DE BOVENWINDEN: VERGETEN RIJKSDELEN
Schamele resten van roemruchte
en beruchte smokkelaarstijd
C
„British West Indies"
1958 de dominion'
krijgen in
status
Drie dun bevolkte eilanden: mooi,
netjes en rustig, maar geen actie
Weinig bronnen van bestaan en
geen uitzicht op meer welvaart
M
Ze behorefi tot het Koninkrijk der Nederlanden,
deze drie eilandjes, maar slechts heel weinig Ne
derlandersweten er iets meervan dan de namen en nog
veel minder zijn er zelf geweest. Wie er geen opdracht
heeft, gaat er ook niet heen en bovendien is er nau
welijks hotelgelegenheid te vinden. Om er te komen,
moet men geen moeite en kosten sparen en als men er
is, ontdekt men alleen maar een schaarse en armelijke
bevolking en een dorpse samenleving, die kennelijk
Ze liggen op een afstand van twintig tot dertig mijl van elkaar, Saba
en St.-Eustatius en St.-Maarten, en daardoor kunnen ze elkaar ook
steeds in het oog houden. Maar men ontdekt by helder uitzicht nog
wel andere eilanden ook, want deze Nederlandse Bovenwinden zjjn slechts
schakeltjes van een lange ketting, een gracieus gebogen keten, die van
Florida naar het Zuidamerikaanse vasteland loopt, die met de Bahama's
begint en dan verder in de Kleine Antillen overgaat. De meeste van deze
eilanden staan nog onder Brits bestuur, maar Frankrijk heeft er ook enige
ln zjjn bezit. En Denemarken heeft er vroeger ook verschillende gehad,
maar het heeft ze wijselijk en juist op tijd voor een flinke som afgestaan
aan de Verenigde Staten, die behoefte hadden aan strategische punten by
de ingang van de Caraïbische Zee: de uiterste wachtposten, die het Panama
kanaal moesten bewaken.
gebukt gaat onder het ontbreken van voldoende mid
delen van bestaan. Eigenlijk zijn het ook niet eens drie
eilanden, maar slechts tweeëneenhalf, want St.-Maar
ten moeten we nog met Frankrijk delen. In totaal wo
nen er ruim drieëneenhalf duizend mensen, maar U
moet niet denken dat ze Nederlands spreken, al heb
ben ze dat op school wel moeten leren. De omgangs
taal is Engels, uiteraard sterk dialectisch gekleurd.
Deze vroegere Deense eilanden'
St.-Thomas, St.-John en St.-
Croix zijn de bekendste herin
neren hier en daar nog aan hun
Scandinavisch verleden: een
plaatsnaam als Charlotte Amalie
en nog bestaande straatnamen
als Dronningan Gade zeggen ge
noeg. Vooral St.-Thomas echter,
is in de geschiedenis bekend ge
worden als het eiland der zeero
vers. Hier kwamen de boekaniers
en piraten, hier lagen de schepen
met de Jolly Roger in top, hier
dreef het menselijk schuim van
de wereldzeeën tezamen. Al deze
vrijbuiters hadden behoefte aan
een toevlucht, een plek waar al
leen hun eigen rechten en wetten
golden. De zeventiende en acht
tiende eeuw hebben in deze stre
ken wel zoveel romantiek opge
leverd, dat de schrijvers van
avonturenromans niet gauw een
tekort aan stof zullen hebben.
Namen als Captain Kidd en Hen
ry Morgan, ieder boekenlezer
welbekend, zijn geen produkten
van de fantasie, maar behoorden
aan echte, levende, wrede en
soms ook goedmoedige kaper-
aanvoerders.
NEDERLANDS AANDEEL.
Naar men zegt heeft St.-Maarten
zijn naam gekregen, omdat Co
lumbus op 7.yn tweede reis naar
West-Indië in 1493 dit eiland op 11 no
vember voor het eerst betrad. Er zul
len toen wel Indianen gewoond heb
ben: misschien van de vreedzame
stam der Arawakken, misschien van
het oorlogszuchtige volk der Cariben.
