Een absolute anti-held in de
„Triomf der lamlendigheid"
Drie werelden op Walcheren"
Toch nog „Puck" voor de provincie
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
Berlinale met hoogtepunten
uit Engeland en de V.S.
H
De
ZATERDAG 0 JULI 1057
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
GAAN OM TE GAAN"
Een interessant debuut van de
jonge schrijver Arnold van Dijk
Men spreekt nog steeds v an de held, de heldin van een verhaal en
bedoelt daar dan niet veel meer mee dan: de hoofdpersoon. Als men
echter heel jeven nadenkt zou een aardig literatuur-historisch para
graafje kunnen ontstaan, dat „de degradatie van de held" of iets dergelijks
zou kunnen heten. Sinds onheuglijke tijden immers was een held, een wer
kelijke, legendarische of een legendarisch gewordene, de hoofdpersoon van
mondeling of schriftelijk overgeleverde verhalen. Het is onnodig Oorbeel
den aan te halen, ze liggen voor het grijpen. Eeuwenlang bleef deze figuur
bestaan, en in primitieve samenlevingen of by primitief ingestelde mensen
heerst nog steeds de opvatting: een held, dwz. een hoofdpersoon, moet een
held zijn, anders is het verhaal niet de moeite waard.
Langzamerhand is echter onze cul
tuur, opze kunst, onze literatuur van
instelling veranderd, en in de laatste
eeuwen vooral verburgerlijkt. We
denken daarbij niet zozeer aan figu
ren als Uilenspiegel, Jan Klaassen
(met z'n illustere stamboom), of, in
een ander cultuurgebied de arabische
Goha of Djeha e.cl. deze interna
tionale verpersoonlijkingen van 't volk
de gewone man, zjjn haast even oud
als de werkelijke helden en in zekere
zin óók helden, volkshelden als wel
aan de typische burgerman, de karak
teristieke anti-held, die tenslotte zyn
intrede in de literatuur, speciaal in de
romankunst, heeft gedaan. Geen man
meer die door hoge stand, wapenfei
ten, moed en lichaamskracht, groot
verstand, heilig of avontuurlijk leven
vér boven het gewone volk uitstak,
doch een doodgewoon mens van alle
dag, een man of vrouw als ieder ander
wiens bestaan min of meer uitvoerig
werd uitgebeeld.
Het proces der onthelding is heel
geleidelijk gegaan. Eerst kozen
de romanschrijvers nog graag
speciale of interessante gevallen.
Mensen beheerst door heftige harts
tochten, mensen die ontstellend arm
of ontzaglijk rijk waren of zich op an
dere wijze toch duidelijk van de mas-
sa onderscheidden. Doch langzamer
hand werden ook vaak deze uitersten
vermeden, en tegenwoordig lijkt men
vaak aan het einde van de reeks ge
komen: de roman met de absolute an
ti-held, de roman over de kerel om
een trap te geven, de vent van niks in
wiens gezelschap men geen twee mi
nuten zou willen uertoeven en waar
voor nu niettemin een paar uur lang
onze aandacht wordt gevraagd. „Gaan
om te gaan" het debuut van Arnold
van Dijk is een voorbeeld van dit soort
boeken: de drenzerigheid, de doelloos
heid en de lamlendigheid vieren er
triomfen als zelden te voren.
Arnold van Dyk is een nieuweling,
en, alles wijst er op, een man die zich
zeer goed bewust geweest is van wat
hij deed toen hij zijn „held", Adam
Verwaat, creeërde. Adam Verwaat is
dichter. Een dichter echter die nog
nimmer iets gepubliceerd heeft, en
wat meer is: wiens dichterschap een
uiterst dubieuze aangelegenheid
blijkt. Hij is volkomen onmachtig en
leeft in het teken van uitstel. Vroeger
was hij in de journalistiek, doch na
zijn huwelijk met een welgestelde
doch schele vrouw „wijdt hij zich ge
heel aan de letteren", een bezigheid
die bestaat uit nietsdoen, vaag filoso
feren, in een café zitten met een
vriend die geen vriend is en verder
erg dillettantisch door leven en liefde
drijven, zeker van zijn pantoffeltjes
achter de kachel en van de dankbare
glimlach van zijn vrouw voor een bos
je meegebrachte bloemen of een diep
zinnige dichterszucht. Alles aan deze
Adam Verwaat is half en middelma
tig en alles waar hij mee in aanraking
komt is dat ook.
