van de mani- festatie in de Ahoyhal, toen Mahler's >rAchtste'' werd uitgevoerd. Heel zacht zal daarin ook een deel uit die ^Lchtste" te beluisteren zijn. DE BEKENDE Britse auteur en filmspeler Robert Do7iat is deze week op 53-jarige leeftijd te Lo7iden overle den. Do7iat verwierf zijn bekendheid vooral met de film Goodbye mr. Chips". Hij was al meer dan twintig jaar ziekelijk. Vorige maand stortte hij in tijde7is de laatste opnamen van zijn eerste film in vijf jaar, „The inn of the sixth happiness". Zijn tegen speelster in deze film is Ingrid Berg man. DE LYRISCHE TENOR van de Ne derlandse OperaChris Scheffer, zal van 1 september af als vaste mede werker verbonden zijn aan de Vlaam se Opera te Antwerpen. Scheffer zal bij de Nederlandse Opera als gast blijven optreden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 5