Een verdienstelijke roman van
de Vlaming Bert van Aerschot
Anderhalve eeuw Rijksmuseum
HET PUBLIEK EN HET MUSEUM
„DE LIFT
Rotterdams Filharmonisch
Orkest veertig jaar
K
ZATERDAG 5 APRIL 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT.
Een tamelijk gekruidboek
op een behoorlijk peil
Liefhebbers van een tamelijk gekruid en toch op behoorlijk
peil staand, hier en daar zelfs uitstekend en ontroerend
boek, kunnen hun hart ophalen aan de roman „De lift" van
de Vlaamse schrijver Bert van Aerschot.. Het hele verhaal speelt
zich af op een broeierig hete, onweersachtige zaterdagmiddag,
maar het geeft, zoals altijd het geval is met boeken die zo'n kor
te spanne tijds bestrijken, talrijke terugblikken in het leven van
de hoofdpersonen, zodat die toch een zeker reliëf krijgen. Het
zijn er drie: Jany, een opvallend mooi meisje uit een café. André,
een chauffeur, en Hoger, de schatrijke eigenaar van een scheeps
werf. Tussen deze mensen bestaat onderlinge relatie: Jany is
Hogers minnares en André is een chauffeur van Hoger, maar hij
staat hem toch nader dan zomaar een gewone chauffeur.
Langs de grote weg die twee Belgi
sche steden verbindt, staat het café
van Floor en Dissy bij wie Jany is
opgegroeid. Er wordt beweerd dat zij
een vondeling is, maar algemeen
denkt men dat haar pleegouders, een
samenlevend stel, haar ware ouders
zijn. Het probleem houdt Jany sterk
bezig: is zij soms wérkelijk hun kind,
en verzonnen Floor en Dissy het von
delingenverhaaltje zelf? De enige die
haar zou kunnen inlichten is Oudje,
Dissy's moeder, die ook in het café
woont, maar die even leep als ontoe
gankelijk is en enkel gevoelig blijkt
voor geld. Het is een stokoud gewor
den vrouw van lichte zeden. Ook Jany
Letterknndige kroniek
door BANS WARREN
ls „niet moeilijk". Dissy exploiteert
haar in het café. Toch is Jany in we
zen een zuivere vrouw. Ze had en
heeft een vaste vriend, Antoine, met
wie ze vanaf haar jeugdjaren om
gaat en die ze trouw blijft hoewel hij
van een pikante jongen in een wat
gezapige kleermaker veranderd is.
En twee jaar geleden Het Hoger zijn
oog op haar vallen. De wijze waarop
hij haar de eerste maal behandelde,
had Jany, die toch werkelijk wel wist
wat er in de wereld te koop was, diep
geschokt. Maar ze was in vreemde
macht: zowel Dissy al Hoger, met
zijn geld en geschenken, dwongen
haar, en ze bleef dan ook zijn lief,
ondanks het vreselijke begin. Hoe
zeer zij hem haat en Wonden wil,
blijkt echter deze zwoele zaterdag
middag.
Ze weet dat de ouder wordende
Hoger brandt van verlangen naar
een nakomeling, zijn huwelijk
bleef kinderloos. En nu zij voelt
dat zij hem deze vervulling zou
kunnen geven, heeft ze slechts één
verlangen: dit moet niet gebeuren.
Ze wil naar de stad, waar een
vriendin haar een adres gegeven
heeft. Maar ze kan die middag,
wegens een rijke klant die uitge
schud moet worden, niet wegra
ken uit het café, en dient letterlijk
te ontvluchten. Ze begint op haar
hoge hakken en enkel in haar jurk
naar de stad te lopen.
Dan rijdt een zware vrachtwagen
haar achterop, een wagen van
Hogers werf, met André als
chauffeur. Hij stopt als hij Jany ziet
en geeft haar een lift. André is een
forse knappe kerel, die na de ooorlog
zoveel kastanjes uit het vuur heeft
gehaald voor Hoger, dat deze hem
een gouden toekomst beloofde
waar overigens niets van gekomen is,
André bleef chauffeur. Privé-chauf-
feur vaak, en dan mocht hij toezien
hoe Hoger, een fuiver en vrouwenlief
hebber, met zijn rijke vrienden de
beest uithing. Zo was hij er twee jaar
geleden getuige van geweest van wat
'any overkwam. Hij vindt Jany be
geerlijk, maar boven zijn stand; het
lief van zijn baas bovendien.
