HS b b z I SS X SB au J J Puzzel-rubriek Klanken uit de ether r~ 15 ZJ 71 m DE TWEE KONIJNTJES DE AVONTUREN VAN FLIP EN FLOP ZATERDAG 15 FEBRUARI 195t PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT. Eerst even een opmerking- over de oplossing van vorige week. Het betreft hier nummer 5 horizontaal, «aar „dichter" werd gevraagd. De oplossing luidde Gorter, terwyl enkele inzenders „korter" hadden. We hebben het allebei maar goed gerekend, daar Gorter een dichter is en „korter" dichter bij kan betekenen. We geven toe, dat de omschrijving niet erg duidelijk was. Nu echter nog iets over de puzzel van deze week. Nummer 1 horizontaal werd „weg"-van gevraagd. De oplossing vermeldt „épris" wat een vaak voorkomend woord is al kun je het niet in de woordenboeken vinden, het drukt uit: verrukt zijn van, ,weg" zijn van. Andere oplossingen moesten we dus echt fout rekenen. Nummer 51 horizontaal werd een boom ge vraagd, zowel „den" als „iep" zijn goed want de eerste en de laatste letter zjjn blind. O z 3 't 5 r- 9 10 11 ✓N 1*. 15 Ito 17 19 20 21 22 23 2<< 26 27 29 29 30 31 32 35 j yT~ 35" «"1 3/ 58 39 L_ 40 *r 43 44 <s 66~ 47 48~ 49 5Ö~~ 51 52 55~ 54~ bè S6 57 50 59~ 60 61 62 63 W 6b 66 68 69~ 70 72 73 Prijswinnaars werden deze week: Mevrouw A. M. Kouijzer-Muller, Ma- rijkestraat 13 te Terneuzen, f 5; Otto Hoogerhuis, L. C. zoon te Renesse, f 2.50; mevrouw J. Jacobs-Lucieer, Dorpsstraat 73 te Breskens f 2.50; de heer L. Dingemanse, Baarsjesstraat 26 te Middelburg f 2.50 en de heer M. Gelok, Kerkplein 3 te Kapelle f 2.50. De oplossing is: Opgave voor het aanstaande week einde (hij is niet erg gemakkelijk): Horizontaal: 1. eenstemmig (Lat. muz.). 6. ontdaan van huid; 12. meis jesnaam; 14. lui, traag; 15. hoofdstuK v. d. Koran; 17. zuidvrucht. 19. vruchtbare grond; 21. vereniging van landen, afk.; 22. één, Engels; 24. ge groet; 27. bep. afbeelding; 28. Chinese afstandsmaat; 29. van dezelfde soort; 32. muzieknoot; 33. deel v. e. etmaal; 34. pech; 35. glad, gelijk; 36, raar, idioot; 38. insect; 39. element, afk.; 40 opstootje; 41. snavel; 42. reeds; 43. gevreesd Duits legeronderdeel; 44. lofdicht; 46. een; 48. bevestiging; 50. kanteel, plat dak; 51. vóór- (voor voegsel); 53. land in Achter-Indië; 54. do; 55. bep. oliehoudend zaad; 58. Ja pans spel voor twee spelers; 59. be woner van Ierland; 61. zuster van Rachel: 62. boom; 63. door middel van; 64. levendig; 66. groef, geul; 68. aanspreektitel v. d. koning; 69. 24 uur; 72. keizerlijk bevel; 74. bep. roofdier; 75 „weg" van. ZONDAG II FEBRUARI. HILVERSUM I. 402 m 741 kc/s. 8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.30 IKOR. 12.00 AVRO. 17.00 VPRO. 17.30 VARA. 20.00— 24.00 AVRO. VARA: 8.00 Nws. 8.18 Gevar. progr. 9 45 Geestelijk leven, toespr. VPRO: 10.00 Geel. het door, caus. 10.05 Voor de jeugd. IKOR: 10.30 Ned. herv. kerkd. 11.30 Vra- genbeantw. AVRO: 12.00 Lichte muz. 12.30 Sportspiegel. 12.35 Zang en piano. 12.50 Wereldkamp. schaatsenrijden te Helsinki. 13.00 Nws. en SOS-ber. 13.07 De toestand ln de wereld, caus. 13.17 Meded. of gram. 13.20 Gevar. progr. voor de strijdkrach ten. 14.00 Boekbespr. 14.20 Het Gelders ork. en solist. In de pauze (plm. 15.05 15.15 Wereldkamp. schaatsenrijden te Hel sinki. 15.1515.30 Comme cl, comme ca, stemmingsbeelden) 16.03 Dansmuz. 