REPORTAGES UIT DE RAMPGEBIEDEN
PUBLICITEIT droeg bij tot snelle en
doeltreffende hulpverlening
Impressies van Jan de Troje,
Kees Kerkhof, Piet Bakker
CAMERAMAN KEES KERKHOF
DE JOURNALIST PIET BAKKER
A. C. RODENHUIS: auto's
naar het rampgebied.
(Van een onzer redacteuren)
VIJF JAAR IS HET NU geleden, dat de radio
nieuwsdienst van het Algemeen Nederlands
Persbureau in de vroege morgenuren, voorzich
tig formulerend om geen paniek te zaaien, de
eerste berichten uitzond over de ramp, die Zee
land en de Zuidhollandse eilanden had getroffen.
Dijken waren doorbroken. Op dat tijdstip wist
nog vrijwel niemand, welke catastrofe te ge
beuren stond. Zeker, het stormde, het stormde
zelfs bijzonder erg en menigeen wijdde in een
flits een bezorgde gedachte aan de mensen op
zee. Aan die op het land, aan de mensen achter
Verslaggevers van verscheidene publiciteits-media van radio
film en pers waren gealarmeerd. Het is mede voor een groot deel
aan die publiciteit te danken geweest, dat in vele gevallen nog snel
en doeltreffend hulp kon worden geboden. Daarom ook wilden wij
hier enkele representatieve figuren uit de pubiiciteilswereld naar vo
ren halen; schetsen wat hen in die eerste, bewogen uren trof en
vooral hoe zij er toe bijdroegen, dat via de hen ter beschikking staande
communicatie-middelen hulp kon worden geboden.
Eén van de eersten, die op weg was naar het rampgebied en die
reeds in de middaguren van de eerste februari 1953 Nederland en
de wereld kon vertellen wat zich aan Zeeland voltrok, was
Radio-reporter Jan de Troje
de dijken, dacht nog vrijwel niemand.
Enkele uren later begon duidelijk te worden,
dat zich in de lage landen een ramp aan het vol
trekken was, waarvan men de omvang geduren
de de eerste, verbijsterende uren, «og niet bij
benadering kon omvatten. In de loop van de dag
werd dat anders. Via de radio volgden de eerste
reportages uit de rampgebieden en uit die in so
bere trant gehouden ooggetuige-verslagen
kwam weldra vast te staan, dat aan ons land in
enkele uren verpletterend zware slagen waren
toegebracht.
Ta, vijf jaar later. Vijf jaar is het
J al weer geleden, dat radio, pers
en film een grootscheeps alarm
sloegen over de dramatische ge
beurtenissen in het kleine land on
der de zeespiegel. Een alarm, dat
weerklank vond in alle delen A an
de wereld en een van degenen, die
er onvermoeibaar aan mee hebben
gewerkt om dat te bereiken was
ook
„Ik was er die avond van de 31e
januari al niet helemaal gerust op.
Een soort voorgevoel zei me, dat cr
iets aan de hand was, maar wat dat
nu kon zijn, wist ik natuurlijk ook
niet. M'n gedachten gingen in de
richting van een stranding of iets
dergelijks. In ieder geval herinner ik
me, dat ik 's avonds nog naar de stu
dio ben gegaan om naar de telex te
kijken, maar die meldde niets bijzon
ders. In ging laat slapen, nadat ik
nog gebeld had met Scheveningen-
Radio, maar dat had ook niets opge
leverd".
Jan de Troje, nu 37 jaar oud. ver
telt rustig en onderhoudend. Een ge
routineerd en bekwaam radio-ver
slaggever, die in een gewoon gesprek-
onder-vier-ogen automatisch in vlot
lopende zinnen verslag uitbrengt als
betrof het ook hier een directe uitzen
ding. Dat is bepaald geen „manier
tje", maar zonder meer zijn tweede
natuur. Het is prettig om naar te
luisteren,,'t Zal zes uur in de
morgen geweest zijn. toen ik opge
beld werd uit Zeeland. Wie dat ge
weest is, weet ik tot op vandaag nog
niet. De onbekende meldde, dat er
dijken waren doorgebroken en ik ben
toen onmiddellijk weer naar de stu
dio gegaan om naar de telex te kij
ken
De telex. Dat magische appa
raat, waar iedere journalist zich
onvoorwaardelijk aan uitlevert.
