J
„Journaal" van Bontekoe
biedt dramatische lectuur
Het „schoonste theater
ter wereld"
Me
Op de bres voor kleine
theaters in Engeland
ZATERDAG 9 NOVEMBER 1957
P It V IN V t A L h E E U W S E COURANT
DOOR BN DOOR HOLLANDS GESCHRIFT
Nieuwe uitgave van spannend
en vermaard reisverhaal
De hedendaagse lezer kan zich maar moeilik een tyd zonder romans
voorstellen toch heeft die zeer lang bestaan. Nog in onze
Gouden Eeuw moest men het zonder romans in de eigenlijke zin van
het woord stellen. „Men" las toen, behalve poëzie (veel poëzie was wel
iswaar verhalend) stichtelijke tractaatjes, preken, herdrukken van de
oude „volksboeken" en pamfletten. Al dit proza had meestal slechts
geringe letterkundige waarde. Anders staat het echter met de sinds het
eind van de zestiende eeuw zo geliefde reisverhalen in zekere zin
voortzettingen van de middeleeuwse avonturenboeken over tochten
naar het Oosten, en voorlopers van de achttiende-eeuwse romantische
„robinsonades."
Doch de laat 16de-eeuwse en
vroeg 17de-eeuwse reisverhalen en
scheepsjournalen berusten enkel op
de werkelijk gebeurde feiten. Zij
zyn, nog steeds, een bron van zui
ver leesgenot, en ze staan, zoals
Jan Huygen van Linschotens „Iti-
nerario" van 1596 en het „Jour
naal" van Bontekoe, bovendien op
literair peil, munten vooral uit door
een uitstekende stijl. Het meest
vermaarde van al deze scheepsjour
nalen is van oudsher het „Iournael
ofte Gedeckwaerdige Beschrijvin-
ghe van de Oost-Indische Reyse van
Letterkundige kroniek
door HAüS ÏÏARREX
Willem Ysbrantsz Bontekoe van
Hoorn", en nu van dit boek voor het
eerst sedert 1930 weer een nieuwe
uitgave verschenen is grijpen we
graag de gelegenheid, de aandacht
op dit boeiende, door en door Hol
landse geschrift te vestigen.
Willem Ysbrantsz Bontekoe werd
in 1575 geboren en ver-
trok op 18 december 1618
voor het eerst naar Indlë, welke
r eis gevolgd werd door vele tochten
Icof3, Chinese kust. Pas 16 nov.
1625 keerde hij, na talloze avonturen,
In het vaderland terug. Zijn journaal
beslaat dus zeven jaren. Wanneer hij
gestorven is, is onbekend; na 1630
hoort men niet meer van hem. Pas in
1646 werd zijn Journaal voor het eerst
gedrukt.
Bontekoe, „schipper" (thans zou
men zeggen kapitein) moet een on
verschrokken man geweest zijn, niet
alleen een uiterst bekwaam zeeman,
maar ook een man van beschaving,
begiftigd met grote mensenkennis,
iemand die scherp en helder dacht en
daardoor ook puntig en voortreflijk
schreef.
Men kan zich tegenwoordig nauwe
lijks meer voorstellen wat net was,
met een vroeg-zeventiende eeuws zeil
schip om de Kaap naar Indië te varen.
Daar men geen echte „conserven"
kende, was men gedwongen af en toe
aan land te gaan om te verversen en
water te halen. Kon dit niet, wegens
slecht weer, vijandigheid van schepen
van andere naties of van de oorspron
kelijke bewoners der landen en eilan
den, dan leed men op het schip vrese
lijk gebrek. Daar veel scheepsvolk in
die tijd iets op de kerfstok had, was
het handhaven van tucht dan vaak
uiterst moeilijk. Aan ziekten, ontbe
ring, verwondingen e.d. gingen talloze
matrozen te gronde (men denke aan
de gebrekkige geneeskundige hulp)
en het aanteal schepen dat met man
en muls verging, was legio. De houten
schepen waren eigenlijk in letterlijke
zin notedopjes, overgeleverd aan de
elementen. Dit alles maakt een jour
naal als dat van Bontekoe tot avon
tuurlijk spannende, vaak zelfs zeer
dramatische lectuur.
Op zijn reizen werd Bontekoe
niet veel bespaard aan ongeluk en
ontberingen, maar ook kleine ont
spanningen laat hij niet onvermeld.
