Een verdienstelijke roman van de Vlaming Bert van Aerschot Anderhalve eeuw Rijksmuseum HET PUBLIEK EN HET MUSEUM „DE LIFT Rotterdams Filharmonisch Orkest veertig jaar K ZATERDAG 5 APRIL 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT. Een tamelijk gekruidboek op een behoorlijk peil Liefhebbers van een tamelijk gekruid en toch op behoorlijk peil staand, hier en daar zelfs uitstekend en ontroerend boek, kunnen hun hart ophalen aan de roman „De lift" van de Vlaamse schrijver Bert van Aerschot.. Het hele verhaal speelt zich af op een broeierig hete, onweersachtige zaterdagmiddag, maar het geeft, zoals altijd het geval is met boeken die zo'n kor te spanne tijds bestrijken, talrijke terugblikken in het leven van de hoofdpersonen, zodat die toch een zeker reliëf krijgen. Het zijn er drie: Jany, een opvallend mooi meisje uit een café. André, een chauffeur, en Hoger, de schatrijke eigenaar van een scheeps werf. Tussen deze mensen bestaat onderlinge relatie: Jany is Hogers minnares en André is een chauffeur van Hoger, maar hij staat hem toch nader dan zomaar een gewone chauffeur. Langs de grote weg die twee Belgi sche steden verbindt, staat het café van Floor en Dissy bij wie Jany is opgegroeid. Er wordt beweerd dat zij een vondeling is, maar algemeen denkt men dat haar pleegouders, een samenlevend stel, haar ware ouders zijn. Het probleem houdt Jany sterk bezig: is zij soms wérkelijk hun kind, en verzonnen Floor en Dissy het von delingenverhaaltje zelf? De enige die haar zou kunnen inlichten is Oudje, Dissy's moeder, die ook in het café woont, maar die even leep als ontoe gankelijk is en enkel gevoelig blijkt voor geld. Het is een stokoud gewor den vrouw van lichte zeden. Ook Jany Letterknndige kroniek door BANS WARREN ls „niet moeilijk". Dissy exploiteert haar in het café. Toch is Jany in we zen een zuivere vrouw. Ze had en heeft een vaste vriend, Antoine, met wie ze vanaf haar jeugdjaren om gaat en die ze trouw blijft hoewel hij van een pikante jongen in een wat gezapige kleermaker veranderd is. En twee jaar geleden Het Hoger zijn oog op haar vallen. De wijze waarop hij haar de eerste maal behandelde, had Jany, die toch werkelijk wel wist wat er in de wereld te koop was, diep geschokt. Maar ze was in vreemde macht: zowel Dissy al Hoger, met zijn geld en geschenken, dwongen haar, en ze bleef dan ook zijn lief, ondanks het vreselijke begin. Hoe zeer zij hem haat en Wonden wil, blijkt echter deze zwoele zaterdag middag. Ze weet dat de ouder wordende Hoger brandt van verlangen naar een nakomeling, zijn huwelijk bleef kinderloos. En nu zij voelt dat zij hem deze vervulling zou kunnen geven, heeft ze slechts één verlangen: dit moet niet gebeuren. Ze wil naar de stad, waar een vriendin haar een adres gegeven heeft. Maar ze kan die middag, wegens een rijke klant die uitge schud moet worden, niet wegra ken uit het café, en dient letterlijk te ontvluchten. Ze begint op haar hoge hakken en enkel in haar jurk naar de stad te lopen. Dan rijdt een zware vrachtwagen haar achterop, een wagen van Hogers werf, met André als chauffeur. Hij stopt als hij Jany ziet en geeft haar een lift. André is een forse knappe kerel, die na de ooorlog zoveel kastanjes uit het vuur heeft gehaald voor Hoger, dat deze hem een gouden toekomst beloofde waar overigens niets van gekomen is, André bleef chauffeur. Privé-chauf- feur vaak, en dan mocht hij toezien hoe Hoger, een fuiver en vrouwenlief hebber, met zijn rijke vrienden de beest uithing. Zo was hij er twee jaar geleden getuige van geweest van wat 'any overkwam. Hij vindt Jany be geerlijk, maar boven zijn stand; het lief van zijn baas bovendien. Het meisje blijkt volkomen overstuur, en het gesprek, onderweg, hort