Ballograf Pnzzel-rnbriek PILOOT STORM ontvoerd in de stratosfeer iPUROL 1„ OnU< $r Het rijke mannetje DE AVONTUREN VAN FLIP EN FLOP ZATERDAG 20 APRIL 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT. 15 Deze week geen nieuwe opgave, waarde puzzelaars. Waarom niet, zult U vragen. Wel, omdat we er eindelijk mee stoppen. Eigenlijk zijn we al te lang doorgegaan, maar alle puzzelaars waren zó enthousiast, dat we er nog maar een maandje aan vast geplakt hebben! Over de hoofdprijs van 60 viel niet te twisten. Deze werd met één punt voorsprong gewonnen door de heer M. GOOSSEN, Londense kaai 25 te Middelburg, die we met deze behaalde prijs van harte feliciteren. De tweede en derde prijs was echter iets moeilijker, daar er meerdere puzzelaars een zelfde aantal punten hadden. Het gevolg hiervan was, dat we er maar om geloot hebben. Als tweede prijswinnaar kwam op deze manier uit de bus de heer C. van Weele Leliestraat 83 te Goes, die 25 in de wacht kan slepen. De derde prijswin- naar werd mevrouw SI. CorréVerplanke, Ravelijn 19 te Sas van Gent met 10. De wekelijkse prijswinnaars werden voor de laatste keer in dit seizoen: De heer J. van Hanegem, van Zuijen- straat 4 te Breskens 5; de heer K. A. Walraven, Fr. Kerkstraat 13a te Voorburg 2,50; de heer J. J. Land man, Ring 8 te Kerkwerve 2,50; mej. M. Janse, Schoolstraat 6 te Hansweert 2,50 en mevrouw R. DreverVan Hekke, Lange Straat 1 te Schore 2,50. aa iijiiH manan i ariaiaaaia aaaaaain osa HEI n MM Riiaa 'ni-jasi raina jasiaia ITIf-irlM M M 13 MMf-lid -HHH H0HGI0 a a na aaaa ansa aa a Qaaaai naar- E3H031 a ei ca nann gams mug ranrara hsh HÏJ a na man nnaraBHn aaEPtaaRj Sa aaana 000 EI- jaawiagmggaEiae Verder wensen wij al onze puzzelaars een fijne, warme zomer en we spre ken elkaar in oktober wel weer nader De oplossing van de laatste puzzel was: (Advertentie) 1 verdwijnen met Shor Nun's verzeke- dat de Horzel weer ge heel hersteld zou worden, keerde, deed Arend opnieuw de vraag stellen, die hij reeds zovele malen gesteld had. Namelijk, waaróm hij het onverwachte en ongevraag de genoegen smaakte van een heelalreis naar een an dere planeet. Maar de man van Valeron schudde slechts het hoofd en zei: „Op het hoofdkwartier zul je alles horen wat je weten wilt". Toen de twee mannen even later weer door het nood- luik naar buiten stapten, werden zij verrast door de aanblik van tientallen ko lossale ruimteschepen, die ogenschijnlijk beweging loos rondom de Polaris la gen. Het vlaggeschip had de vloot weer ingehaald. Voor Piloot Storm, die deze fantastische strijdmacht voor het eerst aanschouwde, was het een gewaarwor ding om nimmer te vergeten. Als een school zilverglanzende reuzevlssen zweefden de he- melschepen geluidloos, doch met een snelheid van duizenden kilometers op hun aoel af. spifc ls .V -snL^ m J - Aï™Jr ,5 i, mm der motoren verminderd, want vóór hen uit zag Arend de planeet Valeron steeds groter omvang aanne men. Naarmate ze dichterbij kwamen, werd het onze piloot duidelijk, dat Valeron de planeet was, die men „thuis" de naam van de Griekse godin Venus gegeven had. Hij bevond zich nu weer in de commandokoepel van de Polaris en vroeg admiraal Vuldun, hoe deze door het per manente wolkendek, dat de planeet