VAN U VIT SWAER TEMPEEST „Het water tot de lippen", boeiend relaas over hulpverlening „Soo het den wil des Heeren Op die tijt had gheweest, Had ick gheern willen keeren Van u dit swaer tempeest (Het Wilhelmus) VIJF JAREN is het nu geleden, dat het daglicht gloorde na een bittere nacht van verschrikking, de nacht van het „swaer tempeest". Sindsdien is de ontreddering van dat trieste ogenblik op meer dan één wij ze samengevat. In aantallen stroom- gaten en dijkbressen, in kilometers beschadigde dijk en in hectaren on dergelopen vruchtbaar land. Maar géén cijfer duidt beter en navranter aan het schrijnende leed van toen dan het getal 1835, het aantal oude en jonge mensen, wier leven plotse ling werd afgesneden door de wilde, ontembare vloed. Als wij nu op dit ogenblik terugdenken aan de dagen en nachten van februari 1953, ons re aliserend dat wij in menig opzicht dankbaar mogen zijn voor hetgeen sindsdien tot stand kon komen, dan is het juist dit dodencijfer dat ons het besef inbrandt, dat het belang rijkste verlies onherstelbaar was. Onze herdenking van vandaag dient derhalve in de eerste plaats een „mede-lijden" te zijn met hen, die achterbleven, voor wie een dag als deze er een van grote droefheid is over een schrikkelijk en onherstel baar verlies. Een verlies, waarin men héél moeilijk kan berusten. Mogen zij ervaren, dat zij die treuren, vertroost zullen worden DE GEDACHTEN gaan terug naar die barre dagen van 1953. De Oostersehelde was een binnenzee, waarin de stomme getuigen van een wanhopige nacht ronddreven: hon derden en honderden stukken huis raad, tientallen kadavers van dieren. Het waren barre dagen, waarin zo daadwerkelijk hulp is geboden aan volstrekt uitgeputte mensen. In die tijd ook was het, dat de onversaagde prinses Wilhelmina, toen twee en ze ventig jaren, zich op de hoogte stelde van de toestand in de Zeeuwse ramp gebieden. Wij herinneren ons nog welk een dankbare reacties dat be zoek toen allerwege opwekte. Man nen en vrouwen, die tot dat ogenblik alle leed over zich heen hadden laten gaan, schreiden als kinderen en druk ten woordeloos de hand van de be jaarde prinses, die vijftig jaar lang hun vorstin was geweest. In Stave- nisse passeerde tegen het vallen van de schemer de boot van prinses Wil helmina een oude rondvaartschuit, die de laatste evacués uit dit zwaar getroffen dorp wegbracht. Aanvan kelijk herkenden de mensen de prin ses die regen en wind trotserend aan dek stond in het geheel niet. Maar plotseling riep een vrouw uit: „Daar is de prinses...." Toen zag dat trieste groepje vluch telingen de vroegere landsvrouwe. Mannen namen met verstijfde vin gers hun hoofddeksel af, vrouwen wuifden wat onbeholpen. Totdat er een hulpeloze kreet van het schip kwam: „Prinses, dank je,.... maar 't is toch zo erg...." Het was een klacht, zo bitter en zo hulpeloos, dat het de enkele getuigen van dit ontroerende ogenblik door merg en been ging. HET IS TOCH zo ergDat was de kreet van een mens in nood, een roep die in die dagen door het Nederlandse volk begrepen en verstaan is op een wijze, die waarlijk groots was. Het is opvallend, hoe sinds de eerste februari van 1953 een Nederlands woord nieuwe inhoud kreeg. Vóór die datum sprak men in llllllllllllllllllllllllllllllllllllllll lllllllllllllllllllllllltllllllllllllllllllllllil wen-Duiveland droog. Het beeld, dat H het eiland toen gaf te zien, was er een van ontreddering. En men vroeg H zich schier hopeloos af, hoe dit in -- H orde moest komen. Maar dank zij het energieke