tel kens. Hij zet haar af in de stad, en belooft haar als hij terug gaat weer op te halen. Aan het opgegeven adres verneemt Jany dat haar vrees ongegrond was: ze is enkel overspannen en ze heeft rust nodig. Prachtig is de reactie van de vrouw getekend: een mengeling van opluchting, teleurstelling, woede en vernedering. Ondertussen heeft men Hoger leren kennen: een man, geïntrigeerd, in de continuïteit der geslachten. Hij weet en voelt zich een schakel in een lan- ;e, zich steeds vervolmakende reeks, iie voortgezet dient te worden. Zijn huwelijk is een mislukking, zijn ver- tierzoeken in bekende huizen een vlucht. We maken hem mee op zijn kantoor en tijdens een gesprek met een senator, waarbij veel te veel ge dronken wordt, in een chique-louche gelegenheid buiten de stad. Jany en André zijn dus op de terug weg. Er ontstaat een band tussen hen en wanneer ze een kermis passeren, gaan ze wat drinken en dansen. Doch Enkele jubileumconcerten Op 10 juni a.s. bestaat het Rotter dams Filharmonisch Orkest veertig jaar. Ter gelegenheid hiervan zal op 11 juni een jubileumconcert in de Rotterdamse Schouwburg worden ge houden. Op het programma van dit concert, dat door radio en televisie zal worden uitgezonden, staan wer ken van Johan Wagenaar, Jean Mi chel Damase, George Bizet, Noël Gal lon en Richard Strauss. Op 14 en 30 mei en 6 juni zullen, in het kader van dit 40-jarig bestaan drie concerten in de Rivièra-hal gege ven worden. Op het tweede concert van 30 mei zal de violist Zlno Fran- cescatti optreden. Deze kunstenaar, die met Heifetz, Oistrach en Menuhin tot de grootste violisten van deze tijd gerekend wordt zal voor het eerst na de oorlog in Rotterdam optreden. Hij zal het vioolconcert van Mozart in d. k.v. 218 en het vioolconcert van Men delssohn ten gehore brengen. Op het eerste concert van 14 mei zal Cor de Groot het tweede pianoconcert van Rachmaninoff vertolking; op het laatste concert van 6 juni zal Haydn's Oratorium „Die Jahrcszeiten" met medewerking van Erna Spoorenberg, John van Resteren, Hans Wilbrink en het Rotterdams Filharmonisch koor worden uitgevoerd. Subsidie Toneelgroep ..Studio" Zoals bekend, heeft de toneelgroep „Studio" een der zogenaamde spreidingsgezelschappen voor dit jaar geen subsidie ontvangen. Over de mogelijkheden voor 1959 zei de staatssecretaris voor onderwijs, kun sten en wetenschappen in de Eerste Kamer deze week, dat subsidiëring voor dat jaar zal afhangen van de beschikbare middelen en van het oor deel van de raad voor de kunst. Dick Ket: „De schilder en zijn vader" een der kunstwerken, waar via „Openbaar Kunstbezit" nog eens ex tra de aandacht op werd gevestigd. als ze dan, verder rijdend, Hogers auto voor de gelegenheid zien staan, wil Jany uitstappen en naar hem toe om hem haar vernedering en haat voor de voeten te werpen. Vergeefs poogt André haar tegen te houden. Zij gaat, door de onweersplensregen in haar dunne jurk. Als André latei- gaat kijken wat zij uitvoert, ziet hij juist Hoger op haar toegaan, ten prooi aan een grote emotie. Dan wordt het rood voor zijn ogen: hij komt tussenbeide, slaat Hoger neer en neemt Jany, willoos geworden, met zich mee. Dit is, in het kort, het schema van dit soms nog al crue verhaal, waar Amerikaanse „hard-boiled invloeden niet vreemd aan zijn. Verdienstelijk is Van Aerschot voor al wanneer hij de continuïteit van het leven op aarde, en vooral ook de woordeloze wisselwerking van perso nen op elkaar overtuigend weet uit te drukken. Tussen André en Jany be staat, als ze samen in de auto zitten, een haast telepathische band; hetzelf de merkt men op tussen Hoger en Jany: als Hoger met de senator praat en Jany bij André in de camion zit, leven ze toch gelijk