omringde, ooit zijn basis kon terugvinden. „Radio-peiling, beste kerel. Doodgewone radar", antwoordde de roodharige reus. 27 april Vlissingen Terneuzen Hansweert Zierikzee Wemeldinge 28 april HOOG EN LAAG WATER -f nap 7.36 1.52 6.53 1.83 8.25 1.84 8.33 1.27 8.59 1.45 -f nap 20.04 1.34 19.21 1.60 20.48 1.66 20.58 —.97 21.29 1.14 nap 1.22 1.80 —.50 2.03 2.13 2.10 2.14 1.52 2.16 1.71 nap 13.53 1.45 13.09 1.72 14.42 1.75 14.49 1.31 14.50 1.47 4- nap *4- nap nap nap Vlissingen 8.55 1.47 21.27 1.39 2.34 1.72 15.17 1.40 Terneuzen 9.20 1.65 21.54 1.57 2.55 1 89 15.37 1.57 Hansweert 9.38 1.79 22.09 1.70 3.22 2.02 16.03 1.70 Zierikzee 9.45 1.21 22.18 —.95 3 22 1.48 16.— 1.44 Wemeldinge 10.12 1.37 22.49 1.11 3.25 1.67 16.12 1.44 KERKNIEUWS Bevestiging en intrede ds. H. Schut Ds. H. Schut, voorheen missionair predikant van de Gereformeerde Kerk van Middelburg en thans wo nende te Hilversum, zal donderdag 5 juni a.s., na vooraf te zijn beves tigd door zijn voorganger, ds. E. J. Wassink, die op 18 mei a.s. naar Zwolle zal vertrekken, zijn intree doen als evangelisatie-predikant van de Gereformeerde Kerk van Bussum De bevestiging en de intree vinden beide plaats in één en dezelfde dienst. Ds. M. Enker stelt zich weer beroepbaar DS. M. Enker, secretaris van de In ternational Hebrew Christian Allian ce, wonende te Ramat Gan In Israël, tevoren Ned. hervormd predikant te 't Zandt (Middelburg), is door het mo- deramen van de Generale Synode van de Ned. Herv. Kerk toestemming ver leend zich wederom beroepbaar te stellen als predikant in de Ned. Her vormde Kerk. NED. HERVORMDE KERK Beroepen te Wisenkerke W. Koole te Uitwijk. Aangenomen naar Lemer- veld H. H. van der Neut vic. te Eefde. Advertentie is", dacht de prins en hij stapte mee de winkels in waar het mannetje nootjes kocht, viooltjes zaad en een zakje zuur tjes met een heleboel kleurtjes. Toen het rijke mannetje zijn mandie vol had, liep hij nog altijd zi nog altijd met Er was eens een heel rijk mannetje. Hoe hij zo rijk kwam en waar hij al zijn schatten bewaarde, wist niemand, maar eens in de maand kwam hij naar de stad en zong, terwijl hij vrolijk door de straten liep: „Ik ben rijk, ik ben lekker heel rijk". „Jaja...", hoofdschudden de mensen die niet zoveel geld hadden, „hij kan makkelijk zingen, hij is rijk. Als wij zoveel schatten hadden, zouden we ook wel zingen". En omdat ze die schatten niet hadden, zongen ze niet en keken ontevreden. Ze Werkten heel hard, niet omdat ze werken fijn vonden, maar om net zo rijk te worden als het rijke mannetje. En 's avonds als ze doodmoe waren van al dat gewerk, gingen ze niet gezellig spelletjes doen, of lezen óf een liedje zingen, o nee. Dan praatten ze over het rijke mannetje en wat of zij wel zouden doen als ze zo rijk waren als hij. In hun dromen praatten ze hardop en ze zongen het liedje van het rijke mannetje na: „Ik ben rijk, ik ben lekker heel rijk". Maar als ze dan wakker werden en merkten dat ze niet rijk waren, ston den hun gezichten nog lelijker, dan voor ze sla pen gingen. Niet alleen de mensen, maar ook de koning was jaloers op het rijke man netje. Ook hij droomde van hem en hij wilde dat zijn dochter zou trouwen met een man die net zo rijk was als het rijke mannetje. De