werk van bevolking en H helpers die soms uit alle oorden vt: der wereld kwamen is het gelukt! Hoe groot de chaos was toont deze foto uit december '53 in Kerkwerve genomen. (Foto P.Z.C.) Hier in de SCHELPHOEK op ji Schouwen-Duiveland sloeg de storm- vloed onbarmhartig toe. Een stuk s land moest prijsgegeven worden, s maar de zeewering is hersteld: strak- §1 ke, massale zeedijkenwaarop iedere s golf zich te pletter zal lopen. De s caissons, in de grijze ochtendnevelen H vervaagd zichtbaar op de achter- grond, zijn historische monumenten van de strijd tegen de vernietigende H eb- en vloedstromingen, die door de bressen in de dijken schuurden. (foto P.Z.C.) iMiiiiiuiiiHiiiiuiimmiiiii]iiiii(iiHiiiiHiiniiiTumia|bRtni)iitiiiiiimuiiimiiiiiiiiiii het algemeen over „een ramp", doch nadien was er immers slechts sprake van „dé ramp". Het tekent de inten siteit, waarmee het gehele Nederland se volk zich met deze temptatie bezig hield. Het was niet meer mogelijk om vagelijk te spreken van „een" ramp. Er was slechts die éne ramp. De machtige hulpacties uit die tijd mo gen bij deze herdenking met grote dankbaarheid worden genoemd. Sindsdien is vele malen de verzuch ting gehoord, dat reeds vrij kort na die bittere dagen van 1953 de natio nale saamhorigheid afbrokkelde en uiteenviel in verzuilde activiteiten en activiteitjes en dat het helaas onmo gelijk bleek uit de destructie van toen blijvende winst te behalen. Misschien is dat zo. Maar toch zou het verkeerd zijn het aldus te stellen, dat er uit de ze watersnood niets goeds zou zijn geboren. Enkele aspecten daarvan mogen hier in het kort worden aan gestipt. DAAR IS IN de eerste plaats de verandering van wat men zou kunnen noemen „het waterstaatkun dig denken". De ramp heeft tot ge volg gehad, dat men zich plotseling reaiiseerde, dat allerlei vage voorne mens voor moderne beveiliging tegen de zee op de kortst mogelijke wijz? gerealiseerd dienden te worden. Hf l H Dezo foto van de „klolckestoel" in Ouwerkerk werd genomen in dc zo- H »ier van 1953. Het dorpsplein vormde g een vluchtheuvel in een uitgestrekte M H '-ee, die werd gevormd door de pol- =j der „Dc Vier Bannen van Duiveland". Toen was die klok nog onbekend. Maar enige maanden later, op de te H november omstreeks middernacht, luisterden duizenden Nederlanders M ontroerd naar het klokgelui uit deze M houten stellage, dat na maanden van droefheid eindelijk iets van vreugde H kon melden: de sluiting van ..Brok- ÉL kengat" bij Ouwerkerk het laatste otroomgat van de ramp. (Foto P.Z.C.) i WUIIII!llllllllllll|||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||ï][ Rampenfonds verzette bergen werk In de bange stormnacht van 81 ja nuari op 1 februari 1958 kwam het door een dol geworden orkaan opge zweepte, kolkende water, dat door gapende dijkopeningen stroomde, duizenden in doodsnood verkerende landgenoten tot aan de lippen. Velen, helaas te velen in totaal 1800 werden door het verderf brengende, donkere water verwolgen. Ontelbaren konden op het laatste nippertje gered worden, dank zij eigen initiatief en kordaat optreden en dank zij de on middellijk van alle kanten geboden hulp. Doeh het water stond hun, let terlijk en figuurlijk, tot aan de lip pen. „Het water tot de lippen" is ook de titel van het bij „De Bezige Bij" ver schenen, fraai uitgegeven boek, waar in Max Dendermonde op duidelijk aansprekende wijze, met vermijding van droge opsommingen vertelt; wat voor de getroffenen gedaan is via hel nationaal rampenfonds. Het boek is als