Klerk van Jacob Cats „leende" geheime staatsstukken uit Quae sckecUeis BANKROOF De vreemde MAANDAG 2 DECEMBER 1957 PROVINOIALE ZBBÜWBB OOÜRANT 18 PIETER MAAKTE HET BONT Uit de vrolijke keuken van de Nederlandse diplomatie Als raadspensionaris was de wijze Zeeuw Jacob Cats in feite minister van buitenlandse zaken van de Republiek der Verenigde Nederlanden, maar zijn departement kon het beste vergeleken worden met de kleine secretarie van zijn geboortestad Brouwershaven. Het maakt echter een groot verschil of de inhoud van geheime stukken over de benoeming van nachtioachts en beurtschippers in een provincie stadje circuleren, of dat de documenten van een der machtigste staten van Europa met dezelfde nonchalance behandeld worden. De schuld hiervan lag in laatste in stantie bij de raadspensionaris zelf. Jacob Cats had in zijn jeugd het suc ces gezocht en gevonden. Hij was het levend en sprekend voorbeeld van de ■ucces-cursist. Op zijn oude dag ge loofde hij het echter wel. Met koning Salomo kon hij zeggen: „IJdelheid der ijdelheden, het is alles ijdelheid". Hij had de betrekkelijkheid der din gen leren zien en zij interesseerden hem niet meer .Rust en vrede bin nenshuis scheen hem het belangrijk ste toe, wat hij verworven had en be houden wilde. Daarom kneep hij zo nodig beide ogen toe, waar het zijn klerken betrof ,die hun bureaux had den in zijn imposante woning aan de door Jacques R. W. Sinninghe Kneuterdijk, en op ongeregelde tij den in de keukens bivakkeerden, in- plaats van achter hun lessenaars te nokken. De fraaiste aanwinst van het departement was ongetwijfeld Pieter van Heijnsbergen, die zeven laar lang als klerk in dienst was, eer Bij het eindelijk te bar maakte. Daarvóór had Cats al heel wat door de vingers gezien. Tot twee maal toe was het gebeurd, dat een geheim stuk, waarin werd uiteen gezet in hoeverre de Republiek ae belangen van Frankrijk zou steunen bij de aanstaande vredes onderhandelingen in Munster, niet te vinden was geweest. Later bleek dat Pieter net had uitge leend aan de Franse gezant en aan belanghebbenden. Toen de zaken van Denemarken ter sprake kwa men, had Pieter vriendschap ge sloten met een zekere Barnharts, die in drukke briefwisseling stond met buitenlandse gezanten en hen de nodige inlichtingen verstrekte. Deze vorm van spionage was in die oude, gelukkige tijd blijkbaar geoorloofd, want niemand dacht er aan om het Barnliarts moeilijk te maken, toen Pieter moest be kennen, dat hij vaak door deze vriend royaal was getracteerd. Na een vrolijke dronk geraakten de meegebrachte papieren dan onder tafel, waar ze tegen klinkende munt werden omgewisseld. Andere geheime revoluties en me moires over de vredesonderhandelin- f en, die aan Pieter waren toever- rouwd om te copiëren, bleken en ble ven onvindbaar, toen er eindelijk een wat ernstiger onderzoek naar werd ingesteld. Pieter snuffelde... In Pieter stak meer dan een copiist. Zo gauw had Jacob Cats zijn hielen gelicht, of deze ijverige ambtenaar ging de werkkamer van zijn chef binnen snuffelde op de schrijftafel in de papieren, doorzocht de laden, nam kennis van de resolutiën die in besloten vergaderingen genomen wa, ren, en opende de pakketten die daar lagen. Wanneer hij wist dat de an dere klerken belangrijke stukken on der zich hadden, kwam hij bij hen een praatje maken en keek eens ter loops over hun schouder wat ze schreven. Ondanks het strenge verbod nam hij de belangrijkste papieren mee om ze thuis op zijn gemak over te schrij ven