Puzzel-rubriek
XVo(lj4 ^PaSCU!
DE AVONTUREN VAN FLIP EN FLOP
ZATERDAG 5 APRIL 1958
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT.
Nogmaals willen wij alle puzzelaars verzoeken het woord „Pazzelru-
briek" in de linkerbovenhoek van enveloppe of briefkaart te schrijven.
Indien dit niet gebeurt bestaat er grote kans dat de inzending tussen de
andere post terechtkomt en zodoende zoekraakt. Wanneer XJ dus mee
doet aan de laddercompetitie is dit van groot belang. Het kan best zijn,
dat U tot nog toe alle puzzels goed had, maar dat U toch niet bij de bo
vensten behoort. Dit is dan alleen het gevolg van het zoekraken van uw
Inzending. Vooral die ene heer uit Hansweert wil het simpele woordje
nog al eens vergeten, zo ook deze week weer. Eén mei zal wel het einde
van het puzzelseizoen zijn, zodat we nog maar vier weken de tijd hebben,
volhouden dus. Als puzzelaars iets te zeggen hebben beginnen ze vaak
piet zo'n leuke aanhef boven hun praatje, in de geest van: geachte re
dacteur, beste P.Z.Ct. of wel geachte puzzelmijnheer. Er valt altijd nog
wel iets te lachen hier op de redactie.
En dan zijn de prijswinnaars deze
week weer:
De heer M. P. Schooff, Bovenweg
65a te Sluiskil 5.mejuffrouw C.
Leijs, Oost Kanaalweg 6 te Wemel-
dinge 2.50; de heer K. Quist, Wil-
helminastraat te Sint-Philipsland
2.50; de heer J. A. R. Grootjans,
Boterbloemlaan 7 te Vlissingen 2.50
en de heer C. J. Hollestelle, Wilhel-
minastraat 5 te Kortgene 2.50.
OPLOSSING:
Horizontaal: 1 Oslo, 4 star, 8 t.o.,
10 om, 12 plattegrond, 17 eer, 18 gis,
19 ene, 20 Lets, 22 grol, 23 amber, 26
kali, 27 lark, 29 tafia, 31 Otto, 34
fret, 37 R.A.I., 38 esp, 41 e.e.a., 42
sprankelend, 45 ar, 46 uk, 47 sneb,
48 rist.
Verticaal: 2 start, 3 lot, 5 tor, 6
Amoer, 7 spelt, 9 hei, 11 Adèle, 13
Lee, 14 t.g., 15 G.S. 16 n n.o., 21
salto, 22 graaf, 24 Mia, 25 Eli, 28
horst, 30 stade, 32 tap, 33 tiran, 35
reeks, 36 een, 38 en, 39 ski, 40 p.e.,
43 are, 44 lui.
Opgave voor het aanstaande week
einde:
Horizontaal: 1 kwast in hout, 3
kluwen, 9 voorzetsel, 11 wasmiddel,
12 korting, 15 vlokkig zaadpluis, 17
meisjesnaam, 18 regeringsreglement,
20 melk (Eng.), 21 bijwoord, 22 ge
zicht, 24 meisjesnaam, 25 dier, 27 ti
tel, 28 vogel, 29 gevangenis, 31 wa
ter, 32 stof om over te schrijven, 34
windrichting, 36 wettig bewijsstuk,
37 getij, 39 mooie kamer bij ministe
rie van' Waterstaat, 42 kledingstuk,
44 kiem, 45 zonder troef, 46 in zeker
tijd, 48 munt (afk.), 49 tekening, 50
slingerplant, 52 vlieggat in bijenkorf,
54 karakter, 56 voorzetsel, 57 muts,
58 vod.
Verticaal: 1 ploeteren, 2 jurk, 4
vervoerbedrijf, 5 eveneens, 6 plaats,
7 woudkoe, 8 snoep, 10 familielid, 13
schijn, 14 deel van geweer, 16 eer
tijds, 19 dier, 22 gave, 23 voorzetsel,
25 parmantig, 26 verleiden, 28 wes
terlengte, 30 gesteente, 31 heel erg,
33 per expresse, 35 soort walvis, 36
zeeschade, 38 kluister, 40 meisjes
naam, 41 kwaadsprekerij, 43 jongen,
45 bevel, 47 rivier, 49 zoogdier, 51
numero (afk.), 53 officier, 55 lid
woord.
