REPORTAGES UIT DE RAMPGEBIEDEN PUBLICITEIT droeg bij tot snelle en doeltreffende hulpverlening Impressies van Jan de Troje, Kees Kerkhof, Piet Bakker CAMERAMAN KEES KERKHOF DE JOURNALIST PIET BAKKER A. C. RODENHUIS: auto's naar het rampgebied. (Van een onzer redacteuren) VIJF JAAR IS HET NU geleden, dat de radio nieuwsdienst van het Algemeen Nederlands Persbureau in de vroege morgenuren, voorzich tig formulerend om geen paniek te zaaien, de eerste berichten uitzond over de ramp, die Zee land en de Zuidhollandse eilanden had getroffen. Dijken waren doorbroken. Op dat tijdstip wist nog vrijwel niemand, welke catastrofe te ge beuren stond. Zeker, het stormde, het stormde zelfs bijzonder erg en menigeen wijdde in een flits een bezorgde gedachte aan de mensen op zee. Aan die op het land, aan de mensen achter Verslaggevers van verscheidene publiciteits-media van radio film en pers waren gealarmeerd. Het is mede voor een groot deel aan die publiciteit te danken geweest, dat in vele gevallen nog snel en doeltreffend hulp kon worden geboden. Daarom ook wilden wij hier enkele representatieve figuren uit de pubiiciteilswereld naar vo ren halen; schetsen wat hen in die eerste, bewogen uren trof en vooral hoe zij er toe bijdroegen, dat via de hen ter beschikking staande communicatie-middelen hulp kon worden geboden. Eén van de eersten, die op weg was naar het rampgebied en die reeds in de middaguren van de eerste februari 1953 Nederland en de wereld kon vertellen wat zich aan Zeeland voltrok, was Radio-reporter Jan de Troje de dijken, dacht nog vrijwel niemand. Enkele uren later begon duidelijk te worden, dat zich in de lage landen een ramp aan het vol trekken was, waarvan men de omvang geduren de de eerste, verbijsterende uren, «og niet bij benadering kon omvatten. In de loop van de dag werd dat anders. Via de radio volgden de eerste reportages uit de rampgebieden en uit die in so bere trant gehouden ooggetuige-verslagen kwam weldra vast te staan, dat aan ons land in enkele uren verpletterend zware slagen waren toegebracht. Ta, vijf jaar later. Vijf jaar is het J al weer geleden, dat radio, pers en film een grootscheeps alarm sloegen over de dramatische ge beurtenissen in het kleine land on der de zeespiegel. Een alarm, dat weerklank vond in alle delen A an de wereld en een van degenen, die er onvermoeibaar aan mee hebben gewerkt om dat te bereiken was ook „Ik was er die avond van de 31e januari al niet helemaal gerust op. Een soort voorgevoel zei me, dat cr iets aan de hand was, maar wat dat nu kon zijn, wist ik natuurlijk ook niet. M'n gedachten gingen in de richting van een stranding of iets dergelijks. In ieder geval herinner ik me, dat ik 's avonds nog naar de stu dio ben gegaan om naar de telex te kijken, maar die meldde niets bijzon ders. In ging laat slapen, nadat ik nog gebeld had met Scheveningen- Radio, maar dat had ook niets opge leverd". Jan de Troje, nu 37 jaar oud. ver telt rustig en onderhoudend. Een ge routineerd en bekwaam radio-ver slaggever, die in een gewoon gesprek- onder-vier-ogen automatisch in vlot lopende zinnen verslag uitbrengt als betrof het ook hier een directe uitzen ding. Dat is bepaald geen „manier tje", maar zonder meer zijn tweede natuur. Het is prettig om naar te luisteren,,'t Zal zes uur in de morgen geweest zijn. toen ik opge beld werd uit Zeeland. Wie dat ge weest is, weet ik tot op vandaag nog niet. De onbekende meldde, dat er dijken waren doorgebroken en ik ben toen onmiddellijk weer naar de stu dio gegaan om naar de telex te kij ken De telex. Dat magische appa raat, waar iedere journalist zich onvoorwaardelijk aan uitlevert. Waar iedere verslaggever mee ge trouwd is, zodat