Het lijkt wel of Arnold van Dyk,
als schrijver, zich een kracht
proef heeft opgelegdhoe vind ik
een uitweg uit zo'n eindeloos verve
lend en doelloos bestaantje, hoe kom
ik hier bóven uit. Alles hangt er na
tuurlijk van af, hoe de schrijvfer zijn
gegeven behandelt: hij kan over de
stof triomferen of mee onderzinken in
het moeras der onbenulligheid. Tus
sen die uitersten zyn alle overgangen.
Arnold van Dijk nu, heeft geen uit
weg gevonden. Zijn boek loopt volko
men vast in de brij, men kan niet eens
Roselln de Luca in de te Berlijn
met de regieprijs bekroonde
Italiaanse film Padri en Tigli"
(Vaders en kinderen
zeggen dat het „als een nachtkaars
uitgaat", dat is nog een veel te defini
tieve gebeurtenis. Ook is Van Dijk er
niet overal in geslaagd, voldoende af
stand tot zyn miserabele hoofdper
soon te nemen. Te vaak krijgt men de
indruk dat de banale conclusies waar- ramneerue ueneersmg ae juiste 1001»
toe het dichtertje Verwaat komt, te- gevonden: alles blijft in het midden
vens het plafond van zijn geestelijke
vader vormen.
Dat ondanks dit alles „Gaan om te
gaan" absoluut lezenswaard is, ge
tuigt wel sterk voor het schrijversta
lent van Arnold van Dijk. Hij is een
sober auteur die elk effect, elk hoog
tepunt haast angstvallig vermydt en
die een sfeer weet te scheppen die op
de beste momenten Van het Reve in
herinnering roept. Deze, ongetwijfeld
bewuste, beperking bracht een zeke
re matheid mee die de algehele indruk
nog eentoniger maakt. Een fijne iro
nie redt echter menige hachelijke pas
sage.
Ziehier in het kort het gegeven, of
liever de atmosfeer, want er ge
beurt niet veel. Adam en Marthe
Verwaat leven in een soort vredige
ingekapselde onvrede. Of ze gelukkig
of ongelukkig zijn is slechts te gissen.
Weliswaar wil Verwaat schrijven over
het simpele geluk en alle ongeluk en
ongelukkigen uitroeien, doch zelf lijkt
hij toch ook niet bijzonder ingenomen
met zijn halfzacht bestaan.
Dagelijks ontmoet htt in een café
een oud-collega, journalist en mislukt
dichter, een man die geregeld klaagt
over de ontrouw van zjjn mooie maar
onbeduidende vrouw. Ook Verwaat
heeft later nader contact met haar.
Hijzelf raakt echter in onzekerheid
als op een avondje met vrienden veel
te veel gedronken wordt en later in
sinuaties worden gemaakt dat tijdens
Verwaats dronkenschap zijn vrouw
zich met de gastheer zou hebben ver
wijderd. De sfeer van dit banale
avondje is zeer goed weergegeven.
Ook hier weer heeft Van Dijk met ge
raffineerde beheersing de juiste toon
en wordt tóch, haast zonder woorden
opgeroepen.
Een oplossing blijft echter uit: de
lezer verlaat het echtpaar Verwaat
terwijl het een broodmaaltijd nuttigt,
en dan is alles nog even voorlopig en
hangende als voorneen.