Deze Indianen zyn door de Spanjaar
den en hun helpers in de loop van de
volgende twee eeuwen zo goed als al-
Hllllllllllillllllllllllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllllllllllilllllllllilllllllljj
H Saba is eigenlijk niets meer M
M dan een hoge, welig begroeide
M bergto die vrij stoil uit de
H bergtop die vrij steil uit de Wz
M Caraïbische Zee oprijst (880
H meter), maar die voor de dui- §j
zend bewoners toch wel een
H klein paradijsje ia, al wordt
j| een van de kleine dorpjes dan
ook spottend, hellepoort"
H genoemd.
lemaal uitgeroeid. Van Grenada, een
van de Kleine Antillen wordt verteld,
dat de laatste Indianen, toen deze zich
DOOR J. PIEBENGA
hopeloos in het nauw gedreven zagen
van een hoge rots in zee gesprongen
zynt mannen, vrouwen en kinderen,
hand ln hand.
De eilanden moesten natuurlijk
weer bevolkt worden en daartoe heb
ben de blanke heersers de negers uit
Afrika gehaald. Slavenhandel was een
van de beste bronnen van inkomst en
daarom heeft de Nederlandse West-
Indische Compagnie zich daar ook in
het bijzonder op toegelegd. Het waren
de Nederlandse admiraals Pieter
Schouten en Piet Heyn, die hier graag
rondzwierven en het was in de jaren
16241640 dat het niet alleen tot de
bezetting van Curagao kwam. maar
ook tot de inbeslagneming van Saba,
St.-Eustatius en St.-Maarten De her
haalde wisseling van nationaliteit was
daarmee nog met afgelopen, maar na
de Franse tyd bleven de eilanden toch
by Nederland. Wonderiyk genoeg is
aan de overeenkomst, waarby in de
17e eeuw de huidige grenslyn op St.-
Maarten werd vastgesteld, tot op de
dag van heden door Frankryk en ons
land de hand gehouden.
St. Maarten: gedeelde kolonie
WIE op St. Maarten langs de Nederlands-Franse grens riidt. zal
ergens een eenvoudig monumentje ontdekken, dat daar in 1948
is opgericht. Toen was het namelijk drie eeuwen geleden, dat na een
hevige grenskwestie overeenstemming werd bereikt. Onze zegsman
hij wist alles van de geschiedenis van het eiland af, had men ons
gezegd vertelde, dat men in 1648 een Nederlander en een Frans
man in een soort wedkamp in tegengestelde richting om het eiland
had laten lopen. De Fransen kregen het vruchtbaarste noordelijke
gedeelte, de Nederlanders hadden in hun deel de zoutvijvers, die toen
heel wat waard waren. Er is na die tijd nooit meer gevochten
et de zoutbereiding, die om-1 heerlijke garnalen, rijdt men er te
streeks 1700 een zoete winst paard, als men dat althans kan beta-
opleverde, is het allang ge- len. en zwemt er in het onvergelijke-
daan. Nu vangt men er veel kreeft en lijk blauwe water. Er is een klein
De Nederlandse Antillen, vyfeneenhalf ln aantal, kan men ln geen enkel
opzicht een eenheid noemen: zowel aardrijkskundig als volkenkundig
en taalkundig vertonen zy een grote verscheidenheid van aspecten.
Bovendien ligt er tussen de Benedenwinden en de Bovenwinden (Leeward
and Windward Islands) een afstand van een kleine duizend kilometer zodat
nauw contact uiterst moeilijk te verwerkeiyken is. St.-Maarten heeft een
klein vliegveld en daarop wordt eenmaal per week van Curagao af met
niet te grote vliegtuigen gevlogen. Verder is er een ryksboot, een motor-
schoener van een 500 ton, die het verkeer tussen de grotere en kleinere
eilanden onderhoudt en voor vrachtvry vervoer van de geringe landbouw-
export van de Bovenwinden zorgt.
Saba, St.-Eustatius en St.-Maar
ten zijn eigenlijk onderontwik
kelde gebieden, waar voortdu
rend geld op moet worden toegelegd.
Dat heeft Nederland dan ook wel ge
daan en dit schijnt de oorzaak te zijn,
dat de toestanden hier toch nog wat
beter zijn dan op het nabijgelegen St.-
Kitts, een van de British West-Indies,
waar het armoede troef is. Voor de
jeugd, voor een ondernemende kerel
is het hier, evenals op Bonaire, echter
niets gedaan. Men leeft er al heel
gauw en van een heel klein beetje,
maar eigenlijk is het niet meer dan
vegeteren.
