Teleurstellende bewerking van het Hooglied en Prediker Salzburger Festspiele 1957 Het toneelseizoen begint weer Primitieve kunst in een museum te New 7 ork ZATERDAG 24 AUGUSTUS 1957 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT „STERK ALS DE DOOD Vooris kleine, maar geslaagde bloemlezing uii vaganienpoëzie Het „Hooglied" zowel als „Prediker" behoren tot de Bijbelboeken die wij het vaakst om hun letterkundige schoonheid in hun ge heel lezen. Het Hooglied bevat prachtige liefdesverzen, Prediker is magnifiek van stemming, vooral aanhef en slot zijn van aangrijpende poëtische schoonheid. Toen we vernamen dat Meulenhoff in zijn serie „Poëzie der Volkeren" een editie van Hooglied en Prediker ging bren gen, verzorgd door de dominees K. H. Kroon en Jan Wit, waren onze verwachtingen dan ook hoog gespannen. Deze namen leken ons een borg te zijn voor een magistrale vertolking. Het is echter op een teleurstelling uitgelopen, erger, op een produkt dat tve afwijzen, een misbaksel dat huishoort in dezelfde rubriek als de bekorte en na vertelde editie van Tolstoï, waarover enige tijd geleden een en ander te doen was. Dit zijn harde woorden, maar wat Kroon en Wit gedaan hebben dient des te scherper afgekeurd omdat deze dominé-publicis- ten een zekere bekendheid genieten. In plaats nu van te trachten ons de best denkbare vertalingen van de betreffende bijbelboeken te ge ven, zijn zij aan het weglaten, ver anderen, en, nog erger, aan het toevoegen geslagen op een wijze die men enkel verwerpen kan. Zelf vergoelijken ze dit op deze manier: „Noch een volledige, noch een zo letterlijk mogelijke vertaling lag in onze bedoeling. Wij wilden geen Bijbelvertalers zijn, maar trachtten enige onvergankelijke fragmenten van oud-Israëlitische poëzie aan hedendaagse lezers nabij te bren gen. Daarom meenden wij ons een aantal vrijheden te mogen veroor loven: sommige regels of passages lieten wij weg en soms verwijder den wij ons op enige afstand van de letterlijke bewoordingen en volgorde der Hebreeuwse volzin- Letterkundige kroniek door HANS WARREN nen. Desondanks zijn wij van me ning, dat onze weergave hier en daar zelfs getrouwer mag heten dan een wat schoolsere, zoals men die bijvoorbeeld in de nieuwe Bij belvertaling kan vinden". Met andere woorden: Hooglied en Prediker, de „hebreeuwse vol zinnen", de typische vergelij kingen, genitieven e.d. moeten gede natureerd worden, pasklaar gesneden voor het plastic tijdperk. Men vraagt zich af wat het nut is van zo'n be werking. Iedere Nederlander die Hooglied of Prediker lezen wil kan allereerst terecht bij de mogelijk hier en daar niet zo duidelijke en soms zelfs minder juiste, maar in elk geval heel mooie Statenvertaling, en voorts zijn er nog enkele goede ver talingen. Die zijn stuk voor stuk te verkiezen boven deze onnodige be werking van Kroon en Wit. We zullen aan de hand van een paar voorbeelden ons standpunt toe lichten. Hooglied 2 vs. 2 en 3 vertaalden zij: Een lelie onder de distels, dat is mijn meisje onder haar leeftijdgenoten. Een appelboom onder de bomen van 't woud, dat is mijn geliefde onder de mannen. Niets doe ik liever dan in zijn schaduw de zoetheid van zijn vruchten genieten. Een naar de betekenis zo getrouw mogelijke vertaling zou luiden: Als een lelie temidden van dorens is mijn liefste tussen de jonge meisjes. Als een appelboom tussen de bomen in 't woud is .mijn geliefde onder de jongelingen. In zijn schaduw verlang ik te rusten, zijn vrucht is zoet aan mijn gehemelte. Voor de niet poëzie-gevoelige zal hier ongeveer hetzelfde staan. Doch voor wie goed leest en proeft is hier een wereld van ver schil. Wie op deze manier oud-Israë litische poëzie aan de moderne lezers „nabij wil brengen" is op zijn zachtst gezegd op een gevaarlijk pad. Erger maken Kroon en Wit het nog met hun volkomen overbodige toe voegingen en hinderlijke weglatingen. Dit kwam terecht van het bekende refrein: (Hooglied "2 vs. 7): Jeruzalems dochters, ik bezweer U bij de gazellen en dartele hinden: Prikkelt de liefde niet, wekt haar niet op voor het tijd