16.30 Sportrevue. VPRO: 17.00 Gesprekken met Verticaal: 1. zuster van Prikke- been; 2. lucht (voorvoegsel); 3. des sert; 4. oosterlengte, afk.; 5. onge veer, afk.; 7. Nederl. herkenningslet- ters; 8. meisjesnaam: 9. gevuld; 10. struisvogel; 11. dwarsbljï; 13. zijde v. d. wind af; 16. bep. onderwijsin richting; 17. pas gebakken; 18. on beschadigd; 20. bepaalde vliegtuigen; 22 gedeelte; 23 element, afk.; 25. Ver. Naties, afk.; 26. page; 29. nauw; 30. woning v. d. vorst; 31. „ik"; 37. ou derwetse meisjesnaam; 38. koeien; 43. Ned. munt; 44. 100 gram; 45. behoef tig; 47. einde; 49. zonder moraal; 51. tweetal, stel; 52. bep. zoogdier; 56. element, afk. 57. verbrandingsresten; 60. San-: oord van echtscheidingen; 63. kwibus; 65. ijdeltuit; 67. voor naamwoord; 68. sneeuwschoen; 70 element, afk.; 71. element, afk.; 72. aan de bovenzijde van; 73. daar. Inzendingen te sturen aan P.Z.C., Walstraat te Vlissingen, met in de linkerbovenhoek van enveloppe het woord „Puzzelrubriek". Alle inzen dingen moeten woensdagavond uiter lijk in ons bezit zijn. luisteraars. 17.15 Afrikaans in Nederland, caus. VARA: 17.30 Voor de jeugd. 17.50 Nws. en sportuitsl. en sportjourn. 18.30 Instr. sext. 19.00 Spontane reacties, dis cussie. 19.30 Annemarieke, hoorspel met muz. AVRO: 20.00 Nws. 20.05 Amus. muz. 20.30 Paul Vlaanderen en het Spencer Mysterie, hoorspel. 21.10 Promenade-ork. 21.45 Cabaret. 22.15 Act. 22.30 Gram. 23.00 Nws. 23.15—24.00 Met de Franse slag. HILVERSUM II. 298 m 1007 kc/s. 8.00 NCRV. 8.30 IKOR, 9.30 KRO. 17.00 Con vent van kerken. 18.30 NCRV. 19.45—24.00 KRO. NCRV: 8.00 Nws.- en weerber. 8.15 Gr. IKOR: 8.30 Vroegdienst. KRO: 9.20 Torna, caus. KRO: 9.30 Nws. 9.45 Gram. 9.55 Hoogmis. 11.30 Gram. 11.45 Piano, viool en hoorn. 12.20 Apologie. 12.40 Amus. muz. 12.55 Zonnewijzer. 13.00 Nws. en kath. nws. 13.10 De Wadders, hoorsp. m. muz. 13,30 Lichte muz. 13.45 Boekbespr. 14.00 Bariton en plano. 14.25 Brabants halfuur 14.55 Promenade-ork. en solist. (15.30— 15.40 Wereldkamp. schaatsenrijden). 16.10 Sport. 16.30 Vespers. Convent van kerken. 17.00 Geref. kerkdienst. NCRV: 18.30 Gr. 19.00 Nws. uit de kerken. 19.05 Gram. 19.25 Tot ziens ln Jeruzalem, gesprek. KRO: 19.45 Nws. 20.00 Bonjour Caroline, blijspel met muz. 20.30 Act. 20.45 De gewone man. 20.50 Cabaret. 21 20 U bent toch ook van de partij? caus. 21.30 Sprong ln het heelal, hoorspel. 22.15 Lichte muz. 22.35 Uit het boek der boeken. 22.45 Avondgebed en lit. kal. 23.00 Nws.«23.15 P'.anovoordr. 23.35 -24.00 Gram. MAANDAG 17 FEBRUARI. HILVERSUM I. 402 m 746 kc/s. 7.00 —24.00 AVRO. AVRO: 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram. 8.00 Nws. 8.15 Gram. 9.10 De groenteman. 9.15 Gram. 9 35 Waterst. 9.40 Morgenwij ding. 10.00 Gram. 11.00 Idem. 11.45 Voor- dr. 12.00 Orgel en zang. 12.30 L^nd- en tuinbouwmeded. 12.33 Voor het platteland. 12.43 Pianospel. 13.00 Nws. 13.15 Meded. of gram. 13.20 Metropole ork. 13.55 Beurs- ber. 14.00 Voor de vrouw. 14.45 Tenor en piano. 15.15 Werken, niet voor geld, maar voor de toekomst, caus. 15.30 Gram. 17.00 Voor de jeugd. 17.15 Voor de padvinders. 17.25 Sportmozaiek. 17.35 Voor de jeugd. 17.50 Mil. comm. 18.00 Nws. 18.15 Rege- ringsultz.: Rubriek verklaring en toe lichting. Serie: een loopbaan bij het on derwijs. 1 Uw toekomst voor hun toe komst. Spreker: zijn excellentie mr. J. M. L. Th. Cals, minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen. 18.25 Ama- teursprogr. 