EERSTE KAMER BEHANDELT DELTA-WET VRIJWEL GEHELE K.V.P.-FRACTIE ZAL VOOR ONTWERP-WET STEMMEN Zeeuwse niet op afgevaardigden nog alle punten gerust Bijdrageregeling van geval tot geval beoordelen! BARON DE VOS VAN STEENWIJK: „GEEN PAPOEA'S IN ZEELAND!" (Van onze speciale verslaggever) DEN HAAG BINNENHOF. Gistermiddag is de Eerste Kamer begonnen met de behandeling van het ontwerp-Deltawet, een behandeling, die naar alle waarschijnlijkheid vandaag zal wor den afgesloten. Minister Algera zal namelijk vanmiddag de sprekers beantwoorden en ver moedelijk zal de eindstemming aan het eind van de middag volgen. De grote vraag over deze eindstemming was aanvankelijk: wat zal de fractie van de Katholieke Volkspartij doen? Acht leden van deze partij stemden in de Twee de Kamer vorig jaar immers tegen deze wet, omdat zij meenden, dat artikel vier van het ont werp in strijd met de grondwet zou zijn. Welnu, het is thans reeds duidelijk, dat dit verschijnsel zich in de Eerste Kamer vrijwel niet zal herha len. De K.V.P.-afgevaardigde, mr. G. C. J. D. Kropman, deelde namelijk gisteravond mede, dat slechts een klein deel van zijn fractie zoda nige grondwettelijke bezwaren had, dat het zou tegenstemmen. In de wandelgangen werd ge fluisterd, dat het hier maar om één lid zou gaan. Overigens verzekerde de heer Kropman, dat zich in zijn gelederen nog weliswaar twijfelaars bevonden, doch zij hadden besloten voor te stemmen. De andere K.V.P.-leden - onder wie de heer Kropman - hadden geen bezwaren. Het ziet er dus naar uit, dat minister Algera ditmaal vrijwel geen tegenstemmers zal hebben. Overigens hebben de heren senatoren zich in alle gemoedsrust met de Deltawet beziggehouden: de Eerste Kamer doet het immers allemaal wat rustig aan en niets ook geen Deltawet vermag de leden uit de plooi te brengen. Onder het wakend ook van koning Willem II, wiens enorm conterfeitsel achter de voorzitter is opgehangen, hebben zij gisteren hun mening over de Deltazaken te berde gebracht. Maar het onderwerp bleek zo totaal doorgepraat, dat het vrijwel niet mogelijk meer was nieuwe aspecten naar voren te brengen. In dit opzicht maakten de beide Zeeuwse Kamerleden, jhr. mr. T. A. J. W. Schorer en ir. M. A. Geuze, bepaald geen slechte indruk. Ir. Geuze bracht als eerste in het parlement het mogelijke verband tussen oliewinning en bodemdaling ter sprake en jhr. Schorer stelde in een uitstekend gedocumenteerd betoog vast, dat de Delta-proble matiek door de regering te sterk van het technische denken uit wordt be naderd. Toetsing met andere wetenschappen (economie, sociologie en pla nologie) is dringend geboden. De c.h.-afgevaardigde, ir. M. A. Geuze, wees erop, dat de „Zuider- zee-fase" in het waterstaatsbe- leid thans achter de rug is en dat thans de „Delta-fase" is begon nen. Dit Zeeuwse kamerlid bracht een tot dusver vrijwel nog niet ter sprake gebracht aspect naar voren, namelijk een mogelijk ver band tussen oliewinning en bo demdaling. Is de regering er ze ker van, dat de oliewinning in het westen van Nederland nooit bo demdaling zal veroorzaken? Ir. Geuze herinnerde eraan, dat de cxploratiegegevens van de Neder landse Aardoliemaatschappij niet bekend zijn. Is over deze gehele aangelegenheid eigenlijk wel iets bekend, zo vroeg hij de minister. Uitvoerig ging deze spreker in op de financiële aspecten van het wets ontwerp, waarbij hij diverse bezwa ren ontwikkelde. Destijds bij de be handeling van de Tweede Kamer zijn percentages van zesenveertig genoemd in verband met de bijdra- Ir. M. A. Geuze (c.h.). j!jjlllllllll!llllll!ll|ll|||llllllllllll||||||||||||||l!lll!lll!lllllllllllllllllllllllllillj| Dat ging een tikkeltje g te verg (Van onze speciale |j verslaggever). Toen de Eerste Kamerleden gisteren hun plaatsen innamen, 'ag er op hun tafel een kleuri- ge folder van het ministerie van verkeer en waterstaat over §j get. Deltaplan. Daarin bleek een taartje te zijn opgenomen van de mogelijke situatie in 1978, wanneer alle zeegaten zijn af gesloten. Maar op dat kaartje aren van de Zuiderzeewerken "gen de Noordoostpolder en de oringermeerpolder ingete- ;nd Zodat de A.R.