GEEN DIERDER PLEK VOOR ONS OP AARD
Waar zijn de paarden zo fors
en bloeit de bogerd zo rijk?
NUCHTER LAND, MAAR MET TERE LIJNEN
Zeeland: de band die ons bindt
D'!
W
12
VOOR DEZE EN DE VOLGENDE PAGINA
hebben wij de medewerking gekregen van
negen bekende figuren, negen mannen, die
echter in hun beschouwing geen of vrijwel
geen aandacht hebben besteed aan onze
jubilerende krant. Wij hebben hun namelijk
gevraagd om te schrijven over het gewest,
waarin wij leven en werken.- „Wat gaf Zee
land U, wat geeft Zeeland U.Teneinde
hef antwoord op deze vraag zo objectief
mogelijk te houden, teneinde ook zoveel
als maar mogelijk was distantie van hef
onderwerp te krijgen, hebben wij de schrij
vers volgens een bepaalde methode geko
zen, namelijk: geboren Zeeuwen, doch uit
Zeeland weggetrokken, voorts niet-Zeeu-
wen, die in dit gewest hebben gewoond en
gewerkt, en tenslotte niet-Zeeuwen, die
hier thans wonen en werken.
In de eerste categorie hebben meege
werkt prof. dr. E. de Vries, Den Haag, ge
boren in Grijpskerke, prof. dr. G. J. Re-
nier, Londen, geboren in Vlissingen, en
Eduard Flipse, Rotterdam, geboren in Wis-
senkerke. De tweede categorie wordt ge
vormd door prof. dr. P. J. Bouman, hoog
leraar in Groningen, gedurende vele jaren
leraar aan de-R.H.B.S. fe Middelburg, dr.
P. H. Ritter jr., letterkundige te Utrecht,
enige -jaren afdelingschef ter provinciale
griffie te Middelburg, en de heer J. M. van
Bommel van Vloten, president-curator van
de Landbouwhogeschool te Wageningen,
oud-lid van Ged. Staten van Zeeland. In
de derde categorie tenslotte ontvingen wij
bijdragen van de heer B. A. Hesselink, di
recteur van de N.V. Vifrite te Middelburg
en ds. A. W. M. Odé, Ned. herv. predi
kant te Goes. Deze bijdragen, die hoe
kan het anders voor een deel bio
grafische notities zijn, bewijzen dat Zee
land een gewest is, dat wordt bemind, een
gewest ook waarin men gelooft. Wij zijn
verheugd in dit jubileumnummer deze
„Zeeuwse belijdenissen" te mogen opne
men. Immers, ook voor de P.Z.C. gelden de
woorden uit het „Zeeuws Volkslied": Géén
dierder plek voor ons op aard, géén oord
ter wereld meer ons waard.
Gedurende de Eerste Wereldoorlog hebben gemobiliseerde Amsterdam
mers ergens op een bord langs de spoorweg de goede raad geschil-
derd: !'^a naar het vette Zuid-Beveland". Het waren jaren met dis
tributiemoeilijkheden en als h.b.s.-er heb ik de voedselvoorziening, ten
minste van ons grote gezin, wel geholpen met dé zware klei te spitten en
te bezaaien. De uitkomst loonde de moeite wel! Zo is Zeeland, het geeft
met gulle hand als men er de moeite voor over heeft. Want men moet de
weelde zoeken, van eiland tot eiland, van dorp tot dorp en welhaast van
polder tot polder. Wat een verscheidenheid in klein bestek, byna minia
tuur. Walcheren spande in die intimiteit wel de kroon, tot het door de
vijand en natuurgeweld werd uitgehold. Maar ook de zak van Zuid-Beve
land had een eigen bekoring door dyken, met vierdubbele ryen olmen
en diepe wellen in de bochten, tekenen van strjjd tegen de zee, diepe won
den en overwinningen. Ik kan de Canada en de steile Italiaanse populieren
van vandaag toch maar als indringers beschouwen, nuttig maar vreemd.
