HS
b
b
z
I
SS
X
SB
au
J
J
Puzzel-rubriek
Klanken uit de ether
r~
15
ZJ
71 m
DE TWEE KONIJNTJES
DE AVONTUREN VAN FLIP EN FLOP
ZATERDAG 15 FEBRUARI 195t
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT.
Eerst even een opmerking- over de oplossing van vorige week. Het betreft
hier nummer 5 horizontaal, «aar „dichter" werd gevraagd. De oplossing
luidde Gorter, terwyl enkele inzenders „korter" hadden. We hebben het
allebei maar goed gerekend, daar Gorter een dichter is en „korter" dichter
bij kan betekenen. We geven toe, dat de omschrijving niet erg duidelijk was.
Nu echter nog iets over de puzzel van deze week. Nummer 1 horizontaal
werd „weg"-van gevraagd. De oplossing vermeldt „épris" wat een vaak
voorkomend woord is al kun je het niet in de woordenboeken vinden, het
drukt uit: verrukt zijn van, ,weg" zijn van. Andere oplossingen moesten
we dus echt fout rekenen. Nummer 51 horizontaal werd een boom ge
vraagd, zowel „den" als „iep" zijn goed want de eerste en de laatste letter
zjjn blind.
O
z
3
't
5
r-
9
10
11
✓N
1*.
15
Ito
17
19
20
21
22
23
2<<
26
27
29
29
30
31
32
35
j
yT~
35"
«"1
3/
58
39
L_
40
*r
43
44
<s
66~
47
48~
49
5Ö~~
51
52
55~
54~
bè
S6
57
50
59~
60
61
62
63
W
6b
66
68
69~
70
72
73
Prijswinnaars werden deze week:
Mevrouw A. M. Kouijzer-Muller, Ma-
rijkestraat 13 te Terneuzen, f 5; Otto
Hoogerhuis, L. C. zoon te Renesse,
f 2.50; mevrouw J. Jacobs-Lucieer,
Dorpsstraat 73 te Breskens f 2.50; de
heer L. Dingemanse, Baarsjesstraat
26 te Middelburg f 2.50 en de heer M.
Gelok, Kerkplein 3 te Kapelle f 2.50.
De oplossing is:
Opgave voor het aanstaande week
einde (hij is niet erg gemakkelijk):
Horizontaal: 1. eenstemmig (Lat.
muz.). 6. ontdaan van huid; 12. meis
jesnaam; 14. lui, traag; 15. hoofdstuK
v. d. Koran; 17. zuidvrucht. 19.
vruchtbare grond; 21. vereniging van
landen, afk.; 22. één, Engels; 24. ge
groet; 27. bep. afbeelding; 28. Chinese
afstandsmaat; 29. van dezelfde soort;
32. muzieknoot; 33. deel v. e. etmaal;
34. pech; 35. glad, gelijk; 36, raar,
idioot; 38. insect; 39. element, afk.; 40
opstootje; 41. snavel; 42. reeds; 43.
gevreesd Duits legeronderdeel; 44.
lofdicht; 46. een; 48. bevestiging; 50.
kanteel, plat dak; 51. vóór- (voor
voegsel); 53. land in Achter-Indië; 54.
do; 55. bep. oliehoudend zaad; 58. Ja
pans spel voor twee spelers; 59. be
woner van Ierland; 61. zuster van
Rachel: 62. boom; 63. door middel
van; 64. levendig; 66. groef, geul; 68.
aanspreektitel v. d. koning; 69. 24
uur; 72. keizerlijk bevel; 74. bep.
roofdier; 75 „weg" van.
ZONDAG II FEBRUARI.
HILVERSUM I. 402 m 741 kc/s. 8.00
VARA. 10.00 VPRO. 10.30 IKOR. 12.00
AVRO. 17.00 VPRO. 17.30 VARA. 20.00—
24.00 AVRO.
VARA: 8.00 Nws. 8.18 Gevar. progr.
