„Heilige
verhalen
Stenen", een bundel
van Annie Salomons
ARCHEOLOOG als uitgever
Schoonheid in Japanse prenten
T
B'
Nederlandse documentaires
naar „Cultuurfilmdagen"
ZATERDAG 1 FEBRUARI 1958
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
7
GROTE EN AANGENAME VERRASSING
Een begaafd
„goede
vertelster uit de
oude tijd"
Vergissen we ons niet, dan zal voor vele lezers de verhalenbundel
„Heilige Stenen" van Annie Salomons een grote en aangename
verrassing zijn. Op hoge leeftyd (Annie Salomons werd in 1885 gebo
ren) vestigde deze schrijfster weer opnieuw de aandacht op zich, eerst
met haar fijnzinnige „Herinneringen uit den ouden tijd", notities
over schrijvers die zij persoonlijk gekend heeft. Die opstellen, in
„Maatstaf" en daarna afzonderlijk als Ooievaar-deeltje verschenen,
waren zo sympathiek, en getuigden van zo'n helder beeldend vermo
gen, dat Annie Salomons er zich vele nieuwe (jonge) vrienden mee
verwierf. En nu zij in het vijfenzestigste Ooievaardeeltje „Heilige
Stenen" een dertiental in de loop der jaren geschreven verhalen
bundelde, (de meeste er van zijn voor zover we weten, hier voor het
eerst gepubliceerd) zal weer menigeen, voor wie de naam Annie Sa-
lomons slechts een vaag begrip was, getroffen worden door de vele
kwaliteiten van deze begaafde, gedistingeerde vertelster.
Een vertelster uit de goede
de tijd, kan men haar gerust
noemen, mits men daar dan het
begrip „uit de oude doos" maar niet
aan vasthecht.
Annie Salomon's werk is, zoals
überhaupt het werk van een ieder,
sterk aan een bepaalde tijd gebonden,
maar het stijgt m zijn beste momen
ten ver boven het tijdelijke uit tot
het universele, altijd-geldige. Men da
teert dït werk onmiddellijk (ook a'
is het eventueel later geschreven) als
vroeg twintigste-eeuws, soms haast
nog fin de siècle. De tijd toen Freud
c.s. nog niet in de boekenkast van
elké schrijver stonden of op z'n
minst half-of onverwerkt door zijn
brein spookten, de tijd toen 't woord
„romantisch" nog niet een soort sy
noniem voor „halfzacht" was, toen de
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
vrouwen door een andere opvoeding,
en de andere tijdgeest van een heel
andere makelij leken (en vaak ook
waren) en toen hoffelijkheid, goede
wil en hoop in de toekomst nog we
zenlijke dingen en begrippen en geen
aanfluitingen waren. De tijd ook, toen
de maatschappelijke verhoudingen
nog zo anders lagen, de élite van een
ander gehalte was.
Van dit alles getuigt Annie Sa-
lomons' werk, maar doordat de
schrijfster met haar scherpe in
telligentie eigenlijk zelf al lang
afstand genomen heeft tot dit ge
meenschappelijke en eigen verle
den, weet zij op zichzelf een cor
rectie aan te brengen, is het, of
zij dit alles wat eens bloedige
ernst was, niet meer voor honderd
procent au sérieux neemt, en juist
dat maakt haar verhalen zo bij- j
zonder intrigerend. Luchtig sonis
haast, ondanks de vaak dramati
sche problematiek.
ypisch is bijvoorbeeld „Voorbij
de laatste brug": een jong, in
een verfijnd Hollands fin-de-
siècle milieu opgevoed meisje ontmoet
een man die met verlof over is uit
Indië. Hij lijkt haar stoer, fris, origi-
neel, zo heel anders dan de jongelui
uit haar artistiek-aesthetisch ver
fijnde wereldje. Ze trouwt met hem,
en de realieteit, in Indië, laat zich
raden.
