f Expositie in Middelburg Hub. Janssen en Alfr. Kosmann: „veel zeggen in weinig woorden" Jeugdige violist van formaat Jacques Lipchitz: artistieke strijd JAZZ-COMPONIST OVERLEDEN "Sibelius nog wai bijschaven"' ZATERDAG 29 MAART 1958 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT. 13 TWEE KORTE ROMANS „De suikerzoete Madonnaen een novelle met grote draagkracht- Hoe meer men leest, hoe meer men lezen moet vooral, hoe sterker de overtuiging wordt, dat vrijwel alle schrijvers te veel schrijven. De redenen daarvan zijn meestal allerver- geeflijkst, maar eigenlijk moest men nooit iets uitgeven, wan neer het niet iets werkelijk nieuws was, wanneer men, sinds de vorige publikatie, geen nieuwe ervaringen en wijsheden had op gedaan. Met dezelfde kleuren voortborduren op hetzelfde stra mien heeft geen zin. Het moet ons van het hart, dat we meestal niet zoveel vertrouwen hebben in auteurs die jaar op jaar één of meer boeken spuien (een enkel genie uitgezonderd) en wel ver trouwen daarentégen in schrijvers die zich beperken, ook al be tekent het, dat ze soms jarenlang niets van zich laten horen of maar heel dunne boekjes schrijven. Zo iemand is bijvoorbeeld Hu- bert Janssen. Meer dan twee jaar geleden reeds bespraken we zijn debuut, het verhaal „De lan ge schaduw", en pas thans ver scheen er een tweede boek van zijn hand, „De suikerzoete Ma donna", dat ook zeer bescheiden van omvang is. In „De lange schaduw" gaf een ouder gewor den eenzelvige man een gereser veerd maar gevoelig verslag van zijn kinderjaren. „De suikerzoe te Madonna" bevat het relaas Letterkundige kroniek door HANS WARREN van de enkele jaren, die een jon geling doorbrengt in een kloos ter van zwijgende monniken, met het doel tot de orde toe te treden. Was het eerste verhaal in zijn beste momenten reeds zeer opvallend van kwaliteit, ,,De suikerzoete Madonna-' overtreft het verre. Het is een fijn werkje van voornaam gehalte, even gereserveerd en koel-observerend als de eersteling, maar nog verzwegener en inniger. Boeiender ook omdat het gegeven, groot als het is, toch met macht en beheersing behandeld werd. Hubert Janssen wist deze schepping een geacheveerd karakter te geven. De jeugdjaren van de jongeling die in het klooster gaat, blijven voor ons verborgen. Het blijkt, doordat de ou ders at en toe ten tonele gevoerd worden, dat hij uit een welgesteld en kunstzinnig milieu komt. Hoewel nog zeer jong, en het leven niet kennend, ook niet vermoedend wat het leven van hem eisen zal, zoekt hij rust en eenzaamheid in een klooster van de stilte.'Het kost hem aanvankelijk veel moeite, alle wereldse ijdelheden, alle zelfzucht, alle zelfstandigheid zelfs, af te leggen. Het is een harde leerschool in deemoed; tussen zijn „meester", een oudere, zeer ervaren en humane monnik en hem ontstaat menig stil, langdurig conflict. Weldra ontdekt de jongen dat hij vermoedelijk nimmer in het - klooster thuis horen zal. Eens, wanneer hij bij het zagen van hout een medebroeder ernstig verwondt, treft hem in diens ogen een blik die hein niet meer los laat. Het is dc blik van de bruide gom in het Hooglied, een deels aardse, deels hemelse blik met een licht van gemengde extase. Van dat moment is de onrust in de jon ge monnik gevaren. Jarenlang vecht hij in stilte om zich volko men weg te cijferen, zich te ont eigenen, zich kastijdend en zijn fezondheid verwaarlozend. De va- er, de broeders, zijn erg over hem tevreden. Doch als hij op een avond een lege plaats ziet in de kring, bezwijmt hij, en als hij la ter van de vader verneemt dat die plaats voorgoed leeg blijven zal, begeeft hem de moed om verder te strijden voor het behoud van de ze eenzaamheid. Hij besluit het klooster te verlaten en beseft in een laatste gesprek pas ten volk- van welk formaat zijn „meester" was. Afgezien nog van het feit dat dit ver haal een episode behandelt uit een weinig bekend millieu, is het hoofd thema zo subtiel en verzwegen tot gelding gebracht, dat het een grote, nobele indruk maakt. Hubert Janssen heeft met dit verhaal de verwachtin gen die men van hem had