9 45 Geestelijk leven, toespr. VPRO: 10.00
Geel. het door, caus. 10.05 Voor de jeugd.
IKOR: 10.30 Ned. herv. kerkd. 11.30 Vra-
genbeantw. AVRO: 12.00 Lichte muz. 12.30
Sportspiegel. 12.35 Zang en piano. 12.50
Wereldkamp. schaatsenrijden te Helsinki.
13.00 Nws. en SOS-ber. 13.07 De toestand
ln de wereld, caus. 13.17 Meded. of gram.
13.20 Gevar. progr. voor de strijdkrach
ten. 14.00 Boekbespr. 14.20 Het Gelders
ork. en solist. In de pauze (plm. 15.05
15.15 Wereldkamp. schaatsenrijden te Hel
sinki. 15.1515.30 Comme cl, comme ca,
stemmingsbeelden) 16.03 Dansmuz. 16.30
Sportrevue. VPRO: 17.00 Gesprekken met
Verticaal: 1. zuster van Prikke-
been; 2. lucht (voorvoegsel); 3. des
sert; 4. oosterlengte, afk.; 5. onge
veer, afk.; 7. Nederl. herkenningslet-
ters; 8. meisjesnaam: 9. gevuld; 10.
struisvogel; 11. dwarsbljï; 13. zijde
v. d. wind af; 16. bep. onderwijsin
richting; 17. pas gebakken; 18. on
beschadigd; 20. bepaalde vliegtuigen;
22 gedeelte; 23 element, afk.; 25. Ver.
Naties, afk.; 26. page; 29. nauw; 30.
woning v. d. vorst; 31. „ik"; 37. ou
derwetse meisjesnaam; 38. koeien; 43.
Ned. munt; 44. 100 gram; 45. behoef
tig; 47. einde; 49. zonder moraal; 51.
tweetal, stel; 52. bep. zoogdier; 56.
element, afk. 57. verbrandingsresten;
60. San-: oord van echtscheidingen;
63. kwibus; 65. ijdeltuit; 67. voor
naamwoord; 68. sneeuwschoen; 70
element, afk.; 71. element, afk.; 72.
aan de bovenzijde van; 73. daar.
Inzendingen te sturen aan P.Z.C.,
Walstraat te Vlissingen, met in de
linkerbovenhoek van enveloppe het
woord „Puzzelrubriek". Alle inzen
dingen moeten woensdagavond uiter
lijk in ons bezit zijn.
luisteraars. 17.15 Afrikaans in Nederland,
caus. VARA: 17.30 Voor de jeugd. 17.50
Nws. en sportuitsl. en sportjourn. 18.30
Instr. sext. 19.00 Spontane reacties, dis
cussie. 19.30 Annemarieke, hoorspel met
muz. AVRO: 20.00 Nws. 20.05 Amus. muz.
20.30 Paul Vlaanderen en het Spencer
Mysterie, hoorspel. 21.10 Promenade-ork.
21.45 Cabaret. 22.15 Act. 22.30 Gram. 23.00
Nws. 23.15—24.00 Met de Franse slag.
HILVERSUM II. 298 m 1007 kc/s. 8.00
NCRV. 8.30 IKOR, 9.30 KRO. 17.00 Con
vent van kerken. 18.30 NCRV. 19.45—24.00
KRO.
NCRV: 8.00 Nws.- en weerber. 8.15 Gr.
IKOR: 8.30 Vroegdienst. KRO: 9.20 Torna,
caus. KRO: 9.30 Nws. 9.45 Gram. 9.55
Hoogmis. 11.30 Gram. 11.45 Piano, viool
en hoorn. 12.20 Apologie. 12.40 Amus. muz.
12.55 Zonnewijzer. 13.00 Nws. en kath.
nws. 13.10 De Wadders, hoorsp. m. muz.
