ONTWERP-DEL TA WET IN TWEEDE KAMER WELWILLENDE STEMMING jegens ministers en hun adviseurs Zeeuws kwartet bepleitte Zeelands belangen WEINIG OF GEEN NIEUWE GEZICHTSPUNTEN WOENSDAG 30 OKTOBER 1957 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT (Van onze Den Haag, Binnenhof Het langverwachte en voor Zeeland zo belangrijke Deltadebat in de Tweede Ka mer is gistermiddag begonnen. Maar «ie zou menen, dat hij daarbij in 's lands vergaderzaal een levendig toernooi kon aanschouwen van vlotte sprekers, die elkaar en de ministers met spitse en rake argumen ten bekogelden, was er volkomen naast. Want alle „voors" en „tegens" van het ontwerp-Deltawet zijn immers in de afgelopen jaren zo uitvoerig bestudeerd, beschreven, besproken en nog eens bekeken, dat het vrijwel uitgesloten was om ook maar ergens één nieuw gezichtspuntje naar voren te brengen. En zo gaf de Tweede Kamer dan gistermiddag het beeld te zien van een aantal keurige heren, die al dan niet verslaggever). met goede voordracht vele geschreven of getypte vellen voorlazen, waarin dan hun mening over het ontwerp was samengevat, maar waarin men tevens weinig nieuwe zaken kon aantreffen. Het sprekers lijstje op de tafel van de voorzitter bevatte niet min der dan zeventien namenéén dame en zestien heren Kamerleden, die allemaal vele zaken te berde hadden te brengen. Het lijstje kon gisteren nog niet worden afgewerkt, zodat de sprekersstroom vandaag nog zal voortkabbelen. Daarna kunnen de drie ministers de excellenties Algera, Mansholt en Hofstra zich beraden over alles wat hun gezegd en gevraagd is, zodat zij naar wordt verwacht donderdag de Kamer kunnen antwoorden. Vergaderzaal in schijnwerpers Het Deltadebat trok slechts weinig extra-bezoekers op de publieke en gereserveerde tribunes. Uiteraard zag men Zeeuwse gezichten, maar over het algemeen was de belangstelling niet héél groot. Wel waren er enkele opvallende aspecten in de Kamer-entourage: in de eerste plaats hing achter de regeringstafel een enorme kaart van het Deltagebied, voor de bezoekers van de vele Deltacongressen uit de laatste jaren geen onbekend stuk, omdat die kaart behoorde tot de vaste uitrusting van directeur-ge neraal Maris als hij „de boer optrok" om over het Deltaplan te spreken. Het tweede punt, dat de aandacht trok waren enorme schijnwerpers van Polygoonmensen, die in opdracht van het ministerie van verkeer en wa terstaat een documentaire zullen maken over het Deltaplan. En daarin mag uiteraard het Kamerdebat niet ontbreken. Iedere keer als er een nieuwe spreker naar het gestoelte wandelde, gloeiden de lampen aan en leek de plechtige vergaderzaal veranderd in een filmstudio. Camera's liepen, camer-leden spraken van de „hearings" aan de belangheb benden doen overleggen. Over de ko ninklijke besluiten, die de gedetail leerde afsluitingsplannen zullen rege len, verklaarde deze afgevaardigde, dat zij naar zijn mening eerst ter visie dienen te liggen. „Een wijziging van het kleinste uitbreidingsplan moet ook ter inzage worden gelegd. Het debat zelve leverde dus wei- mi» of geen nieuwe gezichtspun ten op. De algemene stemming was welwillend jegens de minis ters en hun adviseurs, maar toch waren op een paar punten de volksvertegenwoordigers niet te vreden en vroegen zij nadere maatregelen. Met name was dit het geval inzake het overleg: „Wij geven de minister een mandaat om de zeegaten af te sluiten, maar dat betekent toch niet, dat hij nu maar zonder ons te raadplegen afsluitdijken kan gaan leggen". Ziedaar in vele gevallen de kern van een betoog, waar nog bij kwam, dat door vrijwel alle spre kers werd aangedrongen op gron dig en openbaar overleg met de streek. Voorts bleek vrijwel nie mand voor de instelling van een Deltaraad te voelen. Offers nodig Thans enkele punten uit de discus sie. De V.V.D .