',«3r v
Profiteert men op de Benedenwin
den van de petroleum, van de lage be
lastingen en de nog lagere invoerrech
ten en is er daardoor nog wel sprake
van een zekere bevolkingstoeneming,
hier is de situatie stationair en eigen
lijk achteruitgaand. Men hoopt dat St-
Maarten met zijn vriendelijke weiden,
zijn prachtige stranden en zijn mooie
zee en vooral met zyn nieuw bunga
lowhotelletje van een miljoen gulden
koningin en prins waren er eind
1955 de eerste gasten de Ameri
kaanse toeristen zal aantrekken en
dat deze dan ook de korte oversteek
naar het schilderachtige Saba zullen
wagen, maar enige zekerheid dienaan
gaande heeft men nog niet.
De gehele oppervlakte van de
Nederlandse Antillen beslaat nog
geen duizend vierkante kilometer
en daarvan kan men niet eens het
vierde deel als bebouwbaar aan
merken. Wat de landbouw be
treft, staan de Bovenwinden er
echter gunstiger voor dan de Be
nedenwinden, want de regenval
is er tweemaal zo hoog en de bo
demgesteldheid is er ook gunsti
ger. Vroeger is er dan ook wel
plantagebedryf geweest, maar na
de afschaffing van de slaverny
is dat verdrongen door de bevol-
kingslandbouw. Het suikerriet
heeft plaats moeten maken voor
de voedselgewassen. De land
bouwmethoden zijn er echter
uiterst primitief en de Neder
landse boeren-immigranten, die
het op St.-Eustatius geprobeerd
hebben, ondervonden van de in
dolente eilandbewoners ook wei
nig medewerking
Niemand zal hier dus rijk kunnen
worden. Misschien hadden de oude
Spanjaarden het toch wel goed ge
zien, toen zy deze Antillen „islas inü-
tiles" (onnutte eilanden) noemden en
deswege het bezit ervan gemakkelijk
opgaven. Een jaar of vyt geleden is
er door deskundige instanties een Bo-
venwindenrapport uitgebracht, maar
de mensen die wy er ter plaatse over
polsten, hadden weinig vertrouwen
dat er ooit nog eens met de daarin
vervatte conclusies gewerkt" zou
worden.
Van onvermoede bestaansbronnen
is op de Bovenwinden ook geen spra-
ke. Men heeft nog in deze eeuw op
- Saba wat zwavel ontgonnen en op St--
nfcÉii'Maarten wat yzer- en mangaanertsen
geëxploiteerd, terwijl op St.-Eustatius
puimsteen gegraven werd, maar lo
nend is dat allemaal nooit geheel ge
worden. Nog liggen op St.-Maarten
vlak bü het hoofdstadje Phillpsburg,
de grote zoutpannen, maar er wordt
niet meer in gewerkt.
De enige hoop zijn dus de Ameri
kaanse toeristen. In de Verenig
de Staten worden gedurende de
winter de z.g. „island hopping tours"
georganiseerd en daarbij zoekt men
ae snel wisselende en vluchtige ver
pozing vooral in het Caraïbische ge
bied. Op Curagao komen deze vreem
delingen graag, omdat zy daar juwe
len, horloges en fototoestellen belas-
tingvry kunnen kopen, maar zullen zy
alleen om het natuurschoon naar Sa
ba gaan? Het eiland is moeilyk be
reikbaar en er is geen enkele plaats
waar men een vliegveld zou kunnen
aanleggen. Op St.-Eustatius is deze
plek er wél, maar dan moet zy van de
schaarse cultuurgrond afgenomen
worden. De Antilliaanse regering
heeft al aangekondigd, dat de eerste
die een hotel laat bouwen de exploi
tatievergunning voor een casino krijgt
maar tot dusver is het er alleen en
dan nog met moeite op St.-Maarten
van gekomen.
De Waddeneilanden Texel, Terschel
ling en Ameland hebben in de laatste
anderhalve eeuw nimmer van een
voorspoedige economie kunnen spre
ken. Het zyn echter oorden van wel
vaart, vergeleken by Saba, St.-Eusta
tius en St.-Maarten. Misschien dat een
toekomstige Caraïbische federatie
meer uitzicht kan bieden; nu lykt de
toekomst wel heel duister.
landbouwproefbedrijfje, een zieken
huisje en een radiostation, en op de
vier scholen met 22 onderwyzers gaan
zelfs een 750 leerlingen. De bevol
king lijkt hier ook niet zo sterk te
verouderen en te vervallen als op Sa
ba en St.-Eustatius.