13,30 Lichte muz. 13.45 Boekbespr. 14.00
Bariton en plano. 14.25 Brabants halfuur
14.55 Promenade-ork. en solist. (15.30—
15.40 Wereldkamp. schaatsenrijden). 16.10
Sport. 16.30 Vespers. Convent van kerken.
17.00 Geref. kerkdienst. NCRV: 18.30 Gr.
19.00 Nws. uit de kerken. 19.05 Gram. 19.25
Tot ziens ln Jeruzalem, gesprek. KRO:
19.45 Nws. 20.00 Bonjour Caroline, blijspel
met muz. 20.30 Act. 20.45 De gewone man.
20.50 Cabaret. 21 20 U bent toch ook van
de partij? caus. 21.30 Sprong ln het heelal,
hoorspel. 22.15 Lichte muz. 22.35 Uit het
boek der boeken. 22.45 Avondgebed en
lit. kal. 23.00 Nws.«23.15 P'.anovoordr. 23.35
-24.00 Gram.
MAANDAG 17 FEBRUARI.
HILVERSUM I. 402 m 746 kc/s. 7.00
—24.00 AVRO.
AVRO: 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram.
8.00 Nws. 8.15 Gram. 9.10 De groenteman.
9.15 Gram. 9 35 Waterst. 9.40 Morgenwij
ding. 10.00 Gram. 11.00 Idem. 11.45 Voor-
dr. 12.00 Orgel en zang. 12.30 L^nd- en
tuinbouwmeded. 12.33 Voor het platteland.
12.43 Pianospel. 13.00 Nws. 13.15 Meded.
of gram. 13.20 Metropole ork. 13.55 Beurs-
ber. 14.00 Voor de vrouw. 14.45 Tenor en
piano. 15.15 Werken, niet voor geld, maar
voor de toekomst, caus. 15.30 Gram. 17.00
Voor de jeugd. 17.15 Voor de padvinders.
17.25 Sportmozaiek. 17.35 Voor de jeugd.
17.50 Mil. comm. 18.00 Nws. 18.15 Rege-
ringsultz.: Rubriek verklaring en toe
lichting. Serie: een loopbaan bij het on
derwijs. 1 Uw toekomst voor hun toe
komst. Spreker: zijn excellentie mr. J.
M. L. Th. Cals, minister van onderwijs,
kunsten en wetenschappen. 18.25 Ama-
teursprogr. 18.55 Strijkkwart. 19.25 Muzi
kale caus. 19.45 Regeringsultz.: Landb.-
rubrlek: 1 Landarbeiders in de zand- en
rivierkleigebieden. III. 9 Wij bezoeken
de bietendag in Groningen. 20.00 Nws.
20.05 De Radioscoop. 23.00 Nws. 23.15
Koersen in New York 23.16. Act. of gram.
23.30—24.00 Frontloge.
HILVERSUM II. 298 m 1007 kc/s. 7.00
—24.00 NCRV.
NCRV: 7.00 Nws. en SOS-ber. 7.10 Ge
wijde muz. 7.50 Een woord voor de dag.
8 00 Nws.- en weerber. 8.15 Sportuitsl.
8.25 Gram. 9.00 Voor de zieken. 9.30 Voor
de vrouw. 9.35 Raak de roos. 10.15 Gram.
I.30 Theologische etherleergang. 11.15 Gr.
II.35 Gevar. progr. 12.25 Voor boer en
tuinder. 12,30 Land- en tuinbouwmeded.
12.33 Amus. muz. 12.53 Gram of act. 13.00
Nws. 13.15 Lichte muz. 13.40 Gram. 1405
Schoolradio. 14.35 Gram. 14.45 Voor da
vrouw. 15.15 Gram. 15.30 Vocaal dubbel-
kwartet en sopr. 16-00 Bijbellezing. 16.30
Pianovoordr. 17.00 Voor de kleuters. 17.15
Voor de jeugd. 17.30 Gram. 17.40 Beurs-
ber. 17.45 Regeringsultz.: De B.B. van
binnen en van buiten. De stichting be
vordering bescherming bevolking vraagt
de aandacht van de Nederlandse nood-
wacht. 18.00 Orgelspel. 18.30 Sportpraalje.