het ware een ver antwoording van het Nationaal Ram penfonds over wat het in de droeve dagen na 31 januari 1953 heeft on dernomen, wat het aan geld en goe deren heeft ontvangen en hoe de gel den zijn besteed en de goederen zijn aangewend. Tevens vertelt het van vroegere rampen, die Nederland ge troffen hebben en van de taak van het rampenfonds in het algemeen. Het sobere en aangrijpende relaas van Max Dendermonde is geworden tot een monument voor allen, die op zo grootse wijze hebben bijgedragen tot verzachting van leed en leniging van nood. De Nederlanders hebben vaker getoond, dat zij in tijden van gemeenschappelijk gevaar zonder aarzelen de handen ineen slaan om actief op te treden en dat zij tot of feren bereid zijn als waar ook ter wereld mensen buiten hun schuld in nood verkeren. Maar niet alleen de Nederlanders ontwikkelden in die noodlottige periode een bewonderens waardige activiteit. Men kan gerust zeggen, dat de gehele wereld, diep begaan met het lot van de velen, die door het alles verzwelgende water have en goed verloren, onmiddellijk klaar stond om de helpende hand te reiken. NATIONALE GEBEURTENIS. Maar niet enkel voor de getroffe nen, ook voor de koele beschouwer is „onze ramp" wel degelijk onver gelijkbaar en dit voornamelijk om de volstrekt nieuwe en massale wij ze, waarop er nationaal en interna tionaal op werd gereageerd", zo schrijft Dendermonde in de inlei ding. „Nooit tevoren in de geschie denis bleken verre, wellicht nimmer bezochte provincies voor miljoenen mensen ineens zo direct en duidelijk te liggen binnen de begrippen „ons" en „thuis". Het „zij" der in de nacht geteisterden werd, nog vóór de dag daarop verstreken was, het „wij" ran al de anderen. Voor niemand binnen onze grenzen had de ramp een hoe dan ook plaatselijk ka rakter. Het icater was onder ie ders deur tot aan de lippen van de natie gekomen. De verbazingwekken de spontane hulp in alle vormen sprong vanaf het eerste ogenblik ver heen over dr woorden „redding", „le niging" - „gaten dichten". De oude toestand van een dag daarvoor was op slag waarlijk oud, geworden en zou enkel kunnen worden opgevolgd (niet vervangendoor iets dat ge heel nieuw zou zijn. Misschien werd het zo in de eerste ogenblikken va ger gevoeld dan het hier staat, maar gaandeweg werd toch dit sentiment het voornaamste en het meest en hel derst besprokene. En het was deze nationale gevoels- en later denkwijze die er voor het eerst in onze lange geschiedenis van ramp en bijstand de ooi-zaak van was, dat de nationale vrijwillige steun een zo gigantische omvang aannam over een zo ver wonderlijk lange termijn zij rei- te niet gemakzuchtigom maar iets te doen naar lapmiddelen maar zij zocht met volle daadkracht en onversaagd een nieuwe toekomst te verwezenlijken voor de ,#ij" die „wij" gexoorden waren". In sobere bewoordingen en in dui delijke beelden over ellende en over opbouw spreekt het boek „Het water tot de lippen" over rampen en hulp verlening in vervlogen eeuwen over de ramp van Borculo, die aan leiding werd tot de oprichting van het Nationale Rampenfonds over de eerste hulp bij de ramp van 1953 over de wijze, waarop ons land reageerde over de evacuatie en de hulp aan de helpers over de bui tenlandse hulp, die door de lucht, over zee en over land kwam opdagen en die behalve uit mankracht bestond uit geld en goederen over het le ven van de helpers. Voorts vertelt het boek van de samenwerking in het nationaal rampenfonds van de in zamelingen van het textiel-, het huizen- cn