niet beant woord, maar overtroffen. Ook Alfred Kossman is een schrij ver die zich tot het essentiële weet te beperken. Zijn nieuwe roman „De Bekering" is, even als de direct daaraan voorafgaande werken „De linkerhand" en „De hon denplaag" uiterst beknopt van om vang. Men zou het een novelle kun nen noemen met een grote draag kracht. Alfred Kossman is een schrij ver die met zijn gevoeligheid en kwetsbaarheid even weinig te koop loopt als Hubert Janssen, maar hij pantsert zich op andere wijze: met ironie, een rol, een bedrieglijk-vrolij ke lach. De „ik" uit Janssens verhaal is ongenaakbaar door zijn reserve; de „ik" uit „De Bekering" geeft geen vat op zich omdat hij quasi alle te genstrijdigheden in zichzelf elkaar laat opheffen en zijn ontreddering pa reert met een beschermende lach. Deze Peter Linkhof is een Nederlan der, die in Amerika veel roem heeft geoogst als blijspel-schrijver en film acteur. Hij is rijk geworden en zegt plezier in zijn succes te hebben. Na tien jaar weggeweest te zijn, komt hij voor het eerst met vakantie naar Holland, en besluit „incognito" zijn ouders te gaan bezoeken in zijn ge boortestad. Hij wil dat volkomen bij verrassing doen, maar van zijn plan komt niets, zijn wereldfaam staat hem in de weg. Wanneer hij nauwe lijks het station verlaten heeft, ont moet hij een journalist, Karei Veind, met wien hij vroeger bevriend is ge weest. Deze eist hem op geraffineerd-brutale wijze geheel voor zich op. Veind maakt van zijn ontdekking en macht een schromelijk misbruik, maakt Linkofs aanwezigheid bekend, arran geert begroetingsfestiviteiten en troggelt hem van zijn ouders en een jeugdvriendin af ten gerieve van al lerlei publiciteitsstunts. De komedie (met sterk parodistische inslag) cul mineert aanvankelijk in een per tele visie uitgezonden plechtigheid in de dierentuin, waar men Linkof een jong leeuwtje ten geschenke geeft dat, slecht afgericht, hem rijkelijk bewatert. De eigenlijke climax komt nadien. Doch onder deze sprankelen de luchtigheid gaat de allesbehalve vrolijke onderstroom van het leven verder, en deze bepaalt tenslotte na verhitting en ontgoocheling het slot. Hubert Janssen: De suikerzoete Ma donna. J. M. Meulenhoff, Amsterdam. Alfred Kossmann: De Bekering. Querido, Amsterdam. (Van een onzer redacteuren) Op bijzonder smaak volle wijze is in de kunstzaal van de firma Van Bentliem en Jutting te Middel burg een tentoonstel ling ingericht van weefwerk, sieraden, beeldhouwkunst, boek- binderswerk en decora tieve kunst. Het sa menstellen van deze expositie was toever trouwd aan mej. Nel van der Chys uit Amersfoort (ontwerp ster van sieraden) en zij verkreeg een opval lend harmonieus ge heel, dat een kunstzin nige geest verraadt. Met groot gevoel voor het decoratieve element bracht zij werk van toch vaak uiteenlopend karakter bijeen: fraai gedrapeerde weefstof fen, in rijke, wóxme kleuren (van mevrouw Margo Stcinmetz- jEen hoekje van de tentoonstelling met het beeldje Man te paard"... (Foto P.Z.C.) Vink) vormen een vrij wel ideaal décor voor bijvoorbeeld de in gips en terra-cotta uitge voerde beeldhouwwerk jes van Wicher Meur- sing. Zijn bescheiden beeldjes „Man te paard" „Meisje op kruk" „Aapje om er enkele te noe men getuigen stuk voor stuk van een zeer gewetensvolle werkwij ze, waarin de spanning van 'n beheerste schep pingsdrift als 't ware nog natrilt. Ditzelfde geldt ook voor enkele tekeningen van zyn hand en dan met name' voor 't gevoelige, zeer expressieve „jongens kopje". In vitrines kan men het werk bewonderen van mej. Nel van der Chysontwerpen van „juweeltjes van juwe len" als daar zijn rin gen, oorhangers en halskettingen. Artistie ke vormgeving op zijn best. Voorts verdient ook het decoratieve en boekbinderswerk van de heer en mevrouw AalbcrsKollewijn de verstilde aandacht, die overigens als het ware „vanzelf" over de be zoekers komt bij het aanschouwen van de ze, men zou bijna zeg gen weldadig „ingeto gen" expositie, die in ieder geval tot volgen de week zaterdag te bezichtigen is. Ter aan vulling diene, dat wij nog gisteren op