Belangrijk kan men het boekje niet
noemen. Maar als kleine zeden- en
milieu schildering van deze tijd heeft
het zijn waarde, en dit interessante de
buut heeft ons in elk geval nieuwsgie
rig gemaakt naar de verdere ontwik
keling van deze jonge schrijver.
Uitgave: Querido, Amsterdam.
Veel films gewijd aan
gezinsproblemen
,(Van een speciale verslaggever)
et is merkwaardig zoveel films
als op het zojuist geëindigde in
ternationale filmfestival te
Berlijn, de Berlinale, gewijd waren
aan gezinsproblemen, vooral aan de
verhouding tussen ouders en kinde
ren. Dat betrof films uit het westen,
maar ook uit het verre oosten. Van
Japan bijvoorbeeld hielden beide fes-
tivalbijdragen zich met zulke proble
men bezig. De meest ontroerende
daarvan was „De Storm," een film
met het verhaal van een vader, die
na de dood van zijn vrouw zijn leven
geheel wijdt aan de opvoeding van
zijn kinderen. Naar de vorm was De
Storm geen meesterwerk, naar de
inhoud was deze film ontroerend.
Datzelfde geldt voor Padri e Figli
(Vader en Kinderen) van regisseur
Mario Monicelli. Monicelli is gespe
cialiseerd in de komische film. Hij
verstaat zijn vak, maar is zeker geen
De Sica. De toekenning van de regie-
prijs juist voor deze film was dan
ook enigszins overdreven, maar een
prijs verdiende zij in elk geval wel,
al was het maar voor het voortref
felijke verhaal, een verhaal dat
eigenlijk een heel samenstel van ge-
schiedenisjes is en dat heel knap ver
tolkt wordt. Er treden acteurs in op
als Vittorio de Sica, Antonella Lual-
di, Franco Interlenghi, Marcello
Mostroianni, enz. en voorts 'n klein
jochie, dat te Berlijn aller harten
daad verrassende resultaten bereik
te: Franco de Tricchip.
Een film over een gezinsprobleem
bleek ook „Woman in a Dressing
Gown" (Vrouw in een peignoir), een
Brits werk van J. Lee Thompson,
waarin Yvonne Mitchell die daar
voor bekroond werd met de prijs
voor de beste vrouwenrol de titel
rol speelde: een uitermate slordige
en slonzige vrouw, wier man 'n ver
houding heeft met zijn secretaresse
bij wie 't thuis geen wanboel is. Hij
wil scheiden van zijn vrouw om
met de aantrekkelijke secretaresse
te kunnen trouwen, maar hij durft
dat zijn vrouw niet zeggen. Bij al
haar slordigheid omringt ze namelijk
haar man en zoon toch met vele goe
de zorgen, ze toont hun voortdurend
haar liefde. Hij houdt eigenlijk ook
nog veel van haar. Het komt toch tot
een breuk: hij loopt weg met de se
cretaresse, maarhij keert op
zijn schreden terug. De vertolking
van Yvonne Mitchell Is meesterlijk;
Anthonv Quayle als haar man en
Sylvia Syms als de secretaresse we
ten zich naast haar te handhaven. De
film kreeg behalve dus de prijs
van de jury voor Yvonne Mitchell,
ook de prijs van de internationale or
ganisatie der filmcritici.
Deze film, vertoond op de laatste
dag. behoorde tot de hoogtepun
ten van het festival, samen met
„Twaalf Boze Mannen", een Ameri
kaanse film van de jonge regisseur
Sidney Lumet, die de hoogste prijs
van de Berlinale voor een speelfilm
verwierf: de Gouden Beer van Ber-
Exposiiies in Vlissingen
Middelburg en Veere
(Van één onzer redacteuren)
In Middelburg, Veere en Vlissin
gen worden (of werden) dezer
dagen exposities gehouden van
schilderwerken, die stuk voor stuk
tot een nadere beschouwing dan
louter het verslag van het ope-
ningsceremonieel noden. „Drie
maal een expositie op Walcheren"
derhalve en men zou met evenveel
redenen kunnen schreven „Drie
werelden op Walcheren". Niet om
dat het geëxposeerde in de drie
steden van het eiland kwalitatief
zoveel uiteen zou lopen, maar wel
omdat de drie exposerende kunste
naars (twee vrouwen en één man)
onderling even zoveel opvattingen
en stylen vertegenwoordigen.