het agrarisch plan van het Rode Kruis van de immateriële schade van het herstel der schade van de bedragen, die bij het ram penfonds omgingen van schenkin gen en van wat gedaan is en gedaan wordt met het oog op hulpverlening bij eventuele nieuwe rampen, waarbij ook aandacht geschonken is aan het Delta-plan. In alle duidelijkheid belicht „Het water tot de lippen" nu vijf jaar na de rampnacht, de prachtige, sponta ne hulpverlening. gevolg was een project, dat bij de pu blieke opinie een nog gunstiger ont haal vond dan destijds de Zuiderzee werken, namelijk het Deltaplan, dat inmiddels met voortvarendheid werd aangepakt. Verder is er in de voormalige wa- tersnoodgebieden sprake van een gro te vooruitgang op hygiënisch en maatschappelijk terrein. Wijkgebou- wen en dorpshuizen kwamen tot stand, allerlei contacten werden ge legd, zodat over het algemeen een grote voorsprong werd behaald op andere plattelandsgebieden. Al moet niet worden vergeten, dat de nieuwe situatie in menig opzicht een niet een voudig problematiek met zich mee bracht. Dat is immers steeds het ge val, wanneer een langzame ontwikke ling plotseling wordt versneld. Er bestaat echter wel eens de nei ging om over de aldus ontstane moei lijkheden wat goedmoedig, ja zelfs wat nonchalant heen te stappen. In de afgelopen vijf jaren hebben zich daarvan enkele symptomen voorge daan, die naar buiten weliswaar een voudig te verklaren leken uit bijvoor beeld een zuiver technisch menings verschil, maar die in wezen veel ver der gingen eri in feite een vorm van „aanpassingsconflicten" waren. Ziedaar ook een les van deze ramp. De hevige veranderingen, vaak met schokken tot stand gekomen, hebben voor de mensen in tot dusver in ster ke mate geïsoleerde streken soms een niet altijd even vlot verlopende aan passing aan modernere opvattingen ten gevolge. Maar laat men niet ver geten, dat deze moderne zaken nooit een doel zijn. Slechts middel! De mens staat centraal en hij mag niet worden opgeofferd. Er diende dus met omzichtigheid en begrip te worden gewerkt. Deze les van 1953 geldt van daag nog even goed als toen. Men zal haar zelfs blijvend voor de ogen moe ten stellen in een gewest, waar de watersnood achteraf het begin blijkt te zijn geweest van een revolutionai re wijziging, die zich gezien de af sluiting der zeegaten nog jaren lang zal voortzetten. WANNEER ZEELAND thans te rugziet op de afgelopen vijf jaren, dan is er grote deernis over liet onherstelbaar verlies. Maar dan is er tevens dankbaarheid over het geen met veler hulp kon worden be reikt. Toen werd er om hulp geroe pen. Toen herkende overig Nederland in de getroffen Zeeuw de in nood ver kerende mede-mens: „Prinses, dank je, maar het is toch zo erg...." De nood is thans gelenigd en het herstel vrijwel beëindigd. Laat men opmerkzaam blijven luis teren naar en rekening blijven hou den met de mens in de gebieden, die nu op de schop gaan. Het „swaer tempeest" kon in 1953 niet worden gekeerd. Dat heeft de Zeeuwse bevol king toen aanvaard. Doch tegelijker tijd is er die oude kracht losgewoeld, die zo treffend is uitgedrukt in het „Helpt nu zelf, zo helpt U God". Zeeland heeft de hand aan de ploeg geslagen, zijn zaken in eigen hand ge nomen. Met vertrouwen gaat het de toekomst tegemoet. Laat overig-Ne derland dit vertrouwen niet bescha men. Want dat zou een „tempeest" betekenen, dat gekeerd had kunnen worden.... En een dergelijk verzuim zou onvergeeflijk zijn!

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1958 | | pagina 5