Men moet onweerstaanbaar den
ken aan Baudelaires gedicht ,,L'Al
batros" bij een passage als deze,
nabij Kaap de Goede Hoop: „nadat
wij lang die koers hadden gehou
wen, zagen wij zwart gesprenkel
de meeuwen, vingen er altemet met
houtjes, die wij met een velletje
van een reuzel overtogen, met ha
ken daar aan, en haalden ze in 't
schip tot tijd-kortinge".
Nabij Madagascar kregen zij veel
zieken aan boord. Er begon zelfs
scheepsvolk te sterven wegens ge
brek aan vers voedsel. De koopman
wilde doorvaren, maar Bontekoe
bracht het zieke volk aan land. Hij
sprak: „Kom, t'sa mannen, helpt mal
kander in de boot, ik zal U aan land
brengen". Toen holpen de maats de
zieken in de boot; ik net haar een zeil
geven om een tent af te maken, ook
oly en azijn, potten om in te koken, ne
vens andere eetbare waren; ook koks,
die de zieken zouden waarnemen (ver
zorgen) en bekoken en voer dadelijk
met haar na land. Aan land wezende
kropen zij bij malkander in 't gras en
zeiden: „Wij voelen alreeds beter
schap"; en zo wij toezagen vonden in
de bomen grote menigte van duiven,
van die blauwe veld-vliegers; lieten
haar met de handen grijpen en met
stokjes en rieten doodslaan, zonder
dat zij het benul hadden weg te vlie
gen. Sloegen er op dien dag wel om
trent de twee honderd; trokken daar
mede te vuur, aan 't zieden en aan 't
braden voor de zieken en ook voor de
gezonden".
Zo werd een heel feestmaal aange
richt. Bontekoe en zijn mannen
zagen op dat eiland, Maskarinas
genaamd, vogels die stellig de be
roemde uitgestorven dodo's geweest
moeten zijn: „Daar waren ook enige
dod-eersen die kleine vleugels hadden,
maar konden niet vliegen; waren zo
vet dat ze kwalijk gaan konden, want
als zij liepen sleepte haar de aars
langs de aarde". Bijna paradijselijk is
de beschrijving van de weelderige
Afrikaanse natuur. De dieren, niet aan
mensen gewend, waren aanvankelijk
voor het grijpen. Gezond en verfrist
reisden ze na geruime tijd verder.
Sympathiek zijn ook de notities over
de inheemse volkeren. Om de negers
te vermaken namen de zeelui een
speelman mee aan land die voor hen
op de viool speelde: men kan zich
thans wel enigszins de verbijstering
dier negers indenken bij het horen van
die muziek. Als diep-gelovig kind van
zijn tijd noteert Bontekoe: „Wij en
konden aan haar geen teken van ken-
nisse Gods of godsdienst bespeuren,
maar hadden aan sommige plaatsen
buitenshuis ossenhoofden op staken
opgericht, daar voor zij zo wij be
merken konden) nedervielen en aan
baden; schenen heel vreemd te wezen
en zonder gevoel van den waren God".
Later is Bontekoe tegen de inheemse
bevolkingen wel wat verhard, maar
zijn toon blijft toch opvallend mild en
menselijk.
Koers zettend naar de Straat van
Soenda is toen het grote, bij velen be'-
kendc ongeluk gebeurd: de botteliers-
maat liet een dief van een brandende
kaars in een vat brandewijn vallen.
De gevolgen waren rampspoedig. Dra
matisch is de beschrijving van de
vergeefse pogingen de steeds om zich
heen grijpende brand te blussen. Ver
raderlijk gaat veel scheepsvolk met de
„reddingsboten" er tussen uit. Bonte
koe bleef op 't schip, maar er viel niet
meer te blussen. De olie ging branden
en weldra bereikte het vuur de kruit-
opslagplaats. (De schepen waren in
die tijd natuurlijk tevens oorlogssche
pen). Het schip sprong aan „honderd
duizend stukken".