maar die copieën hebben noch de raadspensionaris, noch de andere klerken ooit gezien. Ze waren voor de export bestemd. Overigens was Pieter niet de voor beeldige huichelaar, die door zijn keurig optreden zijn slinkse streken zoekt goed te maken. Integendeel hij rookte als een schoorsteen en dronk als een tempelier, zodat zelfs zijn vriend Barnharts klaagde over zijn onbehoorlijk gedrag in de taveernen, die zij gezamenlijk bezochten. Hij maakte, ondanks zijn extra-in komen, schulden bij de vleet, en was uitermate vechtlustig en los van tong. Eens dreigde hij de koetsier van Ja cob Cats, die met een gebroken been in de keuken zat, aan het mes te rij- fen zodat het moordgeschreeuw van e invalide het hele huishouden op de been bracht. In de keuken kondig de hij onder meer aan dat hij 's lands papieren in het vuur zou werpen, het huis in brand zou steken en de bewo ners met rattekruid naar een betere wereld zou helpen. Ook over zijn meester liet hij zich zeer onvriendelijk uit. Hij noemde hem een „schelm" en een „dief", en vroeg: .Waar is de oude duivel? Aan tafel Ik zal straks binnengaan, hem bij de keel grijpen en de vloer met hem aanvegen". Vredesverdrag zoek Het is echter vaak zo. dat de bontste en onbeschaamdste hond meer belangstelling wekt dan zijn bescheidener soortgenoten. Domi nee Tegneus, die de moed niet op gaf om van deze Saulus een Pau- lus te maken, stond steeds voor hem op de bres. Het was dan ook in diens huis, dat Pieter werd ge vonden op die gedenkwaardige fe bruaridag van het jaar 1647, toen Jacob Cats, thuisgekomen van de vergadering, het meest gewichti ge papier aller staatspapieren miste, het ontwerp van het vre desverdrag van Munster, zoals men dat hoopte te verwezenlijken. Dit was zelfs te veel voor Jacob Cats. Hij toonde zich „bekom merd", omdat hij dit stuk, dwaas genoeg, aan Pieter had toever trouwd, en nu waren zowel de ge heimschrijver als het staatsstuk verdwenen. De overige, in der haast bijeengeroe pen klerken haalden op Pieters bu reau alle papieren overhoop, zonder echter iets te vinden. Daarop grepen ze hoed en jas en stoven de deur uit, op zoek naar de vermiste. Na een vergeefse tocht langs de herbergen en andere oorden van vermaak, von den zij hem tenslotte bij de „bedie- naer des Goddelicken Woorts" rus tig aan tafel gezeten met andere gasten. Pieter toonde zich zeer ver baasd over hun komst en over de ernst, waarmee ze het papier opvor derden. Hij tastte in zijn zak en haalde het bewuste stuk te voorschijn terwijl hij zich verontschuldigde, dat gezelligheid nu eenmaal geen tijd kent. De collega's moesten maar zeg gen, dat zij het stuk op zijn bureau nadden gevonden, na het eerst over het hoofd te hebben gezien. Deze geschiedenis lekte echter uit, en drie weken later greep de justitie onverwachts onzacht in. Haar diena ren zochten Pieter in zijn woning op, deden hem de handboeien aan en brachten hem naar de Gevangen poort. Weer kwamen goede geesten deze kwade geest te hulp. Nadat men hem een vernoor had afgenomen en enige getuigen ondervraagd waren, mocht hij vertrekken .nadat hij beloofd had niets te zullen ondernemen tegen de raadspensionaris en van 's lands pa pieren af te zullen blijven. Nu het onderzoek echter een maal geopend was, kwamen aldra nieuwe feiten aan het licht en na een korte periode van vrijheid, ver dween Pieter weer in de Poort, hoewel hij verzekerde even onschul dig te zijn als een kind van één dag. De Staten van Holland zouden zich nu eens grondig met de