18.55 Strijkkwart. 19.25 Muzi kale caus. 19.45 Regeringsultz.: Landb.- rubrlek: 1 Landarbeiders in de zand- en rivierkleigebieden. III. 9 Wij bezoeken de bietendag in Groningen. 20.00 Nws. 20.05 De Radioscoop. 23.00 Nws. 23.15 Koersen in New York 23.16. Act. of gram. 23.30—24.00 Frontloge. HILVERSUM II. 298 m 1007 kc/s. 7.00 —24.00 NCRV. NCRV: 7.00 Nws. en SOS-ber. 7.10 Ge wijde muz. 7.50 Een woord voor de dag. 8 00 Nws.- en weerber. 8.15 Sportuitsl. 8.25 Gram. 9.00 Voor de zieken. 9.30 Voor de vrouw. 9.35 Raak de roos. 10.15 Gram. I.30 Theologische etherleergang. 11.15 Gr. II.35 Gevar. progr. 12.25 Voor boer en tuinder. 12,30 Land- en tuinbouwmeded. 12.33 Amus. muz. 12.53 Gram of act. 13.00 Nws. 13.15 Lichte muz. 13.40 Gram. 1405 Schoolradio. 14.35 Gram. 14.45 Voor da vrouw. 15.15 Gram. 15.30 Vocaal dubbel- kwartet en sopr. 16-00 Bijbellezing. 16.30 Pianovoordr. 17.00 Voor de kleuters. 17.15 Voor de jeugd. 17.30 Gram. 17.40 Beurs- ber. 17.45 Regeringsultz.: De B.B. van binnen en van buiten. De stichting be vordering bescherming bevolking vraagt de aandacht van de Nederlandse nood- wacht. 18.00 Orgelspel. 18.30 Sportpraalje. 18 40 Eng. les. 19.00 Nws.- en weerber. 19.10 Op de man af, caus. 19.15 School- zang. 19.35 Volk en staat, caus. 19.50 Gr. 20.00 Radiokrant. 20.20 Lichte muz. 20.50 De zaak Vampier, hoorspel. 21-30 Gram. 21.50 Boekbespr. 22.05 Orgelconc. 22.35 Bezoek prinses Beatrix aan de West. 22.45 Avondoverdenking. 23.00 Nws. 23.15— 24.00 Gram. TELEVISIEPROGRAMMA. KRO: 20.30 Gastenboek. 20.45 Theater- nieuws. 21.05 Verlegenheid, documentaire. 21.30 Cabaret. 21.55 Epiloog. Heel erg treurig ston den de ogen van Flip en Flap, de twee konijn tjes, niet eventjes, maar de hele dag en als je 's nachts was komen kij ken zou je gezien heb ben dat ze nog treuriger keken. En waarom? Flip en Flap wisten te veel. Ze hadden te vaak naar de dieren om hen heen ge luisterd. Naar de kip pen, die elke morgen vroeg voorbij hun hok jes op het erf tripten; naar net paard dat soms een sprietje gras uit hun ruif trok; alleen maar voor de grap, want hij had zelf ge noeg te eten. Ook naar Olie, de ka ter, die soms bovenop hun hok ging liggen als de zon scheen en dan zacht verhalen vertelde over de wereld. En ook naar de duiven, die af en aan vlogen en naar wie Flip en Flap met opgestoken oren luister den. „Als we maar sna vels hadden dan pikten we ons wel een weg door de wereld", fluis terde Flip. „Als we maar hoeven hadden, dan trapten we ons hok stuk en draaf den de wereld in", fluis terde Flap. „Als 'we maar klau wen hadden als Olie. dan sloegen we ons er wel doorneen". „Als we maar vleugels hadden, dan vlogen we ver ver weg". Zo ging dat in het ko nijnenhok en er zou nooit iets veranderd zijn als op een morgen niet een jongetje naar Flip en Flap was komen kij ken. Een heel klein jon getje dat danste van plezier toen hij de ko nijntjes zag. „Oooo, wat zijn ze mooi!", riep hij, „wat 'n prachtige lange poten en wat een tanden! Hun tanden zijn vast wel zo sterk als van een oli fant!" „Alsjeblieft!" zei Flip tegen Flap, „heb je het gehoord? Wij hebben ook iets! Tanden en lan ge poten!' „Dat we daar nooit aan gedacht hebben" zei Flap cn hij bekeek zichzelf eens goed.' „Wat kunnen we er mee doen?", vroeg Fll] „denk eens na wat met tanden zou kunnen