KAPPIE en hei geheim van Kaitekopl STEMMEN UIT DE KERKEN Wie opent de kluis? O E R O Manus Mus bouwt een huis ^P>K&sf ZATERDAG 24 MEI 1958 PROVINCIALS EBBUW8B COURANT. 11 (Slot van pag. 3) werking) ls niet korter en treffen der te zeggen dan met deze zes woorden uit de Heilige Schrift: God tal zijn alles in allen." En zo heb ben daar, temidden van alle drukte en gewoel van mensen, ook de ker ken hun plaats. Wat is er, behalve die twee kerkge bouwen, het een van bescheiden omvang en het andere dat een me nigte van 2500 kan herbergen, van de kerken dan zo al meer te zien? een goed horloge! wereld merk voor reiswekkersl Aan de protestantse kerk aange bouwd, één geheel er mee vormend, vinden we een tentoonstellingsruim te, waar we iets kunnen zien van het werk van de protestantse ker ken. Vlak voor of achter de r.-k. kerk, al naar de kant vanwaar men komt, vinden we een grote tentoon stellingsruimte, waar allerlei van 't werken van de r.-k. Kerk te vinden Is. Ook heeft men hierbij een con greszaal gebouwd, die een 1200 men sen kan bevatten. Omdat dit alles officieel uitgaat van de pauselijke staat in Rome, heeft men er ook nog een restaurant met snackbar, milkbar en cafetaria bijgebouwd. Voor het protestantse paviljoen was het niet toegestaan er een afdeling bij te maken waar iets gebruikt kon worden. Daarom is de r.-k. afdeling dan ook gelegen op het terrein waar de paviljoenen van de naties gelegen zijn. HET BOEK. Verder vinden we in de buurt van de Wereldpoort, niet ver van het paviljoen van de protestantse ker ken, het gebouw van de Bijbelge nootschappen, dat kenbaar is aan een groot, verlicht opengeslagen boek, symbool van Het Boek. Daar tegenover kunnen we vinden het gro te gebouw van de r.k. missie. Dat is dan wat de gebouwen betreft, die door kerken in oecumenisch of ka tholiek verband zijn gesticht. Behal ve hier komen we op deze tentoon stelling telkens weer de Kerk tegen. In het gebouw van de Congo, kun nen we vinden, naast een inzending van de r.-k. missie een gelijke afdeling van de Prot. zending, die bezienswaardig is. Hier heeft men zelfs een bioscoopzaaltje ingebouwd, waar men door middel van de film kennis kan nemen van wat de zen ding in dit land doet. In net Franse paviljoen vinden we ook al de Kerken terug. Hier natuur- 26 Kappie zag er erg tegen op om ruzie te krijgen met een legertje zwaarbewapen de militairen en een woeden de generaal die voor niets zou terugdeinzen om de landkaart in handen te krij gen. „Kom mee, we gaan er meteen vandoor!" fluisterde hij. „We moeten die Jeminee voorlopig niet in zijn vaar water komen. Onderweg zoeken we wel uit, wat de kortste weg naar Kwetsal- kwartl is!" De Maat en hij begonnen alvast flink door te lopen. „Hé, kapitein, U loopt verkeerd!" riep doctor Prak hem na. „Dat is de kortste weg naar Kwetsalkwartl niet! We moeten de oude Indianenweg nemen, waarover de Plattekopls vroeger naar het Paaseiland zijn gegaan!" „Van het Paaseiland zijn gekomen, bedoelt ge!" riep doctor Priegl kriegel. „Gegaan!" schreeuwde doctor Prak. „Gekomen!" gilde doctor Priegl. „Begint het nou weer?" vroeg Kappie boos. „Hou op met dat geloei, bliksiekater! Moet Jeminee ons soms horen?" Maar het was al te laat. Achter hen klonk plotseling een gekraak in de struiken en toen verscheen het wraakzuchtige gelaat van de ge neraal. „HA! BELANGRIJK!" riep deze. „Daar heb ben we de-dieven van de kaartl! Val aan man nen! Geef ze de volle laagl!" lijk vooral de r.