kappie en de jungle-man
Ballograf
Puzzel-rubriek
DE AVONTUREN VAN FLIP EN FLOP
men'-
ZATERDAG 8 MAART 1958
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT.
15
Langzamerhand worden de puzzelaars onrustig, ze willen maar dat er een
eind aan komt. Natuurlijk alleen maar om te weten wie nu eindelijk de
hoofdprijs gewonnen zal hebben. Toch zullen ze nog enige tijd geduld moe
ten hebben, want het puzzel-seizoen is nog lang niet afgelopen.
In Sint Philipsland woont een puzzelaarster, die bij Iedere oplossing die
ze instuurt, een klein praatje schrijft. Dit is natuuriyft wel aardig, maar
toch is het maar goed, dat niet alle puzzelaars dit doen.
De prijswinnaars werden deze week: I 8 te Sint Philipsland 2,50; de heer
De heer P. Beun, Boomdijk 31 te P. ."Muilwijk, Vlissingsestraat 97 te
Hansweert. 5,de heer P. GoeseQe Souburg 2,50 en mevrouw A. Pol-
Simon Stevingstraat 43 te Vlissingen derman, Boulevard 128 te Breskens
2,50; de heer L. Verwijs, Voorstraat 2,50.
16. Een tijdje stond Rivaldi te
tieren op het strand; hij ver
scheurde zijn hoed en trapte
schelpjes plat. Dit onbeheerste
gedrag werd gretig gefilmd
door de kleine cameraman,
hetgeen Rivaldi nog bozer
scheen te maken.
„Jij draal-filmt maar, parasl-
to!" riep hij schor, „terwijl
mijn film in de snert-soep
loopt! Scheer je weg uit mijn
oogballen, of ik bega een on-
geluks-klap aan Je!"
„Denk aan onze overeen-
komstl" riep het mannetje,
achteruitdeinzend.
„Deze waarschuwing bleek
een remmende uitwerking op
Rivaldi te hebben. Met een
gesmoorde uitroep wendde hi)
zich af, zette een nieuwe hoed
op en plonsde de zee in, om
zijn driften te koelen op de
sleepbootkapitein, die het kar
tonnen schip had laten stran
den. Kappie was zich er nog
niet van bewust, dat hij
iemands wraakgevoelens had
opgewekt. Hij had trouwens
andere dingen aan zijn hoofd. Zorgelijk keek hij
naar de aap, die aan zijn achterpoten hangend,
voor het raampje van de stuurhut heen en weer
zwaaide. Het speelse dier had nog steeds de onge
lukkige Maat in de armen.
„Deksels apenspul", mopperde hij, „dat solt maar
met mijn stuurman en als da klont straks over zijn
zenuwen is, zit ik er weer mee. Wie laat zo'n
mormel dan ook los, zodat het aan boord van
fatsoenlijke schepen kan komen? Als lk de eige
naar vind, zal lk hem ervan laten lusten!"
Op dat ogenblik kwam weer iets ongemerkt aan
boord. Het was Rivaldi, die wities grijnsde van
drift. „Als ik die kapitano in mijn grijpknulsten
krijg, zal hij er van lustproeven", knarsetandde hij.
Opgave voor het a.s. week-einde:
Horizontaal: 1 zangstem; 3 er van
door; 10 deel van een mast; 12 soort
kraai; 14 glanzen, glimmen; 15 hijs-
toestel; 16 kostbaar iets; 19 regel
maat; 20 deel van een uitroep; 21
soort kachel, stookplaats; 23 omslaan
26 helder, duidelijk; 28 gewicht, alk
29 den lezer heil, afk. 31 onmiddellijk
33 uitroep; 35 index, afk.; 37 gerief;
38 kameel; 40 borrel (spreekt.); 43
mand; 44 vallend sluityzer; 45 viool;
48 totdat; 49 dit is, afk.; 50 bezit
iedere vrouw; 52 voorm. korps Duitse
stormtroepen; 53 „...-Day" 9 mei '45;
55 Russ. keizer; 57 iemand die zich
uit eigen kracht omhoog heeft ge
werkt; 61 Duitse stad; 63 kalkachtige
stof; 64 driemaster; 66 hatelijke op
merking* 68 Noach's boot; 69 ver
zoeken; 71 muzieknoot; 72 in; 73 drie
bij elkaar behorende boeken; 74 duw,
daad.