doen". „Als we maar wisten wat de olifant ermee deed." „Dat moeten we eerst te weten komen." Ze vroegen hot aan de kippen, het paard, aan Olie en de duiven, maar niemand had nog van een olifant gehoord. „En toch moet het een belangrijk dier zijn", zei Flip. „want onze tanden lijken op die van hem". „We gaan naar hem toe", zei Flap. „Hoe dan? Hoe wil je naar hem toe?" vroeg Flip en hij keek naai de sterke tralies van hun hok. „Met mijn tanden en mijn poten zal ik de weg naar de olifant vinden", zei Flap vast besloten en hij liep ge haast naar zijn hok wel acht keer in de rondte „Wat doe je?", vroeg Flip, „door rond te tol len vind je de olifant niet'. Stil maar", zei Flap en hij zette zijn voor tanden in het zachtste plekje hout dat hij vin den kon. „Ik zoek de Flap, die de baas speel de omdat hij het knaag- plan had bedacht, had meteen zijn antwoord klaar. „Naar de olifant! Laten we naar de oli fant gaan; hij weet vast en zeker wat we verder moeten doen." Omdat er niemand was om de weg aan te vra gen, huppelden ze oj goed geluk door dï nacht. „Wat zou het voor een dier zijn?", vroeg Flip, „een vogel?" „Misschien is het zo iets als Olie, de kater. Die- heeft ook goede tan den." „Wie weet", zei Flip, ,we zullen maar zien". „Wat gek", zeiden Flip en Flap. „Niets gek", zei het wijze paard, „want zo is een stad nou één keer. Goed, in die stad is een circus". „Een circus? Is een circus ook een huis of een boerderij meneer?" Het wijze paard zucht te. „Dat wil een olifant zien en dat weet niet eens wat een circus is. Nou jaeen circus een ehgewoon een circus. Ik heb er ja renlang gewerkt. Ik was een topnummer." „O. juist", zeiden Flip en Flap beleefd, maar ze snapten er geen woord van. „Nou verder is alles heel eenvoudig", ging het paard door, „je gaat naar de stad, je loopt naar het circus en daar vind je de olifant. Doe hem mijn groeten". „Ooo, daar is niets aan, we dachten dat het heel moeilijk was zeiden Flip en Flap, „wel be dankt, meneer paard en we zullen uw groeten doen". En weg waren Flip en Flap. Nu denk je na tuurlijk dat ze nooit de stad, het circus en de olifant zouden vinden, maar gek genoeg von den ze het wel. En dat kwam omdat de mussen in de stad zo vriendelijk waren hen naar een groot houten huis te weg", riep hij al kna gend. Toen Flip begreep wat Flap wilae doen zette hij het meteen ook op een knagen want daar zat iets in, bedacht hij. En jawel. Het lukte. Na drie dagen knagen, zonder maar eventjes op houden voor buur praatjes of dromen, had den ze een gat gemaakt, waardoor je als je je heel klein maakte, kon ontkomen. En dat ge beurde. In de derde knaagnacht glipten Flip en Flap de twee konijn tjes uit hun gevangenis en gingen de wereld in. „Wat nu?", vroeg Flip toen ze eerst een heel eind in het wilde weg hadden gehold en merk ten wat voor geweldige achtorpoten ze hadden. „Waar gaan we nu heen, Flap?" Tegen de morgen ont moetten ze een poes, die op avontcuur uit was geweest. „Weet jij misschien waar wc een olifant kunnen vinden?" vroeg Flip haar. „Nee", zei ze, „maal ais je drie boerderijen verder vraagt, daar woont een paard, die heel veel dieren kent. maar dat je van mij komt. Van Kriel". Ze vonden het paard. .Wij komen van Kriel, de poes", zei Flip, „en we wilden u vragen waar we een olifant kunnen vinden." „Een olifant", zei het paard, „dat is heel een