„En ik, Willem Ysbrantsz. Bonte
koe, toen ter tijd schipper, vloog mede
in de lucht; wist niet beter of ik most
daarmede sterven. Ik stak mijn han
den en armen na den Hemel en riep:
„Daar vaar ik heen, o Heer! Weest
mij arme zondaar genadig!" Meende
daarmede mijn einde te heben; doch
hadde evenwel in 't opvliegen mijn
volle verstand en bemerkte een licht
in mijn herte dat nog met enige vro
lijkheid vermengd was, zo 't scheen,
en kwam alzo wederom neer in 't wa
ter, tussen de stukken en planken van
't schip, dat heel aan stukken was. In
't water leggende kreeg ik zulke nieu
we couragie gelijk of ik een nieuw
mens hadde geweest".
Onverhoopt wordt hij, lelijk ge
wond, toch nog opgepikt door
een der twee uitgezette boten,
en dan begint de vreselijke tocht over
de oceaan in de bootjes, overladen met
volk, zonder voedsel, zonder water.
Af en toe vangen ze een meeuw, een
HENDRIK FRANCISCUS
AN DRIES SEN
professor
vliegende vis, eten die rauw op. Er
beginnen er zout water te drinken, er
wordt overwogen de jongens op te
gaan eten. Bontekoe, met een superio
riteit die indruk gemaakt moet heb
ben, wist zelfs toen zijn volk nog te
overreden maar hoe 'n strijd dat
was en hoe nietig hil zich voelde,
daarvan getuigt zijn eerlijke journaal.
Wat het betekende toen er eindelijk
land in zicht kwam, laat zich enigs
zins raden. Het bleek een onbewoond
eilandje dat alleen maar wat kokosno
ten opleverde, maar ze waren gered
ook al was Batavia .nog ver.
De uitgever heeft voor deze uitgave
enkele prettige moderniseringen aan
gebracht. Bontekoes persoonlijke,
Kleurrijke stijl bleef onveranderd,
maar de spelling is aangepast aan die
van nu. Moeilijke of verouderde woor
den en passages werden verklaard
door Clara Eggink. De oude prentjes
werden alle opgenomen. Het Is een
kostelijk boek dat we warm aanbeve
len.
Journaal van Willem Ysbrantsz.
Bontekoe. Tjeenk Willink, Haarlem.
Culturele
Cavalcade
HET LONDENSE toneelseizoen be
gint na Kerstmis weer op volle toeren
te draaien met een aantal belang
wekkende prémières, zoals Hunter's
A touch of the sun", Graham Gree
ne's „The potting shed." (waarvan de
prémière al in New York ging) en
het laatste stuk van Jean Girau-
doux, ,J?our Lucrece", met Jean
Louis Barault als regisseur en Vivian
Leigh in de hoofdrol.
TIJDENS HET DERDE wereldmu
ziekconcours in augustus 1958 te
Kerkrade zal de Stichting ,J)onemus"
uit Amsterdam een tentoonstelling
houden van muziekpartituren. De ex
positie zal een beeld geven van de he
dendaagse Nederlandse muzieklitera
tuur en circa 500 partituren omvat
ten, die alle door ,jbonemus" toerden
uitgegeven.
DR. FELIX RUTTEN, de in Rome
wonende Nederlandse journalist en
letterkundige, is woensdag ter gele
genheid van zijn 15ste verjaardag
ontvangen door het gemeentebestuur
van Rome, dat hem de gouden me
daille van verdienste heeft toege
kend voor zijn werk, waarin de
schoonheden van Rome worden be
schreven. Felix Rutten vestigde zich
25 jaar geleden in de Italiaanse
hoofdstad.
KAREL APPEL, de Nederlandse
schilder, is een van de vier moderne
Europese kunstenaars, die zullen
zorgen voor de decoratie in het te
Parijs in aanbouw zijnde Unesco-
centrum.
VILMOS HUSZAR, een Nederlan
der van Hongaarse origine, is een
schilder, wiens werken op het ogen
blik tentoongesteld worden samen
met doeken van Picasso, Van Don
gen, Mondriaan en Kandinsky, i?t de
grootste kunstzaal van Montreal.
TED DE WIT produceerde en re
gisseerde de kleurenfilm „Recht zo
die gaat" (een zeemansterm) over
de Nederlandse zeesleepvaart, die in
december gereed zal zijn. Gerard
Hengeveld componeerde er de mu
ziek voor. De film is bedoeld voor
scheepvaartkringen in binnen- en
buitenland, terioijl een verkorte ver
sie in de bioscopen als voorfilm zal
worden vertoond.
