STATIN: BELANGRIJK COLLEGE IN NET GEWEST Maar niettemin door wetgever stiefmoederlijk bedeeld Twee-en-veertig HOOGMOGENDEN in ZeeJands Statenzaal Dit zijn de zetels.... ...van Hunne Hoogmogenden (Van een juridische medewerker) De meesten van de kiezers, die zich bij de verkiezing van de nieuwe Provinciale Staten van hun burgerplichten hebben ge kweten, zullen daarbij niet meer dan een vage indruk hebben gehad van de gevolgen die zij daardoor in liet leven roepen. Zeker, zij zullen hopen en vaak ook ondervinden dat de man of vrouw van hun keuze komt te zetelen op de plaats die zij hem of haar hebben toegedacht. Maar wat er verder gebeuren gaat, wat de gekozene straks gaat doen en gaat zeggen, het zijn allemaal dingen waarover de gemiddelde kiezer zich later nog maar weinige zorgen pleegt te maken. Dat is ook geen wonder, want terwijl in andere vertegenwoor digende lichamen parlement, gemeenteraden vaak zaken worden behandeld, die de doorsnee-staatsburger direct in zijn streven, in zijn belangen of in zijn gevoelens raken, ligt dit bij een lichaam als de Provinciale Staten niet zelden anders. Voor hun forum worden geen loonrondes of verhoging van straatbe lasting uitgevochten, en daarbij komt nog dat de wetgever de Provinciale Staten uitgesproken stiefmoederlijk heeft behandeld wat het houden van vergaderingen betreft: twee malen per jaar slechts mogen zij in een gewone openbare zitting een zomer- en een winterzitting bijeenkomen, en wanneer dat vaker moet gebeuren hetgeen niet dikwijls voorkomt is er een machtiging uit Den Haag nodig. Men kan rustig vast stellen dat de gewoonte van het vergaderen, volgens velen een der grootste kwalen van de moderne maatschappij, aan de Sta ten tot nu toe voor een belangrijk deel voorbijgegaan is. Het behoeft dus geen verbazing te wekken dat de Provinciale Staten minder tot de verbeelding spreken dan andere vertegenwoordigende col leges. Dat is niet hün schuld, want hun bevoegdheden reiken nu eenmaal niet verder dan de grenzen, daar aan door de wet gesteld. Wanneer ln dit opzicht per sé een schuldige moet worden aangewezen, dan is dat de wetgever zelf, die in het be gin van de vorige eeuw bij de re constructie van ons staatsbestel be vreesd was voor een al te grote macht van de afzonderlijke gewes ten. Het voorbeeld, of liever schrik beeld van de machtige, bijna zelf standige provinciën van vóór de Franse revolutie, stond onze staats lieden nog helder voor de geest en wat men wilde opbouwen was niet een bouwsel van losse stenen, maar een staat met een sterk centraal ge zag, zonder middelpuntvliedende krachten. Daarin is men geslaagd, maar de rol van stiefmoeder moest de wetgever tegenover het machtigste orgaan van ae provincie daarbij wel spelen. Wil dit nu zeggen dat de Pro vinciale Staten eigenlijk een or gaan zijn dat zonder al te grote schade voor een goed functioneren van de overheidsmachine wel ge mist kan worden? Natuurlijk niet. In de eerste plaats zijn onze pro vincies de een meer, de andere minder steeds geweest, en zijn zij altijd nog, gemeenschappen van bepaalde belangen en bepaal de saamhorigheidsgevoelen, die nu eenmaal ergens naar buiten moe ten treden, zich moeten laten ho ren en zich laten verdedigen. Dit „érgens" is de vergaderzaal van de Provinciale Staten. Verder hebben dc Stater, hun eigen bevoegdheden op het provinciaal ni veau, en zijn zij het aangewezen or gaan om het dagelijks bcp' uurscol- lege van de provincie, dat van De- deputeerde Staten, te kiezen. Dit ooilege moeten zij niet alleen voort brengen, maar als goede vaders ook leiden, ter verantwoording roepen en zo nodig vermanen of bestraffen. En tenslotte: In deze tijd