DE TOEKOMST VAN NET
Rotterdams 'mvloeds^
jal ycl\ uitbreiden
eer
Parlementair industrie-hejoeb aan 2eeland
,D/e gaan een kraak(installatie) zetten in het Sloe....
Door; Dr; H. C. KUILER
De toekomst van het Scheldegebied, be
zien uit verkeersoogpunt, kunnen wij
niet beoordelen zonder enig idee te heb
ben van de toekomstige verkeersontwik-
keling in het algemeen.
In de 2e helft van de 19e eeuw is er,
men kan wel zeggen, een verkeersrevolu-
tie over Europa gegaan, welke tot een
enorme toeneming van het vervoer in al
zijn geledingen lokaal, interlokaal, in
ternationaal en intercontinentaal heeft
geleid. En nog steeds is aan deze groei
van het vervoer geen einde gekomen, ja
het ligt zelfs in de lijn der verwachtingen,
dat deze groei in de naaste toekomst nog
in versterkte mate voortgang zal vinden.
Hiervoor zijn verschillende redenen aan te
voeren. In de eerste plaats moet dan ge
dacht worden aan de Europese Gemeen
schappelijke Markt. Hoe men verder ook
over de uitwerking van deze E.E.G. mag
denken, 'n gevolg er van zal zonder enige
twijfel zijn, dat het ruilverkeer tussen de
betrokken landen mede als gevolg van
Spreiding van industrie
hier mogelijk!
een rationele standplaatskeuze door het
bedrijfsleven geïntensiveerd zal wor
den.
Een toenemend vervoer is hiervan het
directe gevolg. Een andere reden gele
gen op economische gebied welke in
de komende decenniën tot toenemend ver
voer zal leiden, is het feit, dat wij ons in
de opgaande lijn van de seculaire trend
bevinden. Dit betekent, dat gedurende ge
ruime tijd het prijsniveau een opgaande
tendens vertoont.^
De economische activiteit neemt daar
door toe en daarmede de omvang van het
vervoer. Dan zijn er nog de zuiver tech
nische oorzaken.
De technische ontwikkeling op verkeers
gebied gaat met rasse schreden vooruit;
soms draagt deze zelfs een bijna revolu
tionair karakter (moderne snelle treinen,
duwvaart, grote motorbinnenschepen met
bijzondere vaareigenschappen, mam-
mouth tankers in de zeevaart enz.) Ver
der moet in dit verband ook gedacht wor
den aan de automatisering van het pro-
duktieproces en het gebruik van atoom
energie voor aandrijving en voortbewe
ging. Dit zal indirect of direct de vervoers
stromen in omvang en intensiteit doen toe
nemen.
r_ oenemend vervoer is dus te verwach-
1 ten. De middelen hiervoor (verkeers
wegen en verkeersmiddelen) zullen aan
wezig moeten zijn om dit groeiende ver
voer op te kunnen vangen. Hier doen zich
echter vele problemen voor. Vele vervoer
middelen zijn thans reeds aan de grens
o
van hun capaciteit toe. Men denke slechts
aan de grote zeehavens. Plannen tot uit
breiding worden daartoe allerwege ge
maakt. In dit verband wil ik bij wijze van
voorbeeld slechts wijzen op de uitbrei
dingsplannen in het Botlekgebied en bij
de Hoek van Holland^ welke in het Rotter
damse havengebied snel tot realisatie ko
men. Hiermede gepaard gaat evenwel ook
een vraagstuk van ruimtelijke economie.
Teneinde de randstad Holland niet onbe
woonbaar te maken, zal een zekere decen
tralisatie van economische activiteit wen
selijk zijn. Deze decentralisatie is even
wel aan grenzen gebonden. Grenzen wel
ke zowel gevormd worden door de be
drijfseconomische als de maatschappe
lijke kosten en de vesfigingsplaatsmoge-
lijkheden. Met andere woorden: bij decen
tralisatie van het economische leven zal
men er naar moeten streven bij behoud van
gunstige vesfigingsplaatsmogelijkheden de
beide genoemde kosten-elementen zo laag
mogelijk te houden.
jp^eze opgave is niet zo eenvoudig. De
gunstige omstandigheid doet zich
evenwel voor, dat door andere dan econo
mische redenen het zgn. Delta-plan toe
komstmogelijkheden op economisch ge
bied zal gaan bieden waarvan de gevol
gen nog moeilijk te overzien zijn. Op ver
keersgebied zullen de afstanden naar de
3 reeds aanwezige industriecentra rond
de Schelde aanmerkelijk worden bekort.
Zo zal de afstand RotterdamVlissingen
bv. van 145 tot 90 km worden terugge
bracht. De tijd- en kostenbesparing, welke
hieruit voortvloeit zal het Scheldegebied
voor industrievestiging zeker aantrekkelij
ker maken. Te meer daar hier industrieves
tiging aan diep vaarwater mogelijk is in
of nabij een zeehaven.