Waarbij dan mevrouw M. Callen-
fels-Carsten, die in Vlissingen ex
poseert, en jhr. Ayso van Humal-
da van Eysinga (Veere) althans
één punt gemeen hebben.. Een ge
degen, bijna solide opvatting van
werken, die voert tot rustige, zeer
evenwichtige, soms een weinig
monotoile composities.
Maar hier houdt dan verder ook
elke vergelijking op.
In alle tentoongestelde werken van
mevr. Callenfels (Kunstzaal Bik
ker, Vlissingen) valt een grote ge
lijkvormigheid en een rustschenkend
evenwicht in kleur en compositie on
middellijk op. Haar werken getuigen
stuk voor stuk van een weloverwo
gen inzicht in de materie en vooral
van een oprechte, zij het zorgvuldig
verstandelijk „op 'n afstand" gehou
den ljefde voor het onderwerp. Die
onderwerpen wisselen, toon en palet-
gebruik blijven steeds hetzelfde. Zo
dat men geen verrassende aspecten
meer ontdekt, wanneer men eenmaal
enkele werken bezien heeft. Hetgeen
op zichzelf helemaal geen bezwaar is
omdat al haar doeken de kwalificatie
„zeer verdienstelijk" verdienen, zo
dat het een genoegen blijft dit ge
degen werk, aat bovendien een fris
se, moderne inslag heeft, te beschou
wen. Deze schilderes kent haar
kracht, zal zich er wel voor hoeden
„uit de band te springen" en bereikt
Een scène uit de op Berlinale
vertoonde Japanse film De
Storm".
lijn. De „twaalf boze mannen" zijn
de leden van een jury bij een moord
zaak, die op één na allen overtuigd
zijn van de schuld van de verdachte.
De enige niet-overtuigde, gespeeld
door Henry Fonda, weet zijn mede-
juryledén tenslotte zo ver te krijgen,
dat ze allen komen tot de uietspraak:
Onschuldig! Treffend is getekend,
hoezeer de meesten van deze twaalf
mannen zich aanvankelijk vooral
met zichzelf bezighouden: de een
heeft het druk met zijn reclame-
werk, de ander wil gauw weg om
naar een rugbymatch te kunnen
gaan, weer een ander verlangt naar
de televisie thuis. Langzamerhand
echter raken allen toch overtuigd
van de ernst van hun beslissing en
dus van de betekenis van een zorg
vuldige overweging daarvan: er
staat een mensenleven op het spel!
Naast Henry Fonda spelen enkele
bekende acteurs, zoals Lee Cobb,
en voorts een aantal jonge mensen,
die in Amerika speciaal door de te
levisie bekendheid hebben gekregn.
Hoewel de film in één kamer speelt
heft zij door grote bewegelijkheid
van de camera toch een bijzonder-
dynamisch karakter.
op die manier goede resultaten. En
kele werken, aie ons bijzonder be
vielen: ..Enkhuizen, gnjze lucht"
(no. 11) en „Vissershaven" (no. 15).
meest conservatieve van de
drie exposanten is ongetwijfeld
i'hr. Van Humalda (Schotse
luizen. Veere). wiens werk
men zou kunnen kenschetsen als
„waardig". Het heeft Jets onaantast
baars en wordt klaarblijkelijk met
een groot geloof in eigen opvattin
gen vervaardigd. Met succes overi
gens. In zijn stillevens en portretten
domineren veelal de grijzen en dat
heeft een uitermate rustbrengend ef
fect. Het is bijzonder gedegen werk,
dat een enkele maal een opmerkelijk
verstilde schoonheid bereikt, zoals
dat met name te constateren valt in
de doeken „Larens Vrouw". ..Oude
kannetjes" en „Dood kalkoentje". Het
laatste is zeer sereen van sfeer en
verschilt opmerkelijk van bijvoor
beeld sommige wat kil geschilderde
stillevens.