Het meisje blijkt volkomen overstuur,
en het gesprek, onderweg, hort tel
kens. Hij zet haar af in de stad, en
belooft haar als hij terug gaat weer
op te halen.
Aan het opgegeven adres verneemt
Jany dat haar vrees ongegrond was:
ze is enkel overspannen en ze heeft
rust nodig. Prachtig is de reactie van
de vrouw getekend: een mengeling
van opluchting, teleurstelling, woede
en vernedering.
Ondertussen heeft men Hoger leren
kennen: een man, geïntrigeerd, in de
continuïteit der geslachten. Hij weet
en voelt zich een schakel in een lan-
;e, zich steeds vervolmakende reeks,
iie voortgezet dient te worden. Zijn
huwelijk is een mislukking, zijn ver-
tierzoeken in bekende huizen een
vlucht. We maken hem mee op zijn
kantoor en tijdens een gesprek met
een senator, waarbij veel te veel ge
dronken wordt, in een chique-louche
gelegenheid buiten de stad.
Jany en André zijn dus op de terug
weg. Er ontstaat een band tussen hen
en wanneer ze een kermis passeren,
gaan ze wat drinken en dansen. Doch
Enkele jubileumconcerten
Op 10 juni a.s. bestaat het Rotter
dams Filharmonisch Orkest veertig
jaar. Ter gelegenheid hiervan zal op
11 juni een jubileumconcert in de
Rotterdamse Schouwburg worden ge
houden. Op het programma van dit
concert, dat door radio en televisie
zal worden uitgezonden, staan wer
ken van Johan Wagenaar, Jean Mi
chel Damase, George Bizet, Noël Gal
lon en Richard Strauss.
Op 14 en 30 mei en 6 juni zullen, in
het kader van dit 40-jarig bestaan
drie concerten in de Rivièra-hal gege
ven worden. Op het tweede concert
van 30 mei zal de violist Zlno Fran-
cescatti optreden. Deze kunstenaar,
die met Heifetz, Oistrach en Menuhin
tot de grootste violisten van deze tijd
gerekend wordt zal voor het eerst na
de oorlog in Rotterdam optreden. Hij
zal het vioolconcert van Mozart in d.
k.v. 218 en het vioolconcert van Men
delssohn ten gehore brengen.
Op het eerste concert van 14 mei zal
Cor de Groot het tweede pianoconcert
van Rachmaninoff vertolking; op het
laatste concert van 6 juni zal Haydn's
Oratorium „Die Jahrcszeiten" met
medewerking van Erna Spoorenberg,
John van Resteren, Hans Wilbrink en
het Rotterdams Filharmonisch koor
worden uitgevoerd.
Subsidie Toneelgroep ..Studio"
Zoals bekend, heeft de toneelgroep
„Studio" een der zogenaamde
spreidingsgezelschappen voor dit
jaar geen subsidie ontvangen. Over
de mogelijkheden voor 1959 zei de
staatssecretaris voor onderwijs, kun
sten en wetenschappen in de Eerste
Kamer deze week, dat subsidiëring
voor dat jaar zal afhangen van de
beschikbare middelen en van het oor
deel van de raad voor de kunst.
Dick Ket: „De schilder en zijn vader"
een der kunstwerken, waar via
„Openbaar Kunstbezit" nog eens ex
tra de aandacht op werd gevestigd.
als ze dan, verder rijdend, Hogers
auto voor de gelegenheid zien staan,
wil Jany uitstappen en naar hem toe
om hem haar vernedering en haat
voor de voeten te werpen. Vergeefs
poogt André haar tegen te houden.
Zij gaat, door de onweersplensregen
in haar dunne jurk. Als André latei-
gaat kijken wat zij uitvoert, ziet hij
juist Hoger op haar toegaan, ten
prooi aan een grote emotie. Dan
wordt het rood voor zijn ogen: hij
komt tussenbeide, slaat Hoger neer
en neemt Jany, willoos geworden, met
zich mee.
Dit is, in het kort, het schema van
dit soms nog al crue verhaal,
waar Amerikaanse „hard-boiled
invloeden niet vreemd aan zijn.