Inzendingen te adresseren aan
P.Z.Ct., Walstraat te Vlissingen.
Ernstige verwaarlozing
in Brussels tehuis.
De politie heeft een man en een
vrouw, die te Brussel een tehuis voor
bejaarden leidden, aangehouden op
beschuldiging van misdadige verwaar
lozing, nadat er de laatste tijd zeven
inwoners waren overleden. Ongeveer
vijftien bewoners werden met ambu
lances naar een ziekenhuis overge
bracht, waar één van hen spoedig na
aankomst overleed. Op advies van de
politie werden de overige bejaarden
door familieleden weggehaald.
De politie was door verwanten van de
inwoners gewaarschuwd, nadat zich
een opvallend groot aantal sterfge
vallen had voorgedaan. Het tehuis
gelegen in een gegoede wijk van de
elgische hoofdstad, werd gedreven
door de 42-jarige Eugène Stien en de
48-jarige Maria Konawak.
''"llmitl hu
Oii«l«- Val joncicr
f 7.^0 per liter
I raagt I ir slijtrr!!
Pollen Y.V. Itoflcrdiim
die il:ui «mi auilt-i* mul dk
I <1 ijler rrgi'll. W
De Tsjechische regering heeft de
pryzen van sterke drank ter bestrij
ding van het alcoholisme met 20%
verhoogd.
6 april
Vlissingen
Terneuzen
Hansweert
Zierikzee
Wemeldinge
7 april
Vlissingen
Terneuzen
Hansweert
Zierikzee
Wemeldinge
8 april
Vlissingen
Terneuzen
Hansweert
Zierikzee
Wemeldinge
HOOG EN LAAG WATER
nap
nap
nap
3.04 2.54
15.30
2.52
9.46
2.43
3.36 2.68
16.03
2.66
10.23
2.58
4.31 2.72
17.03
2.74
10.58
2.73
4.39 1.67
17.08
1.73
10.14
1.79
5.03 1.95
17.30
2.00
10.32
2.10
nap
-f- nap -
nap
3.48 2.52
16.19
2.45
10.31
2.39
4.20 2.66
16.51
2.59
11.06
2.55
5.13 2.71
17.45
2.68
11.43
2.69
5.22 1.65
17.52
1.61
11.00
1.75
5.46 1.91
18.17
1.87
11.20
2.06
nap
nap
nap
4.40 2.38
17.06
2.26
11.18
2.27
5;i0 2.53
17.40
2.41
11.51
2.43
5.56 2.59
18.21
2.51
12.26
2.57
6.08 1.56
18.33
1.44
11.45
1.72
6.34 1.80
19.00
1.68
12.11
2.—
nap
21.56 2.28
22.32 2.43
23.10 2.58
22.25 1.56
22.53 1.86
nap
22.49 2.24
23.19 2.40
23.57 2.54
23.12 1.58
23.44 1.86
nap
23.28 2.14
„Ziezo", zei moeder Lap-
suli, het vrouwtje van de
paashaas, „en nu in hA
bad!"
Ze droeg een tobbetje
warm water naar buiten
en daar gingen alle ha-
zenkinderen van hun
pootjes tot hun lange
oren toe, in. Nou, 't was
ook wel nodig hoor! De
hele paashazenfamilie zat
van onder tot boven vol
verf. Dat kon ook niet an
ders, want iedereen had
die laatste dagen meege
holpen met eieren verven,
eieren vervoeren, bezor
gen en verstoppen. Maar
nu was het de zaterdag
voor Pasen en in het hele
bos was niet één eitje
meer te vinden. Vader
Lapsus, de paashaas, was
zelf voor het aller aller
laatste ritje weg en hy
zou zeker terug zijn voor
de maan opkwam en het
paashazenfeest beginnen
kon.
Toen de kleintjes schoon
waren en moeder Lapsuli
zelf ook een badje geno
men had, begonnen de fa
milieleden te komen, ook
allemaal fris gewassen
'en met kleurige bloeme
tjes en strikjes tussen de
oren. In kleine mandjes
droegen ze paashazen-
eitjes mee van gestampte
klavertjes en gesnipperde
boerenkoolblaadjes. Ja,
het kon een fijn feest,
worden!