Inzonderheid ware hier aan basis- en
stuwende industrieën te denken. De mo
gelijkheden gaan evenwel nog verder.
We wezen reeds op de moeilijkheden
welke de bestaande havens bij nog
meer toenemend vervoer kunnen gaan
ondervinden en de uitbreidingsmoge
lijkheden, welke men thans onder ogen
ziet.
Het is zonder meer duidelijk, dat door de
DR. II. C. KUILERlector aan de
Economische Hogeschool te Rotter
dam, schreef op ons verzoek neven
staande beschouwing over de „Toe
komst van hei Scheldegebied".
Dr. Kuiler werd in 1911/ geboren
en studeerde economie te Rotter
dam. Van 1938 tot 19J,0 was hij ad
junct-secretaris van de Streekplan
commissie Westland. In '!,0 werd hij
benoemd bij het Centraal Bureau
voor de Statistiekwaar hij thans
hoofd is van de afdeling Verkeers-
statistieken. In 19J/7 promoveerde
hij op een proefschrift „Verkeer en
vervoer". Het jaar daarop werd hij
toegelaten als privaatdocent voor
het verkeerswezen aan de Economi
sche Hogeschool te Rotterdam en in
1955 werd hij benoemd tot lector in
hetzelfde vak.
uitvoering der Delta-werken het Rotter
damse havengebied haar invloedsfeer ih
zuidelijke richting aanmerkelijk zal gaan
uitbreiden. In dit verband ware bijv. te
overwegen of het niet wenselijk zou zijn
een haven voor zeer grote tankers in het
Scheldegebied te hebben ten oosten van
Vlissingen). Ook hierdoor zou een sprei
ding van de industriële activiteit worden
bevorderd. Deze moderne zeer grote tan
kers moeten om rendabel te kunnen varen
zoveel mogelijk zeedagen hebben en zo
weinig mogelijk havendagen. Vlissingen is
in dit opzicht zeer gunstig gelegen. Door
zo'n nieuwe grote haven zou ook de be
staande scheepsbouw in Vlissingen de no
dige expansiemogelijkheden worden ge
geven.
Aldus zou een RotterdamsZeeuws ha
vengebied ontstaan, dat in staat is tot
in de verre toekomst de wassende ver
voersstroom het hoofd te bieden. Doch
de mogelijkheden zijn hiermede niet uit
geput. Aan de overzijde van de Schelde
ligt het Nederlandse Zeeuwsch-Vlaan-
deren, dat echter door een verkeersbar-
rière van het óverige Nederland is ge
scheiden. En dan volgt het Belgische
achterland van de beide Vlaanderen,
dat evenzeer belang heeft bij goede
verbindingen met de Schelde en de
daaraan liggende havens.
Het zou daarom onjuist zijn de verkeers-
ontwikkeling van het Scheldegebied te
eenzijdig rondom Vlissingen te concen
treren. Op de andere zijde l.iggen voor
haven- en industrievestiging evenzeer
vele mogelijkheden. Maar men bedenke
wel, dat dan ook de verkeersverbete-
ring, welke het Delta-plan.in noordelij
ke richting zal brengen, ook tot in
Zeeuwsch-Vlaanderen voelbaar moet
worden. In dit verband is bv. te denken
aan de suggestie van een hoge hang
brug. De technische vorming van de op
lossing is echter minder van belang.
Dé bottle-necksin Zeelands ver
keersverbindingen: de Zeeuwse veer
diensten. Pas een vaste verbinding
over dé Westerscheldë kan hief op
lossing brengen!
Samenvattend kan dus gezegd worden,
dat de uitvoering van het Delfö-plan
een aantal verkeersvoorzieningen met
zich zdl brengén, welke voör de ontslui
ting van het Scheldegebied Van de öllët-
grootste betékenis kunnen zijn.
Om van deze nieuwe mogelijkhedèn
volledig profijt te kunnen hebben zal er
nabij Vlissingen echter een niéuwe grotè
Dit jaar werd de Zeeuwse spoorlyn
geëlektrificeerd. Een belangrijke ver
betering van de verbindingen* De
sneltrein van Vlissingen naar Rotter
dam legt de afstand tussen beide
plaatsen in l'/z uur af;
haven moeten komen, terwijl de oeverver
binding met Zeeuwsch-Vlaanderen aan
merkelijk zal moeten worden verbeterd.
Is eenmaal aan deze voorwaarden vol
daan dan kan het Scheldegebied in het
kader van de decentralisatie van de nij
verheid een uiterst belangrijke rol gaan
spelen, een decentralisatie, welke zich dan
toch kan voltrekken onder de schaduw van
het Rotterdamse havengebied.
Voor het E.T.I. in Zeeland ligt hier een
belangrijke taak ten aanzien van de eco-
nomisch-geografische analyse en voor de
P.P.D. voor wat betreft de ruimtelijke
vormgeving. Wij mogen beide diensten
evenwel ernstig in overweging geven
hierbij de vraagstukken van ruimtelijke
economie niet over het hoofd te zien.