prinsen die aan de poort kwamen werden allemaal wegge stuurd. „Zorg eerst maar dat je zo rijk wordt als het rijke mannetje", riep de koning ze van zijn balkon af toe. Nou, dan haalden de prinsen hun schouders op. Zo rijk worden dat je er zélf over liep te zin gen, dat haalde niemand, dachten ze en één voor één trokken de prinsen terug naar hun land. Op een mooie dag in het voorjaar kwam er weer eens eert prins. Hij kwam van heel ver en liad nog nooit van het rijke man netje gehoord. Wel van de prinses die heel lief moést zijn. Hij stapte af voor de poort van het pa leis. maakte een diept buiging en een vorstelij ke zwaai met zijn hoed en wachtte af tot iemand hem binnen zou laten. Maar er gebeurde niets. Alleen riep een knorrige stem op 't balkon: „Zorg eerst maar dat Je zo rijk wordt als het rijke man netje. Dan kun je terug komen". De prins begreep het niet en blééf staan. „Waar wacht U nog op?", vroeg een soldaat, die bij de poort op wacht stond. „Ik wacht tot ik word opengedaan", zei de prins. „Maar hoogheid, hebt U het dan niet gehoord. Al leen als U zo rijk bent als het rijke mannetje krijgt U de koning en de prinses te spreken". „Maar wie is het rijke mannetje?", vroeg de •rins verbaasd. )e soldaat was nog ver baasder. „Weet U niet wie het rijke mannetje Is?", vroeg hij, „ja, het rijke mannetje ls... is...". Hij wist niet hoe hij het zeggen moest. „Is hij rijk?", vroeg de prins daarom maar. „Ge weldig rijk", zei de sol daat. „Hoe rijk is hij dan?" „Dat weet ik niet, hoog heid". „Maar hoe weet je dan dat hij geweldig rijk is, soldaat Héb je zijn goud en zilver gezien Zijn kisten met juwe len?" „Neen, hoogheid", zei de soldaat. De prins werd ongeduldig. „Hoe rijk is dat rijke mannetje, sol daat?" De soldaat wist het op eens. „Zo rijk, dat hij er zelf over zingt, hoog heid". Ja, daar stond dé rins wel even van te kij- :en. „Zeg me waar dat mannetje ls, soldaat. Ik moet hem spreken". „Nou", zei de soldaat ,.dat zal moeilijk gaan. hoogheid. Hij komt maar eens per maand in de stad en alleen als het re gent. Vandaag komt ie zeker niet". „Dan wacht ik", zei de prins en hij ging op een bankje zitten voor de pa leispoort. De koning, de koningin en de prinses en natuurlijk alle hofdames en lakeien kwamen van ijd zingend en met de prins achter zich aan, de stad uit. „Hé", dacht de prins, „als ik zo rijk was als nil, zou ik me toch laten rijden". Maar niks hoor, met een flinke pas liep het rijke mannetje langs de weg en hij zong en zong. Na een hele poos lopen dook hij oneens het bos in. Hij volgde geen paadje, zo maar krls-kras liep hij door de struiken. De prins er achteraan. Bij 'n raar laag huisje met een tijd tot tijd eens kijken of de prins er nog zat En ja, hij hield het vol, hoor. Drie dagen bleef mooi weer en drie dagen en nachten zat hij daar. Uit de stad kwamen hele drommen mensen om te kijken naar de prins, die op het oude mannetje wachttei „Dat ls nog eens een prins", zeiden ze, „die heeft geduld Die is wijs, die zou nou eigenlijk met de prinses moeten trouwen. Maar ja, hij is hiet zo rijk als het oude mannetje en dat verandert de zaak". De vierde dag was de lucht grijs en tegen de middag begon het te re genen. De prins stond van Zijn bankje op en g