Verdienstelijk is Van Aerschot voor
al wanneer hij de continuïteit van het
leven op aarde, en vooral ook de
woordeloze wisselwerking van perso
nen op elkaar overtuigend weet uit te
drukken. Tussen André en Jany be
staat, als ze samen in de auto zitten,
een haast telepathische band; hetzelf
de merkt men op tussen Hoger en
Jany: als Hoger met de senator praat
en Jany bij André in de camion zit,
leven ze toch gelijk op en beïnvloe
den hun stemmingen elkaar. Ook weet
de schrijver ons bijna lijfelijk de lo
me, plakkende hitte van zo'n broeie
rige zomerdag langs de Vlaamse we
gen te doen ondergaan. Zijn stijl heeft
echter één zwak punt, waar we op
wijzen omdat het zijn schrijfwijze
hinderlijk ontsiert. Stereotiep, soms
regel na regel in de toch al zo ge
hakte zinnen, komt het tussenzinne
tje „dacht hij" of „dacht zij" voor,
wat onweertaanbaar herinnert aan
het „en toen zei-t-ie" van de vertellen
de buurvrouw. Ook denken Jany, An
dré en Hoger alle drie veel te veel
volgens hetzelfde, lees Van Aerschots,
systeem (men leze Jany's overden
kingen op pag. Ill, die van André op
pag. 39, die van Hoger op 82 e.v.,
Jany „denkt" bv. ook dat Oudje in
een „Vermeer-licht' zit. enz.). Ook
quasi grappige tussenwerpsels als „a
propos, weet je nog of Dante een ghi-
belijn, een dolfijn of een konijn was?
Neen? Hij was een dichter, al het
overige is bijzaak, vergeet dat niet,
jonge blaaskaak!" zijn niet bijzon
der geslaagd te noemen.
We hopen dat deze veelbelovende au
teur in een volgend werk er in zal
slagen zijn figuren wat gedifferen
tieerder van structuur te maken, en
hen vooral wat minder zal laten den
ken!
Bert van Aerschot: De Hft.
J. M. Meulenhoff, Amsterdam
Ingesteld dank zij decreet van
koning bodewijk Napoleon
De oprichting van het Rijksmuseum in 1808 is een van de wei
nige zegenrijke gevolgen van de Franse tijd geweest. Het
museum toen nog het Groot Koninklijk Museum ge
naamd dankt namelijk zijn ontstaan aan een decreet van ko
ning Lodewijk Napoleon. Op 21 april 1808 gelaste hij namelijk
de oprichting van het museum, dat strekken zou tot „eene ver
zamelplaats van schilderijen, tekeningen, verschillende werken
van beeldhouwkunst en Ciselure, gesneden steenen, oudheden,
kunstzaken en zeldzaamheden van allerlei soort". Deze taakom
schrijving bewijst al, hoe weinig nog uitsluitend artistieke over
wegingen bij de samenstelling ervan hadden gegolden.
Het einde van de achttiende eeuw had
het ontstaan van allerlei publieke
kunstverzamelingen te zien gegeven.
Vaak ging men daarbij uit van wat
toevallig voorhanden was aan vorste
lijke en kerkelijke collecties, en sta
de dat uit in leegstaande paleizen. Zo
kwam in 1798 en 1799, op initiatief
van de agent van financiën Gogel op
het Huis ten Bosch het Nationaal
Museum tot stand, gevuld met kunst
werken die uit de vroegere stadhou
derlijke paleizen waren bijeenge
gaard.
De collectie van het Nationaal Mu
seum kwam nu in 1808 in het paleis
op de Dam in Amsterdam tereent. Zo
besloegen al spoedig ongeveer vier
honderd schilderijen één grote en
twee kleine zalen en twee kabinetten
in het paleis. Er is weinig fantasie no
dig om "een indruk te krijgen van de
opstelling van al dit moois: alles vlak
naast elkaar en drie tot vier hoog te
gen de wandHet chaotisch ka
rakter van dit geheel werd nog vei--
sterkt door de omstandigheid, dat
men vrij willekeurig te werk ging:
historische en artistieke werken hin
gen er broederlijk verenigd met stuk
ken, die eerder als zuivere decoratie
hadden gediend. Eigenlijk was het
meer dan een gelukkig toeval, dat een
zo belangrijk schilderij als Rem-
brandts Staalmeesters er ook een
plaats had gekregen. Want toen er in
1801 met de stad Amsterdam werd
onderhandeld over de afstand van dit
schilderij, schreef de inspecteur van
de Kunst-Gallerij, C. S. Roos, aan
Gogel, dat hij maar geen spijt moest
hebben dat het mislukt was. Het stuk
zou een vreselijke plaats beslaan en
het zou op den duur niet bevallen
In 1808 stond Amsterdam het niet
zonder pressie toch af, samen met
De Nachtwacht en nog vijf andere
belangrijke schilderijen, die men nu
niet graag meer zou missen
oning Lodewijk Napoleon voelde
veel voor kunsten en weten
schappen. Na zijn vertrek op 1
juli 1810 echter ging het nieuwe mu
seum een periode van inzinking tege
moet. Toen echter eenmaal het Fran
se bewind ten einde was, leefde de be
langstelling even op. De verzameling
werd „ingekwartierd" in het Trippen
huis tot schade overigens van de
Nachtwacht, die met forse hand werd
besnoeid teneinde haar pasklaar te
maken voor een van de zalen van dit
oude grachtenhuis. Voortaan heette
de instelling 's Rijks Museum. Zij
werd uitgebreid met 's Rijks prenten
kabinet, voordien in de Koninklijke
Bibliotheek in Den Haag opgeslagen.