-afgevaardigde Zege- ring Hadders stelde, dat het Delta plan betekent, dat er offers gebracht moeten worden. Dat betekent leed voor individu en gemeenschap, bij voorbeeld in Veere en Yerseke. „La ten de getroffenen toch de overtui ging krijgen, dat hun offers met voor niets zullen worden gebracht". Deze spreker duidde ook de socmal-cultu- rele gevolgen van het plan aan: „Maar wie lost de problemen, die hier ontstaan, op? Wie brengt ze tot een goed einde? Dat kan alleen de streek. Het rijk zal echter daartoe de finan ciële mogelijkheden moeten schep pen". Deze spreker roerde het over leg van streek met Rijkswaterstaat aan, waarvoor hij grote waardering had. „Maar toch hebben de belang hebbenden geen zekerheid, dat hun bezwaren en argumenten tot op het hoogste niveau doordringen, aldus deze spreker, daarbij kennelijk doe lend op de „hearings" van de Raad van de Waterstaat. Hij wilde derhal ve afschriften van de adviezen van deze raad en de processen-verbaal DE RUYTER (C.H.) overleg met België Waarom zou men dat dan niet doen met een dusdanig belangrijk pro ject?" Schaderegeling Over de schaderegeling zei deze afgevaardigde, dat hier niet alleen de visserij en aanverwante bedrijven moeten worden genoemd, maar dat 'n algemene clausule nodig is. Voorts vestigde de heer Zegering Hadders de aandacht op mogelijkheden van compensatie. „Als er bij Veere geen schutsluis kan komen, zorg dan in elk geval voor bijvoorbeeld een goe de watersporthaven. Zorg ook voor fondsen daartoe. Dat geldt ook voor de Breskense boulevard". Deze spreker ging er niet akkoord mee, dat de minister de bevoegdheid zou krijgen bepaalde stukken zeewe ring te onttrekken aan het beheer van de waterschappen. „Dat moet dan maar bij de wet gebeuren" vond hij, „dan kunnen wij er tenminste over meepraten". Voorts deelde hij complimenten uit aan Gedeputeerde Staten van Zeeland en minister Algera voor MR. J. A. BURGER. smyten met geld de vlotte polderconcentratie in 'het Zeeuwse gewest; verklaarde verder bezorgd te zijn over een te hoge bijdrage van de beheerders (40 procent) en citeerde in dit verband voorzitter P. J. J. Dekker van de Zeeuwse polderbond, die hier het woord „catastrofaal" had gebruikt. „Waarom wordt deze bijdrage niet op 9095 procent gebracht? Bij de afsluiting van de Brielse Maas hebben de be heerders niets moeten betalen". Spreker nummer twee was de C. H.-afgevaardigde De Ruiter, die be toogde dat zijn fractie akkoord ging met het principe van afsluiting. Ook hij sprak van sociale problemen, waarover hij overleg wenste met een vaste Kamercommissie; vroeg hoe het zoete water uit het Zeeuwse Meer naar Brabant zal worden ge bracht en wilde weten of er met Bel gië overleg is geweest over de Wes- terschelde, o.a. met betrekking tot het „afsnijden" van de Kop van Os- senisse en de inpoldering van Saaf- tinge. Deze afgevaardigde was al evenmin gelukkig met artikel 8. Gooi het artikel er uit en laten we er nog eens over spreken als de wet scha deloosstelling aan de orde komt", zei de heer De Ruiter. Algemene aspecten De fractie-voorzitter van de P.v.d. A., mr. J. A. Burger, behandelde een aantal algemene aspecten, waarbij hij met name over twee zaken vrij vinnige dingen zei, namelijk over de Biesbosch en het overleg met België. Wat de Biesbosch aangaat vond hij, dat er nogal flink met geld gesme ten werd. Er wordt maar een beetje gedokterd aan wat ir. Van der Veen heeft genoemd „de oude wond" van waterstaatkundig Nederland, maar ondertussen wordt voor dit gebied een