Evenals de nieuwe industrieën en de rechte autowegen. Niet de „Schelde"
want de hoge kranen die je over het Sloe ziet, horen by Zeeland zoals het
met de zee vecht en aan de zee verdient.
Maar de Zeeuwse sfeer is gebleven.
De mooie klederdrachten worden
helaas hoe langer hoe zeldzamer.
Maar.de gulle gastvrijheid is niet
verminderd. Het verkeer is veel
intensiever geworden, maar de
eigen aard der eilanden, stadjes
en dorpen werd niet aangetast. De
Zeeuwen bleven Zeeuw en als er
een na lange jaren terugkomt,
wordt hij weer in de familiariteit
opgenomen.
En gaat dat nu alles verloren door
het Delta-plan Ik kan het niet
geloven. Er zullen nieuwe eco
nomische mogelijkheden komen, en de
afsluiting van de eilanden wordt op-
Maar is dat wel zo? De nieuwe
polders hadden altijd rechte wegen
en grote hofsteden kom dan maar
in Zeeuwsch-Vlaanderen of de Wil-
helminapolder kijken. En dat is toch
ook helemaal echt Zeeuws.
Zeeuwse weelde U kunt haar
vinden op het land en boven de zee.
Waar in ons land ontwikkelen zich
de mooiweerswolken in de lente en de
onweerswolken in de zomer zó als
boven de Zeeuwse stromen Waar ter
wereld zijn de paarden zo fors en
bloeit de bongerd zo rijk
De intimiteit van de polder en de
vergane glorie van Veere en Zierik-
zee horen bij Zeeland, maar ook het
verlangen naar de wijde verte. Als je
dat wilt beleven, moet je de dijk op
naar een van de Scheldes, of nog lie
ver de schorren opwandelen. Daar zie
je soms scherp en helder de torens
en de molens aan de overkant, soms
ook grenzen schor en water, lucht en
wolken grijs en weemoedig aan elk
aar. Dan gaan de gedachten van de
Zeeuw ver over het water naar ande
re vreemde landen (en dat zou ook
Rotterdam kunnen zijn
En ver weg gingen ze. Van oudsher
is de Zeeuw een even goede zee
man als landman, we laten niet
voor niets zelfs leeuwen zwemmen
of waden. De Zeeuw reist veel en
graag. Overal ter wereld kom je de
Zeeuwen tegen, in alle beroepen en
bedrijven. En altijd is Zeeland de
band, die bindt. Altijd heeft de Zeeuw
zijn karakteristieke eigenschappen
behouden, die zijn aanpassing helpen.
Komt dat niet door de typische
Zeeuwse samenleving? Volgens de
statistieken van de heren in Den
Haag is het gemiddeld inkomen er
niet zo hoog. Maar armoede, bittere
armoede komt ternauwernood voor.
De Zcouwso ervaring is mo -pak te
pas gekomen, ver overzee, omdat so
ciale vrede i eendraoh' m." hikke-
lijkheid en eenvoud veel beperkingen,
die ons door natuur en ligging worden
opgelegd, doen overwinnen. Want de
Zeeuw probeert felle strijd tussen
mensen te voorkomen waar het kan,
met behoud van eigen en anderer
recht zichzelf te zijn. eigen overtui
ging' te hoipven en uit te dragen.
Maar pas op, als ge de vrijheid der
Zeeuwen na tast dan zijn zij niet
gemakkrhjk en inschikkelijk.
Al vliegt een Zeeuw ook uit, hij
wil toch graag thuis kunnen ko
men. De sfeer in de treinen van
Frans den Ho'lander wordt altijd
anders, al wat huiselijker na het
vertrek uit Borgen op Zoom.
Vroeger kon je de raampjes open
zetten en de weplde van de zilte
Zeeuwse lucht insnuiven. Dat is
nu moeilijker.