In ruil ging het Penningkabinet naar
de Residentie terug.
Een nieuwe inzinking begon: de Bel
gische opstand mergelde het land uit
en maakte het onmogelijk, ook maar
iets aan de kunstverzameling te doen.
Slechts een enkel legaat werd toege
voegd maar men achtte dit van te
weinig waarde om het tentoon te stel
len. Pas later ontdekte men, dat zich
daaronder zeer belangrijke portretten
bevonden. Het duurde tot 1875, voor
dat het Rijk zelf weer aankopen deed.
Door geschenken en legaten werd de
collectie echter in de jaren aanzienlijk
uitgebreid, zodat men in 1875 met een
ware ruimtenood te kampen had.
Het daagde echter, minister Heems
kerk stichtte in 1875 aan zijn depar
tement van binnenlandse zaken een
afdeling Kunsten en Wetenschappen
onder leiding van de referendaris jhr.
mr. V. E. L. de Stuers, een man van
fijne smaak, groot artistiek verant
woordelijkheidsgevoel en ontzagwek
kende energie.
Victor de Stuers heeft in zijn nieuwe
functie een enorme hoeveelheid werk
verzet en vaak tegen veel tegenstand
in zijn inzichten weten door te drij
ven. Hij was de ziel van de commis-
Een antwoord op
enkele pijnlijke vragen
(Van onze redacteur beeldende kunsten).
Wij begrypen er niets van leer het
ons verstaan!" Deze vraag kwelt
velen (ook al spreken z(j haar nooit
uit), die met een schildery of een
ander stuk beeldende kunst in aanraking ko
men. Z(i hebben het gevoel, dat zy als voor
een muur staan. Zy „komen er niet in". Zy
voelen zich, vooral by de moderne uitingen,
niet meer aangesproken. Heel wat felle af
wijzing van de beeldende kunst van na 1900
is hiertoe te herleiden. Van de oudere kunst
werken kun je „nog zien wat het voorstelt".
Maar wat is de zin van het hedendaags „ge-
klodder"? En waarom hangt al die „waanzin"
in onze musea?
Pynlyke vragen, maar vragen, waarop een
antwoord kan worden gegeven. Die mogelijk
heid is alleen al ontstaan, doordat de Neder
landse musea niet meer, zoals in de negentien
de eeuw, in de eerste plaats bewaargelcgen-
heden voor het openbare kunstbezit zyn. De
directeuren dezer instellingen z(jn niet meer
in de eerste plaats studeerkamergeleerden, die
vanwege hun wetenschappelijke verdiensten
tot een goedbetaalde en weinig eisende functie
zyn benoemd. Zij zijn nu als moderne managers;
zy staan aan het hoofd van een vaak zeer
levendig bedrijf, dat er is om het publiek te
dienen. Het moderne museum brengt de kunst
tot het publiek zo gevarieerd en zo veel
zijdig mogelijk, klassieke en moderne door
elkaar. Dat streven krijgt langzamerhand suc
ces. Het is niet meer slechts een culturele
elite, die kennis neemt van onze kunstschatten
Daaromheen heeft zich een publiek gevormd
dat vroeger zou hebben gezegd: „Niets voor
ons soort mensen". In dit opzicht hebben én
de musea én de organisaties op het gebied
van volksontwikkeling al belangrijk werk ver
zet.