hij zo hij een vrouw heeft in feite voortdu rend in concubinaat leeft. En als het goed is, met hart en ziel. Dat zal menige journalistenvrouw hartgrondig kunnen beamen. In de rampdagen van februari '53 is dat ook menigmaal ondubbelzin nig gebleken. Talloze journalisten zijn toen „nog even naar de te lex gaan kijken" en in negen van de tien gevallen kwamen zij eerst na drie dagen en drie nachten of nog later weer bij hun wètti. ge echtgenote kijken „Zeeuwsch Dagblad" in Goes, ver scheen er 's maandags een nood- uitgave van de P.Z.C. Mèt de re portage over, Vlissingen, ge ïnspireerd op een radioverslag van Jan de Troje ,,'s Avonds arriveerden we in Riliand-Bath waar zoeklichten het drama van een verdronken dorp belichtten. We zagen hoe knapen uit Bergen op Zoom bezig waren met het redden van mensen en achteraf bezien gebeurde dat op een waanzinnig gevaarlijke ma nier. Maar het lukte. Ik kreeg 22 seconden voor een uitzending en in die 22 seconden is toen alles ge zegd, wat er in feite maar te zeg gen viel. Niet door mij. Maar door een man en een vrouw, die uren lang op een zolder op hun redding hadden moeten wachten en die toen in de cabine van onze repor tagewagen verschenen. In de mi crofoon zagen zij het contact met de wereld, met do familieleden en de manier, waarop de man toen riep: „Vader en moeder wij zjjn gered. God zij dank", gevolgd door een soortgelijke verklaring van zijn vrouw, was een zo directe, zuivere weergave van de trieste werkelijk heid als maar enigszins mogelijk was. Daar zat alles in Je had een taak.... De Troje zwijgt even. Dit inter mezzo, zoals zich dat vijf jaar gele den afspeelde, roept bij hem nog JAN DE TROJE ...meel' dan „koud nieuws"... Ook Jan de Troje ging dus weer even naar dc telex kijken„Het leek aanvankelijk nog niet zo erg, maar ik vond hèfc toch raadzaam om een reportagewagen te bestellen en daarmee zijn we toen naar Dordrecht gereden. Dat leverdo direct al trieste beelden op en een eerste reportage van bet dichten van een dijk met een ncnuit van Rijkswaterstaat was het resultaat. Ik liet toen het samen gestelde schema schieten, improvi seerde m'n reportage cn kondigde aan, dat wc aoor zouden gaan naar Zeeland. Dat was om vijf uur zon dagmiddag". Persoonlijk herinneren wij ons die eerste radio-reportage. Het was een sober, aangrijpend ver slag, in alle eenvoud gedaan en het inspireerde ons tot werken. Tot het schrijven van 'n reportage over de situatie in Vlissingen, terwijl we niet wisten of die reportage ooit zou worden afgedrukt, omdat de gebouwen van de „Prov. Zeeuwse Courant" onder water stonden. Dank zij de gastvrijheid van het nog scherper de herinnering op aan de omstandigheden, waaronder toen gewerkt moest worden. „Je moest meer doen dan het „koude nieuws" brengen. Je had een taak. De taak om de buitenwereld te doordringen van het drama dat zich hier afspeel de. Van de noodzaak om hulp en redding 'te brengen, zo veel on zo snel als maar mogelijk was. Dat hebben we toen ook gedaan. Voor zover we konden, hebben we geschetst hoe erg het was en gevraagd om reddtnsma- teriaal. Dat gebeurde toen in een uitzending vanuit Breda. Intussen haddon we ontdekt, dat er maar één manier bestond om een goed beeld te krijgen van wat zich in Zeeland aan het voltrekken v;as en dat was vlie gen". Dat is loen gebeurd. In overleg met K.L.M.