Op de gzens van Leoen en deed Het beekdal van Kwadenoord, waar de zwerver kleine* avoniuren beleeft.... Hhhh i-d-TPi «w. - «ip*- PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT DINSDAG 31 DECEMBER 1957. Grijs en stil glijden de laatste dagen van december voorbij. De beboste hellin gen, die aan weerszijden het dal'van Kwa denoord begrenzen, zijn van een duistere beslotenheid. Een lifhte nevel verdoezelt het fijne takkensilhouet van de eiken langs de beek. Er is geen zuchtje wind en zo ligt de wereld gevangen in de roerloosheid van een schijnbare dood. Een „chanson door: Jac Gazenbeek triste", waarin de droppels, die van de bo men neertikken op het dorre bladerendeel, voor een eindeloos staccato zorgen Maar geboorte en dood zijn onafscheide lijke gezellen! Waar het verleden eindigt, begint de toekomst! Het leven in boom en plant verstart, maar zie het kristalheldere water van de beek. Dat kent geen rust! Zo mer of winter, het gaat zijn glanzende weg door de donkere vallei. Het spoedt zich voort door lichte dagen en duistere nach ten. En aan de oever, op de grens van le ven en dood, staat een hazelaarsstruik, waaraan de eerste zwavelgele katjes bloeien! Het is niet zo vreemd, dat de gedachten in het land van Kwadenoord op dwaal tocht gaan tussen het verleden en het he den. Het heden is dan het landschappelijk zo fraaie beekdal, dat de zuidelijke Velu- wezoom doorbreekt. Ver in de Ginkelse hei tussen Ed-_* en Arnhem liggen de bron nen. Maar ook dichterbij zijn tientallen kleine sprengen te vinden, want aan de voet der heuvelmassieven welt op vele plaatsen het ijskoude water te voorschijn. Een net van kleine ravijnen en valleien doprkruist het bos en overal in de diepte glinstert en glanst het van snel stromend water. Al die vlug voortborrelende stroompjes met hun miniatuur-zijriviertjes van amper een voet breed, verenigen zich gaandeweg met eikander en vormen ten slotte twee brede beken, die hun weg zoe ken naar het zuiden, naar de Rijn. Het is dit levende, nog niet door mensenbedrijf verontreinigde water, dat zulk een beko ring schenkt aan het land van Bosbeek, Kwadenoord en Keijenberg. Waar de val lei naar het zuiden breder wordt, strekken zich zelfs smalle weiden uit tussen beken en de aangrenzende bossen, waardoor een uitermate boeiend landschapsbeeld ont staat. Elke bocht is een verrassing! Hier be kijkt een statige beuk zijn takkengewei in de waterspiegel, daar ligt een wit boerde rijtje schilderachtig te dromen tegen een decor van donkere dennen, ginds gaat het uitzicht ver open naar het zuiden. Maar honderd meter verder verdwijnt de beek in een ruige boswildernis, waar het smalle pad altijd glibbert van de modder en de biezen hoger groeien dan uw knie. Daar ligt een wit boerderijtje schil derachtig te dromen. En dan te ontdekken, hoe op meer dan een plaats zulk een zilverig rimpelend waterlint zich niet verenigt met de bredere beek, doch er onderdoor stroomt om aan de andere kant rustig zijn weg te vervol gen. Een kind begrijpt, dat zo'n aquaduct in zakformaat geen speling is van moeder natuur. Hier is de slimme mens aan het werk geweest! Zijn sporen komt men trou wens overal tegen, waar beken en spren gen op de Veluwe te vinden zijn. Hij heeft de kracht van het stromende water al eeuwen geleden benut om het scheprad van watermolens aan te drijven en wan neer het waterpeil daalde, trachtte hij al gravende nieuwe sprengen aan te boren. In de loop der tijden moest hij daarvoor steeds dieper gaan en waar nodig, werd een „nieuwe" beek dan wel onder een an dere doorgeleid. Maar al zijn in het beekdal van Kwa denoord bij nadere beschouwing heel wat sporen van menselijk ingrijpen te ontdek ken, het eigenlijke landschap de brede met heuvels gemarkeerde vallei, doet zich voor als een natuurlijk geheel. De aanwe zigheid van stromend water en de afwis seling van bos en groenland zorgden ook voor een aantrekkelijke stoffage op het gebied van flora en fauna. Nergens bloei en de hazelaars vroeger dan hier, het ree wild toeft er graag en in£et donkere den- nebos heeft de ransuil zijn horst. Maar men kan er ook da ijsvogel aantreffen, de „king fisher", als een exotische gekleurd juweel wegschietend over de beek, of van zijn tak boven het water pijlsnel neerduikend op het zilveren voorntje, dat onder hem voor bijflitst. Dit is dan hetheden: een beekdal, waar de zwerver op het buitenspoor tal van kleine avonturen kan beleven. Een na- tuurdorado, dat heel wat schilders van de Veluwezoom heeft geïnspireerd en dat zelfs op een grijze decemberdag van een onzegbare bekoring kan zijn. Met de cou- lissenwerking van zijn steeds achter elkaar opdoemende en weer verzinkende bossen, de lage, smalle weilanden, de prachtige solitaire berken en eiken. Bosbeek het hoogste en meest ruige deel, Kwadenoord, waar het dal wijd, de beken breed worden, dan de Keijenberg, waarachter de vallei openligt naar de uiterwaarden van de gro te rivier en eens het oude slof Grunsfoort zijn grouwe torens verhief Maar nu het verleden! Door en achter deze zichtbare wereld weeft de pre historie haar geheimzinnige draden. Langs voet op te zetten. Zij liet haar boeren dag aan dag kostbare, witte lopers weven en die moesten voor