Verticaal: 1 bep. bijl; 2 uiting van
vreugde; 4 landbouwwerktuig; 5
springerig insekt; 6 larix; 7 goed
geregeld; 8 niet een; 9 voegwoord;
10 bep. misdadiger; 11 Duitse stad;
13 naaigereedschap; 15 bep. soort
peer; 17 deel van schoen; 18 lang
zaam; 20 de, (Frans); 22 bedrijver;
24 ten laatste, afk.; 25 ferme; 27 toe
stel om vaart te verminderen; 30
spoedig; 32 afkeuren; 33 afsluiting;
34 ploeg voetballers; 36 goed te on
derscheiden; 39 God van de liefde; 41
leger in Indon., afk.; 42 vetter dan
andere; 45 vernieler; 46 insektendo-
der; 47 schoen; 51 ...-Saëns, Fr. com
ponist; 53 in de verte; 54 frequentie
modulatie, afk.; 56 hert; 57 bep.
kaartspel; 58 Eng. lengtemaat, afk.;
59 halte; 60 dus; 62 verstand; 65 wig
67 bedorven; 69 vrouwelijk, afk.; 70
element, afk.
Inzendingen moeten woensdag aan
staande in ons bezit zijn. In de linker
bovenhoek van de enveloppe of brief
kaart het woord „Puzzelrubriek te
vermelden en te adresseren aan P.Z.
Ct., Walstraat 58-60, Vlissingen.
De oplossing is:
H94119 anuiiiiH aaia
00000 a99iia 000
on 0000 000 aaia
B99 BU0B 0E100
31009 S01I 4 '1300013
aüM9iiaaiH laaaa
anaaa u ,39*3 00a
00 iiirtNin aaaa 011
□0Ü >00019 -001100
0009 000J113I3II0
00130a 0011a 00013
0000 auan 000
000 Q0B 0009 >'00
009 00990 IÏI0ïiU0
il0ïl 090001000UD
Advertentie
Vijf Amerikaanse militairen zijn vrij
dag om het leven gekomen doordat bij
Passau twee militaire vrachtwagens
slipten en in de Donau terechtkwamen.
egeltje di\t vliegen wilde
Er was eeng een egel
tje dat vliegen wilde.
Waarom? Niemand wist
het. Het had prachtige
stekels, sterke pootjes en
een heel zacht neusje. Al
les wat een egeitie heb
ben moet om gelukkig te
zijn. Maar hQ was het
niet. Hij wilde vleugels.
Het begon al op de eerste
dag dat hij samen met
zijn broertjes en zusjes
achter zijn moeder aan
hobbelde naar de grote
wereld.
De grote wereld was
het bos, waar de konijnen
de hazen en.wel duizend
andere dieren leefden.
Maar op die dieren was
Pico het egeltje niet ja
loers, toen hij voor het
eerst zijn kopje heen en
weer draaide in de bui
tenlucht.
Nee. het waren de vogels,
die tussen en boven de
takken van de bomen
fladderden. Een vogel
zijn. vleugels hebben, aat
was wat Pico wilde.
Zelfs, voor hij ze ooit
gezien hadterwijl hij
nog in het warme nest op
een kluitje bij zijn broer
tjes en zusjes lag, had hij
er al van gedroomd. Ter
wijl hij naar zijn moeder
keek die af en aan wag
gelde met eten voor haar
kleintjes, had hij nage
dacht over een manier
om je mooier te bewegen
dan op die korte krom
me pootjes. Boven de
grond, los van de grond,
vooruit en achteruit, om
hoog en omlaag, zo zou
je moeten gaan.. En als
hij zjjn buik bol had ge
geten en insliep, droomde
hij dat hij zelf los van de
grond was; dat hij zweef
de. En al wist hij nog niet
precies hoe, hij beloofde
zichzelf dat hy een ma
nier zou ontdekken om te
vliegen en te zweven.
En kijk nou toch: op
die eerste uitgaansmor-
gen toen ze aUcmaal met
dichtgeknepen oogjes in
do zon zaten, ontdekte hij
dat er „al dieren waren
die deden waar hij van
droomde: vliegen!
Toen hij aan het licht
gewend was bleef hij zon
der zich te verroeren zit
ten kijken naar de vogels
die zo heel gemakkelijk
met alleen een licht ge
klap van hun vleugels
kwamen waar ze wilden
zijn. Niet alleen van het
scherpe zonlicht, maar
ook omdat het zo gewel
dig was wat hij zag,
kreeg Pico tranen in zijn
ogen. Misschien ook wel
omdat hij toen al wist,
dat hij nooit zou bereiken
wat de vogels konden.