op zoek naar het e mannetje. En jawel hoor, hij liep nog maar nét in de hoofdstraat of daar hoorde hij zingen „Ik bén rijk, ik ben lek ker heel rijk..." De prins, die drie dagen en nachten de tijd had gehad om na te denken wat hij het mannetje vragen zou, ging iliet meteen op de stem af. Nee, hij liep achter hei rijke mannetje aan. Zo te zien was 't helemaal niet zo'n rijk mannetje. Hij je, ook In de regen, en droeg een strooien hoed- hij had een mandje met boodschappen aan zijn arm. „Maar ja, dat doet ie natuurlijk om niet te laten zien hoe rijk ie wel dak van takken en riet stond het mannetje stil. „Aha", dacht de prins, „daar bewaart hij na tuurlijk zijn schatten". Hij sloop om het huisje heen en loerde door een raampje naar binnen. En wat deed het mannetje? Hij strooide al die heer lijke nooties op de vloer van zijn nuisje en toen fit* zette hij het deurtje wijd open en floot op zijn vin gers. „Rrrfrrtsj...". Van alle kanten kwamen vo gels aangewipt. Hele maal niet schuw trippel- l)f. „Grote schilder wed- strijd!" staat er op een aanplak-bïljet in de straat. „Daar ga ik aan mee doen!" roept Flop. Bn ik ook!" zegt Flip, terwijl hij ver volgt, „Jij hebt helemaal geen kans, Flop, want je kan niet eens tekenen.,.." „We Kullen zien", antwoordt Flop zijn kleine vriend. „Nou, tot morgen dan, ik ga druk aan het schilderen, hoorzegt Flop, als hij Flip gedag zwaait bij zijn huts. Flip loopt snel Ver der. ,JIet zal me benieu wen, toat Flop er van te recht brengt", denkt hij. Daar is Flop zelf ook be nieuwd naar. Hij pakt kwasten en verf en gaat druk aan het werk. Een schildersdoek heeft hij op een ezel gezet en daar gaat hij. Grote spatters verf vliegen in 't rond, zo druk is hij aan de gang. „Hm", zegt hij steeds, als hij een forse streek heeft gezet. ,Jlmmm." Een paar dagen later is de tentoonstelling van de bekroonde werken. Flip en Flop hebben beiden 'n prijs gekregen. „Hoe is het mo gelijk", zegt Flip, „dat Jij de eerste prijs gêhaald hebt." Als ze op de tentoonstel ling komen en de schilde rijen bekijken, zien ze tot hun grote verbazing, dat de jury Flops schilderij onder ste boven heeft opgehangen. „Zo stelt het nikt voor!" roept Flop uit. ,Jh zal Maar Flip houdt hem terug. „Wat het ook voorstelt Flop, zo wind ik het veel mooier Nieuwe kinderpuzzel: Hier 'zien jullie een kruisvormig stuk land waarop vier schuurtjes, acht bomen en één put staan. Kunnen Jullie dit stuk land ln vier even grote, gelijkvormige stukken verdelen, zó dat op ieder stuk één schuur en twee bomen staan Maar de put moet vrijblijven en niet op een van de stukken staan. Doe je best! Oplossing vorige week: Globe A. Hierop zie je Europa, Afrika, Azië en Australië, dus het Oostelijk halfrond. Op de andere globes zie je slechtg fantasie-landen. den ze naar binnen en pikten de nootjes van de vloer. Het mannetje zelf zat op een krukje en at van de gekleurde zuur tjes, terwijl hij nog al tijd zong. De-prins vond het zo'n leuk gezicht dat hij hardop moest lachen. „Rrrrrtsj...", alle vogels stoven weg. Het manne tje schoot met een zuur tje, dat op weg was naar zijn mond, in de hand overeind. „Hé, wat jammer", zei hij, toen hij de prins zag, heeft mijn vcipndjea weggejaagd". „Neemt U me niet kwa