is. Zij moet uit zichzelf ontwaken. Men vraagt zich af waar „zij moet uit zichzelf ontwaken", pedant en volkomen overbodig toevoegsel, van daan komt, daar er ongeveer staat: Ik bezweer U, dochters van Jeruzalem, bij de gazelle of de hinden des velds, maakt de liefde niet wakker, wekt haar niet op, voor het haar tijd is. Later (Hooglied 8 vs. 4) als in de oorspronkelijke tekst zelfs de regel „bij de gazellen" ontbreekt, gaan de bewerkers nog verder aan het uitbrei den en verslappen. Evenmin kunnen we hun lezing van de duistere pas sage Hooglied 8 vs. 10 (Ik ben een muur) bewonderen, noch de wijze waarop zij het slot van Prediker ge heel het allegorische karakter ontno men hebben. Zo zou men door kunnen gaan, doch dit volstaat. Welwillend kan men zeggen: Hooglied en Prediker zijn zo mooi, dat er altijd nog veel te genieten overblijft, zelfs in een minder geslaagde bewerking. Een heel ander geval is het met de „Carmïna Burana een kleine bloem lezing uit de vagantenpoëzie, ver taald en bezorgd door mr. W. van Elden. De vagantenpoëzie is meren deels in middeleeuws Latijn, ook wel in Oudduits of Proventjaals geschre ven, terwijl soms deze talen dooreen werden gemengd. Mr. van Elden heeft zich de zware taak opgelegd deze verzen in liedvorm (vloeiend metrum, volrijm) te vertalen en de wijze waarop hij dat heeft gedaan is erg knap en lovenswaard. Dat men zich in zo'n geval kleine vrijheden veroorlooft is onvermijdelijk. Boven dien staan de oorspronkelijke teksten steeds op de linkerpagina afgedrukt, de vertalingen rechts. De hoogst inte ressante vagantenpoëzie is in ons land vrijwel onbekend, en daarom is dit in alle opzichten keurig verzorgde boekje bijzonder welkom. J. M. Meulenhoff, Amsterdam. Carmina Burana, vert. mr. W. van Elden. L. J. C. Boucher, 's-Gravenhage. (Van een speciale medewerker) De hoofdstad van de Verenigde Staten heeft een primeur, waar aan weer eens de naam van Rockefeller verbonden is. Sedert kort is in New York een klein mu seum geopend, dat als eerste ter we reld voor de volle honderd procent gewijd is aan het exposeren van pri mitieve kunst. Het geëxposeerde, dat door deskundigen beschouwd wordt als van de hoogste kwaliteit, is onder gebracht in 'n villa van drie verdie pingen. Hoewel 't museum dus klein is, zal het in de toekomst talrijke be zoekers uit alle delen van de wereld trekken. Want de verzameling pri mitieve kunst, die er is overge bracht, bestaat voor het grootste deel uit zeldzame, nog nooit geëxpo seerde stukken. Bij de opening verklaarde de stich ter en president van het museum, Nelson A. Rockefeller, (wiens privé- verzameling de kern van het mu seum vormt): „de opening van het museum te New York heeft ten doel primitieve kunst van de grootste schoonheid en de grootste kwaliteit bijeen te brengen. In tal van musea over de gehele wereld is primitieve cwrcnfifm over 2eeh\vul De cineast Jo de Haas („Triofilm", Amsterdam) is vrijwel gereed met een 16 mm klev "lm over Zeeland in het algemeen en over Walcheren in het bijzonder. D,e cine ast streefde er naar zoveel mogelijk voor Zeeland karakteristieke beelden vast te leggen en de film begint dan ook met opnamen in enkele pittores ke Zeeuwse gemeenten, zoals Zierik- zee, Veere en Westkapelle. Voorts filmde hij het werk op het land: het ploegen en het oogsten, waarbij ook aandacht werd geschonken aan de klederdrachten. Zeelands voortdurende strijd tegen de zee bracht De Haas tot uitdruk king in een panoramisch beeld van laag achter de dijken liegende huizen, waarna hij een omkomende storm filmde met tegen de zeewering beu kende golven. Ook geeft de film een indruk van de verwoestingen na de februariramp in 1953 en van 't daar na gevolgde herstel. Voorts zijn er oonamen van een bezoek, dat Konin gin Juliana bracht aan Miniatuur Walcheren in Middelburg en de film besluit met de indrukwekkende ma nifestatie van Zeeuwse klederdrach ten, zoals die gehouden werd bii de afsluiting van Walcherens hei'steiv kunst ondergebracht. Wij verzame len niet omdat we primitieve kunst beschouwen als het hoogst