18 40 Eng. les. 19.00 Nws.- en weerber.
19.10 Op de man af, caus. 19.15 School-
zang. 19.35 Volk en staat, caus. 19.50 Gr.
20.00 Radiokrant. 20.20 Lichte muz. 20.50
De zaak Vampier, hoorspel. 21-30 Gram.
21.50 Boekbespr. 22.05 Orgelconc. 22.35
Bezoek prinses Beatrix aan de West.
22.45 Avondoverdenking. 23.00 Nws. 23.15—
24.00 Gram.
TELEVISIEPROGRAMMA.
KRO: 20.30 Gastenboek. 20.45 Theater-
nieuws. 21.05 Verlegenheid, documentaire.
21.30 Cabaret. 21.55 Epiloog.
Heel erg treurig ston
den de ogen van Flip en
Flap, de twee konijn
tjes, niet eventjes, maar
de hele dag en als je 's
nachts was komen kij
ken zou je gezien heb
ben dat ze nog treuriger
keken.
En waarom? Flip en
Flap wisten te veel. Ze
hadden te vaak naar de
dieren om hen heen ge
luisterd. Naar de kip
pen, die elke morgen
vroeg voorbij hun hok
jes op het erf tripten;
naar net paard dat soms
een sprietje gras uit
hun ruif trok; alleen
maar voor de grap,
want hij had zelf ge
noeg te eten.
Ook naar Olie, de ka
ter, die soms bovenop
hun hok ging liggen als
de zon scheen en dan
zacht verhalen vertelde
over de wereld. En ook
naar de duiven, die af
en aan vlogen en naar
wie Flip en Flap met
opgestoken oren luister
den. „Als we maar sna
vels hadden dan pikten
we ons wel een weg
door de wereld", fluis
terde Flip.
„Als we maar hoeven
hadden, dan trapten we
ons hok stuk en draaf
den de wereld in", fluis
terde Flap.
„Als 'we maar klau
wen hadden als Olie.
dan sloegen we ons er
wel doorneen".
„Als we maar vleugels
hadden, dan vlogen we
ver ver weg".
Zo ging dat in het ko
nijnenhok en er zou
nooit iets veranderd zijn
als op een morgen niet
een jongetje naar Flip
en Flap was komen kij
ken. Een heel klein jon
getje dat danste van
plezier toen hij de ko
nijntjes zag.
„Oooo, wat zijn ze
mooi!", riep hij, „wat 'n
prachtige lange poten
en wat een tanden! Hun
tanden zijn vast wel zo
sterk als van een oli
fant!"
„Alsjeblieft!" zei Flip
tegen Flap, „heb je het
gehoord? Wij hebben
ook iets! Tanden en lan
ge poten!'
„Dat we daar nooit
aan gedacht hebben"
zei Flap cn hij bekeek
zichzelf eens goed.'
„Wat kunnen we er
mee doen?", vroeg Fll]
„denk eens na wat
met tanden zou kunnen
doen".
„Als we maar wisten
wat de olifant ermee
deed."
„Dat moeten we eerst
te weten komen."
Ze vroegen hot aan de
kippen, het paard, aan
Olie en de duiven, maar
niemand had nog van
een olifant gehoord.
„En toch moet het
een belangrijk dier
zijn", zei Flip. „want
onze tanden lijken op
die van hem".
„We gaan naar hem
toe", zei Flap.
„Hoe dan? Hoe wil je
naar hem toe?" vroeg
Flip en hij keek naai
de sterke tralies van
hun hok.
„Met mijn tanden en
mijn poten zal ik de
weg naar de olifant
vinden", zei Flap vast
besloten en hij liep ge
haast naar zijn hok wel
acht keer in de rondte
„Wat doe je?", vroeg
Flip, „door rond te tol
len vind je de olifant
niet'.