De schilder Van Humalda staat
nog steeds pal in de moderne stro
mingen. Als een solide rots temidden
der woelige baren
Warm en bezield zijn de teke
ningen en aquarellen van
Liesbeth Binkhorst (Kunst
museum. Middelburg), die haar on
derwerpen voornamelijk en met suc
ces zocht in Frankrijk en Spanje. Zij
heeft wat men bijna zou kunnen noe
men een „glasheldere stijl", vaak
zeer fijnzinnig van karakter, zoals
bijvoorbeeld blijkt uit „Straatje" (in
Ateca). waarin zij zoals in al haar
tekeningen met enkele ijle lijnen,
in simpel zwart en wit. een maxi
mum aan sfeer wist te brengen. In
dertig werken schiep zij een boeien
de kaleidoscoop van reisherinnerin
gen. die wel uitermate Insnirerend ge
werkt moeten hebben. Liesbeth Bink
horst heeft een scherp oog voor de
tails en benut dat zonder zich in die
zelfde details te verliezen. Elk lijntje
heeft een wezenlijke functie in het
geheel. In haar aquarellen boeit de
de rijpheid van kleuren, die als hfet
ware een „zondoorstoofd" effect op
leveren. Dat viel ons met name op in
„Collanges, straat" en in „Brlve,
markt".
Haar werk is uiterst menselijk, ge
tuigt van een gevoelige geest, zonder
dat de schilderes vervalt ln sentimen
taliteit. Hetgeen wellicht het
sterkst tot uiting komt in de teke
ning „Oud paard die teer is, maar
tegelijkertijd een koel observerend
realisme verraadt.
Van deze drie hier geschetste „we
relden op Walcheren trof het rijk
van Liesbeth Binkhorst ons als het
menselijkste.
(Van onze toneelmedewerker)
Het toneelgezelschap Puck zal kunnen
voortbestaan. De rijkssubsidie, die
het eerst verwachten mocht, zich toen ont
zegd zag, en die nu weer toegezegd is,
maakt dit mogelijk.
Puck zal dus zijn voorgenomen taak als
„spreidingsgezelschap" op zich kunnen ne
men. De provincie zal daarmee gebaat zijn.
Maar de grote problemen van de „cultuur
spreiding" en het ministerieel beleid wor
den er niet helderder door.
Op Zichzelf is het natuurlijk zeer lofwaar
dig, dat de minister een kennelijk verkeerd
genomen besluit terugneemt. Het siert hem,
dat hij zich daarbij openlijk heeft willen excu
seren voor het feit, dat hij verzuimd had de
door hemzelf ingestelde advies-Instantie, de
Raad voor de Kunst, in zijn beslissing te ken
nen.
Maar anderzijds geven de woorden, waar
mee hij zijn beleid in dezen verdedigde, toch
wel de indruk dat zijn gedachtengang soms
wordt bepaald door toevallige contacten, die
veelal hetzij „partij" zijn, hetzij allerminst
ter zake kundig. Het was dus zo geweest, dat
de Toneelcoördinatie (ook niet bepaald vrij van
„partijdigheid") gemeend had aan de minis
ter te moeten adviseren om het Nieuw Neder
lands Toneelgezelschap géén subsidie meer et
geven, en het gezelschap Puck te doen uit
breiden tot doublerende groep, die dus met
twee stukken tegelijk zou kunnen werken in
de gebieden buiten randstad Holland.
Voorbijgaande aan dit advies had de minis
ter besloten Puck niet meer en het N.T.T.
juist wel te steunen, ondanks de tekortkomin
gen van het N.T.T. De Toneelcoördinatie trad
toen af, en Puck dat al contracten had afge
sloten, om zich uit te breiden, kwam in moei
lijkheden.