PROF. DR. E. DE VRIES
geheven door dammen en bruggen.
Niemand zal het betreuren dat de ver
bindingen worden verbeterd. Maar de
weelde van Zeeland in zijn mensen,
zijn grond, zijn landschappen, zal blij
ven. En als de Zeeuwen eensgezind
zijn, gaan ze samen een nieuwe grote
toekomst tegemoet.
E. DE VRIES.
AT IK AAN
ZEELAND te
danken heb
De wil om vol te houden
totdat bereikt is wat be
reikt moet worden! In
mijn jeugd immers moes
ten we op een dorp zelf
aan de slag als we aan
ontspanning en kunst
wilden doen. Pianoles ne
men bij Otto Lies in
Goes betekende dat je
soms uren moest lopen
op de bemodderde wegen
van Noord-Beveland en
dat je soms door- en
doornat in Goes aan
kwam. Even kleren dro
gen in de keuken van
Lies en dan les nemen.
Later in de eerste jaren
van de mobilisatie, toen
ik bij Verweij studeerde,
kwam dat er op n,eer, dat
je om twee uur 's nachts
op moest staan, met een
roeibootje werd overge
zet, zodat je nog juist de
eerste trein van vijven
uit Goes kon nemen. De
Matthaus-Passion.
Op de fiets naar Middel
burg om het werk door
Cleuver te horen dirige
ren. Wij moesten eenvou
dig de muziek zelf op
zoeken omdat niet zoals
tegenwoordig de muziek
bij de jeugd werd ge
bracht".
antwoord geeft
Eduard Flipse, de
onverzettelijke or
kestleider uit Roterdam.
Hij werd in Wissenkerke
geboren, waar zijn vader
kleermaker en dirigent
van Apollo" was. Een
al even onverzettelijk
man als later zijn zoon
zou worden, een man ook
die zich niet stoorde aan
in zijn dorp heersende
opvattingen. Zo gaat de
vroegste herinnering van
Eduard Flipse terug tot
op het moment, waarop
bet harmonium thuis
kwam, dat vader Flipse
had besteld omdat hij
muziek wilde maken.
Maar het dorp vond het
maar zo-zo: een kleer
maker die op „een urgel
ging spelen", dat was
aiet in orde. Aan zulke
zaken evenwel stoorde de
oude heer Flipse zich
niet.
De verhalen van de Rot
terdamse dirigent over
zijn loopbaan zijn door
spekt met verhalen over
Zeeland, jeugdherinne
ringen, latere ontmoetin
gen met Zeeuwen enz.
Voor hem heeft Zeeland
heel veel betekend, ook
EDUARD FLIPSE
al komt hij nu niet veel
meer in zijn geboortege
west. Maar hoewel er
sinds zijn jeugd veel ver
anderd is, is het voor
hem nog altijd een ge
noegen Zeeland te bezoe
ken. Vorig jaar kwam
hij er met de dirigent
Henri Tomasi, liet hem
de provincie zien en
onmiddellijk werd de
Franse collega verliefd
op het gewest. Hij be
sprak veertien dagen
pension in Veere en ge
noot meer dan ooit op
'n vakantie. „Geen won
der", zegt Flipse, „Zee
land heeft mij ook veel
In het tiende deel van dat merk
waardig werk „De Tegenwoordige
Staat der Vereenigde Nederlanden",
dat 200 jaar geleden bij de Amster
damse uitgever Tirion aan 't verschij
nen was, staat een „Nieuwe Grond-
tekening der Stad Vlissingen, opgeno
men in den Jare 1750". Op dat Vlis
singen, met zijn ongedempte kaden
en singels, leek het Vlissingen waarin
ik in 1892 ben geboren méér, dan op
het Vlissingen van heden. Bondgenoot
en vijand, en meer nog de Maatschap
pij De Schelde, hebben voor het ver
snelde tempo van verandering ge
zorgd. In 1946 moesten mijn vader
ook in Vlissingen geboren en ik er
de weg vragen! Neen, niet in de plat
geschoten buurt bij de Grote Markt,
maar aan 't eind van wat wij beiden
„Achterom de Nieuwe Weg" noem
den. Ik beweer niet dat alles in Vlis
singen nu niet beter is, maar het is er
wel anders geworden.