Hofopera van
Versailles werd
weer ingewijd
(Van een speciale
correspondent).
et een schitterende gala
voorstelling is dezer da
gen het gerestaureerde gebouw
van de Koninklijke Opera te Ver
sailles ingewijd. Dit „schoonste
theater ter wereld", zoals opge
togen theaterarchitecten het
hebben genoemd, ontwaakt hier
mee uit een meer dan honderd
jarige „Dooraroosje"-slaap, om
naar men hoopt stralender
dan ooit, maar ook wel wat
kunstmatig, voort te leven. Van
de zevenhonderd plaatsen was de
helft gereserveerd voor promi
nente gasten van de Républi-
que Frangaise, de rest zou voor
ongeveer zestig gulden per
plaats op de vrije markt ver
kocht worden, maar reeds twee
weken tevoren waren de kaarten
bij de beste zwartemarkt-adres-
sen zelfs voor het drievoudige
bedrag al niet meer te krijgen
Dit prachtige bouwwerk met zijn
rijke rococo-beeldhouwwerk, de ve
le intieme loges met gouw, blauw
fluweel en zijdebehang, de onna
volgbare beschilderingen en het
rijke stucwerk is het meesterstuk
van "de grote Franse rococo-archi
tect Gabriel. Lodewijk XV gaf
hem de opdracht voor dit theater,
dat moest dienen voor de ballet
voorstellingen van zijn maitresse
Markiezin de Pompadour. Het
bouwwerk, dat de voor die dagen
enorme som van 2,5 miljoen gou
den ponden opslokte, was eenter
pas 16 jaar na het leggen van de
eerste steen en lang na de dood
van de Markiezin klaar. In 1770
werd het, ter gelegenheid van het
huwelijk van de latere Lodewijk
XVI met Marie Antoinette van
Dostenrijk, voor net eerst gebruikt.
In die laatste jaren van de mo
narchie was dit theater het
centrum van schitterende voor
stellingen en luxueuze feesten.
Na de revoluetie van 1789 bleef
het leegstaan. De burgerkoning.
Louis Philippe, deed een poging
het gebouw een andere bestem
ming te geven en in 1871 kwam
de Nationale Vergadering er bij
een, die de Derde Republiek
stichtte. Daarna liet men net ge
bouw volkomen aan zichzelf over.
Het dak begon te lekken, vleer
muizen nestelden zich tussen de
stucversierselen en de motten
leverden grootse prestaties in
gordijnen en bekleding.
Het is aan dc Amerikaanse
miljonairsfamilie Rockefel
ler te danken, dat dit rijke
„Ovaal", zoals het wel wordt ge
noemd, behouden kon blijven. Se
dert 1920 hebben deze Koningen
van de olie steeds weer de mil
joenen dollars geschonken aan de
beheerders der nationale Franse
musea, o.a. voor het herstel van
Yersailles. In 1952 werd einde
lijk begonnen met een systema
tische restauratie van het thea
ter, welke in totaal ongeveer
tien miljoen gulden heeft gekost.
In april van dit jaar vond, ter
gelegenheid van het bezoek van
koningin Elisabeth van Enge
land, sedert 110 jaar voor net
eerst weer een besloten
voorstelling in „het Ovaal" plaats.
En nu stralen dan weer voor
het eerst in het openbaar de
enorme kristallen kronen. Op het
zware blauwzijden doek zijn vol
gens traditie de gouden lelies
der Bourbons geborduurd en het
is precies als tweehonderd
jaar geleden, opgegaan voor Mo-
lière's „Amphvtrion", dat hier,
onder Lodewijk XV voor het laatst
een schitterende opvoering be
leefde, Overigens is er wel het
een en ander veranderd: inplaats
van de duizenden kaarsen is er
thans een elektrische verlichting,
de toneelruimte is uitgerust met
de modernste apparatuur van heel
Frankrijk en op Molière zal een
ballet van Jean Cocteau volgen.
„De dame en de eenhoorn", dat
In 1954 inDuitsland zijn pre
mière beleefde.
Om een eind te maken aan het ge-1 ben zij van een 70 jaar oud theater
met cupidootjes, kandelaars en hoef-
leidelijk aan verdwijnen van kleine vormige balkons uit het Victoriaanse
Engelse theaters, vooral in de pro-1 tijdperk in Liverpool, een nieuw
amusementscentrum gemaakt; het
vincie, waarvan er volgens een over-1 „Nieuwe Shakespeare-theater".
zicht van de liga voor dramatische
kunst meer dan honderd zijn opgehe
ven, hebben twee Amerikanen de
handen ineen geslagen.