Hij zag niets anders
meer. Hy lette niet op
zijn moeder, die haar kin
deren precies aan wees
waar ze hun voedsel
moesten zoeken, van wel
ke kant het gevaar altijd
kon komen, waar je drin
ken kon en waar je vei
lig kon wegkruipen als er
een groot aier op je loer
de.
Nee, Pico luisterde
niet. Hij liep met zijn
neus in de lucht en zijn
oogjes strak omhoog
naar de vogels te kijken
en na te denken over
vleugels.
Er kwamen natuurlijk
meteen ongelukken van;
één keer stootte hij zijn
neus verschrikkelijk hard
tegen een boomstam, één
keer ging h\j over de kop,
omdat er een grote witte
kei voor zijn pootjes lag
waarover hij struikelde.
Ën het derde ongeluk
was dat hij niet merkte
dat zijn moeder en zijn
broertjes en zusjes op
eens een zijpaadje insloe
gen, zodat ny plotseling
lielemaal alleen stond in
ie grote wereld. Hij
merkte het pas, toen hij
het angstige roepen van
moeder hoorde.
Ja die ontdekte al
gauw dat Pico het moei
lijkste egel kind was dat
ze ooit gezien had. Niets,
niets wilde hij leren, al
leen maar stilzitten dp
zijn achterste pootjes en
kijken naar de vogels.
„Je zult nooit groot
worden, je zult er nooit
alleen op uit kunnen
gaan, je zult omkomen
van honger en niets mer
ken van alle gevaren",
zei zijn moeder wel dui
zend keer op een dag.
„O, kind. wat moet er
van je worden; je weet
nog niet eens hoe je je
stekels gebruiken moet".
Pico luisterde niet eens;
HU wachtte alleen maar
op het ogenblik dat zijn
moeder hem voorgoed
met rust zou laten, zodat
hy er op uit kon gaan en
het geheim van de vogels
kon ontdekken. Zijn
broertjes en zusjes, die
alle lessen van hun moe
der nu al uit hun kopje
kenden, kwamen af en
toe zelf al met eten aan
dragen en ze vertelden
verhalen hoe ze de grote
dieren voor de gek had
den gehouden en wat
voor heerlijk plasje re
genwater ze haden ont
dekt. Pico haalde zijn
schouders op by die ver
halen; hU kon zich niet
voorstellen dat je je kon
opwinden over lekkere
hapjes en regenwater.
Vleugels, daar ging het
om.
De andere dieren van
't bos hadden al gemerkt
dat er iets vreemds was
aan het egeitie Pico; ze
begonnen op hem te let
ten en ze gichelden als ze
hem hoorden zuchten
wanneer een vogel over
kwam of neerstreek op
het mos.
„Weet je wat 1c wil?",
lachten de eekhoorntjes,
die zo graag plagen en
eens- waren gaan luiste
ren by het nest van moe
der Egel. „Pico het egel
tje wil vleugeltjes!"
Nou, daar kwamen ze
niet over uitgeschaterd.
Het verhaal ging het hele
bos door, van holletje tot
holletje, van nest tot
nest. Toen moeder Egel
merkte, dat de dieren
wisten wat een raar
zoontje ze had. schaamde
ze zich heel diep en ze
trok zich onder de va
rentjes terug, waar ze
gingen zitten huilen en
zich niet meer liet zien.
„Dat arme dier", zei
een goedig konyn, die
zelf ook al heel wat zo
nen in het bos had rond
lopen, „die arme moeder
Egel. Weet je wat? WU
zullen die Pico eens een
lesje geven, zodat hij
een fatsoenlijke egel
wordt waar zjjn moeder
zich niet voor hoeft te
schamen."
Toen begon er een druk
gefluister in de krinr
van dieren; er werd hari
gelachen ook en telkens
riep er iemand: „Ja ja,
dat is een goed plan!.