bereik bare. Wij exposeren alleen om de primitieve kunst in z'n talrijke ver schijningsvormen toegankelijk te maken voor iedereen Nelson A. Rockefeller begon zich in 1930 voor primitieve kunst te in teresseren, toen hij een reis naar de Stille Zuidzee ondernam. Sedertdien heeft hij ongeveer 500 kunstwerken verzameld. Door zijn verzameling uit te breiden met andere exemplaren, die hem in bruikleen werden gege ven, kon hij voldoende materiaal bij een krijgen om opening van een mu seum te billijken. Het is de bedoeling van Rockefel ler van het museum een centrum van onderzoek naar de primitieve kunst te maken. Het geëxposeerde komt uit Ame rika, Afrika en Oceanië; er is ook reeds een begin gemaakt met het verzamelen van pronkstukken uit de eerste Europese en Aziatische be schaving. Economie en kunst (Van een bijzondere medewerker) Salzburg, augustus. Kond 600 journalisten en 73 foto grafen en tekenaars zijn deze maand naar Salzburg gekomen om aan miljoenen lezers verslag te kunnen uitbrengen over de Fest spiele in dit grote „theater der vol ken", waar de voor ieder begrijpe lijke muziek van Rtozart weer klinkt, een muziek die tegenstellin- gen opheft en mensen in harmonie verenigt. Geen stad ter wereld is vermoe delijk zo geschikt voor kunstmani festaties als juist Salzburg, gelegen aan weerszijden van de snelstromen- de Salzach. Zevenentwintig kerken en kathedralen en talloze goedgecon- serveerde barok-gebouwen met hand- gesmede uithangborden en gilde- wapens telt deze stad. Het is een oude vesting met stadspoorten en vooral met kunstzinnige inwoners, wier voorouders Mozart met zijn vriendjes in de Getreidegasse hebben zien spelen en getuige waren van de opvoeringen der studenten op het domplein. En vandaag nog lopen de ach terkleinkinderen van Mozarts tijdgenoten door de nauwe stra ten van de oude stad en langs de brede boulevards van het moderne Salzburg als medespe lers in één grandioze opvoering, die duurt van nieuwjaar tot oudejaarsavond. Tijdens de Festspiele zijn de theaters en concertzalen van dag tot dag uitverkocht. Dat is niet verba zingwekkend, als men weet, dat de leiding van de Festspiele erop uit is, slechts de grootste kunstenaars te engageren, teneinde iedere opvoering toneel, concert of opera in vol maakte vorm te kunnen presenteren. Ook de schijnbaar kleinste rollen worden door kunstenaars van for maat vertolkt en een optreden te Salzburg betekent voor iedere kun stenaar het zenith van zijn roem. Juist omdat men in Salzburg alleen het allerbeste wil brengen, dat te krijgen is, wordt de leiding- van de Festspiele gul gesteund met de nodi ge subsidies. De stad Salzburg, de provincie van die naam en de staat de Bund getroosten zich hier voor offers, al vloeit er door het enorme bezoek ook een gedeelte te rug in de staatskas. Salzburg op de late avond, wanneer de oude domtorens en de vestingj met de eeuwenoude gebouwen in de lichtbundels van de -schijnwerpers werden gevangen. Men is ervan overtuigd, dat het de Festspiele zijn, die de vreemdeling naar Salzburg trekken. Het resultaat hiervan is, dat er een omzet gemaakt wordt van 50 miljoen shilling, dat is bijna zeven eneenhalf miljoen gulden, waarvan bij eerste omloop ongeveer 50 pro cent aan belastingen, taxen, enz. in de diverse overheidskassen terug vloeit. Het totaal aan loonbelastin- fen en aan accijnzen op alcoholhou- ende dranken tijdens de Festspiel- Eeriode is ongeveer gelijk aan het edrag, dat bij een speciale „Fest- spielhaus-wet" aan subsidies door de overheden wordt voorgeschoten, na melijk 7.100.000 shilling. Ieder jaar opnieuw wordt de begroting door de stad, de provincie, de Bunde en de (Van onze toneelmedewerker). 