op en beïnvloe den hun stemmingen elkaar. Ook weet de schrijver ons bijna lijfelijk de lo me, plakkende hitte van zo'n broeie rige zomerdag langs de Vlaamse we gen te doen ondergaan. Zijn stijl heeft echter één zwak punt, waar we op wijzen omdat het zijn schrijfwijze hinderlijk ontsiert. Stereotiep, soms regel na regel in de toch al zo ge hakte zinnen, komt het tussenzinne tje „dacht hij" of „dacht zij" voor, wat onweertaanbaar herinnert aan het „en toen zei-t-ie" van de vertellen de buurvrouw. Ook denken Jany, An dré en Hoger alle drie veel te veel volgens hetzelfde, lees Van Aerschots, systeem (men leze Jany's overden kingen op pag. Ill, die van André op pag. 39, die van Hoger op 82 e.v., Jany „denkt" bv. ook dat Oudje in een „Vermeer-licht' zit. enz.). Ook quasi grappige tussenwerpsels als „a propos, weet je nog of Dante een ghi- belijn, een dolfijn of een konijn was? Neen? Hij was een dichter, al het overige is bijzaak, vergeet dat niet, jonge blaaskaak!" zijn niet bijzon der geslaagd te noemen. We hopen dat deze veelbelovende au teur in een volgend werk er in zal slagen zijn figuren wat gedifferen tieerder van structuur te maken, en hen vooral wat minder zal laten den ken! Bert van Aerschot: De Hft. J. M. Meulenhoff, Amsterdam Ingesteld dank zij decreet van koning bodewijk Napoleon De oprichting van het Rijksmuseum in 1808 is een van de wei nige zegenrijke gevolgen van de Franse tijd geweest. Het museum toen nog het Groot Koninklijk Museum ge naamd dankt namelijk zijn ontstaan aan een decreet van ko ning Lodewijk Napoleon. Op 21 april 1808 gelaste hij namelijk de oprichting van het museum, dat strekken zou tot „eene ver zamelplaats van schilderijen, tekeningen, verschillende werken van beeldhouwkunst en Ciselure, gesneden steenen, oudheden, kunstzaken en zeldzaamheden van allerlei soort". Deze taakom schrijving bewijst al, hoe weinig nog uitsluitend artistieke over wegingen bij de samenstelling ervan hadden gegolden. Het einde van de achttiende eeuw had het ontstaan van allerlei publieke kunstverzamelingen te zien gegeven. Vaak ging men daarbij uit van wat toevallig voorhanden was aan vorste lijke en kerkelijke collecties, en sta de dat uit in leegstaande paleizen. Zo kwam in 1798 en 1799, op initiatief van de agent van financiën Gogel op het Huis ten Bosch het Nationaal Museum tot stand, gevuld met kunst werken die uit de vroegere stadhou derlijke paleizen waren bijeenge gaard. De collectie van het Nationaal Mu seum kwam nu in 1808 in het paleis op de Dam in Amsterdam tereent. Zo besloegen al spoedig ongeveer vier honderd schilderijen één grote en twee kleine zalen en twee kabinetten in het paleis. Er is weinig fantasie no dig om "een indruk te krijgen van de opstelling van al dit moois: alles vlak naast elkaar en drie tot vier hoog te gen de wandHet chaotisch ka rakter van dit geheel werd nog vei-- sterkt door de omstandigheid, dat men vrij willekeurig te werk ging: historische en artistieke werken hin gen er broederlijk verenigd met stuk ken, die eerder als zuivere decoratie hadden gediend. Eigenlijk was het meer dan een gelukkig toeval, dat een zo belangrijk schilderij als Rem- brandts Staalmeesters er ook een plaats had gekregen. Want toen er in 1801 met de stad Amsterdam werd onderhandeld over de afstand van dit schilderij, schreef de inspecteur van de Kunst-Gallerij, C. S. Roos, aan Gogel, dat hij maar geen spijt moest hebben dat het mislukt was. Het stuk zou een vreselijke plaats beslaan en het zou op den duur niet bevallen In 1808 stond Amsterdam het niet zonder pressie toch af, samen met De Nachtwacht en nog vijf andere belangrijke schilderijen, die men nu niet graag meer zou missen oning Lodewijk Napoleon voelde