-k. Kerk en missie, maar de protestantse is toch ook niet vergeten. Albert Schweitzer werkt tenslotte ook in een Franse kolonie. Zo zijn er waarschijnlijk wel meer afdelingen, waar ook de Kerken hun plaats hebben, maar wie kan hier in één dag alles aflopen? Tenslotte zouden we hem, die kerke lijk geïnteresseerd is, willen zeggen: vergeet het paviljoen van Israël niet. Dit is wel een natie, maar een met een bijbels karakter en wonende in een bijbels land. Dat stuk van de wereld tentoonstelling is voor ons eigenlijk het meest interessante geweest wat we hebben gezien. In een tweede artikel hopen we op verschillende dingen nog nader in te gaan. H. Mogen wij TJ even helpen herinne- ren Dinsdag voor 12 uur uw briefkaart - extra gefrankeerd met minstens 50 cent - voor het goede doel - vermeldend één getal onder de 14 bij „Wie opent de kluis Postbus 1111, Amster dam, geeft kans op prachtige prijzen 4. N.V. GERO FABRIEK Overal was de grote drukte begonnenalle vogels bouwden aan hun nestje of begonnen daar mee. Manus, het eigen- wijste musje dat er op de wereld bestond, was er ook bij. Hij ging ook bouwen. Maar denk nou niet dat hij net als zijn hele familie begon met een geschikt plekje te zoeken. O, nee. Manus Mus zou het allemaal anders doen. „Tjiep," floot hij min achtend en hij keek naar zijn ouders, broers en zusters die met takjes in de snavel rondvlogen. „Wat zijn jullie toch een sufferds. Je bouwt maar, net als je ouders, je grootouders en je voor ouders het gedaan heb ben. Vind je niet dat het eens tijd wordt voor iets nieuws? Nieuwe tijden, nieuwe nesten." „Zo," zei één van de oudere mussen, „en wat wou jij dan wel? Ik vind dat onze ouders, grootouders en voor ouders het altijd best gedaan hebben. Wij zijn allemaal groot en ge zond geworden in hun nesten. Daar gaat het toch zeker om?" „Jawel," zei Manus, „maar het is allemaal zo vervelend: takjes, stro- tjes, pluisjes, veertjes en een model zit er niet aan. Je moet eens een beetje verbeelding heb ben. Iets moois, iets leuks moeten we van ons nest maken." „Veiligheid voor al les," tsjirpte de oude vogel en hij ging rustig door met het maken van zijn nest zoals zijn ou ders, grootouders en voorouders het gedaan hadden. Maar de eigen wijze Manus niet. Hij nam een klein takje en op een vochtig stukje zand begon hij nesten te tekenen, zoals hij ze mooi vond. Maar het lukte niet erg; tekenen zit een mus niet zo in het bloed en daarom be sloot Manus om maar gewoon een voorbeeld te Kiezen uit de nesten die hij kende en mooi vond. Daar was in de eer ste plaats de duiventil, waar hij wel een jaar lang tegenop had geke ken. Dat was pas een nest vond Manus. Zo'n huis wilde hij ook bou wen. Hij ging op de grond onder de duiventil zitten en keek met dicht geknepen ogen hoe die duiventil nu eigenlijk gebouwd was. Makkelijk zou het niet zijn, maar als het hem lukte om zo'n huis te bouwen zou het het mooiste zijn waarin ooit een mus ge woond heeft. Net toen hij besloot om eraan te beg'nnen. gingen zijn ogen wijd open. Vlak achter de duiventil een nog veel mooier huis. Zeker honderd keer zo oot als het huis van duiven. Er zaten raampjes in en een deur anus zag zichzelf opeens achter een raam- ije zitten en naar buiten :ijken. Dat moest hij hebben! Hij kreeg er tranen van in zijn ogen als hij daaraan dacht. Hij, Manus Mus, die uit een raampje van zijn huis zou kijken naar de andere vogels en hij, Manus Mus, die door een deurtje dat open en dicht kon in en uit zijn huis zou vliegen! Hij slikte zijn tranen in ontroering weg, strekte zijn pootjes die trilden van opwinding en begon te bouwen. Ge woon, zonder een boom of een dakgoot te kie zen, ging hij tussen de bloemen in het perkje onder de duiventil zijn huis bouwen. Ja, takjes en strootjes id hij natuurlijk net zo goea als de anderen nodig en daarom vloog ook hij dus even later met een volle snavel door de