voudig. Je loopt alle los se hulzen die je ziet voorbij. Dan staan de huizen opeens aan el kaar vast geplakt." brengen. Een kant van het huis had geen muur; je kon tussen geweldige dikke staven door zo maar naar binnen stap pen. „Ga gerust", zeiden cc mussen, „je vindt de olifant binnen". .Zie jij hem?", vroeg Flip. „Zie jij hem?", vroeg lap. „Hij zal zo wel ko men", zei Flip, „dan kunnen we mooi even uitrusten van de reis". Hij ging eens gemak kelijk zitten tegen een dikke pilaar die in het huis stond. Flap koos een andtre pilaar. „Pardon", blies op eens een stem boven ze, „ik meen iimand te ho ren". „Zie je wel?", fluisterde Flip, „het is een vogel, hij zit ergens tegen het plafond". Maar opeens zag hij toen hoog boven zich een staart. „Flap, ik zie een staart „Flip, ik zie ook een staart". „Dat kan niet. Ieder dier heeft maar een staart". „Dit dier nietOo ik zie ook tanden! Geweldige tanden. Hij is hethij is het! Hij is zo groot als onze schuur thuis!' Flip en Flap bogen hun oren tot de grond voor het geweldige dier met poten als pilaren, met twee staarten en tanden als boomstammen. .„Me neer olifant...", fluister den ze. De olifant deed helemaal niet gewichtig; hij boog zijn reusachtige hoofd naar de vloer en keek de twee konijntjes vriende lijk aan. „Wat doen jullie hier?", vroeg hij. „We zijn pntsnapt; we hebben een lange reis ge maakt om u te vinden, meneer olifant. Weest u niet boos dat we u lastig vallen!" „Geweldig." blies de oli fant, „hoe doen jullie dat? Ontsnappen?" De kleine konijntjes ke ken elkaar verbaasd aan. Wat was dat? Zij waren naar de olifant gekomen om raad en nu vroeg hij zelf wat hg doen moest; zijn ogen stonden heel treurig, „ik zit gevan gen", zei hii. „en ik zou zo verschrik kelijke graag de wereld in willen ,Net als wij", zeiden de konijnen, „daarom ko men we bij u. Het wijze paard van wie u de groe ten moet hebben heeft ons de weg gewezen". „Juist", knikte de olifant, „juist... juist... en" Maar verder kwam hij niet, want een man stap te zijn huis binnen. Hij de twee konijnen ONDER EEN HOEDJE Ken je het mannetje met de hoed? Heb je hem niet zien lopen? Een bolhoed met een lintje erom, een lintje met twee knopen. Wat moet ie met die bolhoed doen? Zitten er eieren in? Komt er misschien een konijntje uit? Nee hoor, dat net zo min. Waarom is ie zo zuinig op zijn hoed? en laat ie hem nergens hangen? Weet je waarom? Nee? Luister dan, het is een hoedje om jouw mee te vangen. Heb jij geen zin om een boodschap te doen, geen zin om naar school toe te gaan, geen zin In je huiswerk, de afwas, je bed Dan komt daar opeens dat mannetje aan. Daar komt het mannetje aangehold, h(j vangt je onder zijn hoedje en of je wél zin hebt of helemaal niet, dan moet je, dan moet je, dan moet je. Mies Bouhuys niet, die wegdoken in een hoek. Hij hing de olifant prachtige kleren van zij om en hij gaf hem een tuig vol glin sterende stenen om zijn grote snuit. De kleine ko nijntjes keken vol bewon dering toe. Hoe kon die olifant zo treurig zijn als je er zo prachtig uit mocht zien? Ze vroegen het hem toen hij weer naar de grond bukte en ze boven op zijn kop liet stappen, vlak bij zijn geweldige oren vol schitterdingen „O", zei h\j, „maar je begrijpt het verkeerd, ik wilde alleen maar ont snappen omdat ik zo al leen ben. Als jullie er zijn, vind ik het niet naar meer". „Dan