veel voor kunsten en weten schappen. Na zijn vertrek op 1 juli 1810 echter ging het nieuwe mu seum een periode van inzinking tege moet. Toen echter eenmaal het Fran se bewind ten einde was, leefde de be langstelling even op. De verzameling werd „ingekwartierd" in het Trippen huis tot schade overigens van de Nachtwacht, die met forse hand werd besnoeid teneinde haar pasklaar te maken voor een van de zalen van dit oude grachtenhuis. Voortaan heette de instelling 's Rijks Museum. Zij werd uitgebreid met 's Rijks prenten kabinet, voordien in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag opgeslagen. In ruil ging het Penningkabinet naar de Residentie terug. Een nieuwe inzinking begon: de Bel gische opstand mergelde het land uit en maakte het onmogelijk, ook maar iets aan de kunstverzameling te doen. Slechts een enkel legaat werd toege voegd maar men achtte dit van te weinig waarde om het tentoon te stel len. Pas later ontdekte men, dat zich daaronder zeer belangrijke portretten bevonden. Het duurde tot 1875, voor dat het Rijk zelf weer aankopen deed. Door geschenken en legaten werd de collectie echter in de jaren aanzienlijk uitgebreid, zodat men in 1875 met een ware ruimtenood te kampen had. Het daagde echter, minister Heems kerk stichtte in 1875 aan zijn depar tement van binnenlandse zaken een afdeling Kunsten en Wetenschappen onder leiding van de referendaris jhr. mr. V. E. L. de Stuers, een man van fijne smaak, groot artistiek verant woordelijkheidsgevoel en ontzagwek kende energie. Victor de Stuers heeft in zijn nieuwe functie een enorme hoeveelheid werk verzet en vaak tegen veel tegenstand in zijn inzichten weten door te drij ven. Hij was de ziel van de commis- Een antwoord op enkele pijnlijke vragen (Van onze redacteur beeldende kunsten). Wij begrypen er niets van leer het ons verstaan!" Deze vraag kwelt velen (ook al spreken z(j haar nooit uit), die met een schildery of een ander stuk beeldende kunst in aanraking ko men. Z(i hebben het gevoel, dat zy als voor een muur staan. Zy „komen er niet in". Zy voelen zich, vooral by de moderne uitingen, niet meer aangesproken. Heel wat felle af wijzing van de beeldende kunst van na 1900 is hiertoe te herleiden. Van de oudere kunst werken kun je „nog zien wat het voorstelt". Maar wat is de zin van het hedendaags „ge- klodder"? En waarom hangt al die „waanzin" in onze musea? Pynlyke vragen, maar vragen, waarop een antwoord kan worden gegeven. Die mogelijk heid is alleen al ontstaan, doordat de Neder landse musea niet meer, zoals in de negentien de eeuw, in de eerste plaats bewaargelcgen- heden voor het openbare kunstbezit zyn. De directeuren dezer instellingen z(jn niet meer in de eerste plaats studeerkamergeleerden, die vanwege hun wetenschappelijke verdiensten tot een goedbetaalde en weinig eisende functie zyn benoemd. Zij zijn nu als moderne managers; zy staan aan het hoofd van een vaak zeer levendig bedrijf, dat er is om het publiek te dienen. Het moderne museum brengt de kunst tot het publiek zo gevarieerd en zo veel zijdig mogelijk, klassieke en moderne door elkaar. Dat streven krijgt langzamerhand suc ces. Het is niet meer slechts een culturele elite, die kennis neemt van onze kunstschatten Daaromheen heeft zich een publiek gevormd dat vroeger zou hebben gezegd: „Niets voor ons soort mensen". In dit opzicht hebben én de musea én de organisaties op het gebied van volksontwikkeling al belangrijk werk ver zet. Toch blijven er remmingen. Nog velen, voor wie het museum een bron van veel geluk zou kunnen zijn, blijven er buiten staan. Zij voelen zich weerhouden door hun onkunde. Of het schilderijen zien blijft bekijken van plaatjes, omdat niemand hen ooit heeft bewust gemaakt