tuin. „Kijk," zeiden de ou dere vogels, Manus Mus is ook wijs geworden. Hij gaat bouwen! Maar wat hij bouwde zagen ze niet, dat kwam pas een paar dagen later. Een vriendinnetje van Manus, die altijd met hem gespeeld had toen ze allebei nog in het nest van hun moeder woon den, zag het het eerst. Ze tripte door de tuin en keek af en toe met een half oogje naar Manus die druk af en aan vloog en soms een hele tijd zoek was. O ja, ze wist wel dat hij heel eigen wijs was, maar ze had den vroeger samen heer lijk gespeeld en ze hoop te wel een beetje dat hij haar zou vragen om zijn vrouwtje te worden en samen een nestje te de len. Ze wist al helemaal hoe ze het hebben wou, die kleine Mimi Mus; een mooi, bijna donker holletje met héél veel veertjes, waarin je kon wegkruipen zonder dat iemand je zag. En om dat ze aldoor droomde van dét nestje bleef ze Manus Mus in het ooe houden, want wie weel zou hij een ander vra gen als zijn nestje klaar was en zij niet in de buurt zou zijn. Toen Manus zo een paar dagen lang af en aan had gevlogen en Mi mi had uitgerekend dat het nestje nu wel bijna klaar moest zijn, zag ze hem opeens niet meer. Waar was hij? Het was stralend weer; voor de regen kon hij niet zijn weggedoken, een vrouw tje met wie hij zijn nest je aan het inrichten was, had hij ook nog niet, dus... waar kon Manus zijn? Mimi ging op on derzoek. Ze trippelde in de richting van het bloemperk waar ze Ma nus zo vaak had zien overvliegen. „Nee," piep te ze, „een boom of een dakgoot is hier niet in de buurt; hier kan hij niet zijn." aan zijn gekke huis dat helemaal niet op een huis leek. De andere mussen hadden het nog steeds te druk met hun eigen nesten om op hem te letten en pas toen het feest van de bruiloften begon en alle jonge mus- senparen elkaar hun nesten lieten zien, mis ten de ouderen Manus en Mimi. ,Dat hadden we altijd wel gedacht," lachten ze, „dat die twee samen een nestje zouden bouwen. Gelukkig dat Manus nog op tijd wijs is gewor den. Maar waarom laten ze ons hun nestje niet zien Zo hoort het toch!" „Nest? Wie praat er over een nest?" riep op eens een eigenwijze stem, „een huis! Manus Mus Is1 geen vogel voor een nest, maar voor een huis!" Verbaasd draaiden al le mussenparen zich om. Daar was Manus. Maar wat zag hij eruit! Al zijn veren zaten in de war en hij was mis schien wel dertig gram Wij willen niets meer met je te maken hebben zolang je in die pruts- hoop woont. We waar schuwen je dat Je met je leven speelt." En toen wenkte hij de andere mussen en ver dwenen ze in een grote drom naar hun veilige warme nesten. „Poeh...," zei Manus in zijn bloemperk, „poeh... ouderwetse vleu gelaars." Hij kroop door het deurgat in zijn mo derne huis en ging voor een raampje naar de groene stelen om hem heen zitten te kijken. Hij dééd of hij het alle maal heel leuk vond, maar eerlijk gezegd viel het nieuwe huis hem zelf ook wel een beetje tegen. In de eerste plaats was er een nieuwe plant be zig door de vloer van zijn huis omhoog te dringen. Midden in de kamer was de grond ge scheurd en stak een S-oene knop omhoog, ovendien was het wel erg stil in het bos van stelen en Manus moest telkens aan Mimi den- Maar opeens hoorde ze zuchten tussen de groe ne stelen van de bloe men in het perk. Er was toch iemand. Ze tripte tussen het bos van groe ne stelen door en Ja, op eens zag ze hem zitten op een plekje waar geen bloemen stonden. Hij zat met zijn rug naar haar toe. Zijn veren za ten allemaal in de war en zijn snavel stond half open van inspanning. Maar wat deed hij? Hij hupte om een heel raar bergje heen van takjes en strootjes. In dat bergje zaten een paar rare gaten. Mimi dacht eerst nog even dat Ma nus