„Is Lapsus nog niet te
rug?", vroeg neef Sprint
verbaasd aan Lapsuli, die
net een lichtgroen lintje
om haar rechteroor strik
te.
„Nee",-zei Lapsuli, „maar
hy zal zo wel komen. HU
moest het laatst bij Lam-
merse op de boerdery
zyn. Mietje, Grietje en
Pietje Lammerse krygen
alle drie een ei en Lapsus
verstopt die tussen de ge
wone kippeëieren in de
schuur".
„Mam... mammie", vroe
gen de kleine haasjes,
„mogen wij vader niet te
gemoet gaan?" Moeder
Lapsuli keek een beetje
bedenkelijk. „Nou, kinde
ren, het is al zo donker
;n het duurt nog een hele
)oos voor de maan op
tornt. Ik ben bang, dat
„Nou vooruit", zei moe
der Lapsuli; per slot van
rekening hadden de klei
ne haasjes deze week hun
vader en moeder zo goed
geholpen. „Maar niet ver
der dan de sloot voor het
weiland hoor!", riep ze
hen nog na. „Nee, mam
mie", schreeuwden de
haasjes, die het al op een
lopen hadden gezet. Moe
der Lapsuli keek ze la
chend na, maar de witte
puntjes van hun staart
als ze mij zien is de hele
verrassing voor Mietje,
Grietje en Pietje weg".
Maar het was al te laat;
net op het ogenblik dat
hij het erf wilde overste
ken in de richting van de
boerdery, ging de keu
kendeur open en viel er
een straal licht op het
grint. Was Lapsus nu
maar doorgerend, maar
nee, hij schrok zo, dat hy
een seconde lang onbe
weeglijk stil bleef zitten
met zijn oren plat tegen
zijn kop. En dat kwam
hem duur te staan, want
iemand gooide een jas of
een kiel precies over Lap
sus heen en voor hij daar
onderuit kon kruipen,
was hy al opgepakt.
„Wel alsjemenou", zei de
boer, „hoe vind je die
Truus?"
„Truus?", dacht Lapsus,
die spartelde onder de
arm van de boer, „wie is
nou Truus?"
„Tja...", zei de boer, „het
was mijn eigen schuld ge
weest als ik jou kwyt
was, want ik had de gren
del van het hokje ai veel
eerder moeten maken".
„Ik begrijp niet, wat hij
woede. „Voor een konijn!
Voor een konyn hadden
ze hem aangezien, hem,
de koning van alle vrye
hazen!"
„Nou ja", zei Truus, het
konijn, „het was erg don
ker. Hij heeft helemaal
niet kunnen zien, dat jij
het was. We hebben trou
wens allebei een bruin
vel!"
Lapsus slikte maar in
wat hij allemaal wilde
zeggen over het verschil
tussen hazen en konijnen.
„Luister eens Truus", zei
hy, „jij moet me helpen.
Ik heb me wekenlang 'n
ongeluk gewerkt voor de
mensen en nu, net nu ik
eindelyk ook eens feest
ga vieren, sluiten ze me
„Ja", knikte Truus dom,
„maar wat zal je eraan
doen Ik zit al mijn hele
leven opgesloten!"
„Truus!", riep de paas
haas, „zeg, wat ik doen
moet!" -
,Maar hoe weet ik dat
nou?", vroeg ze.
„Heb je hier vrienden?",
vroeg Lapsus, want hij
begreep dat hij alles zelf
zou moeten doen. „Och",
veel, maar die zyn me te
brutaal. En ja, dan de
duiven, maar ik word al
tijd zo treurig van hun
;ekoer. Nee, vrienden heb
k eigenlijk niet!"
„Waar zijn die duiven?"
vroeg Lapsus, met dui
ven had hy wel meer kar
weitjes opgeknapt. „Ze
slapen", zei Truus, „maar
als U heel hard roept
worden ze misschien
Wakker".
Lapsus begon te roepen.
„Zie je nou wel?", riep
één van de hazenkinde-
ren by de sloot, „daar heb
je de maan. Ik zei toch
al, dat ik hem zag aanko
men achter de wolken!'
Ze knipperden allemaal
met hun ogen tegen het
gouden licht, maar toen
ze eraan gewend waren,
keken ze elkaar opeens
aan.