Stil maar", zei Flap
en hij zette zijn voor
tanden in het zachtste
plekje hout dat hij vin
den kon. „Ik zoek de
Flap, die de baas speel
de omdat hij het knaag-
plan had bedacht, had
meteen zijn antwoord
klaar. „Naar de olifant!
Laten we naar de oli
fant gaan; hij weet vast
en zeker wat we verder
moeten doen."
Omdat er niemand was
om de weg aan te vra
gen, huppelden ze oj
goed geluk door dï
nacht.
„Wat zou het voor een
dier zijn?", vroeg Flip,
„een vogel?"
„Misschien is het zo
iets als Olie, de kater.
Die- heeft ook goede tan
den."
„Wie weet", zei Flip,
,we zullen maar zien".
„Wat gek", zeiden
Flip en Flap.
„Niets gek", zei het
wijze paard, „want zo is
een stad nou één keer.
Goed, in die stad is een
circus".
„Een circus? Is een
circus ook een huis of
een boerderij meneer?"
Het wijze paard zucht
te. „Dat wil een olifant
zien en dat weet niet
eens wat een circus is.
Nou jaeen circus
een ehgewoon
een circus. Ik heb er ja
renlang gewerkt. Ik
was een topnummer."
„O. juist", zeiden Flip
en Flap beleefd, maar
ze snapten er geen
woord van.
„Nou verder is alles
heel eenvoudig", ging
het paard door, „je gaat
naar de stad, je loopt
naar het circus en daar
vind je de olifant. Doe
hem mijn groeten".
„Ooo, daar is niets
aan, we dachten dat het
heel moeilijk was zeiden
Flip en Flap, „wel be
dankt, meneer paard en
we zullen uw groeten
doen".
En weg waren Flip en
Flap. Nu denk je na
tuurlijk dat ze nooit de
stad, het circus en de
olifant zouden vinden,
maar gek genoeg von
den ze het wel. En dat
kwam omdat de mussen
in de stad zo vriendelijk
waren hen naar een
groot houten huis te
weg", riep hij al kna
gend.
Toen Flip begreep wat
Flap wilae doen zette
hij het meteen ook op
een knagen want daar
zat iets in, bedacht hij.
En jawel. Het lukte.
Na drie dagen knagen,
zonder maar eventjes op
houden voor buur
praatjes of dromen, had
den ze een gat gemaakt,
waardoor je als je je
heel klein maakte, kon
ontkomen. En dat ge
beurde. In de derde
knaagnacht glipten Flip
en Flap de twee konijn
tjes uit hun gevangenis
en gingen de wereld in.
„Wat nu?", vroeg Flip
toen ze eerst een heel
eind in het wilde weg
hadden gehold en merk
ten wat voor geweldige
achtorpoten ze hadden.
„Waar gaan we nu
heen, Flap?"
Tegen de morgen ont
moetten ze een poes, die
op avontcuur uit was
geweest.
„Weet jij misschien
waar wc een olifant
kunnen vinden?" vroeg
Flip haar.
„Nee", zei ze, „maal
ais je drie boerderijen
verder vraagt, daar
woont een paard, die
heel veel dieren kent.
maar dat je van
mij komt. Van Kriel".
Ze vonden het paard.
.Wij komen van Kriel,
de poes", zei Flip, „en
we wilden u vragen
waar we een olifant
kunnen vinden."
„Een olifant", zei het
paard, „dat is heel een
voudig. Je loopt alle los
se hulzen die je ziet
voorbij. Dan staan de
huizen opeens aan el
kaar vast geplakt."
brengen. Een kant van
het huis had geen muur;
je kon tussen geweldige
dikke staven door zo
maar naar binnen stap
pen. „Ga gerust", zeiden
cc mussen, „je vindt de
olifant binnen".
.Zie jij hem?", vroeg
Flip.
„Zie jij hem?", vroeg
lap.
„Hij zal zo wel ko
men", zei Flip, „dan
kunnen we mooi even
uitrusten van de reis".