1r komt weer leven in en rondom de the- K aters. De meeste toneelgroepen zyn terug van hun welverdiende vakantie; de schouwburgen hebben hun jaarlijkse schoon maakbeurt gehad; het nieuwe seizoen gaat onder zeil. Onder fleurig zeil, naar de aditie wil, want meestal begint men het speeljaar met klucht of blyspel. Het Rotterdams Toneel is al in vol bedrj" met een „overhoudertje" van afgelopen jaar, „Het kind van reke ning"; de Haagse Comedie er Nederlandse Comedie volgden, met respectievelijk „Naakt met viool", van de welbekende Noel Coward, en met Romanoff en Juliette, een dwaze sa tire van de „kwajongen" van het Britse toneel, Peter Ustinov, wiens Vier Kolonels nog velen heugt. Zo gaan we dus opnieuw een jaar tegemoet, waarin tussen de zestig en tachtig nieuwe stukken zich aan het publiek zullen komen voorstellen. Oude bekenden, in nieuw gewaad, nieuwelingen, van ten dele nog onbeken de schrijvers. Sommige stukken zullen vallen, sommige zullen succes hebben, en geen toneel directie, die daaromtrent enige voorspelling kan doen. ^erken, waarvan men zelf de hoogste verwachting koestert, „doen" het soms plotseling niet by het publiek. Andere werken, die men om redenen van artistiek prestige op het repertoire plaatste, zonder "eel hoop op een kassa-succes, blijken plots midden in de belangstelling te schieten. Zoa' „Wachten op Godot", dat bij Toneelgroep Theater nu voor de vierde keer mee-gaat naar het nieuwe sei zoen. Dat gebc :rt niet vaak met een stuk. En zeker niet met omstreden werk, waar Theater zelf oorspronkelijk hooguit tien voorstellingen van mogelijk echtte! De vooruitzichten zijn gunstig Wie de répertoire-lijsten v' or grote gezelschappen beziet, zal de neiging krijgen om van het Arnhems Theater wederom hoge verwachtingen te koesteren. De afgelopen twee jaar heeft 3ze groep verweg het interessantste geboden, wat in ons land te zien kwam. Een deel daarvan blijft men spelen, zoals het prachtige „Dagboek van An ne Frank", het ongewone „Bezoek van een Oude Dame" of „De Tocht naar het Duister", waarmee men eer betuigde aan O'Neill, van wie men nu ook „En de IJsman kome" gaat opvoeren. Daarnaast vermeldt him répertoire het Australische „Zomer van de 17de pop", dat in Engeland groot opzien baarde, en het Engelse „Kijk terug in gramschap", waarmee Paul Osborne in één klap de meestbesproken jonge acteur werd. Voor het overige wirsclen molern blijspel, antieke komedie er. Griekse tragedie elkaar af, terwijl men nu ook aan een Nederlandse auteur een kans gaat geven: aan Hans K. 's, met diens in Curagau spe lende „Plantage T-*mde." Nederlands is ook één van de eerste stukken, die de Nederlandse Comedie in ,,'s Lands eer ste schouwburg" te Amsterdam zal brengen: het jongste werk van Ed Hoorr k, „Het Wa ter." Nederlands zyn ook bij dit gezelschap „Joseph in Dothan" van Vondel, en uiteraard de jaarlijkse Gysbrecht. Daarnaast brengt men onder meer een bizar werk van Dylan Thomas, „Under Milkwood"; Richard H van Shakes peare; De getatoueerde Roos, van Teimesee Williams; en dan weer het jaa jkse klassiek- Russische stuk, in dit geval Oom Wanja, dat in 1950 ten tonele kwam by Comedia, en dat wederom onder regie staat van „toneeltover aar" Sjaroff. Ook de Haagse Comedie zal van Sjaroffs diensten gebruik maken voor een werk van Tsjechof: De Zot van Platonow. Daarnaast zal dit gezelschap, waar Shakes peare altijd in zo goede handen was, nu twee stukken van deze schrijver uitbrengen: Veel leven om Niets, en de Hamlet, waarin onze meestbelovende jonge acteur, Coen Flink, zijn grote kans krijgt in de titelrol. Het verdere ré pertoire omvat weer de lichte b-.Jspelen, die Lasseur en de zijnen zo graag brengen in En gelse styl, alsmede, en dat is onverwacht, het „onzinnige" stuk van Ionesco, „De Stoelen", waarover nogal wat te doen was toen een Franse groep tijdens afgelopen Festival het werk hier vertoond". In Rotterdam heeft men grote plannen. Zo groot, dat men er weinig over ?ggen wil. In elk geval zal men een Don Juan van lolière opvoeren, die docr de rolbezetting op voorhand veel belooft: Guus Hermus in de titelrol, en Hans Ka -t, terug op het toneel, als de on deugende knecht SjanarelleMolière is ook wat Puck brengt, met De Wijze Vrouwen, terwijl men uit die zelfde periode de bij ons onbekende navolger van Molière introduceert, Regnard, met diens blijspel over Liefdes- jonge acteurs gezocht: „Toen kwam dr. waanzin. Puck heeft het overigens vooral in Frost", van de jeugdige Oostenrijker Weigel, en de Zondagsmensen, waarmee de zeer jonge Roncoroni in mei van dit jaar Parijs volkomen overblufte door vakmanschap en poëzie. Keuze genoeg, nu reeds. De gezelschappen gaan weer op pad, artistiek en letterlyk (met de bus). Ze zullen hun ruim 2500 voorstellin gen voor ruim anderhalf miljoen toeschou wers weer brengen over heel het land, en een selectie presentere ui* het beste wat de toneellitteratuur bieden heeft, nu n vroe ger, hier en in hc^ u ld. De jd (en l' zullen uitmaken, welke keuze en welke op voering hoogtepu. 