Jaren later ontstaat een grote
genegenheid voor een huisvriend die
haar wél begrijpt en die haar levens
opvattingen deelt. Maar ze is te
zwak om te beslissen, zelfs als vrij
wel alle moeilijkheden voor haar uit
de weg worden geruimd. In verwar
ring geeft zij zich even over, maar
voelt zich dan gedwongen een eind
aan haar leven te maken. Ze doet dit
plichtmatig zoet-romantisch. Het is
een verhaal met een ijle, Couperus
achtige sfeer. Het is stellig niet het
beste, maar het is in zijn genre zo
zuiver, zo tot in de fijnste nuances
uitgebalanceerd, dat men zich gaar
ne gewonnen geeft.
ijna al Annie Salomons' verhalen
uit dit boek spelen overigens in
Indië. De schrijfster heeft daar
enkele jarfen gewoond, en ze geeft
telkens blijk dat zij de mentaliteit
van de bestuursambtenaren en de
planters goed kent, terwijl zij tevens
op aannemelijke wijze de handelingen
van de oosterlingen, de Javanen en
Chinezen, weet weer te geven. Zij
slaagt daarin vooral doordat zij deze
eigenlijk alleen maar gevoelig-begrij-
pend observeren laat door haar per
sonages, en zij wacht zich er voor, oos
terlingen van binnen-uit te creëren.
Toch is Annie Salomons' gamma
geenszins beperkt. Dat zij het beste
slaagt wanneer zij zich inleeft in
vrouwenlevens, spreekt haast vanzelf,
doch men moet met verbazing con
stateren dat deze schrijfster, die zo
geheel en al, in de gunstigste zin,
een dame is (zoals ook Top Naeff
dat was) bij voorbeeld een matroos
in de bajes aan het woord kan laten
zonder belachelijk te worden. Soms
geeft zij ook blijk van een 'verras-
send-gevarieerde stijl, zoals in het
verhaal „Tropische nacht", waarin
vele afzonderlijke anekdotes en ver
tellingen, door verschillend geaar
de personen gedaan, werden geïncor
poreerd. (Het verhaal speelt aan
boord van een schip waar men gedu
rende de koele nacnt de tijd kort met
het doen van, liefst sterke, verhalen)
Het zou te ver voeren, alle dertien
verhalen de revue te laten pas
seren. Ze zijn bijna allemaal
goed opgebouwd met een zich ont
wikkelende intrigue, een pointe soms
en ze zijn zeer afwisselend.
Prachtig is „Ancilla Domini'
(Dienstmaagd des Heren), een zeer
aangrijpend verhaal over een jonge
non die bij het verplegen van melaat
sen zelf besmet wordt en dan, na een
hevige zelfstrijd, besluit te blijven
temidden van de andere patiënten in
het verbanningsoord, God smekend
dat zij haar lijden zó zal kunnen
dragen dat ze niet onwaardig wordt.
Bijzonder goed, ook al weer Cou-
perus-achtig, is de pointe uitgewerkt
in „Over de zee"; zeer mooi afgeron
de verhalen zijn „Het hondje" en het
titelverhaal „Heilige Stenen". Zui
ver ook het niet in Indië spelende
,Daar is een kindetje geboren."
In de Ooievaarreeks die reeds
vele waardevolle verrassingen bracht
is dit boekje een werkelijke aan
winst.
Annie Salomons: Heilige Stenen
Ooievaar 65, Bert Bakker/Daamen
Den Haag.
Nederland zal met een achttal
films deelnemen aan een
manifestatie in Duitsland op het
gebied van de documentaire film,
namelijk de Westduitse cultuur-
filmdagen, die de stad Oberhausen
an 11 tot 16 februari organiseert,
in samenwerking met de Volksho
geschool.
In totaal zullen 37 landen uit oost
en west met in totaal 220 films ver
tegenwoordigd zijn op deze cultuur
filmdagen, die tot motto hebben:
„Cultuurfilm, de weg tot de naaste."
De film die het meest in overeen
stemming is met deze leuze zal de
hoofdprijs verwerven, voorts zijn er
vijf prijzen voor de beste films en
vijf eervolle vermeldingen.