Hij ging eens gemak
kelijk zitten tegen een
dikke pilaar die in het
huis stond. Flap koos
een andtre pilaar.
„Pardon", blies op
eens een stem boven ze,
„ik meen iimand te ho
ren".
„Zie je wel?", fluisterde
Flip, „het is een vogel,
hij zit ergens tegen het
plafond". Maar opeens
zag hij toen hoog boven
zich een staart.
„Flap, ik zie een
staart
„Flip, ik zie ook een
staart".
„Dat kan niet. Ieder
dier heeft maar een
staart".
„Dit dier nietOo
ik zie ook tanden!
Geweldige tanden. Hij is
hethij is het! Hij is
zo groot als onze schuur
thuis!'
Flip en Flap bogen hun
oren tot de grond voor
het geweldige dier met
poten als pilaren, met
twee staarten en tanden
als boomstammen. .„Me
neer olifant...", fluister
den ze.
De olifant deed helemaal
niet gewichtig; hij boog
zijn reusachtige hoofd
naar de vloer en keek de
twee konijntjes vriende
lijk aan.
„Wat doen jullie hier?",
vroeg hij.
„We zijn pntsnapt; we
hebben een lange reis ge
maakt om u te vinden,
meneer olifant. Weest u
niet boos dat we u lastig
vallen!"
„Geweldig." blies de oli
fant, „hoe doen jullie
dat? Ontsnappen?"
De kleine konijntjes ke
ken elkaar verbaasd aan.
Wat was dat? Zij waren
naar de olifant gekomen
om raad en nu vroeg hij
zelf wat hg doen moest;
zijn ogen stonden heel
treurig, „ik zit gevan
gen", zei hii. „en ik zou
zo verschrik
kelijke graag de wereld in
willen
,Net als wij", zeiden de
konijnen, „daarom ko
men we bij u. Het wijze
paard van wie u de groe
ten moet hebben heeft
ons de weg gewezen".
„Juist", knikte de olifant,
„juist... juist... en"
Maar verder kwam hij
niet, want een man stap
te zijn huis binnen. Hij
de twee konijnen
ONDER EEN HOEDJE
Ken je het mannetje met de hoed?
Heb je hem niet zien lopen?
Een bolhoed met een lintje erom,
een lintje met twee knopen.
Wat moet ie met die bolhoed doen?
Zitten er eieren in?
Komt er misschien een konijntje uit?
Nee hoor, dat net zo min.
Waarom is ie zo zuinig op zijn hoed?
en laat ie hem nergens hangen?
Weet je waarom? Nee? Luister dan,
het is een hoedje om jouw mee te vangen.
Heb jij geen zin om een boodschap te doen,
geen zin om naar school toe te gaan,
geen zin In je huiswerk, de afwas, je bed
Dan komt daar opeens dat mannetje aan.
Daar komt het mannetje aangehold,
h(j vangt je onder zijn hoedje
en of je wél zin hebt of helemaal niet,
dan moet je, dan moet je, dan moet je.
Mies Bouhuys
niet, die wegdoken in
een hoek. Hij hing de
olifant prachtige kleren
van zij om en hij gaf
hem een tuig vol glin
sterende stenen om zijn
grote snuit. De kleine ko
nijntjes keken vol bewon
dering toe. Hoe kon die
olifant zo treurig zijn als
je er zo prachtig uit
mocht zien?
Ze vroegen het hem toen
hij weer naar de grond
bukte en ze boven op zijn
kop liet stappen, vlak bij
zijn geweldige oren vol
schitterdingen
„O", zei h\j, „maar je
begrijpt het verkeerd, ik
wilde alleen maar ont
snappen omdat ik zo al
leen ben. Als jullie er
zijn, vind ik het niet
naar meer".
„Dan blijven wij", zei
Flip, „want wij vinden
het mooi hier en we zijn
er trots op als u onze
vriend wil zijn".
„Zo is het", zei Flap.