Waar iedere verslaggever mee ge
trouwd is, zodat hij zo hij een
vrouw heeft in feite voortdu
rend in concubinaat leeft. En als
het goed is, met hart en ziel. Dat
zal menige journalistenvrouw
hartgrondig kunnen beamen. In
de rampdagen van februari '53 is
dat ook menigmaal ondubbelzin
nig gebleken. Talloze journalisten
zijn toen „nog even naar de te
lex gaan kijken" en in negen van
de tien gevallen kwamen zij eerst
na drie dagen en drie nachten
of nog later weer bij hun wètti.
ge echtgenote kijken
„Zeeuwsch Dagblad" in Goes, ver
scheen er 's maandags een nood-
uitgave van de P.Z.C. Mèt de re
portage over, Vlissingen, ge
ïnspireerd op een radioverslag van
Jan de Troje
,,'s Avonds arriveerden we in
Riliand-Bath waar zoeklichten
het drama van een verdronken
dorp belichtten. We zagen hoe
knapen uit Bergen op Zoom bezig
waren met het redden van mensen
en achteraf bezien gebeurde dat op
een waanzinnig gevaarlijke ma
nier. Maar het lukte. Ik kreeg 22
seconden voor een uitzending en in
die 22 seconden is toen alles ge
zegd, wat er in feite maar te zeg
gen viel. Niet door mij. Maar door
een man en een vrouw, die uren
lang op een zolder op hun redding
hadden moeten wachten en die
toen in de cabine van onze repor
tagewagen verschenen. In de mi
crofoon zagen zij het contact met
de wereld, met do familieleden en
de manier, waarop de man toen
riep: „Vader en moeder wij zjjn
gered. God zij dank", gevolgd door
een soortgelijke verklaring van zijn
vrouw, was een zo directe, zuivere
weergave van de trieste werkelijk
heid als maar enigszins mogelijk
was. Daar zat alles in
Je had een taak....
De Troje zwijgt even. Dit inter
mezzo, zoals zich dat vijf jaar gele
den afspeelde, roept bij hem nog
JAN DE TROJE
...meel' dan „koud nieuws"...
Ook Jan de Troje ging dus weer
even naar dc telex kijken„Het
leek aanvankelijk nog niet zo erg,
maar ik vond hèfc toch raadzaam om
een reportagewagen te bestellen en
daarmee zijn we toen naar Dordrecht
gereden. Dat leverdo direct al trieste
beelden op en een eerste reportage
van bet dichten van een dijk met een
ncnuit van Rijkswaterstaat was
het resultaat. Ik liet toen het samen
gestelde schema schieten, improvi
seerde m'n reportage cn kondigde
aan, dat wc aoor zouden gaan naar
Zeeland. Dat was om vijf uur zon
dagmiddag".
Persoonlijk herinneren wij ons
die eerste radio-reportage. Het
was een sober, aangrijpend ver
slag, in alle eenvoud gedaan en het
inspireerde ons tot werken. Tot het
schrijven van 'n reportage over de
situatie in Vlissingen, terwijl we
niet wisten of die reportage ooit
zou worden afgedrukt, omdat de
gebouwen van de „Prov. Zeeuwse
Courant" onder water stonden.
Dank zij de gastvrijheid van het
nog scherper de herinnering op aan
de omstandigheden, waaronder toen
gewerkt moest worden. „Je moest
meer doen dan het „koude nieuws"
brengen. Je had een taak. De taak
om de buitenwereld te doordringen
van het drama dat zich hier afspeel
de. Van de noodzaak om hulp en
redding 'te brengen, zo veel on zo snel
als maar mogelijk was. Dat hebben
we toen ook gedaan. Voor zover we
konden, hebben we geschetst hoe erg
het was en gevraagd om reddtnsma-
teriaal. Dat gebeurde toen in een
uitzending vanuit Breda. Intussen
haddon we ontdekt, dat er maar één
manier bestond om een goed beeld te
krijgen van wat zich in Zeeland aan
het voltrekken v;as en dat was vlie
gen".
Dat is loen gebeurd. In overleg
met K.L.M.-perschef Rein Vogels
huurde Jon de Troje samen met
collega's van andere pnbliclteits-
media uit binnen- en buitenland
een vliegtuig. Dat was 's maan
dags, toen men nog steeds niet
Avist hoe de situatie in feite was,
„Aertsen heeft ons toen gevlogen,
Een man, die Zeeland op zijn duimpje
kende, maar zelfs hij herkende het
niet. Maar .dank zij die vliegtocht
konden we juiste informaties ver
strekken over de toestand op Schou-
wcn-Duiveland, konden we melden,
dat Walcheren nagenoeg droog was
en aangeven, waar hulp het drin
gendst noodzakelijk was. Dank zij
de radio ook volgden toen spoedig
voedscl-droppings en juist dat werk
heeft ons toen grote voldoening ge
schonken".