neemt het belang van de provinciale gezags organen steeds toe. De wetgeving en het bestuur worden nu eenmaal naarmate onze maatschappij gecom- Dit college heeft de afgelopen jaren Zeeland bestuurd. V.I.n.r.: de heren M. J. van Poelje, ir. G. P. M. Diköt- ter, mr. A. J. van der Weel, nir. dr. A. J. J. M. Mes. de commissaris der koningin, jhr, mr. A. F. C. de Ca- sembroot, A. Schout, C. Phillpse en griffier mr. J. M. Pilaar. pllceerder wordt, ook zelf steeds meer omvattend en ingewikkeld, en aan deze ontwikkeling hebben ook de Staten deel, in de vorm van meer bevoegdheden, meer taken en meer werkzaamheden. Toch neemt dit alles niet weg dat de Provinciale Staten, gegeven hun wijze van werken en verga deren. nooit een echt, doelmatig bestuurslichaam zullen kunnen zijn. Het besturen eist vaak een onmiddellijk ingrijpen, een voort durend controleren van daden van hen die met de uitvoering van wetten en verordeningen zijn be last en wij doen de Staten geen onrecht door te zeggen dat zij daartoe niet het meest geschikte lichaam zijn. Niettemin zegt de Grondwet: „Aan de Staten wordt de regeling en het bestuur van de huishouding der pro vincie overgelaten". Wat onder „re- reling" moet worden verstaan is wel luidelijk: het is het maken van ver ordeningen en reglementen op on derwerpen die het belang van de provincie raken, of althans zo wordt de grondwettelijke bepaling in de provinciale wet uitgewerkt het maken van verordeningen en reg lementen die de Staten voor het provinciaal belang nodig oordelen. Een paar voorbeelden van provin ciale verordeningen: verordeningen betreffende het landschapsschoon, streekplannen, het houden van waak honden. Vogels van diverse pluima ge dus, die alle dit gemeen hebben dat zij de belangen van de provin cie moeten raken. Zij mogen geen bepalingen omtrent onderwerpen van algemeen rijksbelang bevatten, dus geen regeling inhouden om maar een enkel voorbeeld te noemen om trent pachtverhoudingen. Bovendien houden provinciale verordeningen volgens de wet onmiddellijk op te geiden, zodra door een hogere rege ling, dus bv. de wet, in hetzelfde on derwerp wordt voorzien. besturen Tot zover de „regeling" van het provinciaal huishouden. Wat wil nu daarnaast zeggen het „besturen van het huishouden der provincie?" Men kan ongeveer zeggen dat besturen is dat deel van de overheidstaak dat niet in verordenen, d.w.z. het geven van algemene, voor de toekomst gel dende regelen, bestaat. Besturen is dus het nemen van allerlei beslis singen, die een incidenteel wat iets heel anders is dan onbelangrijk! karakter dragen. Wij zagen hierbo ven reeds dat het nemen van alle be slissingen die de bestuurstaak met zich meebrengt onmogelijk kan wor den overgelaten aaji een college dat normaliter slechts een tweetal malen per jaar bijeenkomt. Wij moeten dus de be stuurstaak van de Provincia le Staten in de eerste plaats zien als een aangeven van de grote lijnen, en het hou den van toezicht. Dit betekent toezicht op de Gedeputeer de Staten, die volgens de wet het college zijn, waaraan de eigenlijke bestuurstaak, d.w. z. het nemen van de dagelijk se beslissingen, is toever trouwd. Dit is de nieuwe provinciale griffie in aanbouw. In de afgelopen sittings- i periode kon eindelijk worden beslo-1 ten tot deze zo noodzakelijke bouw. Eén belangrijk ding mag hierbij niet vergeten worden: zodra het uitvoeren van een project of het nemen van een besluit met zich meebrengt dat hiertoe gelden nodig zijn (en wanneer is dit, vooral tegenwoordig, bij plannen en projecten piet het geval?) zijn de Provinciale Staten het college, met welks ja of neen het project staat of valt. Zij immers zijn het, die jaarlijks