Van Nederlandse zijde zal worden
deelgenomen met de films „Parlevin
kers" van Ytzen Brusse, „Het licht
en de mens" van Jan Coolen (Joop
Geesinks Dollywood), „Railplan 68"
van Louis A. van Gasteren, „Maske
rade" van Max de Haas, „Vieren
maar" van Herman van der Horst,
„De Morgenster" van Charles Hu
guenot van der Linden, „Caraïbische
Carrousel" van Gerard J. Raucamp en
Ted de Wit, benevens een korte film
van Bert Haanstra. Onze medewerker
Jan Koomen zal do films te Oberhau
sen bij het publiek inleiden met een
korte toespraak over de Nederlandse
documentaire filmkunst.
Er is een internationale jury, waar
in behalve Westduitsers ook "filmdes
kundigen zitting hebben uit Oostduits-
land hetgeen bij Westduitse officië-
(Van een speciale
verslaggever).
Een dertig jaar
geleden mis
schien ook wat vroe
ger of later vond
een jongen van der
tien jaar op de
Amersfoortse hei 'n
stenen pijlpunt. Dat
is niets bijzonders,
want die pijlpunten
uit het verre verle
den van ons land
kun je daar vinden.
En evenmin is het
bijzonder, dat met 't
vinden van dat stuk
je steen een'bezeten
zoeken naar méér
begon en naar het
hoe en het waarom
van het verleden.
Want archeologie is
iets dat je niet meer
loslaat.
De jongen liep het
gymnasium af en
werd door zijn va
der naar Zuid-Ame-
rika gestuurdW. A.
Ruysch, employé op
een tanninefabriek.
De archeologie nam
hij mee, want overal
ter wereld kun je
het verleden terug
vinden
LO. -A. Y^uyscA:
"Terug tieer
Ylederlnnd
En misschien is het nu wel bijzon
der, dat deze man in ons land terug
is en zegt: Wetenschappelijk heb ik
mezelf vermoord", terwijlhij de
uitgever is van een bijzonder mooi
en bijzonder interessant tijdschrift:
„Antiquity and Survival", waarvan
zo juist het jongste (duboele) num
mer is uitgekomen, dat, rijk geïllus
treerd, onder de titel „The Holy
Land", een overzicht geeft van vele
en interessante oudheidkundige vond
sten in Israël.
Als hij met vermoorden bedoelt: niet
meer zelf graven en zoeken, heeft hij
misschien gelijk. Want dat kan niet
meer. Hij heeft nu zijn handen vol
agn die eenmansuitgeverij. In Zuid-
Amerika was dat anders. Daar' was
hij maar héél kort employé op die
tannine-fabriek. Toen trok de ar
cheologie weer. Bijvoorbeeld in de
door Indianen bewoonde chaco van
Paraqua. Hij bestudeerde er die In
dianen en daarna trok hij naar Bue
nos Aires, waar hij redacteur werd
aan de Revista Geografica America
na een Zuid-Amerikaanse pendant
van The Natiónal Geographic Maga-
Illustratie uit The Holy Land: Fragment van een
marmeren sarcofaag
zine en later nog conservator in
het museum van Buenos Aires. Hij
leerde er professor Imbelloni, een
ethnoloog, kennen en professor
Menghin, pre-historicus. Hij deed op
gravingen in Noord-Argentinië en hij
gaf zelf een tijdschrift uit: „Archi-
vos Ethnos" een voorloper van
„Antiquity and Survival". Hij leerde
er óók zijn vrouw kennen, door de
archeologie, wat weer niet zo bui
tengewoon is, want zij werkte op
hetzelfde museum.
ie manifestaties een zeer uitzonderlijk
verschijnsel is voorts uit Frank
rijk, Tsjecho-Slowakije, Denemarken,
Sowjetunie, België, Grootbrittannië,
Polen, Italië en de Verenigde Staten.
Enige tijd later, namelijk van 12
tot 17 mei, zal de stad Mannheim 'n
soortgelijke manifestatie organiseren.
Waarschijnlijk zal Nederland ook
daarbij vertegenwoordigd zijn.