groot aantal overbodige maatre gelen genomen. Wat betreft het overleg met Bel gië schaarde de heer Burger zich ge heel aan de zijde van de zuiderburen. ZEGERING HADDERS (V.V.D.) offers brengen „De wijze, waarop de minister de Belgische belangen wegwuift, is niet bepaald gelukkig" vond hij. De mi nister zegt, dat normalisatie van de Westerschelde niet urgent is en voorts dat de sluis in de Volkerak- dam in de Schelde-Rijnverbinding geen nieuwe hinderpaal zal vormen, maar dat was de heer Burger hele maal niet met de bewindsman eens. Hij had bepaald niet veel vertrouwen in de Nederlandse houding: destijds is Antwerpen afgesloten omdat het Amsterdamse belang het eiste; in 1927 werd de Schelde-Rijn-verbin- ding in de Eerste Kamer afgestemd omdat er vermeende Rotterdamse be langen in het spel waren De heer Burger was het voorts niet eens met de opvatting van minister (Vervolg op pag. 10) DE VIER ZEEUWSE KAMERLEDEN de heren Van der Peijl, Wes- terhout, Van Dongen en Kodde hebben gisteren ervoor gezorgd, dat de Zeeuwse desiderata niet tussen de banken van de vergaderzaal terecht zijn gekomen. Alle vier hebben zij uitvoerig aandacht geschonken aan allerlei aspecten rond Zeeland en het Deltaplan. Aanvankelijk zag het er naar uit, dat de heer Kodde niet zou spreken, want tijdens de middag zitting was hij niet aanwezig. „Ziek werd er in de wandelgangen gefluisterd, maar gelukkig bleek de ziekte niet ernstig te zijn en 's avonds stond zijn lange figuur weer in de witte zaal. De cameramensen besteed den aan hem speciale aandacht, want hij werd niet alleen gefilmd bij het uitspreken van zijn rede, maar zelfs het bestijgen van de katheder werd vastgelegd op het celluloid. De heer Kodde blikte of bloosde er niet van De heer Van der Peijl had het in zeker opzicht het gemakkelijkste van het Zeeuwse kwartet. Hij was name lijk de eerste spreker en kon de spits afbijten. Het gevolg was uiteraard, dat het overblijvende trio noodge dwongen wel eens in herhalingen moest vervallen Uitvoerig behandelde het Zeeuwse C.H.-kamerlld de problemen van oester- en mosselteelt en vanzelf sprekend kwamen daarby schutsluis, inlaatwerk en oesterproef in het Veerse gat ter sprake. „Geef nu eens een positief ant woord" riep de heer Van der Peijl excellentie Agera toe. „komt die proef er, of komt die proef er niet?" Voorts wees hij er op, dat het nodig zal zijn om de conse quenties van de verplaatsing van de oestercultuur naar Grevelingen en Brouwershavense Gat te aan vaarden als de proef zal slagen. Maar gesteld dat de proef niet lukt, wat dan Zal dan een ge- AFSLUITINGEN IN HET KADER VAN HET DELTAPLAN perforeerde dam door de Ooster- schelde de oplossing zijn Deze preker vroeg zich voorts af of een hevelinstallatie ten dienste van de oesterproef wel voldoende ca paciteit heeft en hij wees er op, dat de sluis volgens regionale deskun digen zeven miljoen meer zal kos ten dan een inlaatwerk. „En als ik nu zie", zei de heer Van der Peijl zeer ad rem, „dat aan de Kamer is ver zocht 7.5 miljoen meer ter beschik king te stellen dan aanvankelijk was begroot voor he paviljoen op de Brus selse wereldtentoonstelling, dan vraag ik me toch wel af, of die zaak van de zogenaamde dure schutsluis niet nog eens grondig moet worden bestudeerd!" De heer Van der Peijl bracht voorts de middenstandsbelangen van Veere en Bruinisse ter sprake en vroeg als nog de drempeldiepte van de Zand- kreeksluis bij Katseveer gelijk aan die van de huidige sluis te Veere te ma ken. Ten aanzien van de verbindingen hield hij een pleidooi voor de dam Zie- rikzee-Colynsplaat en verzocht de mi nister te willen toezeggen, dat de kwestie van de vaste oeververbinding