de provinciale begroting moe ten vaststellen, en daarbij de benodigde guldens moeten toestaan. Het regelen en het bestuur van het huishouden der provincie, waarover wij het hierboven hadden, is datgene wat men met het bekende begrip „autonomie" pleegt aan te duiden. Autonomie is dus niets anders dan het zelf regelen en uitvoeren van wat tot de eigen sfeer, de eigen taak behoort. Daarnaast kennen wij het begrip „zelfbestuur", waarmee wordt aangeduid het uitvoeren van hogere regelingen door een lager orgaan. Zo zijn in het algemeen Gedeputeer de Staten het college, dat geroepen is tot de uitvoering van wetten en andere hogere regelingen, hoewel in bepaalde gevallen deze uitvoering een taak van de Provinciale Staten zelf is. Bij de uitoefening van dit „zelf bestuur" zijn Gedeputeerde Staten geen verantwoording verschuldigd aan Provinciale Staten, en dat is niet verwonderlijk, want in deze functie handelen zij eigenlijk niet als orgaan van de provincie, maar als orgaan van het rijk, dat hun deze taak oplegt. Behalve hun algemene bevoegd heden hebben Provinciale Staten tal van andere taken, die in de wet met name zijn genoemd. Zo kunnen zij reglementen voor de polders en waterschappen vast stellen. een vooral in Zeeland be langrijke zaak, en zij kunnen ook polders en waterschappen oprich ten of opheffen. Zij kunnen het aanleggen van provinciale wegen en andere werken bevelen, provin ciale eigendommen verkopen of aankopen. Maar ook hier kan het weer zijn, dat de gewenste snel heid bij het nemen van deze be slissingen wel eens in het gedrang komt, en zij kunnen dan ook on- der bepaalde voorwaarden sommi ge van deze bevoegdheden aan Ge deputeerde Staten delegeren. Bij dit alles heeft het rijk een stok achter de deur gehouden. Wat de Staten en Gedeputeerde Staten doen moet immers blijven passen in het grote geheel. Vandaar de bevoegd heid van de Kroon, om besluiten van deze colleges, die met de wetten of het algemeen belang strijdig zijn, te schorsen of zelfs door vernietiging buiten werking te stellen. De begro tingen en verordeningen zijn zelfs aan preventief toezicht in de vorm van koninklijke goedkeuring onder worpen. Een bijzondere taak van de Pro vinciale Staten, een buitenbeentje naast hun gewone bevoegdheden, is het kiezen van de leden van de Eerste Kamer. Deze „getrapte" verkiezing heeft nogal eens tot gevolg dat de samenstelling van de Eerste Kamer wat anders uitvalt dan die van de Tweede Kamer. Het bovenstaande moge een indruk geven van het toch waarlijk niet ge ringe belang van wat de Staten be horen en plegen te doen. Zoals ge zegd is daar in de laatste tijd wel het een en ander bijgekomen. De be moeienissen van de overheid met het maatschappelijk leven verkeren nog steeds in het groeistad! um en dat zal voorlopig ook wel zo blijven. Het zijn weer de Staten die hier op provin ciaal niveau hun steentje kunnen bij dragen, onder meer door het toeken nen van subsidies ten dienste van be langen van cultuur, maatschappelijke zorg, volksgezondheid, enz. Hoe komt de provincie aan de geldmiddelen, nodig om dit alles te kunnen doen? Naast de opcenten op enige rijksbelastingen, personele en grondbelasting is hier de rijkste bron die van het provinciefonds. Dit wordt door het Rijk uit de opbrengst van belastingen gevormd, en in een be- fiaalde verhouding over de verschil- ende provinciën verdeeld. Zo wordt het beschikbare bedrag voor een derde gedeelte verdeeld volgens de maatstaf van het oppervlak der pro vinciën. Een bijzonderheid is hierbij dat voor Zeeland, als zijnde een zeer waterrijke provincie, de wateropper vlakte meetelt bij het verdelen van de pot. Dit geldt voor geen van de