Pico merkte er niets
van; hy zat net als altijd
op zijn achterste pootjes
en keek naar de lucht. Af
en toe knipperde hij met
zijn ogen. want de zon
scheen hem recht in zyn
snuit. Hij was slaperig en
Flip en Flop lopen van
school naar huis. De
meester heeft vandaag
gesproken over de zon
en de maan. Oolc heeft
hij verteld over de ster
ren. Flip en Flop zijn ei
vol van. „We gaan ook
naar de maan" zegt Flop
Flip denkt aan de mees
ter. Die vertelde dat de
mensen van plan zijn
met een raket naar de
maan te gaan. „Tja",
zegt hij, „als de mensen
dat kunnen, kunnen wij
het ook!" Flop heeft zijn
plan al gereed. „Als we
vuurpijlen kopen in de
vuurwerkwinkel dan ko
men we al een heel
eind...", zegt hij.
Daar zijn ze aan het
werk. Met planken en
stukken blik, aan elkaar
gezet met een heleboel
spijkers, bouwen ze hun
eigen raket. Ze werken
hard. Terwijl Flop de
planken netjes aan elk
aar spijkert, sjouwt Flip
ze aan. Grote jamblik-
ken knipt hij open en
met een hamertje slaat
hij ze netjes vlak. Dc ra
ket vordert al aardig.
„We schieten op, hé
Flip", zegt Flop tevre
den. „Nou!" roept Flip
enthousiast. Als de avond
valt is de raket bijna
klaar. De vuurpijlen wor
den achterin gemonteerd
en het is gebeurd. Flop
kan naar de maan.
„Nu moeten we eerst
wachten, tot we de maan
kunnen zien, Flip", zegt
Flop. „We moeten im
mers weten welke rich
ting we op moeten vlie
gen*" Flip knikte. Dat
kan hij begrijpen. De
twee vrienden gaan in 't
schuurtje en vlijen zich
neer op wat stro. „Ni1
maar wachten op de
maan", mompelt Flop.
Een uur later staat de
maan aan de hemel. Flop
heeft plaatsgenomen in
de raket en Flip heeft
het vuurwerk aangesto
ken. Een geweldig licht
is zichtbaar. Knetterend
en sputterend branden
de lonten op. Flip is ach
ter een dikke boom gaan
staan, want hij vindt het
allemaal maar erg grie
zelig...
Flop zit geduldig te
wachten op de start.
Wanneer de vuurpijlen
in brand raken zal de ra
ket met grote snelheid
wegvliegen. „Flip! Tot
straks!" roep Flop, ter
wijl hij met zijn hand
zwaait. Dan volgt, er een
geweldige knal. De raket
'is naar de maan.... neen,
iiief de echte maan, dat
zou te mooi zijn. Nee, de
raket is helemaal in gru
zelementen. Maar waar
is Flop f Flip loopt vlie
gensvlug van achter zijn
boom vandaan en kijkt
met grote ogen naar de
stukken hout en blik.
Jammer", denkt hij,
„het had zo mooi kunnen
gaan". „Bah" klinkt op
eens een stem. Het is
Flop. „Bah, wat een
knal! Ilc geloof, Flip, dat.
we iets verkeerd gedaan
hebben met onze raket."
het duurde niet lang of
zijn kopje begon te knik
ken; hij zakte voorover
en met zijn neus plat te
gen de grond sliep hij In.
Hij sliep heel vast; hy
merkte niets van het ge
fluister en geritsel dat
overal om hem heen be
gon; hij merkte niets van
de zachte sluipende poot
jes. die tot heel héél dicht
by hem kwamen. Nee,
Pico was ver weg; net
als toen hij nog heel klein
was droomde hij dat hij
vloog. Zijn vier pootjes
waren los van de grond;
hij zweefde hoger en ho-
fer, tussen de takken
oor tot de allerhoogste
boom, waar hij in een
zacht nest ging slapen
dat heen en weer wiegde
op de wind.
„Heerlijk dat wiegen",
zei Pico tegen zichzelf,
„heerlijkheerlijk
Hij werd wakker van zijn
eigen stem. „Heerlijk",
zei hij nog eens en toen
merkte hij dat het echt
was: „hij wiegde echt
hij lag in een zacht nest
en boven hem was alleen
de blauwe lucht. Geen
takken, geen bomen,
niets!
Pico hield zyn adem in;
„Ik droom nog", dacht
hij. „ik moet nog dro-
Maar toen hy zich om
draaide voelde hij dat er
iets op zijn rug zat en
toen hij probeerde naar
zijn eigen rug te knken
zag hij als hij héél scheel
keek dat er twee bruine
vleugels uit zijn stekels
groeiden.