van hetgeen er achter de zichtbare voorstelling aan gevoelens schuil kan gaan. Dan is schil derijen zien inderdaad een onvruchtbare en vervelende bezigheid. De ervaring leert boven dien, dat de sfeer in een museum afschrik wekkend kan werken. Men voelt er zich als in een kérk, men durft er niet met zijn metge zellen over de tentoongestelde kunstwerken te spreken, omdat andere kunstgenieters dan; al spoedig boze blikken gaan werpen in de rich ting van de sprekers. Men wil kunst nu een maal in stilte genieten. Van al deze moeilykheden is een heleboel op te lossen. Daar wordt zelfs hard aan gewerkt. Verschillende kunstenaars reizen het land af een wekken door lezingen begrip en belangstel ling voor hun eigen en voor anderer werk. Openbaar Kunstbezit dringt iedere week met woord en beeld in onze huiskamers door en doordringt een breed publiek van de waarde van ons museumbezit. Met name het werk van deze stichting heeft geleid tot een sterke uit breiding van het museumpubliek, mede door de verstrekking van een gratis toegangskaart voor onze kunstverzamelingen. Heeft dit nu allemaal het verlangde resul taat? Dat is nu nog moeilijk te peilen. Een enquête, die een paar jaar geleden is ingesteld onder de bezoekers van het Ge meentemuseum in Den Haag, bewees, dat zelfs voor de min of meer geregelde bezoekers heel veel van het daar getoonde vaak een gesloten boek blyft. Goed opgezette tentoonstellingen kunnen het bezoek vaak stimuleren. Maar zij wekken nu niet perse begrip. Dat is mede een gevolg van de omstandigheid, dat de exposi ties nog vaak te veel gericht zyn op de men sen, die min of meer zyn „ingewijd". Een ca talogus kan nuttig zijn, maar veronderstelt in opzet en inleiding een mate van kennis, die de gemiddelde bezoeker ten enen male vreemd is. Het is nog allerminst zeker, dat rondleidingen door deskundigen hier veel verbetering kunnen wekken. Het gehele probleem is van het zien van kunst: welke voorkeur men ook heeft, de betekenis van het kunstwerk gaat boven het plaatje uit. In de voorstelling leeft de kunstenaar zijn gevoelens uit; deze is het teken, waardoor hij zich voor de gevoelige beschouwer verstaan baar maakt. In het ritme van de lyn, in de spanning van de kleurvlakken spreekt hij zich uit. Deze taal moet men leren te verstaan, om het rechte genot van het museumbezoek te hebben. Gelijk wordt gezegd: er wordt reeds veel gedaan om het publiek deze mogelijkheden te leren ontdekken. Enig resultaat blijkt uit een verheugende toeneming van de belangstel ling voor onze musea. Er zijn nog meer mogelijkheden. Nu men een maal als beginsel gaat aanvaarden, dat niet alleen het aanbrengen van nuttige kennis en de vorming der karakters tot de taak der la gere school behoren, maar dat ook de esthe tische vorming de ontwikkeling van het schoonheidsgevoel daaronder moet worden begrepen, nu openen zich rijke perspectieven voor de toekomst. Nu de esthetische vorming op het leerplan van de nieuwe kweekscholen een belangrijke plaats heeft gekregen, en de toekomstige onderwijzers tot hun eigen on uitsprekelijke vreugde! als het ware worden „opengebroken", mag men althans van velen hunner het beste hopen en verwachten. Dat wil niet zeggen, dat over dertig jaar het gehele Nederlandse volk in de rij zal staan voor onze musea. Er zal altijd een groep men sen blijven, die in dit opzicht blind en doof is. Maar wel mag worden vertrouwd, dat de mo gelykheden, die de mensen in dit opzicht zyn meegegeven, niet door gebrek aan kundige en liefdevolle leiding zullen verkommeren. Het Rijksmuseum in vogelvlucht (Luchtfoto K.L.M.