Daarna volgde ook voor Jan de
Troje het „routine-werk". Dat wil
zeggen, het werk dat voorbereid
kon worden en waarb'J Improvisatie,
zoals in die eerste dagen, niet meer
nodig was.
Nadien is Jan de Troje nog regel
matig in het rampgebied terugge
weest; hij was bij de sluiting van het
laatste dijkgat In Ouwcrkerk en ver-
orgde later nog reportages over bet
'herstel. Vanavond om kwart voor
ven kan men via de VARA
klankbeeld beluisteren, dat samen
gesteld werd onder het mottos „Vijf
jaar later
KEES KERKHOF
...dienende taak...
van Polygoon uit Haarlem. „Die
eerste dagenDat was naar mijn
gevoel erger, enervcrender dan in
de meidagen van 'AO. Nee. ver
gelijkbare gebeurtenissen heb ik
in m'n loopbaan nooit meege
maakt. Dit overkomt je hopelijk
maar eenmaal in een mensenle
ven."
Kees Kerkhof is nu 51 jaar oud
en volgend jaar hoopt hij zijn zilve
ren jubileum als cameraman te vie
ren. In die kwarteeuw heeft hij vele
schokkende zaken „voor de lens" ge
had, maar de watersnood van '53
heeft ook op hem een onuitwisbare
indruk gemaakt. Het is Kerkhof ech
ter gegaan zoals zovelen uit de pu
biiciteilswereld; sindsdien hebben
zich weer legio andere indrukken aan
hem opgedrongen. Men leeft snel in
dit vak. waarin men van dag tot dag
weer andere, nieuwe belevenissen
krijgt te verwerken en bij het verle
den, bij de dag van gisteren, sta je
maar zelden meer stil. Kerkhof moot
zich op die periode van vijf jaar ge
leden bezinnen, hij wil er niet licht
vaardig over „babbelen", maar als
het ware gedegen getuigen van het
geen hij toen ervaren heeft. Daartoe
moet hij zich even losmaken uit het
heden met de zojuist verfilmde
aankomst van schepen met repatrici-
renden zoals de „Captain Cook" en
de „Sibajak" als tastbaar bewijs voor
de stelling over de belevenissen, die
van dag tot dag verschillen
Emotionele belevenissen vaak.
„Maar als cameraman moet je al
tijd boven de emoties staan; je moet
je altijd bewust blijven, dat het je
taak is om de verbindende schakel te
vormen tussen dat wat gebeurt en het
publiek. En om dat goed te doen
moet je je medium beheersen; onder
alle omstandigheden moet een repor
tage logisch van opbouw blijven. En
kijk, nou kom ik vanzelf op die wa
tersnood. Dat laatste was toen van
zo groot belang, omdat wij konden
meewerken aan het op gang komen
van de hulpacties. Met ons werk kon
den wij een appèl doen op de mens
heid."
Tot vér over onze grenzen. D^ar
kx-ecg Kerkhof reeds kort na de
eerste februari, toen zijn eerste
opnamen de wereld in waren ge
gaan, al een bewijs van. Er
kwam namelijk een reactie van
een zekere meneer Smit uit Ma-
racaïbo (Venezuela), die op de
film het in modder en water ploe
terende autootje van zijn vader
had herkend. Die vader was bur
gemeester Smit van Capelle (N.
Brabant), waar Kees Kerkhof
zondag 1 februari '53 zijn eerste
opnamen had gemaakt
Er zijn toen nog vele opnamen ge
volgd, o.m. van een tocht te voet met
twee B.B.C.-reporters van Tholen
naar St. Annaland en Stavenisse. „De
tocht van die verslaggevers was het
„leitmotiv" voor mijn verhaal", her
innert Kerkhof zich. Langzamerhand
herleven, meer bijzonderheden uit die
dagen hoe er èen menselijke keten
gevormd moest worden om de film
apparatuur door te geven het fil
men van de evacuatie uit Stavenisse,
de eerste kerkgang na de ramp in
Halsteren, de eerste herstelwerk
zaamheden
„Toen snorde de camera met
vreugde. Het was aangrijpend om
mee te mogen maken lioe voor het
eerst sinds te Tweede Wereldoor
log allerlei nationaliteiten te hulp
snelden om mensen in nood bij te
staan. Amerikanen, Fransen, En
gelsen en Duitsers zwoegden schou
der aan schouder, er werd gevolg
gegeven aan commando's in alle
talen en die eenheid gaf je kracht,
hoe murw je na al die dagen ook
was. Het was vooral toen, dat ik
met vreugde besefte met mijn ca
mera een dienende taak te hebben."