andere provinciën. (Vervolg op 10) DE VERKIEZINGEN z|jn weer achter de rug en een nieuwe ploeg voor de Statenzaal staat aangetreden. Met die „nieuwheid" van de tweeënveertig Zeeuwse hoogmogendheden loopt het overigens wel los, want een groot deeJ van de oude getrouwen is gebleven en het aantal nieuwe gezichten is be paald in de minderheid. Zodat tenslotte het totaal-beeld van een Staten- zitting wel niet aanzienlijk zal veranderen. Voor de regelmatige bezoeker van de Statenvergadering Is het een vertrouwd beeld: één vrouw, éénen veertig mannen, voorgezeten door de commissaris der koningin, naast wie een zwijgende figuur zeteltde griffier der Staten. Aan diens zwijgzaamheid hebben overigens ln de afgelopen vier jaar de meeste statenleden géén voor beeld genomen, integendeel: er zjjn onder hen notabele sprekers, die het allemaal wel héél breed uit de doeken doen. Daar is bijvoorbeeld de socialisti sche woordvoerder Van Oorschot. Als dit Statenlid eenmaal door een onder werp is gegrepen, dan vliegen de stuk ken er af en wordt er aan de perstafel wel eens diep gezucht, ondanks alle boeiende elementen in de betogen van deze ras-volksvertegenwoordiger. Een emotioneel politicus, die niet aarzelt zjjn tegenstanders in felle bewoordin gen te lijf te gaan. Maar het is de vraag of deze socialistische fractie voorzitter wat de lengte van zijn be togen kampioen der Staten is. Burge meester Kodde van Zoutelande lijkt in dit opzicht betere kansen te hebben, althans dat is de indruk van de afge lopen vier jaren. Deze S-G.P.-woordvoerder is een man, die de stukken bestudeert van af de eerste letter tot aan de laatste punt en men kan er van overtuigd zijn, dat géén komma hem ontgaan is. En van zijn bevindingen tijdens deze speurtocht door de stukken en van zyn opvattingen daaromtrent doet hy verslag in een wat monotone spreektrant, daarbij zowel naar links als naar rechts vermaningen uitdelend. Want dat is het opvallende verschil tussen de heren Van Oorschot en Kod de: de eerste valt aan, smyt zjjn tegen standers felle verwijten toe, de tweede daarentegen vermaant ernstlglijk en houdt zijn opponenten hij voortduring de principes voor, waarnaar hij leeft. By de Antirevolutionairen is de heer J. Hommes uit Nieuwdorp meestal een uitvoerig spreker. Voor de verslag gevers echter is hij geen ondankbaar man, want de heer Hommes spreekt met vraagtekens en uitroeptekens. Zijn niet ai te zware stem gaat bij voorbeeld bij een uitroepteken keurig omhoog om dan even te stoppen voor een korte effect-pauze. Journalisten plegen dan achter zulk een zin te no teren: aldus riep de heer Hom mes uit!" van binnen-uit Dat soort opmerkingen wordt maar zelden neergepend bij de K.V.P.- woordvoerder Vercauteren, de burge meester van Clinge. Wat de heer Ver cauteren zegt lijkt altijd heel diep van binnen-uit te komen, want deze spre ker heeft een zware, grommende bas. Daarnaast heeft hij een voorliefde voor wegenkwesties, die helaas niet altyd tot de aangenaamste agenda punten van de staten behoren. Burgemeester Stemerding van Sou burg draagt het standpunt der christelijk nistorischen altijd op een representatieve wijze voor: goed-geformuieerde volzinnen, haast vrolijk-zingend uitgesproken, onderstreept met expressieve geba ren. Hij bedient zich bovendien van spreektaal! Dat laatste nu is een niet geringe verdienste, want er zijn ook statenleden die hun betogen voorlezen en dan blijkt daarbij, dat hun woorden typisch als schrijf taal zijn gedacht Niet alzo burge meester Stemerding, die zijn ge beeldhouwde zinnen zonder enige moeite uit zijn mouw schudt By de V.V.D.