-afge- aardigde Tjalma de minister vroeg of het soms in de bedoe ling lag niet meer verder te gaan met de Zuiderzeewerken, ja zelfs om de nieuwe werken maar ongedaan te maken „Dat gaat wel een beetje ver..." zei deze afgevaardigdr hoog. En daarom was hij zeei benieuwd naai' het antwoord van de minister. gen, welke de waterschappen aan de Deltawerken zullen zien te verlenen. Sindsdien evenwel zijn de percenta ges niet meer genoemd. Betekent dit nu, dat zij in gunstige zin wor den gewijzigd? Spreker vroeg zich overigens af, of het wel rechtvaardig is alleen de ingelanden in het Delta gebied via hun waterschappen in de kosten van de Deltawerken te laten bijdragen. De scheepvaart en de schipperij krijgen verbeteringen van de vaarwegen, waarom behoeven zij dan niet te betalen? Hoe is het met de drinkwaterbedrijven, de in dustrie, de ondernemer van re- creatiebedrijven Zij allen toch hebben voordeel van de Deltawer ken! Het standpunt van ir. Geu- zes fractie is, dat de waterschap pen, die te zijner tijd achter de dammen zullen komen toch ver antwoordelijk blijven voor hun waterkeringen. Onderhoud aan de dijken langs het Zeeuwse meer blijft immers nodig: bij een ge middelde hoogte is vaak de storm schade het grootst. Daardoor zul len de financiën van deze polders weinig ruimte overlaten voor bij dragen aan de Deltawerken, zo meende ir. Geuze. Plafond. Nadrukkelijk stelde hij derhalve, dat een bepaald plafond in de bijdra gen, die de regering van de water schappen zal vragen, niet mag wor den overschreden. De minister heeft nu weliswaar meegedeeld, dat de wetten Bijdrageregeling Deltazaken en de Algemene Bijdragen-wet zee- en rivierwaterkeringen gelijk zullen worden ingediend, maar de vraag is: zullen zij worden gekoppeld? Im mers een bijdrage, die de staat zal vergen van de polders in de Delta werken zal gecorrigeerd moeten wor den door de algemene wet. Ir. Geuze verklifarde niet gerust te zijn ten aanzien van dit punt. Hij wees erop, hoe bijvoorbeeld de ge meenten financieel geheel in éen dwangpositie zijn gekomen. De ze kerheid, die thans op het financieel terrein van het Deltabeleïd bestaat, is een „zekerheid van onzekerheden", zo verklaarde de heer Geuze. Vervolgens behandelde dit Kamer lid een aantal detailzaken. Hierbij vestigde hij de aandacht op twee zwakke plaatsen in Zeeland, waar dringend moet worden ingegrepen, namelijk Brcskons en Ossenisse. Hier mag niet op „Deltaverhoging" wor den gewacht, doch moet desnoods in twee fasen worden gewerkt. Sloeplan Ten aanzien van het Sloeplan ver klaarde spreker verheugd te zijn over de mededeling, dat rijkswaterstaat thans een voorproject heeft ge maakt. Maar, zo vroeg hij de mi nister, wat denken Gedeputeerde Staten van Zeeland van dit plan? Is er reeds overleg geweest? Hoe staat het met de asfaltbekleding van de nieuwe dijken? Ir. Geuze hoopte, dat bijvoorbeeld niet de duinen bij Domburg met asfalt zouden worden ontsierd of dat door de dorpskern een asfaltdam zou komen te liggen. Uitvoerig ging spreker in op de verhouding met België, daarbij onder andere herinnerend aan de Belgische Senaatsmotie, welke motie hij in haar geheel voorlas. Samenvattend vroeg het Kamerlid van de minister een preciese formulering van het Ne derlandse standpunt met betrekking tot de Belgische Deltawensen. Voorts bracht hij de Zwindijk ter sprake. Doet België hier ook aan dijkverho ging? Anders hebben de Nederlandse werken geen zin. Ten aanzien van de veelbesproken staatsrechtelijke aspecten van arti kel 4 van het Deltawetsontwerp, liet ir. Geuze blijken, niet het standpunt te delen van diegenen, die menen, dat dit artikel in strijd zou zijn met de Grondwet. Tenslotte bepleitte deze spreker een doeltreffend subsidiebe leid over de „volle breedte", zoals hij liet'noemde, van alle problemen, die bij het