Het ls er allemaal wel llefeiyk en
vriendelijk, daar op St.-Maarten,
maar de stemming leek er ons tast
baar lusteloos en slaperig. Er ls één
familie, die het monopolie van zaken
doen bezit; al de anderen gelukt het
met niet te veel moeite aan de kost
te komen. Het klimaat ls er trouwens
dusdanig, dat de meng er niets voor
werken voelt, maar alles voor strand
leven, zwemmen en vissen. En dat de
laatste twee werkzaamheden gemak
kelijk samen kunnen gaan, bewees ons
de lenige, aalgladde Edward, die met
zyn visrêvolver vervaariyke beesten
aan zyn harpoen wist te rygen.
SABA: Uitgedoofde
vulkaan
Vindt men op de belde andere
eilanden nog meer of minder
grote forten als sprekend
getuigenis van de Compagnie-tyd
op Saba is er niets van dien aard.
Het eiland ls zelf een natuurlijke
burcht, uitgedoofde vulkaan met
vry steile buitenwanden als het
ls. Er is eigenlijk ook geen ha
ven en zelfs niet eens een lan-
dingshoofd. Wie er met het schip
komt of er vandaan gaat, wordt
door jonge Sabanezen ln smalle
boten door de felle branding ge
roeid. Staat men op het strand
en wil men naar het hoofdplaats
je The Bottom toe, dan kan men
dadelyk maar beginnen te klim
men. Een prima weg overigens:
alleen zorgen de hier zo nu en
dan langs strijkende orkanen
voor machtige ravages, waar ook
het sterkste beton niet tegen be
stand blykt te zyn.
Wy zyn nóg weer hoger gegaan en
kwamen toen in Windwardside, dat
ruim 600 meter boven de zee ligt. Net
jes geverfde huizen met goed onder
houden tuintjes, een aardig kerkje,
alles wyst op voldoende civilisatie en
niet te veel energie. De bevolking is
voor een flink gedeelte blank en dit
deel zegt zelf ar te stammen van En-
felse en Scandinavische zeelieden, die
Ier schipbreuk geleden hebben, of die
zodanig door dit paradysje werden
aangelokt dat ze de brui aan het va
ren gaven. Op elke man telt men ze
ker twee vrouwen, zodat er heel wat
dochteren van Eva ongetrouwd moe
ten blyven. Misschien leggen daarom
zovelen zich toe op kunstig naald
werk: het wordt op straat aan iedere
bezoeker te koop aangeboden.
Koningin Juliana heeft er tydens
haar bezoek aan Saba in oktober
f§ Op St.-Eustatius liggen vlak g
aan het strand nog dc ruïnes p
van de vroegere pakhuizen
van de „Compagnie". Meer E§
bouvyvallen spreken trouwens
nog van de tyd, toen dit eiland
om sün handel en welvaart g
,JDe Gouden Rotswerd ge- n
noemd. Door het open venster
ziet men II.M. kruiser ,JDe M
M Rugter" op de ree liggen. i|
1955 kennelHk vreugde in ge
schept. dat alles zo eenvoudig en
informeel verliep, zy wandelde
belangstellend maar allerminst
plechtstatig door de nauwe
straatjes en schrok er niet voor
terug op een bankje van een
doodgewone jeep plaats te nemen
om zo langs een stelle en boch
tige bergweg het hoogstgelegen
dorpje op te zoeken. Het weer
was onbeschryfciyk moot de na
tuur op haar allerliefeiykst, het
vergezicht van een betoverende
schoonheid. Het moeten voor
haar niet de slechtste uren van
deze moeilyke reis geweest zyn!
ST. EUSTAT1US:
vervallen grootheid
Het is haast niet te geloven, maar
het staat in alle boeken, dat het
eiland St.-Eustatius, dat nu
nauwelijks de duizend zielen haalt, ln
de bloeityd van de West-Indische
Compagnie wel eens twintigduizend
inwoners geteld heeft. In dc 18c eeuw
vooral was „Statia" het geliefde ma
gazijn, de grootste „dump om in mo
dern Nederlands te spreken. Er moe
ten jaren geweest zijn, dat er wel 3500
schepen op de ree voor anker gingen
en dat alles bracht een verbazende he-
dryvigheid en veel welvaart mee.
Het smokkelbedrijf was wel de
voornaamste bron van Inkomsten en
Engeland was het natuurlijk, dat met
die vervelende Acte van Navigatie
door de Nederlanders werd geplaagd.