-perschef Rein Vogels huurde Jon de Troje samen met collega's van andere pnbliclteits- media uit binnen- en buitenland een vliegtuig. Dat was 's maan dags, toen men nog steeds niet Avist hoe de situatie in feite was, „Aertsen heeft ons toen gevlogen, Een man, die Zeeland op zijn duimpje kende, maar zelfs hij herkende het niet. Maar .dank zij die vliegtocht konden we juiste informaties ver strekken over de toestand op Schou- wcn-Duiveland, konden we melden, dat Walcheren nagenoeg droog was en aangeven, waar hulp het drin gendst noodzakelijk was. Dank zij de radio ook volgden toen spoedig voedscl-droppings en juist dat werk heeft ons toen grote voldoening ge schonken". Daarna volgde ook voor Jan de Troje het „routine-werk". Dat wil zeggen, het werk dat voorbereid kon worden en waarb'J Improvisatie, zoals in die eerste dagen, niet meer nodig was. Nadien is Jan de Troje nog regel matig in het rampgebied terugge weest; hij was bij de sluiting van het laatste dijkgat In Ouwcrkerk en ver- orgde later nog reportages over bet 'herstel. Vanavond om kwart voor ven kan men via de VARA klankbeeld beluisteren, dat samen gesteld werd onder het mottos „Vijf jaar later KEES KERKHOF ...dienende taak... van Polygoon uit Haarlem. „Die eerste dagenDat was naar mijn gevoel erger, enervcrender dan in de meidagen van 'AO. Nee. ver gelijkbare gebeurtenissen heb ik in m'n loopbaan nooit meege maakt. Dit overkomt je hopelijk maar eenmaal in een mensenle ven." Kees Kerkhof is nu 51 jaar oud en volgend jaar hoopt hij zijn zilve ren jubileum als cameraman te vie ren. In die kwarteeuw heeft hij vele schokkende zaken „voor de lens" ge had, maar de watersnood van '53 heeft ook op hem een onuitwisbare indruk gemaakt. Het is Kerkhof ech ter gegaan zoals zovelen uit de pu biiciteilswereld; sindsdien hebben zich weer legio andere indrukken aan hem opgedrongen. Men leeft snel in dit vak. waarin men van dag tot dag weer andere, nieuwe belevenissen krijgt te verwerken en bij het verle den, bij de dag van gisteren, sta je maar zelden meer stil. Kerkhof moot zich op die periode van vijf jaar ge leden bezinnen, hij wil er niet licht vaardig over „babbelen", maar als het ware gedegen getuigen van het geen hij toen ervaren heeft. Daartoe moet hij zich even losmaken uit het heden met de zojuist verfilmde aankomst van schepen met repatrici- renden zoals de „Captain Cook" en de „Sibajak" als tastbaar bewijs voor de stelling over de belevenissen, die van dag tot dag verschillen Emotionele belevenissen vaak. „Maar als cameraman moet je al tijd boven de emoties staan; je moet je altijd bewust blijven, dat het je taak is om de verbindende schakel te vormen tussen dat wat gebeurt en het publiek. En om dat goed te doen moet je je medium beheersen; onder alle omstandigheden moet een repor tage logisch van opbouw blijven. En kijk, nou kom ik vanzelf op die wa tersnood. Dat laatste was toen van zo groot belang, omdat wij konden meewerken aan het op gang komen van de hulpacties. Met ons werk kon den wij een appèl doen op de mens heid." Tot vér over onze grenzen. D^ar kx-ecg Kerkhof reeds kort na de eerste februari, toen zijn eerste opnamen de wereld in waren ge gaan, al een bewijs van. Er kwam namelijk een reactie van een zekere meneer Smit uit Ma- racaïbo (Venezuela), die op de film het in modder en water ploe terende autootje van zijn vader had herkend. Die vader was bur gemeester Smit van Capelle (N. Brabant), waar Kees Kerkhof zondag 1 februari '53 zijn eerste opnamen had gemaakt Er zijn toen nog vele opnamen ge volgd, o.m. van een tocht te voet met twee B.B.C.