Toch blijven er remmingen. Nog velen, voor
wie het museum een bron van veel geluk zou
kunnen zijn, blijven er buiten staan. Zij voelen
zich weerhouden door hun onkunde. Of het
schilderijen zien blijft bekijken van plaatjes,
omdat niemand hen ooit heeft bewust gemaakt
van hetgeen er achter de zichtbare voorstelling
aan gevoelens schuil kan gaan. Dan is schil
derijen zien inderdaad een onvruchtbare en
vervelende bezigheid. De ervaring leert boven
dien, dat de sfeer in een museum afschrik
wekkend kan werken. Men voelt er zich als
in een kérk, men durft er niet met zijn metge
zellen over de tentoongestelde kunstwerken te
spreken, omdat andere kunstgenieters dan; al
spoedig boze blikken gaan werpen in de rich
ting van de sprekers. Men wil kunst nu een
maal in stilte genieten.
Van al deze moeilykheden is een heleboel op
te lossen. Daar wordt zelfs hard aan gewerkt.
Verschillende kunstenaars reizen het land af
een wekken door lezingen begrip en belangstel
ling voor hun eigen en voor anderer werk.
Openbaar Kunstbezit dringt iedere week met
woord en beeld in onze huiskamers door en
doordringt een breed publiek van de waarde
van ons museumbezit. Met name het werk van
deze stichting heeft geleid tot een sterke uit
breiding van het museumpubliek, mede door
de verstrekking van een gratis toegangskaart
voor onze kunstverzamelingen.
Heeft dit nu allemaal het verlangde resul
taat? Dat is nu nog moeilijk te peilen.
Een enquête, die een paar jaar geleden
is ingesteld onder de bezoekers van het Ge
meentemuseum in Den Haag, bewees, dat zelfs
voor de min of meer geregelde bezoekers heel
veel van het daar getoonde vaak een gesloten
boek blyft. Goed opgezette tentoonstellingen
kunnen het bezoek vaak stimuleren. Maar zij
wekken nu niet perse begrip. Dat is mede een
gevolg van de omstandigheid, dat de exposi
ties nog vaak te veel gericht zyn op de men
sen, die min of meer zyn „ingewijd". Een ca
talogus kan nuttig zijn, maar veronderstelt in
opzet en inleiding een mate van kennis, die de
gemiddelde bezoeker ten enen male vreemd is.
Het is nog allerminst zeker, dat rondleidingen
door deskundigen hier veel verbetering kunnen
wekken.
Het gehele probleem is van het zien van kunst:
welke voorkeur men ook heeft, de betekenis
van het kunstwerk gaat boven het plaatje uit.
In de voorstelling leeft de kunstenaar zijn
gevoelens uit; deze is het teken, waardoor hij
zich voor de gevoelige beschouwer verstaan
baar maakt. In het ritme van de lyn, in de
spanning van de kleurvlakken spreekt hij zich
uit. Deze taal moet men leren te verstaan, om
het rechte genot van het museumbezoek te
hebben. Gelijk wordt gezegd: er wordt reeds
veel gedaan om het publiek deze mogelijkheden
te leren ontdekken. Enig resultaat blijkt uit
een verheugende toeneming van de belangstel
ling voor onze musea.
Er zijn nog meer mogelijkheden. Nu men een
maal als beginsel gaat aanvaarden, dat niet
alleen het aanbrengen van nuttige kennis en
de vorming der karakters tot de taak der la
gere school behoren, maar dat ook de esthe
tische vorming de ontwikkeling van het
schoonheidsgevoel daaronder moet worden
begrepen, nu openen zich rijke perspectieven
voor de toekomst. Nu de esthetische vorming
op het leerplan van de nieuwe kweekscholen
een belangrijke plaats heeft gekregen, en de
toekomstige onderwijzers tot hun eigen on
uitsprekelijke vreugde! als het ware worden
„opengebroken", mag men althans van velen
hunner het beste hopen en verwachten.
Dat wil niet zeggen, dat over dertig jaar het
gehele Nederlandse volk in de rij zal staan
voor onze musea. Er zal altijd een groep men
sen blijven, die in dit opzicht blind en doof is.
Maar wel mag worden vertrouwd, dat de mo
gelykheden, die de mensen in dit opzicht zyn
meegegeven, niet door gebrek aan kundige en
liefdevolle leiding zullen verkommeren.