Vooral in de Amerikaanse vryheids-
stryd heeft Statia een zekere rol ge
speeld. Hier op het eiland is voor net
eerst de vlag als saluut van een
vreemde natie voor de jonge Ameri
kaanse republiek gehesen en de Ame
rikanen zijn daar tot op de dag van
heden dankbaar voor De Britten na
tuurlyk niet; die hebben in 1780 het
eiland dan ook zó grondig verwoest,
dat het er nooit meer bovenop is ge
komen.
Nu ziet men er als tekenen van
vroegere bloei de bouwvallen van een
hervormde kerk, een joodse synagoge
en verscheidene pakhuizen. Hei fort
met zijn kanonnen en kogels Is een
historisch monument in een stille
hoek van de wereld. De weinige Ne
derlanders, die hier komen, zoeken
het niet meer in smokkelen en slaven
handel, maar in de landbouw. De
grond Is vruchtbaar en er valt vol
doende regen. Verschillende boeren
families hebben zich hier na de oor
log gevestigd en trachten met rege
ringssteun een gemechaniseerd bedryf
op te bouwen. Er z||n ook al weer heel
wat vertrokken of teruggekeerd: de
vrijwel geheel donkere bevolking
bleek niet van plan te zijn hard te
gaan werken. Zy houdt ook zonder
dat het leven wel
Het Britse ryk is onmis
kenbaar wel het
merkwaardigste
voorbeeld van een Europe
se koloniserende mogend
heid geworden. Het heeft
overal ter wereld zyn han
den begerig naar méér be
zittingen uitgestrekt, het
heeft er reeds heel wal
weer moeten afstaan ook,
maar toch blijft er dan
steeds iets van de band
met het oude Albion be
staan. Van de delen, die
het Gemenebest vormen,
weet men nauwelijks welke
de meeste karakteristieke
trek Is: hun onderlinge
verbondenheid of hun sterk
gevoel van zelfstandigheid.
In elk geval blykt, dat de
Engelsen zich soepel by de
tyd weten aan te passen.
Een recent voorbeeld van
deze politieke buigzaam
heid ls ongetwijfeld de
voorgenomen oprichting
van de West-Indische fede
ratie. Tussen het eiland Ja
maica (dat ten zuiden van
Cuba ligt) en het eiland
Trinidad (voor de kust van
Venezuela) ligt een grote
boog van eilanden, die voor
het merendeel Brits zijn.
Frankrijk heeft Marti
nique en Guadeloupe, de
Verenigde Staten nebben
verschillende van de kleine
Virgin-islands en het grote
Puertorico. Nederland
heeft zyri Boyenwinden
maar dan blyven er voor
Engeland nog heel wat
over. Alles bij elkaar wo
nen er op Brits gebied een
kleine 3 miljoen mensen;
dat is meer dan vijftien
maal zoveel als er inwo
ners op de Nederlandse
Antillen geteld worden.
De toekomstige federatie,
die misschien reeds in 1958
de status van dominion zou
kunnen verkrijgen, zal na
tuurlijk heel wat geweldige
mocilykheden hebben te
overwinnen. Tussen Ja
maica en Trinidad ligt een
afstand als tussen Dublin
en Moskou. Hier is voor
spoed. ginds blyvende
werkloosheid. Is op het ene
eiland niets van rassen
scheiding te merken, el
ders wordt de „colour bar"
streng in stand gehouden.
De bevolkingssamenstel
ling loopt heel erg uiteen:
naast de uit Afrika geïm
porteerde negers zijn er
ook tienduizenden Aziaten,
die op de suikerrietplanta
ges werk hebben gevonden.
De sociale toestanden ont
lopen elkaar ook op de ver
schillende eilanden heel
ver.
Komt de federatie tot
stand, dan sal het zwakke
lid op de steun van de ster
ken moeten kunnen reke
nen. Een ideale doelstel
ling. die echter in deze vul
kanische wereld niet dade
lyk gerealiseerd zal kun
nen worden. Andere hin
derpalen zyn er ook ge
noeg welke plaats zal b.v.
als hoofdstad en dus als
zetel van de federatie wor
den uitgekozen Zullen al
le Britse onderdanen vrye-
lijk mogen migreren en
zich overal ln het nieuwe
dominion mogen vestigen
Toch heeft men vertrou
wen. Ware dat niet het ge
val, Brits-Honduras in
Centraal-Amerika en Brits
Guyana in Zuid Amerika
zouden niet gevraagd heb
ben bij het welslagen van
deze federatie ook daarin
te mogen worden opgeno
men.