zaak gaan bemoeien en ze verzochten inmiddels aan het Hof om de de linquent zo lang in verzekerde be waring te houden, daar ze vrees den dat hq de hand zou slaan aan de raadspensionaris en aan de le den van diens gezin. Dit is het laatste wat men van Pieter van Heijnsbergen hoort, en daar men in het duister van de ge vangenpoort niet voor goed ver dwijnen kon, zoals in de Bastille, mogen wij wel aannemen dat Pie ter de kans heeft gekregen om naar het toenmalige Indië te ver trekken, zodat men hem hier kwijt Het was woensdagavond 8 uur, toen ik net in bed was ge stapt. Ik dacht: „Des te vroeger ik naar bed ga, des te vroeger ik wakker ben". Zo kwam hel dus dat ik om half negen ai luid lag te snurken! Het was de volgende morgen half 5, toen mijn vader mij wekte. Kreunend en met een slaperig gezicht ging ik zitten en vroeg wat ër aan de hand was. Doch opeens herinnerde ik me, dat het schoolreis was, en opeens werd ik actief, bijna te actief, want ik ging met mijn verkeerde been in m'n broek zodat ik mijn evenwicht verloor en met een smak kwam ik op de grond terecht. Geen goed be- finT Toen holde ik gauw naar eneden. Daar stond net ontbijt voor mijn vader en mij reeds gereed. Vlug stak ik een paar boterhammen achter mijn kie zen en ging met een rugzak vol met etenswaren bij mijn vader achter op de bromfiets. (Mijn vader ging ook mee!) Met een aardig gangetje reden we naar de Jacob Catsschool. Daar stond het reeds volgepropt met kinderen en moeders, en we stonden er nog maar net, toen we in de bussen van Stoomtram Walcheren moesten stappen. Velen begonnen reeds een slok je van hun limonade te nemen, gevolgd door nog een en nog een, en toen we even later in de trein stapten was de limo- nadefles al half leeg... Vijf mi nuten later. Het schrille fluitje van de stationchef weerklinkt. Geruisloos zette de elektrische trein zich in beweging. Het per ron stond vol wuivende vaders en moeders. Daar ging de trein, steeds meer vaart nemend. De kinderen zongen liedjes van „ouwe taaie" enz. Als je door de wagen liep zag je overal kau wende kaken. Kinderen kwa men telkens met zakjes snoep aan tot je er misselijk van werd. Het leek wel of sommige kinderen een hele kruideniers winkel bij zich hadden. We za ten nu ongeveer al twee uur in de trein. We naderden Eindho ven. Er ging een luid ge roep op bij het passeren van de Phtlipsfabrieken. Nog een half uur rijden en we reden in Lim burg. Als je naar buiten keek, kon je ook zien dat het land schap anders werd. Daar kwa men we langs de eerste mijn. Reusachtige zwarte rookwol ken stegen op en er hing een vleze gaslucht. Daarom .draai den we gauw het raampje dicht. Doch erg veel zag je er niet van, want de trein raasde ver der, steeds verder... Nu, nader den we Maastricht. Daar stond door SIWARD DE VRIES te Vlissingen, winnaar van de P.Z.C.-opstellenwedstrijd. J ijJJtZ^sXX Wife it een grote porseleinfabriek. Je kon nu echt zien dat je in Zuid- Limburg was. Overal rezen grote heuvels op. Eindelijk kwamen we in Valkenburg aan en stapten we uit de trein. We fingen nu wandelen naar het prookjesbos. Een gids liep voorop. Bij het Sprookjesbos aangekomen hadden we eerst twintig minuten vrij. Toen gin gen we gezamenlijk wandelen door het Sprookjesbos. Dit lag helemaal tegen een heuvel op. We kwamen o.a. langs Hans en Grietje, de wolf en de zeven geitjes en Assepoester. Aan 't eind van het Sprookjesbos stond een klein museumpje. Daar had men nog fossielen van 300 miljoen jaren oud. Er waren ook