Een jaar of drie geleden kwam hij
terug naar ons land. Hij had inmid
dels vele internationale relaties op
gedaan, hij was vice-voorzitter ge
weest van de Aziatische vereniging
in Argentinië en hij nam hier con
tact op met 'n aantal vooraanstaan
de figuren in de archeologie en eth-
oologie. De Argentijnse economie
was zwak en de heer Ruysch besloot
in Nederland te blijven. Hij besloot
óók zijn „Archivos Ethnos" hier
voort te zetten. Zijn bedoeling was,
een meertalig tijdschrift te brengen
Dp land- en volkenkundig gebied en
wel zó, dat „de niet-gespecialiseerde
intellectueel het met genoegen leest".
Verder een tijdschrift met veel il
lustraties, veel bijdragen in het En
gels, en résumé's in andere talen.
Dat tijdschrift bestaat nu ruim
twee jaar. Het was niet gemak
kelijk. Hij moest vechten, onder
andere voor het vierkante for
maat, waaraan hij als rollei-foto-
graaf verknocht was. Het is er
toch gekomen en er komen nu zes
nummers per jaar uit, soms alge
mene nummers, soms speciale, zo
als het laatste over het Heilige
Land. Eerder is er al in het
Nederlands een speciaal num
mer uitgekomen over Nieuw Gui
nea en de komende aflevering zal
geheel gewijd zijn aan Nederland.
„Er bestaat geen enkele comple
te publikatie over de vroege ge
schiedenis van ons land", zegt de
heer Ruysch, die de redactie van
dit speciale nummer in handen
heeft gegeven van de professoren
Glazema, Glasberg en Waterbolk-
„Is het mogelijk een dergelijk tijd
schrift als enige publikatie uit te
geven?" „Wel, tot nu toe gaat het.
Eerst moest er geld bij. Nu niet
meer. De helft van de abonné's woont
in ons land, de andere helft daar
buiten. En vooral de speciale (dub
bele) nummers worden ook veel
apart verkocht. Die bereiken een op
laag van 10.000 en worden in twee
talen gedrukt. Het Nederland-num
mer zal bijvoorbeeld in het Neder
lands en Engels verschijnen. Maar..*
wetenschappelijk heb ik mezelf ver
moord. Ik ben nu uitgever", besluit
hij. Lachend overigens, want hij
voelt zich heel best in dit vak. En hij
kan dit vak alleen beoefenen, omdat
hij toch nog archeoloog is en zijn
medewerkers over de hele wereld
weet te vinden.
Culturele manifestaties op de
wereldtentoonstelling
Oe bezoekers
toonstelling
r
van de wereldten-
te Brussel zullen
daar een aantal culturele mani
festaties kunnen meemaken. Een
groot deel daarvan vindt plaats als
onderdeel van de nationale dagen, die
door de deelnemers aan de tentoon
stelling worden georganiseerd.
Ze hebben behalve uiteraard
over hun eigen paviljoen de be
schikking over een gjote zaal met
een capaciteit van 2000 en een kleine
voor ongeveer 500 personen. Verder
is er nog de Esplanade, een speciaal
voor grote bijeenkomsten aangelegd
gedeelte van het tentoonstellingster
rein, met een oppervlakte van twee
hectaren.
Bekende orkesten en balletgezel
schappen zullen in Brussel uitvoerin
gen geven. Zo komen uit de Verenig
de Staten onder meer het Symfonie
Orkest van Philadelphia onder lei
ding van Eugene Ormandy met als
solist de violist Isaac Stern, het Ame
rican Ballet Theatre met Norah Kaye
en Erik Bruhn en een beroemd jazz
orkest, waarvan de naam nog niet
bekend is gemaakt. In het theater op
Bloeitijd duurde
een eeuw
(Van onze redacteur
beeldende kunsten).
Is het eigenlijk geen wonder, dat
de Japanse prentkunst, opge
bloeid in de strengste afzondering,
toch zulk een sterke invloed op de
beeldende kunst van West-Europa
heeft gehad? Prenten in zwart-wit
en in kleur overstroomden in de
tweede helft van de vorige eeuw de
wereld toen het westen Japan
eenmaal had „opengebroken" en
een revolutie een eind had ge
maakt aan de neiging tot afzonde
ring, die enige eeuwen zo sterk
was geweest.