door de Westerschelde op korte ter- myn een onderwerp van studie zal uit maken. Ook somde hy de grote voor delen van het Sloeplan op. („De direc teur van de Koninklyke Maatschappij „De Schelde" noemde het een reëel plan, waarbij de vierkante meterprys van de grond voor elke industrie aan vaardbaar is!"). Tenslotte behandel de de heer Van der Peyl de financiële aspecten voor de waterschappen, daarby kritiek uitoefenend op het door vrywel alle leden sterk aangeval len percentage van zestig als bijdrage van het rijk aan de waterschappen in de verhoging van de zeeweringen. De Middelburgse planoloog drs. Th. Westerhout (p.v.d.a.) hield een zeer u'.tvoerlge rede, waarin hy diverse delta-aspecten in den brede behande'de. Hy verklaarde, dat er nog steeds ongerustheid bestaat over het overleg met de streek. Vandaai- dat hy zeer verheugd was, dat de clausule „gedeputeerde staten gehoord" gewyzigd was ln „na overleg met gedeputeerde sta ten". De heer Westerhout had geen be hoefte aan een Deltaraad, zo zei hy, maar wel betoogde hy, dat het drin gend nodig is, dat allerlei deskundige figuren op het gebied van de sociaal- en economische problematiek zullen worden benoemd in de Raad van de Waterstaat. Mogen de leden van deze Raad overleg plegen in eigen kring Kennelyk bedoelde de heer Wester hout hier opheffing van de geheim houdingsplicht voor deze leden. Met nadruk ook pleitte deze spreker voor de dam Colijnsplaat- Zierikzee, daarby een artikel cite rend van drs. M. C. Verburg in Economisch-Statistische berichten. De rentabiliteit van deze dam be hoeft niet alleen op verkeerscijfers te worden berekend, maar dit kan ook worden nagegaan in hoeverre de dam een functie zal innemen by de ysbestryding op het Zeeuwse Meer. Met nadruk vroeg ook de heer Wes terhout om een toezegging dat de stu die voor een vaste oeververbinding met Zeeuwsch-Vlaanderen op korte termijn ter hand zal worden genomen. En hij voegde eraan toe: „Maar dat mag niet betekenen, dat de verbete ringswerkzaamheden aan de Wester schelde worden stopgezet." Voorts vroeg hy een nader onderzoek naar de gewenste hoogte van het peil in het Zeeuwse Meer. waarbij belangen van landaanwinning en zoetwaterhuishou ding tegen elkaar moeten worden af gewogen. Na het Sloeplan en de mo gelijkheden van de kanaalzone te heb ben aangeroerd behandelde ook deze spreker de toekomst van oester- en mosselteelt. Tenslotte vroeg hij vroeg- tydige maatregelen om de gedupeer den schadeloos te stellen en bepleitte hij vorming van een fonds om de ge volgen van de structuurveranderingen op te vangen. Aardenburgs burgemeester Van Dongen, de derde Zeeuwse spreker, was evenmin gesticht over het be roemde percentage van 60 procent. „Dat is devaluatie van de grond en het begin bh de waterschappen van volledige financiële afhankelyk- heid van het ryk" zei hy gramsto rig. Een bijdrage van 60 procent achtte hy te laag. Er moet een ge lijke beoordeling komen van bijdra gen door de waterschappen en aan de waterschappen. Uiteraard behandelde deze Zeeuws- Vlaamse spreker de inpoldering van het land van Saaftinge. „Deze inpol dering behoeft niet met voorrang te worden behandeld, zegt de minister, maar dan moet hij niet uit het oog verliezen, dat het niet alleen om wa terbouwkundige problemen gaat, Deltabalans van 8V2 uur Binnenhof Gisteravond tien voor elf schors te tweede voorzitter Van Sleen 't Deltadebat tot vanmiddag. Na bij na negen uur debat kan worden vastgesteld, dat de overgrote meerderheid van de sprekers, die tot dusver aan het woord waren, een eenstemmig oordeel hadden over de volgende punten: 1 Geen nieuw adviescollege voor Deltazaken in de vorm van een Deltaraad, doch uitbreiding of reor ganisatie van de bestaande Raad van Waterstaat. Alleen het K.V.P.