reusachtige schelpen en koralen. En wel het mooiste van al waren de lichtgevende stenen. De kinderen keken zich de ogen uit. Toen we er weer uit waren gingen we met de bus naar 't drielanden punt. We kwamen ook langs die typische Limburgse boerde rijen met een binnenplaats. Ook kwamen v-e langs een paar kas telen. De namen er van ben ik vergeten. We kwamen nu bij de Vaalserberg en bij het drielan denpunt. Je had hier een prach tig gezicht op de Duitse stad Aken. Daar stond ook een man met grote kijkers, waar je voor een dubbeltje door mocht kij ken. Toen gingen we weer naar Valkenburg waar we een be zoek brachten aan de gemeente grot. Het was er erg koud. Een gids met een grote gaslamp nep voorop. Toen we wat verder in de grot kwamen was de wand versierd met grote teke ningen en gebeeldhouwde voor wereldlijke dieren. In deze gan gen hadden ook vele Limbur gers tegen de Duitsers een schuilplaats gezocht. Op som mige plaatsen waren gasdeuren aangebracht. Dit was omdat de mensen anders bang waren, dat de Duitsers hen vergassen zou den. Toen gingen we door het gedeelte dat door de Romeinen gemaakt was. Hier zaten we ongeveer 30 m onder de grond. En waar die gasdeur was wel 80 m! We knipperden met onze ogen, toen we in de buitenlucht kwamen. Toen gingen we wan delend naar de speeltuin. Daar was ook een meertje, waar je in kon roeien, kanoën en water fietsen. Hierna gingen we wandelend naar het station. Het duurde niet lang of we zagen twee gele lichten aankomen en even later rolde met donderend ge raas de trein het station binnen. Allemaal stapten we in. Nu ging het op huis aan. Het was ongeveer 11 uur, toen we in Vlissingen aankwamen. Hier stapten we in de bus en reden weer naar de Jacob Catsschool. Daar stond het weer vol met moeders en vaders. Mijn vader haalde zijn bromfiets uit de Ja cob Catsschool en we reden weer naar huis. Toen ik thuis kwam was ik haast te moe om me uit te kleden, en toen ik in bed lag, konden ze me met een kanonschot nog niet wakker krijgen. f Advertentie) LICATIE VAN HET CENTRAAL GEDiSTlLLEERDBUREAU SCHIEDAM FEUILLETON duur ALLAN PENNING 1 HOOFDSTUK I De middag-edities waren met schreeuwende koppen uitgekomen. De persen hadden als bezetene gedraaid, om zo vroeg mogelijk met het grote nieuws te verschijnen. Zelfs de onverstoorbare Britten wa ren op hol geslagen. Ze vochten om een krant te bemachtigen. De kran tenverkopers, uit louter gewoonte, schreeuwden zich de keel rauw, maar ook zonder dat zouden hun de bladen uit de handen zijn gerukt. Het was een staaltje van ongehoor de brutaliteit, 't Nieuws vloog van mond tot mond. De busconducteurs vergaten hun gewoontegalm „Fares please" en spitsten de oren of ze nog wat saillante bijzonderheden te weten konden komen. Breed uit, op de voorste bank van het imperiaal, zat een enorme arbei der, een rood doekje rond de hals, z\jn dikke dijen in een manchester broek gehuld. Naast hem een klein en pittig kantoormeisje. Met doods verachting probeerde ze haar plaats naast deze menselijke berg te behou den. Haar nietige figuurtje ging vrij wel verscholen acnter de enorme breedte van zijn schouders. De man las zijn wijd uitgevouwen krant met. de schetterende schandaal koppen. De conducteur trachtte, vrij van kosten, mee te lezen. Gemoedelijk keek de werkman op. „Zijn te ogen nog goed op die af stand vroeg hij goedig. „Ik kan anders wel wat dichterbij komen... Twintigduizend pond en geen spoor, wat Niet zo gek voor één nachie sappelen... Dat krijg je niet met