-fractie kwam het laat ste jaar landbouwsecretaris Schlinge- mann als spreker naar voren. Een be minnelijk man. die echter soms on verwachts scherp uit de hoek kan ko men. En als hy eenmaal een bepaalde mening over een onderwerp heeft, dan zijn er geen honderd gedeputeerden in staat hem te overtuigen. Dat bleek nog tijdens de laatste zitting toen hij alle welsprekendheid van gedeputeer de Schout ten spijt zich bleef verzet ten tegen het aantrekken van stage- aires aoor de Stichting Zeeland. met gepaste eerbied De welsprekendheid van gedeputeer de SchoutOngemerkt zijn we bij deze rondgang door de Statenzaal bij de (verhoogde) tafel van heren gede puteerden aangeland. En uiteraard willen we zij het met gepaste eer biedook iets mededelen over die genen, die achter die tafel in hoogheid zyn gezeten. En omdat de naam Schout nu eenmaal is gevallen, zul len we met hem beginnen. Welnu, als dc heer A. Schout wiens trekken door een tekenstift vastgelegd, de laatste weken nogal bars door héél Zeeland blikten het woord neemt, dan gaat iedereen er even voor zitten. Want de heer Schout spreekt de statenleden vader lijk-vermanend, doch met een kwink slag toe. In dit opzicht is hij onver beterlijk: of hij nu overhoop ligt met de heer Kodde over een socioloog, met de heer Van Oorschot van mening ver schilt over een toespraak tot Zierik- zeese dames of met de heer Van der Peijl over het Zeeuws Tijdschrift, de heer Schout weet de lachers op zyn hand te krijgen. En tevens hun sym pathie.... Zoals onlangs statenlid Schlingemann opmerkte, toen hij te gen een voorstel was: „Ik zou bijna uit persoonlyke sympathie voorstem men Gedeputeerde Philipse is de man van de polders, een rustig gedepu teerde die als zodanig zyn woorden ernstig wikt en weekt, daarbjj voortdurend zijn bril op en afzet tend. Zyn ambtgenoot Dikötter for muleert kort en zakelijk, zodat men van hem geen overbodige woorden luxe behoeft te verwachten. De heer Van Poelje is een man, die als ge deputeerde-van-de-bootdiensten ge roepen is véél te zeggen,maar aie tevens, het moet tot zyn eer worden vermeld, deze veelheid tot het uiter ste beperkt. Deze jongste van het college heeft zonder enige twijfel een grote sympathie bij vrienden en tegenstanders in de Staten. Gedeputeerde Mes is een man op wiens woorden men zorgvuldig acht moet geven, want hij formuleert ze zo danig, dat zowel voor- als tegenstan ders van het aan de orde zynde voor stel oprecht van mening zijn. dat de geachte gedeputeerde het volledig met hen eens is. Hetgeen dan toch niet het geval is Naar de woorden van mr. A. J. van der Weel tenslotte wordt altijd met de grootste aandacht geluisterd. En dat is begrijpelijk, want deze gedepu teerde weet een flonkerend, speels en geestig betoog op te bouwen. En als nij een tegenstander even op de vingers tikt, dan voelt deze de pijn pas als h(j thuis de notulen nog eens naleest veel werk verzet Dit waren dan enkele indrukken over de nu afzwaaiende en toch ook weer grotendeels opkomende „ploeg". Een ploeg, die in de afgelopen vier jaren veel werk heeft verzet. Er wer den belangryke besluiten genomen: de instelling van de Werkgroep Delta zaken, de inrichting van De Val en de nieuwe veerhaven op Noord-Beveland, de hernieuwde behandeling van de vrye veren, de bouw van een nieuwe boot. de muziekschool, het nieuwe pro vinciehuis en niet te vergeten de con centratie van polders. Uit deze enkele punten en het Is slechts een vr|j willekeurige greep blykt, dat in Zeeland de Staten een be langrijke plaats Innemen. Vandaar dat de belangstelling ln Zeeland voor de handel en wandel van de 42 zeker niet gering ls. De „nieuwe ploeg" kan daarvan verzekerd zijn!

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 17