1 werd. De vooruitzichten voor een „goede oogst" zyn gunstig, dit Jaar. Die Getreidegasse in Salzburg, de straat waar Mozart geboren is, met de prachtige handgesmeden gilde- wapens en uithangborden. V.V.V. gezamenlijk en naar behoefte vastgesteld. Tegenover de enorm kostbare ope ra-uitvoeringen staan de concerten, die de tekorten elders dekken. Soms zelfs leveren deze winsten op. De moderne opera's zijn het kostbaarst, want vaak worden niet alle kaarten verkocht, terwijl de instudering zeer kostbaar is. „Wij zijn echter van mening, zo zeggen de organisatoren, dat wij deze moderne opera's niet mogen uitsluiten. De belangstelling hiervoor bij het publiek moet steeds worden aangewakkerd.en wij moeten ons niet tevreden stellen met de meer klassieke opera's in moderne uitvoe ring, want het is onze culturele plicht ook de moderne kunstuitingen te be vorderen." Deze opvatting is een vanzelfspre kend iets voor de magistraten van Salzburg. Er wordt veel werk verzet om nieuwe mogelijkheden te vinden, om de jonge kunstenaarsgeneratie in staat te stellen zich te spiegelen aan de kunst van de ouderen en zich te vervolmaken. In de nabijheid van het Slot en het park Hellbrunn werd een geheel nieuw internaat voor de hogeschool „Mozarteura" opgericht, waarin zich een kleine „Bühne" bevindt, waarop het Duitse woord „entzückend" toe passelijk is. In de Burg vindt men 't „Festungs- hof", waar men bij slecht weer kan spelen. Nu is men met man en macht bezig de bouw van het nieuwe Festspielhaus te voltooien. Dit werk werd opgedragen aan prof. dr. Clemens Holzmeister, die ook het oude Festspielhaus bouwde, en ge projecteerd iri de onmiddellijke nabij heid van het oude theater. Er zullen 2400 personen een plaats tegen de rotswand kunnen vinden, terwijl het oude Festspielhaus slechts 1700 zit plaatsen bood. Het nieuwe Festspiel haus zal in 1960 worden ingewijd. Het theater zal meer in de breedte, dan in de lengte worden gebouwd. Men hield hierbij rekening met het psychologische feit. dat het publiek in onze dagen eraan gewend is ge raakt het oog horizontaal te laten dwalen, o.m. door de noodzakelijke oplettendheid in het straatverkeer en door het brede beeld in de bioscopen. De breedte van het toneel is 30 me ter met een flexibele voorbouw, waardoor de opening tot op 14 me ter kan worden vernauwd. Opvoerin gen van opera's en oratoria zullen nu in scenische vormen mogelijk zijn, waartoe men tot nu toe nergens in staat was. Het oude Festspielhaus blijft echter intact en vormt een „reserve". Verleden jaar werd een gage van 3,2 miljoen shilling betaald aan de medewerkende dirigenten de or kestleden dus niet meegeteld. Dit be drag zal het volgend jaar zeker ho- §er worden, want de leider van de alzburger. Festspiele, Herbert von Karajan, heeft nieuwe plannen aan gekondigd, o.a. om kerkmuziek en koren van elders op een bredere basis te brengen. Hij staat op het standpunt dat die werken In Salzburg uitgevoerd moe ten worden, die nergens ter wereld te horen of te zien zijn. Hij heeft zich energiek uitgesproken tegen de zogenaamde „allerwelt-programm". De heer Von Karajan was van plan om op de Domplatz, waar jaarlijks het spel van Hugo von Hoffmanthal „Jedermann" succesvolle uitvoerin gen beleeft, Honnegers „Jeanne d'Arc au Büeher" op te voeren. Maar, zoals hij op een persconferentie mee deelde, de aartsbisschop van Salz burg heeft zich niet met deze plan nen kunnen verenigen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1957 | | pagina 5