Het Rijksmuseum in vogelvlucht
(Luchtfoto K.L.M.-Aeroearto N.V.)
sie van rijksadviseurs, hij stichtte de
„vereniging Rembrandt", wier steun
voor de uitbreiding van de collectie
van het museum sindsdien van zo
enorm groot belang is gebleken. Hij
was grondlegger van Monumenten
zorg en initiatiefnemer tot tal van
belangrijke restauraties en last but
not least gaf hij de stoot tot op
richting van het nieuwe museumge
bouw aan de Stadhouderskade in Am
sterdam. In 1877 werd er een begin
mee gemaakt, in 1885 kon het in ge
bruik worden genomen.
Het nieuwe museum was een
schepping van dr. P. J. H. Cuy-
pers een kunstenaar, die
enerzijds vervuld was van een grote
liefde voor oude bouwstijlen en an
derzijds toch een zuiver begrip had
voor de functie van een museum als
dit. Hoeveel men ook op de details
van zijn schepping tegen mag hebben
onbetwistbaar is, dat Cuypers een
gebouw van grootse allure heeft ge
sticht.
Niet alleen uitbreiding, ook reorga
nisatie is in de loop van de tijd nodig
gebleken. Al vlak voor de oorlog heeft
de toenmalige directeur, ar. F.
Schmidt-Degener, hiermee een begin
gemaakt. Maar hij heeft, wat hij als
zijn levenswerk beschouwde, niet mo
gen voltooien. Het uitbreken van de
oorlog in 1939 maakte het noodzake
lijk, het museum totaal te onttakelen
en zijn inhoud op veiliger plaatsen
onder te brengen. Dr. Schmidt-Dege
ner overleed in 1941. Toen de Dditsers
waren verdreven, stond zijn naaste
medewerker en opvolger, jhr. D. C.
Roëll, voor de taak, met een mini
mum aan middelen en materiaal een
ontluisterd, hol en verveloos gebouw
weer voor zijn taak geschikt te ma
ken en de kunstwerken opnieuw op te
stellen.
Maar bovendien belemmerden allerlei
financiële moeilijkheden een noodza
kelijke reorganisatie alsmede de ver
nieuwing van verwarming en verlich
ting. Men heeft nu een begin kunnen
maken met de vernieuwing van de
totaal versleten centrale verwarming
en het lichtnet. Deze zal op de voet
worden gevolgd door de herinrichting
van de daarop aangesloten zalen. De
eerste daarvan zijn de zalen rondom
Rembrandt. Het werk hierin is nu
vrijwel voltooid.
Culturele
Cavalcade
DE ACTEUR Ko van Dijk ver
scheen dezer dagen na een langduri
ge ziekte voor het eerst weer op de
planken en wel te Amsterdam in
..Oom Wan ja" van Tsjechow. Bij zijn
opkomst kreeg hij een hartelijk ap
plaus. Onmiddellijk daarna sprak
zijn tegenspeler, Han Bentz van den
Ber9, geheel volgens de tekst
de eerste woorden van hitn dialoog,
luidend: „Zo, goed uitgesla
penHet publiek heeft heel har
telijk gelachen.
DE ACTRICE Caro van Eyck
heeft haar contract met het Rotter
dams Toneelgezelschap niet verlengd.
Voor het volgend seizoen heeft zij
een engagement geaccepteerd bij het
gezelschap „Theater" in Arnhem.
IN HET HAAGSE Gemeentemu
seum wordt tot 1 juni een tentoon
stelling gehouden van het werk van
de Franse bouwmeester Le Corbu-
sier. De expositie geeft een beeld van
diens bouwwerken, schilderijen,
beeldhouwwerken en wandtapijten.
OP HET OGENBLIK wordt met
Japan onderhandeld over een in To
kio in te richten Van Gogh-tentoon-
stelling, met werken uit het Kröller-
Müllermuseum. Indien de plannen
verwezenlijkt worden zullen er dit
najaar zestig olieverven, zeventig
aquarellen en verder houtskool- en
potloodtekeningen met vier charter
vliegtuigen naar Tokio worden ver
voerd.
EEN BEROEMD DOEK van An
thony van Dijck (15991641)
Christus verraden" is voor
140.000 dollar aangekocht door het
instituut voor schone kunsten in
Minneapolis. Men neemt aan, dat
Van Dijck dit doek geschilderd heeft
in de jaren 1621—'23, toen hij op het
hoogtepunt van zijn creatief vermo
gen stond.
HET RESIDENTIE-orkest zal op
11 mei naar Italië vertrekken voor
een tournee, die zal duren tot 21 mei.
Er zal geconcerteerd worden in Tu
rijn, Modena, .Afitoan, Livorno, twee
maal i» Perugia en tot slot in Rome,