Deltaplan aan de orde komen. Hij besloot zijn rede met enkele tref fende citaten uit het aangrijpende artikel over Adriaan Rentier uit Nieuwerkerk, door de journalist Gui Fortgens geschreven in het herden kingsboek „Gekwelde grond" van de Stichting Nieuw Schouwen-Duive- land. Jhr. mr. Schorer aan het woord. Jhr. mr. T. A. J. W. Schorer (arb.) gaf in een uitvoerig en gedocumen teerd betoog aan, hoe het Deltabe- leid van de regering zich z.i. diende te ontwikkelen. Daarbij bestreed hij nadrukkelijk de opvatting, die minis ter Algera in de Tweede Kamer ver dedigde, als zouden de gevolgen van de Deltawet nu nog niet aan de orde dienen te komen. Het tegendeel is waar, zo meende jhr. Schorer: „De gevolgen zijn even actueel als de af- sluitingswerken!" De kern van zijn betoog met betrekking tot het rege ringsbeleid inzake het Deltaplan was: „Rereging, kom tot een verantwoor de keuze van prioriteiten'. Bij deze keuze mag men zich echter nooit door technische normen alléén laten leiden, want ook andere normen spelen hier een rol zoals economi sche, sociologische en planologische. Jhr. Schorer herinnerde In dit verband aan de werkwijze van de Werkgroep Deltazaken Zeeland, waarin technicus, econoom, socio loog en planoloog aan één tafel zitten, teneinde samen de objec ten, die hun worden voorgelegd, aan eikaars normen te toetsen. Alléén op deze wijze komt men tot het scheppen van een orga nisch geheel. Wordt nu op landelijk niveau het Deltaplan op deze wijze bekeken? Spreker geloofde van niet, hetgeen hij illustreerde met enkele voorbeel den. Zo werd een sluis in de dam bij Jhr. mr. T. A. J. W. Schorer (p.v.d.a.) Veere afgewezen, waarbij kennelijk als voornaamste overweging heeft gegolden de opvatting van rijkswa terstaat dat in een dergelijke dam zo weinig mogelijk kunstwerken moeten worden aangelegd. Een tech nisch uitgangspunt dus! Rijkswater staat heeft bezwaren tegen de oester- proef in het Veerse Gat, ook al om dat dan kunstwerken nodig zouden zijn. Alweer een uitsluitend technisch standpunt. Spreker meende overi gens, dat de directie van de Vis serijen van het ministerie van land bouw maar al te zeer geneigd is om aan deze technische a priori's tege moet te komen. Impasse Als laatste voorbeeld noemde jhr. Schorer de argumentatie van rijks waterstaat voor het asfalteren van de dam in het Veerse Gat. Ook hier staat de technische norm bovenaan. „Wij moeten uit de impasse geraken van dit uitsluitend technisch den ken", zo verklaarde jhr. Schorer. De Deltavraagstukken moeten derhalve ook bestudeerd worden in het ver band van de ruimtelijk-economische, ruimtelijk-sociale en ruimtelijk-pla nologische totaliteit. Pas dan komt men tot een afweging van wat prio riteit verdient. En dit laatste dient in de parlementaire discussie te wor den betrokken, want openbaarheid is nodig Jhr. Schorer wees erop, dat trouwens over vele facetten van het Deltaplan openbare discussie Gevolgen van Deltaplan niet dramatiseren. Twee Eerste Kamerleden hebben zich gisteren met name beziggehou den met de sociale gevolgen van het Deltaplan, maar zij waren niet van mening, dat deze gevolgen zeer ern stig zouden zijn. De liberale heer De Vos van Steenwijk vond, dat men overdreven deed over deze gevolgen. „Laten we dat toch niet te veel dramatiseren", zo riep hij uit. „Het lijkt er zo af en toe wel op alsof er Papoea's in Zeeland zou den wonen, die nu eindelijk eens in aanraking kunnen komen met verlichte Hollanders. Maar zo is het niet", aldus de heer De Vos. Hij wees in dit verband op de be langrijke plaats van de Zeeuwse landbouw en veeteelt en betoogde verder, dat Zeeland een eigen E.T. I. heeft en een Stichting voor Maatschappelijk werk, die be langrijk werk kunnen doen. nodig is. Hij achtte het in dit ver band onjuist dat in het kwartaal bericht van de Deltadienst de Tweede Kamer-discussie over de sluis in de dam bij Veere min of meer eenzijdig werd voortgezet. Bovendien waren de hier ge bruikte argumenten