Aldus Kees Kerkhof, oudste came
raman van Polygoon.
Het herstel begon zoals men zich
zal herinneren zo snel mogelijk.
Mannen van waterstaat verricht
ten vaak al improviserend een gi
gantisch karwei en dat heeft vooral
indruk gemaakt op
die een week na de ramp op Schou-
wen-Duiveland arriveerde, daar tie
historische kerkdienst in Zierikzec.
meebeleefde en vervolgens een serie
boeiende reportages wijdde aan liet
herstel.
Piet Bakker is niet direct een
jongmaatje in. de journalistiek. Tal
loos zijn de reportages, artikelen cn
verhalen, die van zijn hand in dag
en gedurende de laatste jaren vooral
ln weekbladen zijn verschenen. Men
kent hem ook als auteur van ver
scheidene boeken.
Hij spreekt zoals hij schrijft. Recht-
op-de-man-af. zonder er doekjes om
te winden. Evenals in zijn verhalen
durft hij het kind bij de naam te noe
men en men behoeft zich dan ook
geen enkele maal af te vragen: „Wat
zou hij nou bedoelen?" Piet Bakker
zegt (èn vooral: schrijft) wat hij be
doelt. Zonder meer.
En wanneer hij dan vertelt, dat
de biddag in Zierikzee, een week
na de ramp gehouden, diepe in
druk op hem heeft gemaakt, dan
kunt ge dat zonder meer aanvaar
den. Dat blijkt trouwens ook wan
neer hij in de veelheid van boeken
en documenten in zijn werkkamer
ogenblikkelijk de liturgie van de
toen gehouden dienst weet te vin
den. Een nu voddig geworden, ver
geeld blaadje papier Vijf jaar
lang zorgvuldig bewaard „Kyk.
dat zongen ze toen" zegt hij, en in
zijn stem klinkt eerbied en respect
door. Het was Gezang 300: „Wat
de toekomst brengen moge, my ge
leidt des Heren hand"
Een strijdbaar volk, is zijn me
ning.
Uitvoerige reportages heeft Piet
Bakker destijds in zijn blad ann het
dijkherstel op Schouwen-Duivelnnd
gewijd en groot is nog zijn bewonde
ring voor de mannen van waterstaat,
de uitvoerders en arbeiders, die on
middellijk na de ramp de strijd tegen
het water aanbonden en tot het bitte
re einde uitvochten. Er vallen enkele
namen Slotboom, Verhey, Thys-
senWat een kerels!"
De voorliefde van Piet Bakker voor
het water en al wat daarmee samen
hangt, mag bekend worden veron
dersteld en het behoeft nauwelijks
verwondering te wekken, dat hij en
passant enkele feiten uit onze wa
terstaatsgeschiedenis uit de mouw
schudt: „De verbreding van de slui
zen in IJmuiden, de Afsluietdijk, de
droogmaking van Walcheren dat
waren allemaal grootse prestaties,
maar het herstel van Schouwen-Dui-
veland blijft voor mij het grootste
wapenfeit. Daar moest zonder enige
voorbereiding aangepakt worden on
der de moeilijkst denkbare omstan
digheden. En ze hebben het klaarge
speeld!"
In zijn reportages vergeleek de
schrijver het werk van waterstaat op
Schouwen-Duiveland met hel El
Alamein uit de Tweede Wereldoorlog;
het offensief van Rommel was het
offensief van de zee cn zoals Mont
gomery het tegen-offensief voorbe
reidde'en uiteindelijk inzette, zo deed
waterstaat dat in Zeeland.
Plet Bakker wus er bij als oor
logscorrespondent en minstens zo ge
grepen door de gebeurtenissen als de
strijdenden. Lees nog maar eens, wat
hij zo uit de frontlinie, heet van de
naald schreef. Zo maar een frag
ment
Het stuk zakt geleide-
lyk weg. Nu komt het supreme
ogenblik. Nu moeten ze 'm al
le duivels van de hél! van
Jetje geven. Want steil wordt
nu de helling van het gat en
hoe gauwer het zinkstuk de bo
dem bereikt hoe beter.