onze vrouwenpagina een uit voerig artikel wijdden aan het werk van me vrouw Margo Stein- metz. (Van een medewerker). Wie niets vermoedend het huis binnenkomt, kan het tref fen dat er twee vioolconcerten tegelijk worden ge speeld, in een van de kamers Sibelius, in een van de andere Mendelssohn. Dit is op zichzelf nog niet 't wonderlijkste. De bezoeker heeft eerst recht reden tot verbazing als hjj merkt dat in beide gevallen een kind de strijkstok hanteert en dat de kinderen broertjes zijn, acht en veertien jaar oud. Het huis is dat van de familie Bor in een rustige straat in Amster dam. Een huis waar de muzikaliteit door alle vertrekken zin dert Dicky Bor, de veertienjarige, ziet er uit als een jonge Menu- hin. Dezelfde zachte, golvende haren, dezelfde heldere ogen, waar een onbestemde, dromerige blik in .komt zodra ze iets an ders zien dan een viool. En bo venal: dezelfde allure. Die van 'n geboren violist. Rustig, kaars recht, staat hij te strijken, met Onwankelbaar zelfvertrouwen be weegt hij de stok. Zijn handen, tenger en mooi gevormd, schijnen voorbestemd tot het bespelen van een Stradivarius. Hij was het die Sibelius speel de. Als we de kamer binnenko men, waar hij omringd is door minstens een dozijn instrumenten, hangend aan de wanden en lig gend op de piano, houdt hij ermee Op. Op de vraag of hij niet lie ver wil doorgaan, komt het ant woord „Sibelius, moet ik nog wel een beetje bijschaven. Misschien mag het iets van Bach zyn?" En zon der verwyl begint hij aan de Chaconne uit de tweede Partita voop. solo viool; om ons een kwar tier lang in de ban der betove ring van deze hemelse muziek te houden. Hij speelt haar als 'n volwassen kunstenaar, nergens gehandicapt door gebrek aan technische beheersing, overal zo verantwoord als men zou wensen haar doorgaans in het openbaar te horen. Dicky Bor heeft trouwens al enkele keren in het openbaar gespeeld. Hy is opgetreden zowel in de concertzaal als voor radio en TV; en er is geen twij fel aan dat hij by deze gelegen heden zyn gehoor ten diepste heeft ontroerd. Het meest cu rieuze van deze concerten was wel dat daarbij een compleet Bor-or- kest de jonge solist begeleidde: zijn vader, zijn jongere, al even zeer virtuoos aangelegde broer Christiaan en nog drie andere broers. Een vergelijking met het gezin van de grote Johann Se bastian Bach dringt zich onweer staanbaar op Een wonderkind, deze Dicky Bor. Moeilijke stukken zijn zijn geestelijk eigendom op een leeftjjd die de jeugd meestal nog ver strikt houdt in de eerste kruisen- Dicky Bor bespeelt een Stradiva rius uit 1720, hem door een mu ziekminnaar in bruikleen afge staan. en mollenpuzzels. Hij voerde con certen van Vivaldi uit toen hij amper zeven was, nauwelijks drie maanden nadat hij voor het eerst van zijn leven vaders viool had ter hand genomen. Op het ogen blik is hij ver genoeg gevorderd om tegen het erkende vioolreper toire niet meer op te zien, al de vier en twintig caprices van Pa- ganini, onbespeelbaar als ze mo gen heten, niet uitgezonderd. Maar de studie gaat door. Be gonnen onder leiding van zijn vader, een begaafd amateurvio list, omvatte ze naderhand lessen van de beroemde leraar professor Otto Back en momenteel van pro fessor Max Rostal. Lang kan het niet meer duren, aleer Dicky Bor voorgoed het podium gaat betre den. -r a", zegt vader Bor, „het zijn I eigenaardige knapen, die zoons van mij. Eerst kregen we dat geval van Dick te verwer ken. U kunt zich wel voorstellen wat voor een verantwoordelijk heid dat op mijn smalle schouders legde. Nauwelijks begon het met zijn opvoeding een beetje te lopen, toen we de tweede klap kregen. Op een avond draaiden we een gramofoonplaat met een conceit van Mozart. Opeens greep Christiaan (hij was toen zes jaar oud) de kleinste viool die we in huis hadden en begon het lang zame deel mee te spelen. En hij bracht het nog tot een goed eind ook! Op het ogenblik speelt hij Mendelssohn en anderen uit het hoofd, zonder te smokkelen." Vader Bor zelf is hij schil der heeft de problemen, voort spruitend uit zoveel huiselijke be gaafdheid, op voorbeeldige wijze benaderd. De talenten van zijn zoons krijgen alle kans tot ont plooiing. zonder dat er sprake is van exploitatie. Als ze eenmaal volwassen zijn, zullen we wel ver der zien, is zijn devies. Ondertus sen heeft Dick Bor gespeeld voor Oistrach, voor Menuhin,, voor Grumiaux en menige andere be roemdheid. Unaniem was hun oor deel dat ze hem ooit nog wel eens als collega zullen kunnen begroe ten. De komende jaren voor Dicky Bor gevuld met studie en nog eens studie zullen het uit wijzen. 