„Vader...", begon er één;
„hij zou...", zei een twee
de, „hy moet er allang
zijn" riep de derde ang
stig. Ze tuurden over het
water het donkere wei
land in, maar tot aan de
boerderij was alles ver
licht en nergens waren 'n
paar lange oren te zien.
jullie verdwalen of
weer vuil maakt aan
bomen..."
„Hé toe...", zeurden de
kleine haasjes.
„Laat zé toch", riep neef
Sprint, „toen ik zo oud
was ging ik er ook al al
leen op uit".
FEETFIET
Wat hoor ik daar
Wie roept er toch
Wat hoor ik daar
En waar En waar
Een stem roeptFict fict fiet aan het werk,
Til op je poot, sla uit je vlerk.
Aha, als ik me niet vergis
geloof ik dat 't de ïyster is.
Hy fluit de lente komt er aan,
we moeten vlug aan het bouwen gaan.
Terwyl we bouwen fiet fiet fiet
leren we gauw een welkomstlied.
Voor hy zijn gele snavel sluit
breekt er een grote drukte uit.
Met takjes, sprietjes, dons en pluis
bouwt iedereen In het bos een huis.
En ondertussen zingt het koor.
O, vogels, wat een fijn gehoor i
MIES BOUHUYS.
waren al gauw in 't don
ker verdwenen.
De kleine haasjes deden
precies wat hun moeder
gezegd had; ze wipten,
zonder één keer stil te
staan tot aan de rand van
liet bos, liepen toen lang
zamer over het stukje
gras tussen het bos en de
sloot en daar, vlakby de
waterkant gingen ze op
een rijtje zitten wachten.
Door het hoge riet heen
konden ze net de boerde
rij van Lammerse zién.
Daar was hun vader;
van die kant zouden z<
hem straks zien komen.
„Ziezo", zuchtte vader
Lapsus en hy trok de
schuurdeur achter zich
dicht, „ziezo", dat was 't
dan. Mietje, Grietje en
Pietje hebben morgen
ochtend hun ei, net als al
le anderen. Nu naar huis,
naar het paashazenfeest.
„Au......", zei hy opeens,
want hij stootte zijn neus
tegen een hark, die op 't
erf stond. De hark viel
kletterend om en meteen
begon Buil, de waakhond,
als een dolle te blaffen en
te janken, want hy dacht
dat er onraad was. „Ik
moet hier weg", fluister
de Lapsus angstig,
„straks komt er iemand
naar buiten om te kyken
wat er aan de hand is en gen heen en weer van
bedoelt", dacht Lapsus,
maar hy had ook geen
tijd om er over na te den
ken, want het enige waar
hij aan dacht was hoe hy
hier weg kon komen.
„Ziezo", zei de boer,
nou niet meer weglopen,
hoor. Je krygt trouwens
de kans ook niet".
Het was pikdonker in de
schuur en Lapsus kon dus
helemaal niet zien wat er
nu eigenlijk met hem
beurde. Maar voelen
te beter! Hij werd in een
klein hokje geduwd, een
deurtje klapte dicht en
om hem niet te laten ont
snappen, zette de boer 'n
stevige schop tegen de
jrendel. Lapsus bleef al
leen in het nokje,
„Lieve help", bibberde
hij, toen hy zyn stem had
teruggevonden, „wat eenj
belediging! De paashaas
gesloten in een hokje"'
en jij de paashaas?
vroeg een nieuwsgierig
stem vlakbij hem. Lapsus
kromp in elkaar van
schrik. Wie was dat nou
weer?
„Ik ben Truus, het ko
nijn", zei de stem. „Ik ge
loof, dat de boer dacht
dat ik er vandoor was ge
gaan. Maar waarom zou
ik?"
De oren van Lapsus gln-
zel Truus, „de kippen ko
men wel eens aan, maar
ze zyn: me te lawaaierig,
de mussen komen hier
„Als er maar niets ge
beurd is", zuchtte er één.
„Er is iets gebeurd; ik
voel het", piepte het
kleinste hazenmeisje
bang. Ze had het nog niet
gezegd, of boven hun
oren hoorden de haasjes
opeens een gefladder en
geruis van veren. „Koe-
keroe koekeroe", ging 't,
„kom mee, kom mee, de
paashaas is in gevaar!".
Zonder zich één ogenblik
te bedenken namen de
haasjes een sprong en
volgden de duifjes die
voor hen uit over het wei
land vlogen naar de boer
derij.