onjuist Uitvoerig ging spreker in op pro blemen van ruimtelijke ordening, Daarbij betogend dat het hier niet alleen gaat om zaken van het mi nisterie van verkeer en waterstaat doch ook om problemen, res sorterend onder diverse andere de partementen. Er zal hier dus sa menwerking en samenspel nodig zijn, voorts ook samenwerking tus sen regering en lagere organen. De heer Schorer verklaarde groot be lang ook te hechten aan het gaan functioneren van de Raad van de Ruimtelijke ordening. De tijd is ge komen, dat er op het gebied van de ruimtelijke ordening een nationale visie noodzakelijk wordt, juist ook met het oog op de ontwikkeling van de Randstad Holland. Zal nu de ontsluiting van het Deltagebied betekenen, dat hier 'n einde komt aan structurele pro blemen als vertrek overschotten enz? Néén dat zal pas gebeuren als deze ontsluiting samengaat met het scheppen van werkgele genheid. Laat men dit na, dan zal de zuiging van de randstad nog sterker dan nu worden gevoeld, zo verklaarde jhr. Schorer met stelligheid. W ester scheld eb ekken Vervolgens ging spreker na wat nodig is voor de economische ont wikkeling van het Deltagebied, daar bij wijzend op de plannen voor het tot ontwikkeling brengen van het Westerscheldebekken. De heer Scho rer herinnerde daarbij aan de studie van drs. M. C. Verburg en ir. J. G. Snip in E.S.B., waarin werd betoogd, dat de inrichting van een Sloehaven uiteindelijk 750 miljoen goedkoper zou zijn dan het Haringvlietbekken. Ook vestigde spreker de aandacht op de mogelijkheden van het toerisme, waarvan hij nader inging op het vraagstuk der verbindingen. Spreker informeerde vervolgens naar de uitwerking van artikel 8 (schaderegeling) en bepleitte taxatie van de schelpdierenbedrijven nu. Zeer verwonderd toonde de heer OOK IN AVONDVERGADERING DELTA-DEBAT Hoe staat het met aanleg van boulevard te Breskens? De eerste spreker van de avondzit ting was ir. A. J. H. Roebroek van de K.V.P. Deze ontwikkelde enige be zwaren tegen de redactie van artikel twee van het wetsontwerp, welk ar tikel voorschrijft dat de afsluitings plannen door de Kroon worden vast gesteld na overleg met Gedeputeerde Staten. De aanvankelijke formulering vóór de behandeling in de Tweede Kamer („Gedeputeerde Staten ge hoord") vond hij gelukkiger. Voorts achtte de heer Roebroek het onjuist, dat voor de Deltawerken uitsluitend bijdragen worden gevraagd van be langhebbenden in de agrarische sec tor, namelijk via de waterschappen. Naar zijn mening zou de bijdragere geling zodanig moeten zijn, dat van geval tot geval bekeken zal moeten worden of de Deltawerken een polder soms extra baten zou opleveren, bij voorbeeld door vermindering van on derhoudskosten aan de zeeweringen. Deze extra baten zouden dan, naar de mening van deze afgevaardigde, als bijdrage van de waterschappen gevraagd kunnen worden, maar ver der wilde hij beslist niet gaan. Ten aanzien van artikel vier, dat de Kroon de bevoegdheid geeft be paalde delen van een zeewering met het oog op de Deltawerken tijdelijk door het Rijk in beheer over te laten nemen, verklaarde deze spreker, dat deze bepaling naar zijn stellige over tuiging geheel overbodig was. Zij was immers ook niet nodig bij de Zuider zeewerken? Hij verklaarde voorts, dat bij de Deltawerken in geen geval temporisering mag worden toegepast, eerder zou dit nog bij de Zuiderzee werken mogelijk zijn. De A.R.