blijven wij", zei Flip, „want wij vinden het mooi hier en we zijn er trots op als u onze vriend wil zijn". „Zo is het", zei Flap. „Je kunt niet blijven", zei de olifant, „de stalknecht die me dadelijk komt ha len, zal jullie zeker weg jagen". Maar wat gebeurde er? Toen de versierde olifant met de twee konijntjes boven op zijn kop het cir cus binnenstapte stonden alle mensen van hun stoelen op, en klapten in hun handen, want zoiets grappigs hadden ze nog nooit gezien. „Die dieren blijven", riep de directeur, die zelf ook stond te klappen. Ze kre gen het heerlijkste eten en ze woonden bij de oli fant in 't hok. Ze praat ten veel over de wereld en als ze soms een keer tje heimwee hebben, dan zegt Flap heel wijs: „och, een dier kan niet alles hebben, wij zijn per slot van rekening topnum- mers". Jullie hebben zeker al gezien wat dit keer de bedoeling is? Juist! Neem maar een goed zwart potlood met een scherpe punt (met een ballpoint gaat het ook heel goed) en, te beginnen bij no. 1, ga je alle puntjes netjes met een lijn verbinden in de volgorde van de nummers. Als je klaar bent zie je waartegen de boer zo hard loopt te duwen! HERFST PROBLEMEN Het is herfst, Flop loopt van de stud, naar huis. De wind blaast door de bomen. Het ritselt gezellig. De bontgekleurde bladeren wiegen langzaam heen en iveer. Af en toe valt er een tje op de grond, zodat er onder iedere boom een kleed van geel- en roodgekleurde bladeren ligt. Het is een prachtig gezicht. Als de wind zo een weekje aan blijft houden zit er geen blaadje meer aan de bomen. „Wat kaal is dat", zul je zeggen. Maar dat is juist goed. Weet je waarom t De bomen moeten rusten. Dat gaat zo in de grote na tuur. Als kinderen de hele dag gespeeld hebben gaan ze ook 's avonds rusten. Ze zijn moe. Wel, dat is met dc bomen hetzelfde. Het hele jaar hebben ze een zware bladertooi gedragen en als het dan winter wordt, dan willen de bomen rusten. Daarom vallen alle bladeren af. Flop is moe van het lo pen. Hij gaat een ogenblik je gemakkelijk staan, ge leund tegen een dikke eik. Er valt een blaadje omlaag. ,Hé", denkt Flop, „Er valt hier maar één blaadje dat gaat vast niet vlug genoeg!" .Jille blaadjes moeten val len, dan heeft die eik des te eerder zijn rust. De blaad jes moeten er toch af en die boom is geweldig moe. Dat kan ik zien aan zijn kromme takken. ,flop kijkt naar de geelgekleurde bladerenkruin en fantaseert verder: „Wacht, ik zal die eik een beetje helpen. Als ik tegen die boom sla, val len er misschien nog een paar blaadjes af". Maar hoe Flop ook slaat, de dik ke stam beweegt niet en al le blaadjes blijven waar ze zijn. „Ach, dat is ook zo", denkt Flop, „het heeft geen nut, dat moet de wind doen, die is veel sterker dan ik.." Juist als Flop dat bedacht heeft en weer verder wil gaan, komt er een sterke windvlaag, ln de blader kruin van de eik ruist het geweldig. Flop kijkt vol in teresse naar boven. „Wat een sterke wind", denkt hij. Maar wat gebeurt erf Daar heeft Flop niet op gerekend. Alle bontgekleurde blaadjes komen naar beneden. Niet een voor een, nee hoor, alle maal tegelijk! En denk je nu dat Flop blij is, dat de boom van zijn bladerenlast bevrijd isf Nee hoor, Flop moppert. „Bah, is me lat een manier van doen! Hoe kom ik onder die berg bla deren vandaanf"

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 11