Ze kwamen als het ware als „kilo-
goed" binnen en lang niet ieder
een had oog voor de byzondere
schoonheid van deze houtsneden.
Ze waren ook niet gemakkelijk te
verstaan. De wijze van voorstel
len was anders dan de westerlin
gen in die dagen gewend waren.
Zij beeldden ons een wereld af, die
ons volkomen vreemd was.
Maar zoals het vaak gaat: kunste
naars hebben het eerst verstaan, welk
een wereld van schoonheid hun hier
in simpele vellen bedrukt rijstpapier
werd geopenbaard. Zij zagen de vlak-
Deze prent maakte Ilosoda Eisho
van de courtisane Hinatsuru. Zij
draagt een pop in de hand. De prent
is uit een bundel, geioijd aan de
courtisanes van Josjiwara en is in
het algemeen typerend voor de stijl
van Ukijo-je-meesters uit de bloei-1
tijd van de Japanse kleurenprent. van deTekenaars niet zoveel respect.
(foto Rijksmuseum) l Schilders dat waren andere lieden.
ke kleuren, die vaak zo buitengewoon
mooi tegen elkaar waren geplaatst.
Zij ervoeren, dat hier de lijn een eigen
taal sprak, een eigen spel met de
ruimte speelde, hiervan op vaak zeer
gracieuze wijze stukken afschermde
kortomeen eigen schoonheid had.
Zii hadden oog voor het voortreffe
lijke vakmanschap van de houtsnij
ders en de drukkers, voor de gevoe
ligheid van de tekenaars voor het
typische van de sujetten. Weliswaar
werden hier meer typen dan persoon
lijkheden verbeeld, maar dat bleek
een gevolg te zijn van het streven,
geen enkel onderdeel van de prent
meer accent te geven, dan het op
grond van zijn plaats in het geheel
toekwam. Wat een wonder, dat een
kleurgevoelige als Van Gogh zich
een tijdlang heeft geïnspireerd op de
kleurendrukken, die hij bij tientallen
in zijn kamer had hangen. Wat een
wonder, dat Toulouse Lautrec met
zijn scherp gevoel voor de schoon
heid van de lijn met name door het
fraaie spel van de curven over het
vlak werd geboeid.
Ook verzamelaars hebben de beteke
nis van de Japanse prent ontdekt. Zij
hebben ook Ieren schiften wat er zoal
op de markt werd geworpen. Zy heb
ben ontdekt, dat de bloeitijd van de
Japanse prent ligt tussen 1750 en
1850. Sindsdien zyn er vele zeer mooie
en uit een Oogpunt van kunstgeschie
denis belangrijke verzamelingen ont
staan.
Daardoor en doordat de Japanners
zelf alles opkopen wat zij maar in
handen kunnen krygen worden de
Japanse prenten steeds schaarser.
Want, ook Japan heeft nu de onver
gelijkelijke schoonheid van dit natio
nale erfgoed ontdekt en probeert nu
terug te krygen wat het een eeuw
geleden door onderschatting en min
achting heeft laten glippen.
Die wydden zich aan min of meer ge
wijde onderwerpen, gaven ze op een
door de traditie bepaalde wijze weer.
Hun werk werd door de adel gekocht.
Maar tekenaars Die lieten him teke
ningen door bekwame vaklieden in
hout snijden, zodat ze als losse pren
ten of als boekillustraties konden
worden gedrukt, en dan gingen ze in
massa naar zakenlieden en andere
gewone burgers.
Deze hadden niet zoveel belangstel
ling voor verheven geschriften. Hun
interesse ging uit naar het gewone
leven om hen heen en in die ge
meenschappelijke belangstelling von
den tekenaar en burger elkaar. Want
de tekenaars zochten hun stof in
theehuizen en schouwburgen, op
straat en in de „groene huizen" van
de pretwijk Josjiwara in Jedo (thans
Tokio), dat sinds het midden der ze
de Amerikaanse afdeling zullen be
langrijke toneelgezelschappen voor
het voetlicht komen.