-lid Van den Heuvel pleitte evenwel voor een uitgebreid samengestelde Deltaraad. Hy was echter tot dusver de enige. O De schadeclausule (artikel 8) van het ontwel-Deltawet is te beperkt en mag niet alleen betrek king hebben op visserij en aanver wante bedrijven. De Kamerleden vra- Sen uitbreiding of zo als De Ruy- ir zelfs schrappen van het be wuste artikel. 3 Bij het vaststellen van de de- finitieve afsluitingsplannen, wel ke vaststelling voorzien is by ko ninklijke besluiten, dient contact te bestaan met het parlement. De op merkingen varieerden van: „Wij wen sen een jaarlyks deltaverslag, waar over discussie mogelijk is" (Mr. Bur ger) tot „Akkoord met bespreking van deze plannen bij de jaarlykse be groting van de minister van verkeer en waterstaat, als dan ook maar vast komt te staan, dat de bewuste koninklyke besluiten eerst dan wor den vastgesteld" (K.V.P.-lid Van den Heuvel). 4 De bijdragen van de water- schappen tot 40 procent in de verhoging van de zeedyken welk percentage is medegedeeld in de memorie van antwoord is veel te hoog. De V.V.D.-afgevaardigde Zege- ringHadders wilde zelfs een rijks- bydrage van 90 tot 95 procent. De bydragen van de polders aan de af sluit ingswerken en die van het rijk aan de polders voor de verhoging van de dyken dienen gelykelyk bekeken te worden. Opvallende meningsverschillen be stonden alleen tussen de P. v. d. A.- mejuffronw Sehilthuis en het K.V.P.- lid Van den Heuvel over artikel 4 van het wetsontwerp. De laatste verklaarde conform de opvatting van het provinciaal be stuur van Zeeland „Artikel 4 is in strijd met de grondwet"; mejuffrouw Sehilthuis daarentegen zei: „Nee, niet in strijd met de grondwet. Mocht het nodig zijn, dan moet als er eens een grondwetswijziging aan de orde komt, de grondwet worden aange past" (artikel 206), KODDE (S.GJP.) v. d. PEIJL (C.H.) maar ook om landbouwbelangen. De grond gaat hier achteruit. Wanneer zal deze dringende zaak worden be handeld in de technische Scheldecom- missie?" „Hoe is het met de oesterproef?" wilde de heer Van Dongen weten. Minister Mansholt deed hierover positieve mededelingen tijdens de vissersfeesten in Yerseke. Hoe zit het nu precies? Waarom wordt de delingsdijk door Schouwen lager? Was de oorspronkelijke dijk dan toch te zwaar en te hoog? Tenslotte oefende deze spreker kritiek op de verbinding Zeeuwsch- Vlaanderenoverig Nederland via België en vroeg overleg met het provinciaal bestuur van Zeeland by het bestuderen van de moge lijkheden voor de zo noodzakelijke vaste oeververbinding over de Westerschelde. Ook Zeeuwsch- Vlaanderen hoort bij het Delta plan De heer D. Kodde, de S.G.P.-burg- gemeester van Zoutelande behandel de de deltaproblemen op zyn eigen manier. Het opvallende in zyn betoog was de twijfel aan het nut van af sluiting van de Oosterschelde. Hy was de enige spreker van de hele reeks, die wél voor een geperforeerde Oosterschelde-dam voelde en daarvan allerlei voordelen opsomde, zowel voor oester- en mossclteelt als voor de fruitteelt (nachtvorst). Hy drong aan op nader beraad ten einde na te gaan of de Oosterschelde moet worden opengehouden. Ook hjj behandelde procedure- en financie ringskwesties en vroeg eveneens om bestudering van een vaste oeverver binding over de Westerschelde. Tenslotte wees hy er op dat indien de duinen van Walcheren vervangen zouden worden door dijken, dit onher stelbare schade aan hèt eiland zou toebrengen. Na hét betoog van de heer Kodde werd de zitting tot vanmiddag ge schorst.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1957 | | pagina 9