heel slim was ge weest en een klein op slagplaatsje had ge maakt in het bloemperk. Maar toen ze hem zo hoorde zuchten en zag prutsen en duwen aan de takjes en strootjes, drong het opeens tot haar door dat dit mis schien wel het nest van Manus moest voorstel len. De tranen schoten haar in haar ogen. Daar zat me haar vriendje Manus Mus met wie ze altijd zo fijn had ge speeld en met wie ze best had willen trouwen. Manus, die arme Manus, het was hem gewoon in zijn bol geslagen! Mimi vluchtte weg, heel bedroefd omdat ze nu vast geen vriendje en geen nest zou vinden en helemaal alleen in de wereld zou blijven. Ze vluchtte ver weg, naar het bos. Ondertussen .bouwde Manus Mus door, afgevallen, zó mager was-ie. „Manus!" nep iedereen, „Manus, wat heb je gedaan? Waar heb je gezeten?" Manus zei niets. Hij wenkte ze met zijn vlerk om mee te komen naar 't bloem perk. Ze keken elkaar aan. Wat moest dat nou betekenen Manus stond stil naast het rare bergje vol ga ten en wees er trots op. „Nou?" vroeg hij. Zelfs de mussen die nooit één ogenblik hun snavel konden houden, waren van zó iets stil. Zó iets lelijks, zó iets doms en zó iets gevaarlijks had den ze hun leven nog niet gezien. De oudste mus slikte een paar maal. „Wat moet dat?" -vroeg hij, „wou jc zeggen dat dit een mussenest was Wilde je daarin een lief musje als Mimi laten wonen?" ..Mimi?" vroeg Manus. Hij was haar in de op winding over zijn huis helemaal vergeten. Maar de oude mus had gelijk. Mimi was zijn liefste vriendinnetje en hij zou haar vragen met hem in het huis te komen wo nen. Hij keek de kring van mussen rond. „Waar is Mimi?" vroeg hij. Niemand gaf antwoord; deden alleen allemaal pje terug, want len Manus bijna gevaarlijk worden. De oude mus alleen bleef zitten waar hij zat. „Manus Mus," zei hij, „wij schamen ons dat jij een mus bent als wij. ken, die nu misschien wel met een andere mus in een ouderwets, maar ge zellig nest woonde. Maar hij hield zich groot. „Nieuwe tijden, nieuwe nesten," zei hij telkens tegen zichzelf. „Ik heb een huis als de mensen en die weten heus wel wat ze doen." Maar toen het avond was geworden, toen de bloemen om hem heen hun bladeren hadden ge sloten en het nog veel stiller werd, begon Ma nus te begrijpen dat er toch verschil tussen hem en de mensen was. Door zijn raampjes kwam nu alleen maar kou binnen en er was nergens in zijn huis een plekje waarin je nu eens hele maal weg kon duiken. De deur was niet erg ge lukt en stond op een kier open. Ook niet erg ge zellig. Maar het ergste kwam nog. Tegen mid dernacht, toen Manus zijn kopje in de veren had gestoken, hoorde hij plotseling langzame slui pende passen rond zijn woning. Hij trilde van zijn pootjes tot zijn kopveren, want aan het snuiven buiten herkende hij Kong, de grote kater van de mensen. Nu pas begreep hij hóé gevaar lijk zijn huis was. Hij dacht aan al zijn fami lieleden hoog in de bo men en goten en wist dat de oude mus gelijk had gehad, die gezegd had, je speelt met je le ven. Hij wist het heel ze ker toen hij de gestreep te poot van Kong met alle nagels bloot door zijn deurtje zag komen. Eén ding stond hem nog te doen: vluchten, vluch ten uit zijn gevaarlijke huis. Hij wrong zich door één van de raampjes en scheerde weg, rakelings langs de grote kop met de witte tanden van Kong. Recht omhoog steeg hij zonder één keer om te kijken naar dat afschuwelijke huis en dat afschuwelijke dier ervoor. Het bos, hij moest naar het bos! Zonder rusten schoot hij erheen net alsof Kong hem door de lucht nog achterna zat. Buiten adem liet hij zich op de eerste tak van de eerste boom in het bos vallen. Hij kon niet eens meer zitten; hij tuimelde zo door de takken