-reporters van Tholen naar St. Annaland en Stavenisse. „De tocht van die verslaggevers was het „leitmotiv" voor mijn verhaal", her innert Kerkhof zich. Langzamerhand herleven, meer bijzonderheden uit die dagen hoe er èen menselijke keten gevormd moest worden om de film apparatuur door te geven het fil men van de evacuatie uit Stavenisse, de eerste kerkgang na de ramp in Halsteren, de eerste herstelwerk zaamheden „Toen snorde de camera met vreugde. Het was aangrijpend om mee te mogen maken lioe voor het eerst sinds te Tweede Wereldoor log allerlei nationaliteiten te hulp snelden om mensen in nood bij te staan. Amerikanen, Fransen, En gelsen en Duitsers zwoegden schou der aan schouder, er werd gevolg gegeven aan commando's in alle talen en die eenheid gaf je kracht, hoe murw je na al die dagen ook was. Het was vooral toen, dat ik met vreugde besefte met mijn ca mera een dienende taak te hebben." Aldus Kees Kerkhof, oudste came raman van Polygoon. Het herstel begon zoals men zich zal herinneren zo snel mogelijk. Mannen van waterstaat verricht ten vaak al improviserend een gi gantisch karwei en dat heeft vooral indruk gemaakt op die een week na de ramp op Schou- wen-Duiveland arriveerde, daar tie historische kerkdienst in Zierikzec. meebeleefde en vervolgens een serie boeiende reportages wijdde aan liet herstel. Piet Bakker is niet direct een jongmaatje in. de journalistiek. Tal loos zijn de reportages, artikelen cn verhalen, die van zijn hand in dag en gedurende de laatste jaren vooral ln weekbladen zijn verschenen. Men kent hem ook als auteur van ver scheidene boeken. Hij spreekt zoals hij schrijft. Recht- op-de-man-af. zonder er doekjes om te winden. Evenals in zijn verhalen durft hij het kind bij de naam te noe men en men behoeft zich dan ook geen enkele maal af te vragen: „Wat zou hij nou bedoelen?" Piet Bakker zegt (èn vooral: schrijft) wat hij be doelt. Zonder meer. En wanneer hij dan vertelt, dat de biddag in Zierikzee, een week na de ramp gehouden, diepe in druk op hem heeft gemaakt, dan kunt ge dat zonder meer aanvaar den. Dat blijkt trouwens ook wan neer hij in de veelheid van boeken en documenten in zijn werkkamer ogenblikkelijk de liturgie van de toen gehouden dienst weet te vin den. Een nu voddig geworden, ver geeld blaadje papier Vijf jaar lang zorgvuldig bewaard „Kyk. dat zongen ze toen" zegt hij, en in zijn stem klinkt eerbied en respect door. Het was Gezang 300: „Wat de toekomst brengen moge, my ge leidt des Heren hand" Een strijdbaar volk, is zijn me ning. Uitvoerige reportages heeft Piet Bakker destijds in zijn blad ann het dijkherstel op Schouwen-Duivelnnd gewijd en groot is nog zijn bewonde ring voor de mannen van waterstaat, de uitvoerders en arbeiders, die on middellijk na de ramp de strijd tegen het water aanbonden en tot het bitte re einde uitvochten. Er vallen enkele namen Slotboom, Verhey, Thys- senWat een kerels!" De voorliefde van Piet Bakker voor het water en al wat daarmee samen hangt, mag bekend worden veron dersteld en het behoeft nauwelijks verwondering te wekken, dat hij en passant enkele feiten uit onze wa terstaatsgeschiedenis uit de mouw schudt: „De verbreding van de slui zen in IJmuiden, de Afsluietdijk, de droogmaking van Walcheren dat waren allemaal grootse prestaties, maar het herstel van Schouwen-Dui- veland blijft voor mij het grootste wapenfeit. Daar moest zonder enige voorbereiding aangepakt worden on der de moeilijkst denkbare omstan digheden. En ze hebben het klaarge speeld!" In zijn reportages vergeleek de schrijver het werk van waterstaat op Schouwen-Duiveland met hel El Alamein uit de Tweede Wereldoorlog; het offensief van Rommel was het offensief van de zee cn zoals Mont gomery het tegen-offensief voorbe reidde'en uiteindelijk inzette, zo deed waterstaat dat in Zeeland. Plet Bakker wus er bij als oor logscorrespondent en minstens zo ge grepen door de gebeurtenissen als de strijdenden. Lees nog maar eens, wat hij zo uit de frontlinie, heet van de naald schreef. Zo maar een frag ment Het stuk zakt geleide- lyk weg. Nu komt het supreme ogenblik. Nu moeten ze 'm al le duivels