Door 't raam van het ouderhuis aan de
Westzijde van wat nu het Bellamypark
heet, aan de Bierkade dus, heb ik voor het
eerst met de buitenwereld kennis gemaakt.
Nooit vertoonde zich die buitenwereld,
waar het kleine kind vanuit de armen van
moeder of van de dienstbode naar keek,
twee achtereenvolgende keren in dezelfde
gedaante. Want twee keer per etmaal
stroomde het Noordzeewater mijn Bierkaai
binnen, en dan lagen er de driemasters,
schoeners en kotters drijvend aan de tros;
maar daar tussendoor was de kaai weer
leeggelopen en stonden er mannen met ho
ge laarzen aan de In het slijk op hun kant
liggende schepen te werken. Toen reeds, en
daarvan ben ik heilig overtuigd, is het be
sef bij me opgekomen dat onze wereld er
een Is van eenheid in tegenstrijdigheden,
een wereld van veranderlijke aspecten, met
toch een vaste bodem van onwegdenkbare
werkelijkheid. Ach, dat klinkt wellicht
geweldig geleerd en aanstellerig. Ik bedoel
niet meer dan dit: mijn hele levensopvat
ting, een ondogmatisch realisme dat niet
bang is om zichzelf bij gelegenheid tegen
te spreken in één kort woord, mijn nuch
terheid, is gewoon Zeeuws, net als die van
Jacob Cats.
Want wat, na de invloed van de gezins-
kring, hetgene is dat ons maakt wat we
zijn, is het landschap. Een levenslange stu
die van volkseigen, zoals dat zich open
baart in internationale betrekkingen zowel
als in de levenshouding van de enkelingen
die een nationale gemeenschap uitmaken,
heeft me overtuigd dat de in de kinderja
ren aanschouwde buitenwereld hoofdfac
tor nummer een is. Vaderlandsliefde, dat is
het aanvaarden van onszelf zoals we nu
eenmaal zijn, komt meer nog uit de bodem
dan uit de samenleving waarin we ge-
J
V
PROJ. DR. G. J. RENIER
plaatst zijn. Voor mij is en blijft het aan
zicht van Zeeland zoals ik dat, toen het
wassen der jaren mij meer bewegingsmo
gelijkheden ging verschaffen, heb mogen
aanschouwen met het land dat overal
het water ontmoet, met de tedere, nooit
overdreven uitgesproken lijnen het cri
terium, de enig zekere maatstaf, van alle
natuurschoon. De enige zekerheid, trou
wens, in het leven van iemand, die een van
zovele dingen losstaand toeschouwer is ge
worden, of, beter misschien, gebleven.
Gezinsleven, het landschap, en onmiddel
lijk daarna, de school. Daar wordt het
kind lid van de gemeenschap, daar
leert 't zich maatschappelijk aan te passen,
daar krijgt het zijn aandeel van de ge
meenschappelijke culturele erfenis. Ik heb
het getroffen, met mijn school. In 1898
ging ik naar school F, de openbare school
van de heer Freyllng. „O, jij gaat naar de
school op het kerkhof, zeiden oudere men
sen, die zich nog herinnerden hoe de school
bij de Tonnenbrug gebouwd was op een
grond vol geraamten en doodshoofden. De
Wagenstraat en de hele school zijn uu ver
dwenen. Ook daar heerst de Maatschappij
De Schelde, en de vergankelijkheid aller
dingen. „Panta rhei", alles verloopt.. Ik heb
het mijn Engelse studenten zo vaak voor
gehouden dat ze me weieens mr. Panta
Rhei hebben genoemd.