heen omlaag. Afgelopen, het is met mij afgelopen, dacht hij nog. Maar toen voelde hij hoe iemand hem bij een vlerk greep en hem binnentrok in een nest. Het was er donker en warm en je kon er helemaal in weg kruipen. Eerst dacht hij dat hij droomde en hij durfde zijn ogen niet open te doen, zo bang was hij om te zien dat het niet waar was. Maar het was waar. Een zach te mussenvlerk streek over zijn kopje en zei: „Gaat het nu al wat be ter, Manus?" Deze postzegels zullen jullie wel niet kennen, denk ik. Het zijn ook ?een echte bestaande postzegels, óch kun je uit de afbeelding zien uit welk land ze zouden komen. Kijk dus eens of Je weet uit welk land deze postzegels komen en w4t er op afgebeeld staat. Manus keek op en in het eerste straaltje mor genlicht zag hij het kopje van zijn vriendin Mimi, vlak boven hem. Hij deed zijn ogen met een weer dicht, zó schaamde hij zich voor haar. Maar omdat hij toch niet altijd met zijn ogen dicht kon blijven ren begon hij heel htjes te praten. Hij vertelde haar over hei huis, over de stilte waar je bang van werd en over de gestreepte klauw van Kong. „En nu?" vroeg Mimi toen hij alles verteld had. „Nu vroeg Manus en hij deed zijn ogen wijd open, „nu ga ik hier in het bos een nieuw nest bouwen. Geen huis, maar een nest voor jou en mij." „Maar dat hoeft hele maal niet," zei ze, „dat heb ik al gedaan. Je kunt hier best blijven wo nen... als je het tenmin ste niet te ouderwets vindt," zei ze er vlug achteraan. „Te ouderwets?" riep Manus, „lieve Mimi, het is het mooiste musse nest dat er bestaat! Het is warm, het is veilig en donker en je kunt er met zijn tweetjes in weg kruipen zonder dat iemand je ziet. Wat wil je meer?" „Ja," zei Mimi, „wat wil je meer?" MIES BOUHUYS even Dag Trineke, dag Wat ga jij, als ik vragen mag morgen met de Pinksteren doen „Op visite bij de bomen, bij de bomen in 't plantsoen, kijken naar hun jas van groen". Dag Pietertje, dag Wat ga jij, als ik vragen mag, morgen met de Pinksteren doen „Op visite bij de bloemen, morgen zijn er meer dan ooit, morgen ruiken ze als nooit". Dag Adaatje, dag Wat ga jij, als ik vragen mag, morgen met de Pinksteren doen „Op visite bij de vogels, luisteren naar het orkest van de vogels op hun nest". Dag allemaal, dag Gaan jullie als ik vragen mag morgen allemaal ook mee naar de bomen, naar de bloemen, naar de vogels of de zee Veel plezier hoor en misschien zullen wij elkaar nog zien. MIES BOUHUYS. „Alle vogels vliegenmom pelt Flop, als hij over de landweg naar huis loopt, „daar moet toch wel iets op ie vinden zijn dat ik óók kan vliegen waarom wel een vogel?" Flop denkt diep na en als hij thuis gekomen is heeft hij een leuk planne tje ontwikkeld. Hij gaat naar het schuurtje en zoekt verschillende latjes bij elkaar. Een rol doek staat daar ook nog in de hoek en dat komt goed van pas. „Ziezo", denkt Flop, „nu beginnen met de bouio van mijn vleugels". Hij werkt en hij werkt, totdat hij een stel nette vleugeltjes in elkaar gezet heeft „Ziezo, dat is dat, vu vlie gen", zegt Flop en hij klimt, met de beide vleugels op de goot van de schuur. Jam mer, dat er geen publiek is het is een groots mo ment!" denkt hij, als hij in de goot klaar staat om te springen. ,JUaar enfin, dat kan iedereen altijd nog wel later zien Flop springf, maar ach- wee wat een ramp.' De vleugels zitten iets te los en schieten Van Flops armen. Hij had er met aan gedacht hoe de vleugels bij vogels vastzitten. Als een steen suist Flop omlaag. „Geluk kig maar, dat er niemand kijkt" denkt hij, als hij met een pijnlijk gezicht overeind krabbelt. „Wat een figuur zou ik geslagen hebben, zèg

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 9