-Aeroearto N.V.) sie van rijksadviseurs, hij stichtte de „vereniging Rembrandt", wier steun voor de uitbreiding van de collectie van het museum sindsdien van zo enorm groot belang is gebleken. Hij was grondlegger van Monumenten zorg en initiatiefnemer tot tal van belangrijke restauraties en last but not least gaf hij de stoot tot op richting van het nieuwe museumge bouw aan de Stadhouderskade in Am sterdam. In 1877 werd er een begin mee gemaakt, in 1885 kon het in ge bruik worden genomen. Het nieuwe museum was een schepping van dr. P. J. H. Cuy- pers een kunstenaar, die enerzijds vervuld was van een grote liefde voor oude bouwstijlen en an derzijds toch een zuiver begrip had voor de functie van een museum als dit. Hoeveel men ook op de details van zijn schepping tegen mag hebben onbetwistbaar is, dat Cuypers een gebouw van grootse allure heeft ge sticht. Niet alleen uitbreiding, ook reorga nisatie is in de loop van de tijd nodig gebleken. Al vlak voor de oorlog heeft de toenmalige directeur, ar. F. Schmidt-Degener, hiermee een begin gemaakt. Maar hij heeft, wat hij als zijn levenswerk beschouwde, niet mo gen voltooien. Het uitbreken van de oorlog in 1939 maakte het noodzake lijk, het museum totaal te onttakelen en zijn inhoud op veiliger plaatsen onder te brengen. Dr. Schmidt-Dege ner overleed in 1941. Toen de Dditsers waren verdreven, stond zijn naaste medewerker en opvolger, jhr. D. C. Roëll, voor de taak, met een mini mum aan middelen en materiaal een ontluisterd, hol en verveloos gebouw weer voor zijn taak geschikt te ma ken en de kunstwerken opnieuw op te stellen. Maar bovendien belemmerden allerlei financiële moeilijkheden een noodza kelijke reorganisatie alsmede de ver nieuwing van verwarming en verlich ting. Men heeft nu een begin kunnen maken met de vernieuwing van de totaal versleten centrale verwarming en het lichtnet. Deze zal op de voet worden gevolgd door de herinrichting van de daarop aangesloten zalen. De eerste daarvan zijn de zalen rondom Rembrandt. Het werk hierin is nu vrijwel voltooid. Culturele Cavalcade DE ACTEUR Ko van Dijk ver scheen dezer dagen na een langduri ge ziekte voor het eerst weer op de planken en wel te Amsterdam in ..Oom Wan ja" van Tsjechow. Bij zijn opkomst kreeg hij een hartelijk ap plaus. Onmiddellijk daarna sprak zijn tegenspeler, Han Bentz van den Ber9, geheel volgens de tekst de eerste woorden van hitn dialoog, luidend: „Zo, goed uitgesla penHet publiek heeft heel har telijk gelachen. DE ACTRICE Caro van Eyck heeft haar contract met het Rotter dams Toneelgezelschap niet verlengd. Voor het volgend seizoen heeft zij een engagement geaccepteerd bij het gezelschap „Theater" in Arnhem. IN HET HAAGSE Gemeentemu seum wordt tot 1 juni een tentoon stelling gehouden van het werk van de Franse bouwmeester Le Corbu- sier. De expositie geeft een beeld van diens bouwwerken, schilderijen, beeldhouwwerken en wandtapijten. OP HET OGENBLIK wordt met Japan onderhandeld over een in To kio in te richten Van Gogh-tentoon- stelling, met werken uit het Kröller- Müllermuseum. Indien de plannen verwezenlijkt worden zullen er dit najaar zestig olieverven, zeventig aquarellen en verder houtskool- en potloodtekeningen met vier charter vliegtuigen naar Tokio worden ver voerd. EEN BEROEMD DOEK van An thony van Dijck (15991641) Christus verraden" is voor 140.000 dollar aangekocht door het instituut voor schone kunsten in Minneapolis. Men neemt aan, dat Van Dijck dit doek geschilderd heeft in de jaren 1621—'23, toen hij op het hoogtepunt van zijn creatief vermo gen stond. HET RESIDENTIE-orkest zal op 11 mei naar Italië vertrekken voor een tournee, die zal duren tot 21 mei. Er zal geconcerteerd worden in Tu rijn, Modena, .Afitoan, Livorno, twee maal i» Perugia en tot slot in Rome,

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 5