lijk", zei de prins, „maar ik moest om U lacnen". „Ik ben helemaal niet om te lachen", zei het man netje, „ik ben rijk". „Juist", zei de prins, „juist, daar kwam ik voor. Ik wil graag net zo rijk worden als U, Hoe doet U dat?" i „Dat is een verstandige vraag", zei het mannetje, „kom dan maar binnen, want ik zal het je leren. Het is heel makkelijk" De prins verdween in het huisje. Drie dagen hoorde of zag niemand iets van hem. „Hij heeft het opgege ven", zeiden de koning, de koningin en de prin ses. Maar op de vierde dag werd iedereen wakker van vleugelgeklap en ge fluit van vogels, Bij het paleis hoorde je het het beste en toen iedereen verbaasd naar zijn raam holde, zagen ze iets heel vreemds. Daar stond de prins, nu zonder hoed en zonder buigingen te ma ken op hét plein voor 't paleis. En om hem heen zwermden wel duizenu vogels. Ze trippelden rond en pikten de noot jes die de prins voor ze strooide. Maar dat was hét gekste niet. De prins zong. Wat zong hij? De mensen konden het pas verstaan toen de vogels alles hadden weggepikt en in het zonlicht hun ve ren opstreken. „Ik ben rijk", zong de prins, „ik ben lekker heel rijk; ik ben zo rijk als het rijke mannetje". „Hoor je dat?", zeiden de mensen, „Hoor je dat, kind?", zei de koning. „Heerlijk, heerlijk wat ik daar hoor", zei de prinses, want ze had al zoveel naar de prins ge keken en aan hem ge dacht, dat ze al erg veel van hem hield. En niet alleen omdat hij zo rijk was als het rijke manne tje, lachte ze nu. O nee. „Maar waar zijn dan uw schatten?", Vroeg de ko ning. De prins wees op de vogels. „Hier", zei hij, „en als U meegaat naar Het bos, zal Ik U alle bloemen la ten zien. Alle vogels en alle bomen Van het bos zijn mijn Vrienden; ik ben net zo rijk als hei rijke mannetje". De koning wilde al boos worden maar hij kreeg geen kans. De vogels dia klaar waren met poetsen, begonnen hun morgenlied en om de hoek kwam het rijke mannetje met een mand vol bloemen op zijn hoofd. En dat was zo'n mooi gezicht, dat je er helemaal vrolijk van werd. Nee, niet alleen vrolijk, rijk voelde je je. En toen begrepen de mensen en de koning 't. Terwij] de prins de prin ses omhelsde, zongen ze hun nieuwe volkslied, 't Rijke mannetje sloeg de maat ..Wij zijn rijk, wij zijn lekker rijk. Wij zijn rijk, rijk, rijk!" Dat zon gen ze. TARZAN Elke mórgen, kwart voor negen, kom ik op 't trottoir Bartje uit de Kerkstraat tegen. Hij loopt hier, ik daar. Nu eens langzaam, dan eens hard, loopt hij langs me hoen. Ik zeg: „goeiemorgen Bart". „Dag", roept hij alleen. Maar vanmorgen bleef hij staan: „Weet je wie ik ben?" „Nou zeg, dacht je heus dat ik Bartje niet meer kén?" ..Bartje, nee, dat ben ik niet. Bartje is niet dik. Weet je wie je voor je ziet? Tarzan, dat ben ik. Ik til alles: tafels, stoelen, 'k Ben de sterkste man! Hier, moet je mijn spierbal voelen! En waarvan, vraag je, waarvan? Hoe eri wat, waardoor Het geheim zit in een pan, in een steelpan met een oor. 't Is iets waar ik niet van houd, toch at ik een bord, omdat je van havermout sterk als Tarzan wordt". En daar ging hij, sterk en dik 'k Zag nog net zijn rug. „Morgen Tarzan", groette ik. „Dag", riep Tarzan terug. Mies Bouhuys

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 11