Sam Wanamaker heeft zijn orga
nisatorisch en artistiek kunnen ge
koppeld aan het geld van mejuffrouw
Anna Deere Wiman en samen heb-
et (ziiustei\ft£\rsqes{ftcl\t vulnessen
Jl RRIAAN ANDRIESSEN
lichte muziek
Neder'andse toonkunst
trouw gebleven
(Van een by zonder e medewerker)
In «de Andriessens bezit ons land een
dynastie van toonkunstenaars, die in
haar muzikale activiteiten een tydvak
beslaat, dat aanvangt in 1832 en waarvan
menseiykerwys gesproken het einde
nog niet te bepalen is.
In deze tyd bestaat er genoeg aanleiding
de naam Andriessen in het culturele nieuws
te brengen. Prof. Hendrik Andriessen heeft
wegens het bereiken van de pensioenge
rechtigde leeftQd (17 sept. j.l. werd hy 65
jaar) officieel als directeur van het Konin
klijk Conservatorium Den Haag, zjjn open
bare muziektaak beëindigd.
Zijn broer Willem Andriessen deed zulks al
vijf jaar geleden als directeur van het Am
sterdamse Conservatorium. De dienst van
de muze heeft hij daarna niet verlaten. In
oktober vierde hij zijn 70ste verjaardag en
herdacht hy tevens het feit, dat hij 50 jaar
geleden voor het eerst als concerterend pia
nist optrad. En tenslotte wonderlijke ge
beurtenis in het Nederlandse muziekleven
het muziekinstituut Andriessen te Hilver
sum vierde onlangs zyn 125-jarig bestaan
in hetzelfde huis, waar de eerste Andriessen
in 1832 zijn muzikale arbeid begon, n.l. in
„Het Huis" (Veerstraat 32), zoals het in
Hilversum algemeen bekend staat.
Voor het relaas van de Andriessen-historie,
zoals wfl haar vernamen uit gesprekken
met Willem Andriessen, Amsterdam en
Tom Andriessen, directeur van voornoemd
instituut in Hilversum, nemen wy U mee
naar het Hilversum van 1814. Het was nog
geen radiostad ;bezat geen spoorwegver
binding met Amsterdam het was een dorp
gelegen te midden van de Gooise bossen en
onafzienbare heidevelden met een bevolking
van nog geen 3500 zielen, voornamelijk
boeren en wevers.
Daar woonde de Erfgooier Nicolaas
Andriessen, imker en waskaarsenma
ker, gelukkig met zyn werk, gelukkig
in z\jn gezin dat in 1814 uitgebreid werd
met een zoon Cornelis genaamd. Naar eigen
wens koos de knaap het beroep van timmer
man; begon als krullenjongen en yverig als
hij was, had hy de eerste beginselen van het
vak spoedig onder de knie.
Toen kwam er plotseling een andere vreug
de in zyn leven de vreugde van de muziek.
Kees Andriessen jr. werd door de muziek
gegrepen. Hoe dit by deze imkerzoon uit
het Gooise dorp mogelijk was en vanwaar
z(j kwam, zal voor altijd wel een geheim
blijven. De muziek drong in het geïsoleerd
gelegen Hilversum nauwelijks door instru
menten bezat de arme bevolking niet, zodat
van muziekbeoefening door gewone burger
mensen geen sprake was. Kees wist zijn
verlangen in de daad om te zetten en ging
Stamvader begon als
timmerman....
les nemen. Niet by de eerste de beste, maar
bij Johannes van Bree, een zeer bekend Ne
derlands toonkunstenaar, eomponist een di
rigent.
Kees Andriessen maakte, dank zy zyn aan
leg en noeste studie, zulke snelle vorde
ringen, dat hij zich in 1832 geheel aan de
muziek kon wijden. Toen hierop reeds in
1834 zijn benoeming tot dirigent van t St.
Vituskerkkoor afkwam, gaf deze functie,
die hij overigens „pro Deo" waarnam, hem
de bekendheid, die hy als musicus onmoge
lijk missen kon. De jonge musicus was voor
zyn bestaan in de eerste plaats op het ge
ven van muzieklessen aangewezen.