„Je kunt niet blijven", zei
de olifant, „de stalknecht
die me dadelijk komt ha
len, zal jullie zeker weg
jagen".
Maar wat gebeurde er?
Toen de versierde olifant
met de twee konijntjes
boven op zijn kop het cir
cus binnenstapte stonden
alle mensen van hun
stoelen op, en klapten in
hun handen, want zoiets
grappigs hadden ze nog
nooit gezien.
„Die dieren blijven", riep
de directeur, die zelf ook
stond te klappen. Ze kre
gen het heerlijkste eten
en ze woonden bij de oli
fant in 't hok. Ze praat
ten veel over de wereld
en als ze soms een keer
tje heimwee hebben, dan
zegt Flap heel wijs: „och,
een dier kan niet alles
hebben, wij zijn per slot
van rekening topnum-
mers".
Jullie hebben zeker al gezien wat dit keer de bedoeling is? Juist! Neem
maar een goed zwart potlood met een scherpe punt (met een ballpoint
gaat het ook heel goed) en, te beginnen bij no. 1, ga je alle puntjes netjes
met een lijn verbinden in de volgorde van de nummers. Als je klaar bent
zie je waartegen de boer zo hard loopt te duwen!
HERFST PROBLEMEN
Het is herfst, Flop loopt
van de stud, naar huis. De
wind blaast door de bomen.
Het ritselt gezellig. De
bontgekleurde bladeren
wiegen langzaam heen en
iveer. Af en toe valt er een
tje op de grond, zodat er
onder iedere boom een kleed
van geel- en roodgekleurde
bladeren ligt. Het is een
prachtig gezicht. Als de
wind zo een weekje aan
blijft houden zit er geen
blaadje meer aan de bomen.
„Wat kaal is dat", zul je
zeggen. Maar dat is juist
goed. Weet je waarom t
De bomen moeten rusten.
Dat gaat zo in de grote na
tuur. Als kinderen de hele
dag gespeeld hebben gaan
ze ook 's avonds rusten. Ze
zijn moe. Wel, dat is met dc
bomen hetzelfde. Het hele
jaar hebben ze een zware
bladertooi gedragen en als
het dan winter wordt, dan
willen de bomen rusten.
Daarom vallen alle bladeren
af. Flop is moe van het lo
pen. Hij gaat een ogenblik
je gemakkelijk staan, ge
leund tegen een dikke eik.
Er valt een blaadje omlaag.
,Hé", denkt Flop, „Er valt
hier maar één blaadje dat
gaat vast niet vlug genoeg!"
.Jille blaadjes moeten val
len, dan heeft die eik des te
eerder zijn rust. De blaad
jes moeten er toch af en
die boom is geweldig moe.
Dat kan ik zien aan zijn
kromme takken. ,flop
kijkt naar de geelgekleurde
bladerenkruin en fantaseert
verder: „Wacht, ik zal die
eik een beetje helpen. Als
ik tegen die boom sla, val
len er misschien nog een
paar blaadjes af". Maar
hoe Flop ook slaat, de dik
ke stam beweegt niet en al
le blaadjes blijven waar ze
zijn. „Ach, dat is ook zo",
denkt Flop, „het heeft geen
nut, dat moet de wind doen,
die is veel sterker dan ik.."
Juist als Flop dat bedacht
heeft en weer verder wil
gaan, komt er een sterke
windvlaag, ln de blader
kruin van de eik ruist het
geweldig. Flop kijkt vol in
teresse naar boven. „Wat
een sterke wind", denkt hij.
Maar wat gebeurt erf Daar
heeft Flop niet op gerekend.
Alle bontgekleurde blaadjes
komen naar beneden. Niet
een voor een, nee hoor, alle
maal tegelijk! En denk je
nu dat Flop blij is, dat de
boom van zijn bladerenlast
bevrijd isf Nee hoor, Flop
moppert. „Bah, is me lat
een manier van doen! Hoe
kom ik onder die berg bla
deren vandaanf"