over werk". „Ik teken voor minder... Fares... please", riep de conducteur, die in eens weer in de werkelijkheid terug was en aan zijn avond-afrekening dacht. Van alle kanten werd het de bur gerij toegeschreeuwd, dat de Cheshire Banking Corporation voor 20.000 p. st. was bestolen. Van de dieven was geen spoor te bekennen. Geen vast gebonden nachtwaker met een prop in zijn mond, geen vergeten breek ijzer, voetstappen of sigarettenpeuk jes, ja zelfs geen vingerafdrukken. Als een sliert spoken schenen de twin tigduizend pond door het sleutelgat van de dikke kluisdeur de vrijheid tegemoet te zijn gedarteld. Die dag had Londen slechts één onderwerp van gesprek. Iemand, die nog nooit een bank van binnen had gezien kende nu in elk geval de naam van de Cheshire Banking Cor poration. Al het andere was vergeten. Zelfs voor de race-uitslagen bestond geen belangstelling. Wat kwam het er op aan or je een paar pond verloor of *won Dat was kinderspel. De Cheshire Bank zat er voor 20.000 pond in. In de zitkamer van een smaakvol gemeubileerde flat zat een-oude heer weggedoken in een comfortabele fau teuil. Zijn haar was grijzend, zijn wangen vertoonden een zacht rose blosje en, onberispelijk gekleed, leek hij het toonbeeld van een nauwgezet man, die zich ruim kon bewegen. Vlak bij hem stond op een laag tafeltje een zilveren theeservies. Zijn kopje was nog half vol. Ook deze man was verdiept in een krant met de sensationele kop „Cheshire Bank voor 20.000 bestolen. Van de daders geen spoor. Politie staat voor een raadsel". Zachtjes ging de kamerdeur open. Een jong meisje, mooi als de dage raad, lier als het lentezonnetje, kwam binnen. Haar lokken waren als oud brons, haar ogen het bruin van de hinde. „Wilt u nog een kopje thee, groot vader vroeg ze terwgl ze de deur achter zich sloot. „Goeie genade kind", zei de grijs aard, „ik heb mgn thee helemaal ver geten... Tja, dat komt van die ver draaide krant..." Hij tikte met zijn hand op het nieuwsblad, dat op zg'n knieën was gezakt. „Heb je het al gelezen... van die diefstal Ze zijn de politie weer eens te slim af ge weest. Het is niet de eerste keer en het zal ook wel niet de laatste maal zijn. Hier lees maar eens, Winnie..." Even keek ze de krant in, maar de moed om het met bloed en zweet ge schreven verslag van de journalist te lezen, ontbrak. Vragend keek ze op naar grootvader „Wat een hoop geld, hè, grootva der... Twintigduizend pond... Wat zou je daar al niet mee kunnen doen?" En op hetzelfde moment stak een huismoeder haar hoafd boven een krant uit en sprak tot haar man „Wat een hoop geld. hè... twintig duizend pond". En vader zuchtte diep en dacht in stilte „Wat zou ik daar al niet mee kunnen doen..." De man in het manchester, die bo ven op de bus zijn krant had gelezen, stond in zijn keukentje en liet het plassende water over zijn stierenek plensen. Proestend schreeuwde hij ondertussen naar zijn vrouw, die de baby aan het verschonen was „Je moet de krant 's inkijken... De een of andere bank bestolen voor twintigduizend pond... Kan mij niet gebeure... Maar je mot ze nageve, dat het gladde jongens benne... En m het radioprogramma was er die avond al een manneke, die er een grappig versie op had gemaakt met muziek en al. In heel de miljoenen stad was geen kapper om een praatje verlegen. Ergens in Grosvenor Terrace woon de in één van de statige huizen, die langzaam aan tot een anachronisme zg'n geworden, de President Directeur van de Cheshire Banking Corporation. Na het diner wist