„Gooien maar, gooien maar,
IK DACIIT: Nou zal de Rijks
verkeersinspectie op moeten
a passen, want anders haal ik
alles terug wat er loopt. Dat was
een kwestie van even het mes in
de tafel steken en toen was het
gebeurd. Alles is blijven lopen en
met de R.V.I. heb ik geen last
meer gehad. Dat is myn karakter.
Doordouwen als ik eenmaal begon
nen ben. Die zondag ben ik aan
de telefoon gaan zitten en dat heb
ik een paar dagen en nachten vol
gehouden. Zo iets moet je even
aanpakken. Ik had natuurlijk het
geluk van een paar relaties, met
de regeringsvoorlichtingsdienst bij
voorbeeld en in die eerste nacht
gingen er al tienduizenden jute
zakken weg uit .Alkmaar en Eaam.
De auto's bood ik ook via de R.V.
D. aan en toen kreeg ik al gauw
verzoeken van burgemeesters uit
de rampgebieden. Het liep meteen
vlot. „Redden of niet" was het
motto. Er kwamen 143 auto's los
en 43 gemotoriseerde vletten.
Na een week stond heel de orga
nisatie op poten en 14 dagen later
kwam de verkeersinspectie met
do mededeling, dat ze het wel
even over zouden nemen. Zelf
waren ze zes dagen later begon
nen. Maar 't is niet doorgegaan".
A. C. Rodenhuis, nu 56 jaar oud,
is directeur van de Coöperatieve
Autobevrachtingsonderneming „De
Westfries" in Hoorn en. dat was
hij vijf jaar geleden ook. Een man
die weet wat hy wil en wat hij
kan en voor wie het niet nodig is
grote woorden te gebruiken. Hij
doet dat ook bepaald niet. Uit
sluitend op ons verzoek is hij be
reid z'n verhaal te doen over z'n
ervaringen met de organisatie van
autotransporten naar het rampge
bied in de februaridagen van '53.
Een organisatie, die spontaan ont
stond, vooral dank zij het vasthou
dend optreden van dc man, die
het eieenlijk maar „zo, zo" vindt
om daar nu nog over te praten.
„Ik ben nog wel eens terug ge
weest in Zeeland, maar dan zeg ik
maar nooit wie ik ben..."
Hij is een Aan die gelukkige
mannen voor wie het begrip
„overuren" niet bestaat omdat
ze hun werk met plezier doen.
Daarom ook vertelt hij over
z'n aandeel in de hulpverlening
als over een aangelegenheid,
die eigenlyk geen bijzondere
aandacht verdient. Er moest
geholpen worden en dat deed
je. En natuurlijk was je daar
wel „even" voor in touw. Al
licht.
Er waren avonden, dat er hier
op dat plein zeventien wa
gens met vletten klaar
stonden. Dat was lang niet altijd
eenvoudig. Uit Grootenbroek kreeg
ik es een telefoontje, dat ze moei
te hadden met een elf meter lange
vlet. Ik er heen. Nou. dat ding
hebben we er op gekregen en
's nachts om twee uur kon het
konvooi weg. Vaak zaten er joneg
knapen tussen en dan sprak ik ze
maar es vaderljjk toe, voordat ze
wegreden. Voor die jongens was
het geen lolletje. Ik heb er twee
overspannen teruggekregen. Die
waren drie weken weggeweest.
Maar ze deden dan ook alles, tot
kadavertransporten toe. In het be
gin was het naeuurijjk wel een
beetje een chaos. Dan kregen ze
onderweg nogal es andere op
drachten, maar daar bleef ik al
tijd mee op de hoogte. Dat moest
wel. Alles was hier in „De Ros
kam" gecentraliseerd en de kaste
lein en z'n vrouw waren ook dag
en nacht in touw. Net als m'n
secretaresse trouwens, Corrie Bat-
turn. Dat kind was toen 24, maar
ze was hier niet weg te branden".
Zo, uit vele losse herinneringen,
ontstaat langzamerhand het beeld
van do autotransporten uit dc kop
van Noord-Holland, die enorm veel
hebben bijgedragen tot een snelle
en doeltreffende hulpverlening.
Vooral do aanvoer van de gemoto
riseerde vletten, afgestaan door
tuinders, was in die eerste dagen
van onschatbare betekenis. Maar
nog maanden daarna bleven de
auto's trailers, kiepwagens en
vrachtauto's ter beschikking
van het rampgebied.