van de hél! van Jetje geven. Want steil wordt nu de helling van het gat en hoe gauwer het zinkstuk de bo dem bereikt hoe beter. „Gooien maar, gooien maar, IK DACIIT: Nou zal de Rijks verkeersinspectie op moeten a passen, want anders haal ik alles terug wat er loopt. Dat was een kwestie van even het mes in de tafel steken en toen was het gebeurd. Alles is blijven lopen en met de R.V.I. heb ik geen last meer gehad. Dat is myn karakter. Doordouwen als ik eenmaal begon nen ben. Die zondag ben ik aan de telefoon gaan zitten en dat heb ik een paar dagen en nachten vol gehouden. Zo iets moet je even aanpakken. Ik had natuurlijk het geluk van een paar relaties, met de regeringsvoorlichtingsdienst bij voorbeeld en in die eerste nacht gingen er al tienduizenden jute zakken weg uit .Alkmaar en Eaam. De auto's bood ik ook via de R.V. D. aan en toen kreeg ik al gauw verzoeken van burgemeesters uit de rampgebieden. Het liep meteen vlot. „Redden of niet" was het motto. Er kwamen 143 auto's los en 43 gemotoriseerde vletten. Na een week stond heel de orga nisatie op poten en 14 dagen later kwam de verkeersinspectie met do mededeling, dat ze het wel even over zouden nemen. Zelf waren ze zes dagen later begon nen. Maar 't is niet doorgegaan". A. C. Rodenhuis, nu 56 jaar oud, is directeur van de Coöperatieve Autobevrachtingsonderneming „De Westfries" in Hoorn en. dat was hij vijf jaar geleden ook. Een man die weet wat hy wil en wat hij kan en voor wie het niet nodig is grote woorden te gebruiken. Hij doet dat ook bepaald niet. Uit sluitend op ons verzoek is hij be reid z'n verhaal te doen over z'n ervaringen met de organisatie van autotransporten naar het rampge bied in de februaridagen van '53. Een organisatie, die spontaan ont stond, vooral dank zij het vasthou dend optreden van dc man, die het eieenlijk maar „zo, zo" vindt om daar nu nog over te praten. „Ik ben nog wel eens terug ge weest in Zeeland, maar dan zeg ik maar nooit wie ik ben..." Hij is een Aan die gelukkige mannen voor wie het begrip „overuren" niet bestaat omdat ze hun werk met plezier doen. Daarom ook vertelt hij over z'n aandeel in de hulpverlening als over een aangelegenheid, die eigenlyk geen bijzondere aandacht verdient. Er moest geholpen worden en dat deed je. En natuurlijk was je daar wel „even" voor in touw. Al licht. Er waren avonden, dat er hier op dat plein zeventien wa gens met vletten klaar stonden. Dat was lang niet altijd eenvoudig. Uit Grootenbroek kreeg ik es een telefoontje, dat ze moei te hadden met een elf meter lange vlet. Ik er heen. Nou. dat ding hebben we er op gekregen en 's nachts om twee uur kon het konvooi weg. Vaak zaten er joneg knapen tussen en dan sprak ik ze maar es vaderljjk toe, voordat ze wegreden. Voor die jongens was het geen lolletje. Ik heb er twee overspannen teruggekregen. Die waren drie weken weggeweest. Maar ze deden dan ook alles, tot kadavertransporten toe. In het be gin was het naeuurijjk wel een beetje een chaos. Dan kregen ze onderweg nogal es andere op drachten, maar daar bleef ik al tijd mee op de hoogte. Dat moest wel. Alles was hier in „De Ros kam" gecentraliseerd en de kaste lein en z'n vrouw waren ook dag en nacht in touw. Net als m'n secretaresse trouwens, Corrie Bat- turn. Dat kind was toen 24, maar ze was hier niet weg te branden". Zo, uit vele losse herinneringen, ontstaat langzamerhand het beeld van do autotransporten uit dc kop van Noord-Holland, die enorm veel hebben bijgedragen tot een snelle en doeltreffende hulpverlening. Vooral do aanvoer van de gemoto riseerde vletten, afgestaan door tuinders, was in die eerste dagen van onschatbare betekenis. Maar nog maanden daarna bleven de auto's