'Wie niets vermoedend het huis is binnengekomen en twee viool concerten heeft horen klinken, is in dit milieu op alles voorbereid. Toch kan ook het vertrek nog zo zijn verrassingen in petto hebben. Als de deur van Dicky's kamer weer gesloten is, hervat hij de ca dens in het eerste deel van Sibe- lius-Coneert op precies dezelfde plaats waar hy deze heeft onder broken. En dan zegt zyn vader: „Eigenaardig, vindt U niet? Hij speelt het zo goed als uit het hoofd maar tot vorige week had hij de partituur nooit onder ogen gehad. Hij begon eraan toen hij met een kou in bed lag. Hy vond het zo vervelend als hy niets te lezen had Binnenkort een film over leven van William Handy William Christopher Handy, de „father of the blues" is vrijdagoch tend, 84 jaar oud, in een ziekenhuis te New York overleden. Handy werd vorige week met longontsteking op genomen. Binnenkort zal een film over zijn leven, naar zijn bekendste composi tie „St. Louis Blues" genaamd, wor den uitgebracht. De geluidsopnamen voor deze film worden de volgende maand gedurende een concert in Car- negie-hall gemaakt. William Handy was reeds zeven tien jaar blind en bewoog zich de afgelopen twee jaar met behulp van een rolstoel. Vorig jaar november bood de gramofoonplatenindustrie hem ter gelegenheid van zijn 84ste verjaardag een receptie aan. Het was de bedoeling Handy's 85ste ver jaardag in Hollywood te vieren. /eulnsme tot {u\rohz William Handy werd op 16 novem ber 1873 in Florence, Alabama ge boren. ,,In de tijd dat ik onder brug gen en in portieken sliep hoorde ik de muziek van rondtrekkende muzi kanten en van riverboats", vertelde hij enige tijd geleden. De eerste re gel van St. Louis Blues is dan ook „I hate to see that evening sun go down". In 1909 schreef Handy ..Memphis blues" in het kader van een verkie zingscampagne voor E. H. Crump. Crump werd gekozen en bleef bijna veertig jaar burgemeester van Memphis. (Van onze redacteur beeldende kunsten) Ongeveer anderhalf jaar geleden heelt een werk van de beeld- homver Jacques Lipchitz plotseling in een zeer ongezonde belangstel ling gestaan. Het was zijn groep Le Couple, weerslag van de intieme ontmoeting van twee mensen. Hoe wel het ontactisch was, deze groep op een van de drukste pleinen van Amsterdam te plaatsen zo iets gaat in Nederland nu eenmaal niet (leed de rel, die hieruit voortvloeide, de kunstenaar on recht. Zijn oeuvre is veel te be langrijk om het aan deze ene uiting af te meten om het hierom te veroordelen, nog afgezien van de kwestie, dat het hier vrijwel onbe kend is. Openbare verzamelingen bezit ten, afgezien van Le Couple, slechts een enkele abstracte figniir van zijn hand. Enige jaren geleden bracht het Stedelijk Museum in Amsterdam een kleine tentoonstel ling van twintig werken. Het mag In jhr. Sandberg worden geprezen, dat hij ditmaal in zijn museum een grote overzichtstentoonstelling van Lipchitz' werk heeft ingericht, die eerlang ook op de Hoge Veluwe te zien zal zijn. Zij geeft niet alleen een beeld van een artistieke ontwikkeling, maar ook van de groei en de bewogenheid van de mens. Want deze joodse artiest, die in 1891 in het Littause badplaatsje Druskienilte werd geboren en als achttienjarige tegen de zin van zijn vader naar Parijs trok omdat hij beeldhouwer wilde worden, heeft steeds midden in de worsteling van zijn tijd gestaan. Hij heeft harts tochtelijk deelgenomen aan de ar tistieke strijd om een nieuwe vorm geving hij is ten sterkste geraakt door gebeurtenissen in zijn persoon lijke leven en door de politieke troe belen van de