De grote hazen, die eerst
geduldig hadden ge
wacht, waren natuurlijk
ook allang onrustig ge
worden. Op het laatst
hield moeder Lapsuli het
niet meer uit. „Laten we
naar de sloot gaan en vra
gen of de kinderen al iets
gezien hebben", zei
met een bevende stem.
Toen alles wat haas was
bij de sloot aankwam,
kregen ze een nieuwe
schrik. De kinderen wa
ren verdwenen! Radeloos
liep moeder Lapsuli heen
en weer langs net water.
Waar was haar man en
waar waren de kinderen
Net toen ze besloten om
het weiland in te gaan,
hoorden ze in de verte la
waai; boven het gekoeke-
roe van duiven uit klonk
een vrolijk hazenlied en
ja, in het licht van de
maan zagen ze een me
nigte lange oren door het
weiland Komen, Voorop
de paashaas en om hem
heen alle hazenkinderen
met hun pootjes aan hun
wangen, want ze hadden
allemaal pijn in hun tan
den. De spylen van 'n ko-
nynenhok knaag je niet
zo maar door, hoor!
Maar toen even later alle
hazen elkaar omhelsden
en de mandjes met kla
vereitjes rondgingen,
toen was alle angst en
pijn gauw vergeten. Het
werd een feest als nooit
tevoren en Truus, 't dom
me konyn dat was mee
gekomen, keek haar ogen
uitl
Oplossing vorige week: De 2e knop van boven moet ingedrukt worden.
Hier volgen enkele breinbrekertjes voor kinderen:
Dit zijn 4 leuke gevalletjes- van gezichtsbedrog, waar je o_ok je .vriendjes
mee kunt foppen.
397
In plaatje 1 zien jullie een driehoek met een verticale lijn er midden door.
Probeer nu eens of je zó op het oog een punt kunt zetten op het midden
van deze lijn. Als je het nameet zul je zien dat je het mis hebt!
In plaatje 2 zien jullie twee staande balken met een schuine lyn erachter.
Welke lijn is nu één doorlopende lijn? A of B? Op het oog zeg je natuurlijk
A, maar het is B! Leg er maar een liniaal langs!
In plaatje 3 zien jullie, je kunt het geloven of niet, vier volkomen rechte,
precies evenwydige lynen, meet het maar na. Je kunt het ook zien als je
vlak over het papier kykt vanaf de linkerkant.
Plaatje 4 is echt grappig; als je dit plaatje in kleine cirkeltjes onder je
ogen in de rondte draait, zul je zien dat alle buitenste wieltjes linksom
gaan draaien, terwijl het middelste tandwieltje rechtsom gaat draaien!
„M'n karretje is klaar",
zegt Flop, „nu eens proef
gaan rijden om te kijken of
alles goed zit. Hij legt een
kussen in het karretje om
op te zitten en legt het ge
reedschap weg.
„Kom op, de weg op",
zegt hij; tevreden. „Daar
kan ik zien, hoe hij rijdt".
Hij duwt zijn wagentje
naar de straat. Met een
sprong gaat hij op het kus-
sen zitten. Dan duwt hi)
af..... en daar gaat hij de
helling af. Maar wat is
dat f Hik-hik-hik-h ik"
hoort hij achter in zijn
karretje.
„Dat is niet zo mooi"
denkt Flop, „een goede wa
gen mag geen onnodig ge
luid maken. Dit ts nooit
goed..„ eens horen waar
11 vandaan komt". Flop
draait zich om en luistert.
Hik-h ik-hik-hik-hik hoort
hij. De straat helt sterk en
het karretje rijdt snel. Flop,
kijk toch uit waar je rijdt!
Maar het is al te laat!
Met een grote knal rijdt
het kleine karretje tegen
een lantaarnpaal. „Bons!"
Flop vliegt met een grote
boog uit zijn karretje en
blijft aan de lantaarnpaal
hangen, hoog en droog.
Nou zeg, dat is goed afge
lopen! Flop kijkt naar zijn
karretje. Het is helemaal
kapot. ,J3ik-hik-h1k" hoort
hij; en als hij goed kijkt
ziet hij Wimpie Krekel tus
sen de wrakstukken staan.
,Jiet spijt me Flop", zegt
hij, „ik had de hik