Rodenhuis belde alles wat vervoer
der was: ook de niet bij zijn coö
peratie aangeslotenen en ze spron
gen allemaal spontaan bii. De klei
nere wagens gingen naar het Ro
de Kruis in Rotterdam; de overige
naar het rampgebied voor vee
transporten. voedselvoorziening,
evacuatie. Rond 190 man was er
„gemobiliseerd" plus de beman
ningen van de vletten, die uit twee
tot drie koppen bestond.
A. C. RODENHUIS
...aanpakken...
e kreeg wel eens gekke be
richten. Een broer van bur-
gemeester Romeijn van
Ouwerkerk, die hier in Hoorn arts
was. kreeg een noodkreet dat de
voor Ouwerkerk bestemde vletten
niet waren aangekomen. Die had
den ze elders ingepikt. Ook uit
bittere noodzaak natuurlijk, maar
op die manier liep m'n organisatie
in de soep. We hebben er toen
onmiddellijk weer zes gecharterd
en dan kreeg de chauffeur uit
drukkelijk opdracht om die dingen
alleen in Ouwerkerk af te leveren
en nergens anders. Dat gebeurde
dan ook".
In Vlaanderen zouden ze zeggen:
„Je vel, dut het gebeurde". A. C.
Rodenhuis had de touwtjes in han
den en goed in handen en het is
dank zij mannen als Rodenhuis ge
weest mannen, die het hoofd
koel hielden en bereid waren om
even „door te douwen" dat vijf
jaar geleden op korte termijn doel
treffend hulp kon worden geboden.
Dat de heer Rodenhuis hier „naar
voren" is gehaald, was zuiver
willekeurig. Overal in den lande
waren „Rodenhuizen." op velerlei
gebied. Het moge hier nog eens
met grote waardering gememo
reerd zijn.
PIET BAKKER
...strydbaar volk...
gooien maar. die jonges!!"
De ouwe zinkbaas loeit zonder
verpozen heft de armen hoog,
verpozen heft de armen hoog,
„Gooien maar, gooien maar!"
Dertig mannen grijpen ste
nen, gooien, grypen, gooien. Het
water schuimt van plompend ba
salt. De zinkbaas brengt zijn
drift in al die polderjongens over.
„Niet donderjagen, gooien!"
Zij smijten maar wat er te
smyten is. Hun oliejassen glim
men van opspattend water. Glib
berige robben, in wie een woe
dende roes woelt. Ze zouden hun
eigen kameraad doodgooien, als
die in de weg kwam. Het leven
heeft maar één doel: weg dat
zinkstuk, onder water er mee!"
Dat is Piet Bakker ten voeten uit.
Een beetje erg rauw van de lever zo
nu en dan. soms misschien een teveel
aan charge om het in toneelter
men te zeggen maar boeiend, be
zield en oprecht.
Dezelfde Piet Bakker, die ons ver
telt hoe hii drie hoog op z'n flat
in Amsterdam-Zuid in de ramp
nacht och arme liep te klagen.
„Omdat het ipregende", zegt hij nu
en het klinkt wrang. Het is ook
wrang bedoeld trouwens. De schrille
tegenstelling tussen de veilig gebor
gen burger in z'n Amsterdamse bo
venwoning en de op datzelfde ogen
blik met de kille dood worstelende
boeren ver daarbuiten,
„Maar we wisten immers van
niets", zegt hij nu wat hulpeloos, als
moest hij zich verontschuldigen. „We
hoorden het 's morgens pas, over de
radio."
Kort daarna ervoer de journalist
Bakker wat er allemaal gebeurd
was, terwijl het inregende in z'n
flatwoning en in felle, soms striemen
de bewoordingen heeft hij er toen van
getuigd. Zich waar nodig kerend te
gen dc stuurlui-aan-de-wal, die na 'n
kort hezoek aan het rampgebied
meenden te moeten verklaren, dat het
allemaal wel wat vlugger kon met
dat hersetel. „Die lieden hadden dan
een paar „kleine moeilijkheden" over
het noofd gezien
Moeilijkheden, die Bakker, goed
en getraind waarnemer als hij is,
uiteraard wel had onderkend en die
hij overtuigend en meeslepend wist
te beschrijven. Hetgeen belangrijker
was. Want dat droeg weer bij tot het
kweken van begrip voor wat zich
allemaal afspeelde aan het front van
waterstaat