dertiger jaren. Dat alles vindt zijn weerslag in zijn werk. Het is nimmer een artistiek of politiek manifest, maar het is niet zelden een zeer menselijk belijden van hoop en vrees, van smart en geluk, van pij" en bevrijding. T-«igenlijk is zijn artistieke levens- [~<i loop die van alle belangrijke kunstenaars: van een weinig boeiend academisme naar de uitersten van het kubisme en vandaar naar een meer naturalistische barok met sterk dramatische trekken. Daarbij doet zich het merkwaardige voor, dat hij in de aanvang van het kubisme van Picasso weinig moet hebben, maar kort daarop door diens vriend Juan Gris volkomen wordt bekeerd. Dan ontstaan die merkwaardige sculpturen, waarin de menselijke vorm volkomen wordt ontleed in rechthoekige en ronde onderdelen, die vervolgens in een bepaalde architec tonische orde op elkaar worden ge stapeld. Als fase in een ontwikkeling zijn deze beelden stellig belangwek kend. Maar tegelijkertijd doen zij nu volkomen steriel en dogmatisch aan. Het is een uitproberen van mogelijk heden maar van mogelijkheden, die steeds beperkter worden. Zestien jaar duurt de worsteling met het kubisme. Dan komen vloeien der, meer organische vormen in zijn werk naar voren. Deze heeft hij trou wens nooit helemaal vaarwel gezegd. In wezen is zijn belangstelling voor de mens steeds te groot geweest, dan dat hij in zijn portretten zou hebben kunnen komen tot de analyse en de reconstructie die In zyn andere wer ken zo'n belangrijke rol spelen. Er komt trouwens nog een factor by, dunkt mij: de politieke spanning van de dertiger jaren, die hem tenslotte, naar New York drijft. Hij vertaalt deze in vrijere, meer barokke en turbulente vormen. De strijd tussen dieren (Stier en Condor), tussen mens en dier (Prometheus), de verhouding tussen man en vrouw (Le Couple), tussen mensen (Moeder en Kind) vormen de motieven, waarin zijn reacties ge daante krijgen. Het steeds weerkeren de motief van moeder en kind zou men kunnen zien, als een uiting van zijn geloof in het leven, maar ook als een weerslag van zijn sterke gehecht heid aan zijn familie. Met name in de Prometheus ondergaat men sterk zijn spanning om de politieke ontwikke ling van de tijd tussen '30 en '45. Eerst namelijk is Prometheus klein, en de gier groot. De man dreigt le worden verscheurd door het bloed dorstige monster, dat het op zijn le ven voorzien heeft. Maar in de loop der jaren wijzigt hij de verhoudingen tussen de beide figuren, totdat ten slotte in de versie van 1942 de mens in felle strijd zegeviert. Bevrijding spreekt uit zijn Redding, de juichend- triomfante weergave van het verhaal van Orfeus, uit 1945. Nu heeft hij zich nooit geheel op een bepaalde werkwijze vastge legd. Midden in zijn kubistische periode experimenteert hij al met zo genaamde transparanten, kleine bron zen, waarin een enkele contour een stuk ruimte omlijnt, zonder deze ooit geheel „af te snijden". De ruimte dringt ais het ware door de vorm heen en wekt daarin een eigen span ning. Maar kennelijk heeft deze vormgeving hem niet bevredigd; hij heeft haar al vrij spoedig weer los gelaten. Wat hij eruit behouden heeft is de spanning tussen beeld en ruimte het doorboren van de massa van de sculptuur; maar dit is meer organisch gebleken, meer plastiek. Het belangrijke van deze kunst is dan ook niet in de eerste plaats ge legen in de literaire inhoud: het is het zoeken naar de uitdrukkingsmo gelijkheden van de plastiek zelf. Uit dit zoeken is ontstaan een oeuvre, sterk van expressie, prachtig van techniek, gevarieerd van inhoud en sentiment, dat behoort tot het be langrijkste van onze tijd. Lipchitz is het probleem, de strijd, nooit uit de weg gegaan. Hij is hierin overwin naar gebleven. Mede daarin ligt zijn grootheid. H Harlekijn met clarinet (1919), p| een beeld van Lipchitz, waarin sterk zijn streven naar een ar- H chitectonische opbouw spreekt. H Opvallend zijn hierin de schuin p omhoog strevende lijnen, die H nauwelijks worden onderbro- ken, behalve waar de ritmiek p dit vereist. p

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 5