Van zyn twaalf kinderen, die stuk voor
stuk muzikaal waren, wijdden zich drie
zonen geheel aan de muziek en zetten
aldus het werk van hun vader voort. Met
hem hebben Hendrik (1848-1915) en Kees
jr. (1865-1947) de grondslagen van het nu
zeer rijke Hilversumse muziekleven gelegd.
Beroemd geworden z\jn de Toonkunst-con
certen, waarin Kees jr. de leiding had de
kamermuziekavonden, waar wereldberoem
de artiesten o.a. Carl Flesch, Max Fiedler,
Julia Culp, Aaltje Noordwier, optraden,
waarby Kees zelf steeds de accompagna-
teur was.
Voor de pedagogische ai-beid zorgt het nu
reeds 125 jaren bestaande muziekinstituut
„Andriessen", waarvan Tom Andriessen
(zoon van Kees jr.) de stuwende kracht en
directeur is.
Een van de vijf dochters van Corn. Andries
sen sr. Marie Andriessen trad in het
huwelijk met Johann Sylvester Ponten, or
ganist te Zwolle. Uit deze zijtak van de An
driessens sproten vyf musici, t.w. de inmid
dels overleden organisten Jony, Cor en
Theo, resp. Groningen, Zwolle en Amster
dam Eduard te Zwolle en Clara muziekle
rares aan de Almelose muziekschool. Tot zo
ver de Hilversumse tak van de Andriessens.
De Haarlemse tak werd gesticht door de
oudste zoon Nico (1845-1913). Hij
kwam na enige omzwervingen en na
voltooiing van zyn opleiding in Aken, in
1871 in Haarlem, waar hy in de functie van
organist van de kathedraal was benoemd.
Hy werd de vader van drie beroemde zonen,
Willem geb. 1887 prof. Hendrik geb. 1892
en de beeldhouwer Mari geb. 1897; en is de
grootvader van het jongste lid in deze kun
stenaarsfamilie, de onder Amerikaanse in
vloeden staande moderne componist en pia
nist Jurriaan Andriessen, die onder pseudo
niem „Leslie Cool en zyn trio", dat regelma
tig voor de radio te beluisteren is, de mo
derne jazz en schlagers tot uitvoering
brengt.
Iljj heeft ook belangrijke symfonische wer
ken, waarin hy zich in eigentijdse muziek
uitspreekt (o.a. twee symfonieën) op zyn
naam staan. Hiermede zyn wy by de nog
levende en werkende generatie van de An
driessens met hun in het gehele Neder
landse muziekleven diep ingrypende en
sterk stimulerende activiteiten beland. Ge
heel Nederland kent deze Andriessens, die
meer dan een halve eeuw ais componist,
pedagoog of reproducerend kunstenaar in
de eerste gelederen van het Nederlandse
muziekleven een vooraanstaande plaats in
nemen. Nooit zijn zy, ondanks wellicht ver
lokkende buitenlandse aanbiediugen Neder
land ontrouw geworden.
Rond dit centrum is een kring op
gebouwd van 8000 leden die een jaar
lijkse contributie betalen van vijf
shilling (ongeveer een rijksdaalder).
Daarvoor kunnen zij toneelstukken
gaan zien „in besloten kring", waar
van geen publieke voorstellingen mo
gen gegeven worden.
Verder zal het theater gebruikt
worden voor allerlei publieke voor
stellingen; toneel, show, film, televi
sie, jazz en klassieke concerten, kin
derfilms en dergelijke.
Het begin is al veelbelovend ge
weest: een uitstekende opvoering van
Arthur Miller's^ „A view from the
bridge", waarin de organisator Wa
namaker zelf meespeelde. De opvoe
ring wordt beschouwd als veel beter
dan dië van de ..Watergate Theatre
Club" in Londen. De hoofdrol werd
gespeeld door Marc Lawrence, een
bekende karakterspeler uit verschil
lende gangsterfilms, die op uitsteken
de wijze de rol vertolkte van de ha
venarbeider die bezeten is van liefde
voor een jonge huisgenote.
Het initiatief van de twee onderne
mende Amerikanen is niet origineel.
Al verschillende gemeentebesturen
hebben getracht van de stijlvolle oude
theaters nieuwe gemeenschapshuizen
te maken. Het is echter nog nergens
op zo grote schaal gebeurd als in
Liverpool, waar de uitstekende start
veel belooft voor de toekomst.
WILLEM J. ANDRIESSEN
pedagoog en pianist