Ik heb het onderwijsstelsel van een aantal
landen leren kennen. Nooit heb Ik op het
gebied van lager onderwijs iets beters ge
vonden dan mijn school F. Ik heb collega's,
opvoedkundigen, verteld hoe ik daar heb le
ren lezen, hoe mij daar de geschiedenis
werd onderwezen. Ze stonden verbluft..
„Dat kunnen we, nu, niet beter" hebben me
Britten, Fransen en Amerikanen verze
kerd. Op die school, in de vierde klas, zon
der dat we ook maar beseften dat het „een
vak" was, leerde juffrouw Ketting, na
haar boeiend wekelijks verhaal over de lot
gevallen van onze voorouders, ons spelen
derwijs onze jaartallen. „Laten we die op
schrijven en van buiten leren, jongens en
meisjes, want dan onthouden we het alles
zo veel gemakkelijker". Toen heb ik de ge
schiedenis leren liefhebben, toen heb ik,
eigenlijk, hoewel onbewust, mijn vak geko
zen. Op die school heb ik meer geleerd en
onthouden dan op het gymnasium en op
twee universiteiten. En dan de aardrijks
kunde: we hebben het schoollokaal gete
kend, toen de stad, toen het eiland, de pro
vincie en eindelijk: ons land. Ach, dat was
zo'n mooie kaart. Zo'n mooie kaart! Nu is
het veel beter, met de Afsluitdijk. Maar op
de kaart toch minder leuk. Mag ik dat
zeggen, of is dat nu ook het reactionaire
dat zich van ieder op leeftijd komend mens
meester maakt?
ZeeuWs op straat, Nederlands op school en
thuis, ook daar verscheen weer dat bezit:
Nederlandse eenheid met provinciale ver
scheidenheid, dat ons allen zo rijk maakt.
Het is mijn voorrecht geweest om dat toen
in Zeeland zo gemakkelijk verworven na
tionaal bezit hier in Engeland veertig jaar
lang als schrijver, en tevens gedurende het
laatste kwart-eeuw als docent en later als
hoogleraar in een belangrijke universiteit
aan anderen mede te delen. Dat ik Den
Haag en Amsterdam als Zeeuw ook van
buiten kon bekijken, en niet helemaal kri
tiekloos, heb ik alweer aan mijn Zeeuw
zijn te danken. Blind propagandist ben Ik
als docent nooit geweest, en juist dat heeft
me in mijn werk geweldig geholpen.
Ook na de vormende kinderjaren is Zee
land zoveel voor me blijven beteke
nen. In een bewogen bestaan, vol wis
selvalligheden, is mijn provincie steeds de
norm gebleven. Als scheppend werk of aca
demische strijden want rustig is het
academisch leven allerminst me hadden
uitgeput, kon ik weer eens rustig in het
landschap der werkelijkheid bij de nuchtere
lieden tot mezelf komen. Dan kon ik weer
eens, zoals ik als jonge man gedaan had, op
de Westerschelde gaan zeilen, of op een
kanaal roeien. Dan was ik weer gewoon
„de zoon van de commissaris, die in Enge
land is gaan wonen", en dan vroeg me nie
mand: „Vindt U nu echt dat de Engelsen
niet menselijk zijn?" Want van mijn veel
omstreden publicaties, van mijn ondeugen
de strijd tegen de zelfvoldane wereld der
Engelse historici wist daar niemand. Dan
was ik weer een gewone Zeeuwse jongen.
Soms denk ik wel, dat dat nog de grootste
Is onder de rijke gaven die ik van mijn
provinciegenoten heb gekregen.