„Ik wist hetik
wist het wel", zei Pico
tegen zichzelf, ik wist
dat ik geen gewone egel
was, maar een vogel
egelIk wist dat myn
vleugels zouden komen.
En nuzei hij plech
tig. nu is het ogenblik
gekomen dat alle dieren
zullen zien wie ik eigen
lijk ben".
Hij ging op de rand van
het nest zitten en keek
omlaag. HQ duizelde
Zo diep was het groene
bos onder hem. zo ver
waren de varens waarin
hij geboren was! Pico
durfde niet; zeker een
uur lang zat hij met wyd
opengesperde ogen naar
de afgrond te kyken. De
vleugels op zijn rug woei
en zacht neen en weer.
Af en toe ging diep onder
hem een dier voorbij. Het
keek even nieuwsgierig
Geloof me maar.
Geloof me maar,
't is waar, 't is waar!
Spits je oren, spits je oren,
anders kun je het niet horen.
Hoor je 't nu? De merel fluit
voor je eigen vensterruit.
Sper je ogen eens goed open:
zie je het nu? De schapen lopen
met de lammetjes er bij
langs de slootkant in de wei.
Maar dat is alles nog niet,
wie goed hoort en wie goed ziet,
komt oog noch oor te kort
als het buiten voorjaar wordt.
Elke, elke morgen weer
zie je wel een beetje meer.
groene puntjes uit de grond,
waar gisteren nog niets stond.
Katjes van fluweel, sneeuwklokjes,
zo maar in haar dunne rokjes.
Ga maar door en ga maar door
met je oog en met je oor
en dan knik je net als ik
en dan wijs je met je hand:
't voorjaar waait al over het land.
MIES BOUHUYS
omhoog en draaide dan
gauw zijn kop opzij, net
of het niet wilde laten
zien dat het lachte.
Dat merkte Pico niet;
die dacht alleen maar
aan zyn eerste vlucht,
aan de vleugels die hij
had. die hij wel zou moe
ten gebruiken om ooit
weer in die veilige varens
terug te komen. Want
terug moest hij; dat zei
zyn kopje dat duizelde en
zijn maag die knorde. De
wind werd sterker; het
wiegen werd schomme
len en Pico voelde dat hij
zeeziek werd. De zon
ging onder. Pico wist dat-
hij moest springen. Alles
liever dan de hele nacht
vlak onder die grote
zwarte lucht te blyven.
Hij deed zijn bekje open
en schreeuwde: „Help!
Help meVang me!
Moeder, waar ben je?
Vang me dan toch!"
Waar ze zo gauw van
daan kwamen begreep
Pico niet, maar plotse
ling zag het zwart van
de dieren onder hem. Hij
keek niet naar hun la
chende snuiten die vol
verwachting omhoog ke
ken, alleen maar naar
het vangnet van takken
en bladeren dat de eek
hoorns ophielden. Hij
kneep zijn ogen dicht.
„Spring", zei hij tegen
zichzelf. Hij stuiterde
wel een meter omhoog
toen hij met een grote
boem in het net viel; zyn
twee vleugels, die alleen
maar twee grote beuk-
bladeren waren, fladder
den weg. „Ziezo", zeiden
de eekhoorns, „je bent
gauwer beneden dan bo
ven. Tjonge wat hebben
we een wsrk gehad om
je op te hijsen en in dat
nest te zetten".
„Nou, en die vleugels
zaten er ook niet een,
twee drie aan", lachten
de konijnen. „Als het nou
maar geholpen heeft, als
ie nou maar begrijpt dat
ie een gewone egel is",
zei het oude konQn. Op
dat ogenblik rolde Pico
zich uit het vangnet;
met twee betraande ogen
keek hij het konyn aan.
„O, ja mevrouw... het
heeft geholpen... Ik voel
me als een egel... een
doodgewone egel, die
honger heeft".
„Goed zo", knikten de
dieren en ze wezen hem
de weg naar de varens
vol hapjes.
Nieuwe kinderpuzzel:
Tjonge, wat maakt die Peter daar
een machtig groot bouwwerk met zijn
blokkendoos. Tellen jullie nu eens
hoeveel blokken er op het plaatje
staan!
Oplossing vorige week:
Daar de werkman op het plaatje zit
te eten, blijkt dat het etenstijd is. De
zon staat hoog aan de hemel, dus
wijst de klok die aan de gevel achter
de werkman hangt de juiste tjjd aan:
nl. 13 uur.