trailers, kiepwagens en vrachtauto's ter beschikking van het rampgebied. Rodenhuis belde alles wat vervoer der was: ook de niet bij zijn coö peratie aangeslotenen en ze spron gen allemaal spontaan bii. De klei nere wagens gingen naar het Ro de Kruis in Rotterdam; de overige naar het rampgebied voor vee transporten. voedselvoorziening, evacuatie. Rond 190 man was er „gemobiliseerd" plus de beman ningen van de vletten, die uit twee tot drie koppen bestond. A. C. RODENHUIS ...aanpakken... e kreeg wel eens gekke be richten. Een broer van bur- gemeester Romeijn van Ouwerkerk, die hier in Hoorn arts was. kreeg een noodkreet dat de voor Ouwerkerk bestemde vletten niet waren aangekomen. Die had den ze elders ingepikt. Ook uit bittere noodzaak natuurlijk, maar op die manier liep m'n organisatie in de soep. We hebben er toen onmiddellijk weer zes gecharterd en dan kreeg de chauffeur uit drukkelijk opdracht om die dingen alleen in Ouwerkerk af te leveren en nergens anders. Dat gebeurde dan ook". In Vlaanderen zouden ze zeggen: „Je vel, dut het gebeurde". A. C. Rodenhuis had de touwtjes in han den en goed in handen en het is dank zij mannen als Rodenhuis ge weest mannen, die het hoofd koel hielden en bereid waren om even „door te douwen" dat vijf jaar geleden op korte termijn doel treffend hulp kon worden geboden. Dat de heer Rodenhuis hier „naar voren" is gehaald, was zuiver willekeurig. Overal in den lande waren „Rodenhuizen." op velerlei gebied. Het moge hier nog eens met grote waardering gememo reerd zijn. PIET BAKKER ...strydbaar volk... gooien maar. die jonges!!" De ouwe zinkbaas loeit zonder verpozen heft de armen hoog, verpozen heft de armen hoog, „Gooien maar, gooien maar!" Dertig mannen grijpen ste nen, gooien, grypen, gooien. Het water schuimt van plompend ba salt. De zinkbaas brengt zijn drift in al die polderjongens over. „Niet donderjagen, gooien!" Zij smijten maar wat er te smyten is. Hun oliejassen glim men van opspattend water. Glib berige robben, in wie een woe dende roes woelt. Ze zouden hun eigen kameraad doodgooien, als die in de weg kwam. Het leven heeft maar één doel: weg dat zinkstuk, onder water er mee!" Dat is Piet Bakker ten voeten uit. Een beetje erg rauw van de lever zo nu en dan. soms misschien een teveel aan charge om het in toneelter men te zeggen maar boeiend, be zield en oprecht. Dezelfde Piet Bakker, die ons ver telt hoe hii drie hoog op z'n flat in Amsterdam-Zuid in de ramp nacht och arme liep te klagen. „Omdat het ipregende", zegt hij nu en het klinkt wrang. Het is ook wrang bedoeld trouwens. De schrille tegenstelling tussen de veilig gebor gen burger in z'n Amsterdamse bo venwoning en de op datzelfde ogen blik met de kille dood worstelende boeren ver daarbuiten, „Maar we wisten immers van niets", zegt hij nu wat hulpeloos, als moest hij zich verontschuldigen. „We hoorden het 's morgens pas, over de radio." Kort daarna ervoer de journalist Bakker wat er allemaal gebeurd was, terwijl het inregende in z'n flatwoning en in felle, soms striemen de bewoordingen heeft hij er toen van getuigd. Zich waar nodig kerend te gen dc stuurlui-aan-de-wal, die na 'n kort hezoek aan het rampgebied meenden te moeten verklaren, dat het allemaal wel wat vlugger kon met dat hersetel. „Die lieden hadden dan een paar „kleine moeilijkheden" over het noofd gezien Moeilijkheden, die Bakker, goed en getraind waarnemer als hij is, uiteraard wel had onderkend en die hij overtuigend en meeslepend wist te beschrijven. Hetgeen belangrijker was. Want dat droeg weer bij tot het kweken van begrip voor wat zich allemaal afspeelde aan het front van waterstaat

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 7