Engeland wordt vertegenwoordigd
door het B.B.C.-Symfonie Orkest
onder leiding van Sir Malcolm Sar
gent en het Huddersfield koor. Frank
rijk laat het ballet van de Parijse
Opera optreden en organiseert een
groot schouwspel op de Esplanade,
waaraan militaire afdelingen zullen
meewerken. Er wordt een gala-avond
gegeven, gewijd aan het Franse chan
son, met medewerking van tien be
roemde Franse zangers en zangeres
sen. Voorts is onder meer het optre
den van de acteur Jean-Louis Bar-
rault aangekondigd.
DE WESTDUITSE zender fNord-
deutscher Rundfunk) zal zondag 9
maart een hoorspel uitzenden, dat is
gebaseerd op de biografie van Anne
Frank in een bewerking van Ernst
Schnabel. De uitzending zal door de
andere Westduitse stations en door
West-Berlijn worden overgenomen.
EDUARD VAN BEINUM heeft gis
teravond zijn Amerikaanse concert
serie afgesloten. Op advies van zijn
geneesheren komt hij terug naar
Amsterdam om een jaar verlof te ne
men als gast-dirigent van het Los
Angeles Philharmonic Orchestra
Andere dirigenten, onder wie de Oos
tenrijker Karl Böhm, zullen voor de
rest van het seizoeii 1957-1958 zijn
plaats innemen.
M
inachting: De Japanse literaten
van een eeuw, anderhalf
geleden hadden voor het werk
ventiende eeuw hoofstad van Japan
was en snel in omvang en betekenis
groeide.
Maar ook boeiden hen het landschap,
het simpele leven van dier en plant,
oude heldenverhalen, heilige legenden.
Het Japanse volk moet een natuur
lijke aanleg voor poëzie hebben, dat
zelfs uit deze zo gewone onderwer
pen zulke poëtische prenten konden
ontstaan Deze meesters van het
„vlietende leven", van de „voorbij
gaande dingen" in tegenstelling
dus tot de schilder van de dingen met
eeuwigheidswaarde als landschappen
met filosofische en religieuze bedoe
lingen hebben zelfs in de verbeel
ding van allerlei courtisanes en gei
sha's, van toneelspelers en worste
laars, kortom van heel dat volkje dat
voor de minder of meer oirbare ont
spanning zorgde, een ongelooflijke
elegance en een waarachtige dichter
lijkheid weten te leggen, waardoor al
deze personen een koninklijke allure
kregen.
Ongelooflijk is de vraag naar deze
prenten geweest. De tekenaars en
drukkers konden aan de vraag
vaak niet voldoende en zo heeft de
kwaliteit niet zelden onder de
kwantiteit geleden. Niet altijd: van
Sharaku. een toneelspeler, is be
kend, dat hij zich korte tijd aan
de tekenkunst heeft' gewijd. Men
kent van hem ruim honderd pren
ten. die in de tijd van tien maan
den moeten zijn ontstaan en alle
betrekking hebben op nauwkeurig
te dateren toneelvoorstellingen in
Josjiwara!
Wat in de late bloei van de prent
kunst en met name bij Hiroshige
en Utamaro opvalt, is de onge
looflijke leegheid en de verveling in
het leven van de courtisane. Dat is
de andere kant van het met zoveel
verfijning en elegance op papier ge
brachte bestaan van deze vrouwen.
Trouwens: tot in de vervaltijd van
deze kunst vallen zowel de enorme
tekenvaardigheid van de tekenaars
als de grondige ambachtelijke scho
ling van de plaatsnijders op. De oplei
ding van beide moet zeer streng zijn
geweest. De leerlingen hadden het
werk van hun meester maar nauw
gezet te kopiëren. Dat maakt het
onderscheiden van al die kunstenaars
wel eens moeilijk te moeilijker nog,
omdat zij vaak een deel of het geheel
van de naam van hun voorganger
overnamen. Soms gehenr<» '-t "uit
bewondering voor en m«" -♦«•m-
ming van het grote vonrb soms
ook nït lust om onder valse vlag te
varen en eigen kansen op die wyze
te verbeteren