-afgevaardigde J, Tjalma waarschuwde de minister er eveneens voor de waterschappen niet te zwaar J. Tjalma (a.r.). Voorts wilde de heer Tjalma we en hoe het nu staat met de aan eg van een boulevard bij de nieu- ve veerhaven van Breskens. Gaan Jie plannen nu door of niet? Ten slotte ging ook deze spreker in op een aantal staatsrechtelijke as pecten, daarbij vooral opkomend voor de belangen der gemeenten. Hij gewaagde in dit verband met nstemming van een artikel, dat j uilangs de Vlissingse burgemees ter, mr. B. Kolff, het licht had i doen zien. „Maar dan zal men bij de begro tingen van economische zaken en maatschappelijk werk, extra-subsi dies moeten voteren voor deze in stellingen, zodat zij hun Deltawerk op kunnen vangen zoals het be hoort". De heer De Vos las nog en kele passages voor uit een ingewik keld artikel over de sociale gevol gen van het Deltaplan en riep hulpe loos uit: „Ik ben misschien niet erg sociaal ontwikkeld, maar dit soort artikelen is voor mij erger dan La tijn Voorts herinnerde deze spreker er aan, dat ook de kerken zich met allerlei Deltazaken bezighouden en waarschuwde er voor, dat de over heid hier het particulier initiatief niet tot zich mag trekken. De anti-revolutionnaire afgevaar digde Tjalma was al even bevreesd voor de sociale gevolgen. Hij betoog de, dat men de Zeeuwse bevolking on recht zou aandoen, wanneer men Zee land zou voorstellen als een sociaal onderontwikkeld gebied. Hij ver klaarde, dat gezien ook de grote activiteiten van diverse instellingen en verenigingen op dit terrein ze ker geen centralistisch beleid nodig is. Hierna werd nog het woord ge- te belasten en vroeg nadere inlichtin- voerd door de communistische afge- gen over de algemene bijdragewet. 1 vaardigde L. Seegers. Schorer zich over de mededeling van de minister, dat het niet verant woord zou zijn voor de garnalenvis- sers een visserijschool in te richten. Het gebouw in Vlissingen is name lijk al aangewezen, een oproep voor een directeur geplaatst. Is hier spra ke van een gebrekkige coördinatie tussen diverse instanties? Minister Cals heeft subsidie voor de school uitgetrokken... Vervolgens wilde de heer Schorer weten of de regering al uitvoering had gegeven aan de Tweede Kamer motie over de instelling van een ont wikkelingsfonds voor het Deltage bied. Ook stipte hij de belangen van de natuurbescherming aan, om ver volgens nader in te gaan op z.g. „oesterproef". „Hier is een rustige, duidelijke en vaste lijn nodig. Wij moeten ons niet in verwarring laten bren gen door de zogenaamde commis sie van dertien. De betrokkenen hebben aanvankelijk uitsluitend hun heil gezocht in het bepleiten van het openblijven van de Oos- terschelde, een onwerkelijk en on juist standpunt. Voorts hebben zij ten onrechte ge meend, dat de bedragen nodig voor de „oesterproef" van een eventuele schadevergoeding z ouden worden afgetrokken". Spreker drong met klem er op aan, de proeven onver zwakt voort te zetten. Duidelijk moet echter worden gemaakt, dat de proe ven geheel los moeten worden gezien van de schadevergoeding. Als laatste punt behandelde jhr. Schorer de al dan niet grondwettigheid van artikel 4 van dc Deltawet, daarbij medede lend, dat hij van mening was, dat dit gewraakte artikel niet in strijd was met de Grondwet. Sceptische oesterkwekers De V.V.D.-afgevaardigde, mr. R. H. Baron de Vos van Steenwijk, be handelde in de eerste plaats de vraag of artikel 4 van het wetsontwerp al dan niet in strijd met de Grond wet was. Hij meende, dat zulks niet het geval was. Daarna wees hij er op, dat wel eens te veel wordt ge steld, dat het Deltaplan alleen Zee land zou aangaan. Dat nu echter is geenszins het geval. Mede daarom vroeg hij uitvoerige inlichtingen over de plannen met betrekking tot de Lauwer szee. Uitvoerig hield de heer De Vos van Steenwijk zich daarna met de oesters bezig, daarbij er op wij zend, dat de belanghebbenden sceptisch zijn gestemd ten aan zien van de oestërproc' in het Veerse Gat. Hoe denkt de visserij- nspectie over deze pi<>. ,;n wat leert het laboratoriumonderzoek? Wel wilde de heer De Vos de me dedeling van de ministertafel ho ren, dat de kosten van de oester proef die niet gering zullen zijn niet in mindering zullen worden gebracht ten aanzien van de schadevergoeding. i'enslotte betoogde dit Kamerlid, dat Nederland tegenover België zich vrij heid van handelen inzake het Delta plan moet voorbehouden. Hij hoopte echter, dat de verschilpunten in Be- neluxgeest kunnen worden opgelost.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 7