haar uitgelegd worden, als ze uitging. Telkens weer nieuwe lo pers Vervloekt bij haar dood, vond zij in de oeroude trekwegen liggen de grote klok bekerheuvels. Hun rondingen verheffen zich bij de oorsprong der beken in de Gin kelse hei en langs de verdroogde bedding in het Wijde Beid maar ook in de bossen van Oostereng. Hoe dikwijls werd de bo dem binnen de grenspalen van het land goed Bosbeek niet omgewoeld door speu rende archeologen! Toen een pensionhou der zijn huis bouwde in de hei, bleek de fundering uitgezet over de welving van een grafheuvel en in'cfe tuin lag een tweede rustplaats van de voorhistorische mens. Sagen en wonderverhalen worden ver teld over de Kwadenoord en ze culmine ren in de verschijning van de „juffer", die daar bij nacht en ontij ronddoolt. Neen, het is geen goedaardige witte (d.i. weten de of wijze) vrouw, maar een schrikver- schijning, een zwarte juffer! De helaas al te jong gestorven Gustaaf van de Wall Perné noteerde reeds het verhaal over de kasfeelvrouwe, die in haar ijdele trots de aarde niet goed genoeg vond om haar aarde geen .ustoEn. omdat elke ochtend de kist met haar stoffelijk overschot op nieuw boven aarde stond, werd de kist toen op een wagen geladen en aan het on bestuurde paard overgelaten. In de stilte vah hef Kwadenoordse bos maakte hef paard een zijsprong, de kist kwam in de beek terecht en bleef daar. Maar, zo zegt de sage, 's nachts spookt het daar en in de maneschijn, als het water van de beek zo wit is als een witte loper, dan dwaalt de zwarte juffer daar nog rond. Blijf haar uit de weg, want anders zou U wel eens iets heel verschrikkelijks kunnen overkomen... Mogen wij de zwarte Juffer van Kwa denoord zien als de verre herinne ring aan een schrikverschijning, die een si nistere rol speelde in een oude cultus? De Ook dit is verleden geworden! Dertig jaar geleden had Kwadenoord nog een watermolen. kern van de sage, die een dode laat over brengen naar het water, zou daar reden toe kunnen geven. En de naam Kwaden oord kan in dit verband eveneens leerzaam zijn. In een oude beschrijving der Neder Ve luwe lazen wij eens, dat de streek Quaden- oord de naam te danken had aan de Qua- den, een volksstam die daar woonde. Deze naamsverklaring mogen we met een kor reltje zout nemen, maar ze heeft toch één verdienste: te herinneren aan een land van de quaden of kwaden. Een streek, waar men als levende verre van bleef. En dan vragen we ons af, of dit beekdal met zijn omgeving vanzelfsprekend in zijn vroe gere status identiek geweest kan zijn met de dodenmoerassen der oudheid. Er is door onderzoekers op gewezen, dat bij vele oeroude nederzettingen en die hebben in de omgeving van het beek dal zeer zeker gelegen gewoonlijk een lagere plaats wordt aangetroffen, die in onze tijd nog de naam draagt van Nieuw- land, Nieuwenoord, Nijland, Nieuwveld, Kwadenhoek e.d. Folkloristisch is het nieu we land de verblijfplaats van de zielen der gestorvenen, doch ook de lijkenplaatsl Voor de levenden taboe! Vandaar de af weermiddelen om populair gezegd het publiek uit de buurt te houden. Als er sneeuw ligtis het .landschap vol sfeer. Kwadenoord, dat we door de boeren uit de omgeving ook wel Nieuwenoord hoorden noemen, past in dit kader. De op gesomde namen met „nieuw" of „kwaad" blijken altijd weer betrekking te hebben op de lage, eertijds moerassige of waterrijke plaatsen, die dan in voorchristelijke tijd ge bruikt zouden zijn om de doden een laatste rustplaats te bezorgen. Zo gezien, bestaat de mogelijkheid, dat ook Kwadenoord, de vallei zo dicht bij de hoger gelegen woon steden ener prehistorische bevolking, een „dodenmoeras" is geweest. In een tijd/dat de mens nog niet beschikte over doelmati ge werktuigen voor het delven van kuilen in de vaste bodem en het water de enige hygiënische mogelijkheid bood om zich van de doden te ontdoen. Deze vorm van dodenbezorging of -be graving zal een ritueel geworden zijn om later in de loop der eeuwen in de herinne ring weer te verbleken tot een soort mythe, die nog vaag naklinkt in de oude volks verhalen en zelfs in sommige kinderliedjes. Het dodenmoeras, oord der verschrikking voor de levende mens, waar hij toch eens in terecht zou komenDwaallichten die er rondspoken, zwarte juffers en andere schrikgeesten, die er rondwaren. Vreesaan jagende gestalten, die alle iets te maken hebben met het dodenrijk Zo doemt Kwadenoord op zulk een de cemberdag, dat de natuur tot de dood toe verstild en verstard is, voor ons op als een oud grensgebied, tussen leven en dood, als een der geheimzinnig duistere achtergronden, waartegen het bestaan van onze voorvaderen zich heeft afge speeld. Dat zijn de fluisteringen van het verleden, die wij trachten op te vangen en te verstaan. Doch vóór ons ligt de toekomst, het Ie* ven! Als een jonge, tedere belofte is hel bloeien van die eerste, frêle katjes aan de donkere hazelaarsstruik! En aan onze voet gaat het rusteloos levende, kristalheldere water van de Kwadenoordse beken zijn weg door duistere nachten en lichte dagen. De eeuwige kringloop, die geen begin en geen einde, geen stilte en geen dood kent, omdat zij het leven zelf isl

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1957 | | pagina 18