G. J.. Renier
Biecht van minnaar
der schoonheid
Mijn wonen te Middelburg ligt
in de tijd van de eerste we
reldoorlog. Ik was er hoofd
ambtenaar van de Provincie en
een man in de vroege jaren dertig
van zijn leven. Alles heeft in die
periode samengespannen om mij
ontvankelijk te maken voor let
terkundige bezieling. Mijn betrek
king was interessant, maar aller
minst zenuwslopend. Ilc herinner
mij dat ik model-verordeningen
moest opstellen ten behoeve van
de menigvuldige kleine Walcherse
gemeenten en dat er een komen
en gaan was op de griffie van
de toenmalige bóeren-burgemees
ters, die om raadgevingen verle
gen waren van het gewestelijk be
stuur. Maar ik beschikte, hetgeen
na mijn overgang in de journalis
tiek niet meer is voorgekomen,
over enige vrije tijd. Die gebruik
te ik om mijn verliefdheid uit te
vieren op het Walcherse land
schap. Want ik werd in mijn Mid
delburgse tijd bevangen door een
hartstocht voor Zeeland op de wij
ze zoals men een vrouw lief
krijgt. Stel U voor: een jonge
man, die in de jaren waarin voor
de meesten het leven ontstuimig
en gespannen is, plotseling ge
raakt wordt door een verbazing
wekkende inkeer en, rust! Dit doet
de levensdrift naar binnen slaan.
Dit doet de lyricus geboren wor
den. Ik heb, na het ontstaan van
mijn „Zeeuwse Mijmeringen"die
grotendeels te Middelburg zijn
geschreven, nimmer iets gescha
pen van lyrische waarde, hetgeen
door gezaghebbende critici is vast
gesteld. Mijn „indrinken" van
Zeeland is een ziels gebeurtenis,
die maar éénmaal in mijn leven
heeft plaatsgehad. Toen de perio
de icas vergaan, is zij nooit meer
teruggekeerd.
Zo leeft Zeeland in mijn herin
nering als een droom en dit
is opmerkelijk, omdat de
Zeeuwen tot de meest nuchtere en
meest zakelijke mensen behoren
van de wereld. Kwam de beleving
dan alleen door het landschap,
door de hemelen en de wateren,
die in elkaar vervloeien, door de
kleurige kleine dorpen om hun
brinken f De Zeeuw in al zijn
nuchterheid en werkèlijkszin, zijn
plompe eenvoud dikwijls, werkt er
toe mee om de diepe stilte te be
klemtonen, die de bekoring vormt
van het land. Er is nog ruimte om
deze mensen en de haast heeft ze
niet in haar greep. Ik heb in Zee
land den mens als iets anders ge
zien dan een louter maatschappe
lijke functie; iedereen dien ik ont
moette was iemand een persoon
lijkheid of ten minste een type. In
de luisterrijke, lege stad Middel
burg kwam het type tot zijn recht.
9 9 9
Dit is een uitheems artikel. Het
is duidelijk dat het geschreven
werd door iemand die niet in Zee
land werd geboren, maar die door
Zeeland werd ontroerd. Een ras
echte Zeeuw zou nooit kunnen
dwepen met het eigen land. Dwe
pen is rechtstreeks in strijd met
zijn aard. Maar de nuchterheid en
onbevangenheid van de Zeeuiose
mensen, het feit, dat de Zeeuw
in liet algemeen zich niet van de
schoonheid van zijn land bewust
is (alleen van zijn economische
betekenis) geeft het zijn ongerep
te bekoring. Ik vrees echter, dat
juist die uitsluitend economische
gerichtheid zal leiden tot de ont
luistering van het gewest. Want
van de gevaren, waarmee het Del
ta-plan de schoonheid en eigen
heid van het land bedreigtheeft
men in Zeeland weinig weet.
9 9 9
De vraagdie de medewerkers
aan deze enquête hebben te
beantiooorden is: Wat is Zee
land voor U geweest f Ik zou zeg
gen'. Alles. Voor mijn zielsleven
en voor mijn letterkundige ont
wikkeling. Maar geeft er acht op,
dat mijn repliek eenzijdig is. Zij
geeft de biecht van den minnaar
der schoonheid.
P. H. RITTER JR.
DR. P. H. RITTER JR.