zijn butler in de bedlendevertrekken te vertellen, dat mijnheer niks te spreken was en nie mand trok 's mans woorden in twijfel. HOOFDSTUK 2 De butler van Sir Arthur H. Wins- lowe, President-Directeur van de Cheshire Banking Corporation, was moeilijk uit zijn evenwicht te slaan, Uit de aard van de zaak is een but ler een beter soort van robot, maar in Ernest William Breadweight leefde naast de butler een man, die wist, wat zijn persoonlijk uiterlijk waard was. De Ernest Breadweight, die op festijnen en bijeenkomsten van zijn „club" het middelpunt vormde, zou door Sir Arthur dan ook niet herkend zijn. Breadweight was een man, die wist aan welke kant zijn boterham was gesmeerd. Zo lang hij de ietwat ruime bewegingsvrijheid van zijn eigen rok (des avonds bij het diner) en zijn jac quet (van ontbijt tot na de thee) voel de, wist hij dat hg slechts butler was. Andere uren, andere zeden... Sir Arthur, President van de Ches hire Bank met agentschappen in 268 plaatsen en gehuchten van het Ver enigd Koninkrijk, was een man, die van slapen hield. Hij was één van de meest vooraanstaande bankiers en het is een bekend axioma, dat deze mensen, wanneer bijvoorbeeld het bankdisconto wordt gewijzigd, zich zo sterk dienen te concentreren dat ze het op andere tijden kalmpjes aan moeten doen. De bankier had de loffelijke ge- gewoonte om. wanneer het avond klokje tien had geslagen, Breadweight te sommeren een ijskoude whisky- soda te brengen, hetgeen z.i, afdoen- der is dan de beste en wolligste slaap muts. Op deze wijze boekte de geniale bankier volle twee uur „beauty sleep", terwijl zijn butler meende, dat deze gewoonte was ingesteld om lièm ge legenheid te geven zijn eigen leven te leiden. Op vijftigjarige leeftijd liep Sir Arthur al enigszins voorovergebogen. Hij vond dat wel .interessant. Het was een bewijs van de zorgen, die hem drukten. Ernest W. Breadweight mocht mis schien ook zijn zorgen hebben zij drukten hem niet. Dus kon hg. zodra de klok tien geslagen had, het slaven juk afwerpen en zich in het rauwe leven storten. De mannelijke borst vooruitgestoken in een van de dress- shirts van Sir Arthur, gekleed in de perfect gesneden rok van zijn heer en meester, voélde Breadweight zich onaantastbaar. En geen sterveling kon vermoeden dat deze „Lebemann enkele uren geleden serviel achter de stoel van zijn werkgever had gestaan om toe te zien dat een mindere „slaaf" de koffie volgens alle regelen van de kunst inschonk. De ..dames" en de directie van de club, onder wiens leden ook de butler van Sir Arthur werd geteld, kenden hem slechts als Mr. John Whitemoor. Vaag herinnerde zo'n naam aan jacht- meuten en roodgerokte ruiters op galopperende paarden. Gelukkig kenden èn de dames èn mr. John Whitemoor al dit wonder baarlijks slechts uit ietwat beduimel de afleveringen van „Sketch" of „Tatler" zodat, niemand in de „Flo wer Club", zoals het etablissement heette, een illusie armer werd. Het was op 10 mei, dat de Cheshire Banking Corporation 20.000 p. st. ar mer werd. Op diezelfde tiende mei was Sir Arthur, volgens de betrouw bare mededeling van zijn butler, niet best te spreken. Het humeur van Breadweight leed er onder hij ver gat zichzelf zover, dat hij tegen de tweede hulsknecht zei, dat hij niet meer wist wat er van de wereld te recht moest komen, als zelfs Sir Art hur voor zo'n onbenulligheid uit de koers was en later op bleef dan ge woonlijk. (Wordt vervolgd),

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1957 | | pagina 9