De minister is dus nu op zijn besluit in zo
verre teruggekomen, dat hil bereid is Puck
toch to stouooo» Jtfaa< het MVLT* steimt hy
Minister kwam op
besluit terug
óók. Weliswaar geeft hij toe dat dit gezel
schap te weinig in de provincie is opgetreden,
maar dat het artistiek onvolwaardig zou zijn,
ontkent hij. „Daarvoor zijn de resultaten van
het optreden te goed beoordeeld", zoals hij
zei.
Wie geregeld vrijwel alle kritieken in de
grote bladen onder ogen krijgt, zet
achter deze uitspraak een vraagteken.
Vrijwel alle vertoningen zijn óf naar stuk,
óf naar spel, meestal naar beide, door de
overgrote meerderheid der deskundige critici
veroordeeld.
Indien de minister dus goede beoordelingen
onder ogen gekregen heeft, moeten deze óf
van minder deskundige hand zijn geweest,
of een handig gemaakt except uit diverse kri
tieken.
Nu kan de minister onmogelijk geacht
worden alle kritieken te lezen. In zijn Raad
voor de Kunst echter zitten deskundigen, die
dit wel doen, en'die bovendien een eigen ge
fundeerde mening hebben. Het argument van
de minister, die deze Raad niet hoorde, staat
dus erg zwak.
Het wordt nog zwakker door zijn tweede
verdediging: dat er protesten tegen het
opheffen van het N.T.T. geweest waren
(ja, wat had men anders gedacht?!), en dat
de protesten o.m. kwamen van enkele
schouwburg-directeuren. Dit laatste lijkt een
hachelijk argument. De goede, cultuurbewus-
te directeuren niet te na gesproken, zijn
schouwburgdirecteuren in de eerste plaats
ondernemers, zakenlieden, die belang heb
ben bij zo veel mogelijk volle zalen. Dit heeft
echter niets te maken met de cultuursprei
ding, die de minister met een groep als het
N.T.T. of Puck beoogt. Om gemakkelijk volle
zalen te krijgen» Houden de directeuren veelal
liavar SAA Kaart, oi dee tij da
Ruys, contracteren, dan een „moeilijkere".
Voor de minister moet echter niet gelden
of er kwantitatief zoveel mogelijk cultuur
gespreid wordt, maar kwalitatief. Beter een
halve zaal bij een goedgespeeld stuk, dan een
volle bij „schmiere". Als het artistiek niveau
werkelijk hoog genoeg was, wordt die halve
zaal van dit jaar wel een volle in een jaar of
twee; de enkele vooruitstrevende theaterdi
recteuren in provinciesteden hebben dit bewe
zen!
Daarom, ook al is de minister ten halve
gekeerd, toch mag de „provincie" nog niet
tevreden zijn. De artistiek sterkste groepen
zijn nog steeds hun reizen, en derhalve hun
provinciale optreden, aan het beperken. Sprei
ding door een groep als het N.T.T., kan,
krachtens de samenstelling en de leiding, be
paald niet aan het vereiste niveau voldoen.
En eigenlijk mag dat zelfs amper worden
verwacht van Puck, dat in de overgangspe
riode zit tussen toneelgroep voor kinderen, en
volwassen groep. Bovendien blijven de (te
weinige) goede krachten nu versnipperd over
twee gezelschappen, zodat een groep als Puck
ook moeilijker het wel degelijke nagestreefde
niveau kan bereiken.
In zoverre mag met nadruk verwezen wor
den naar het voortreffelijk preadvies
van de Federatie van Beroepsverenigin
gen van Kunstenaars. Daarin wordt inder
daad een visie op lange termijn getoond,
waarbij kwaliteit voorop staat en heel de cul
tuurspreiding gezien wordt in het grotere ver
band van een nationaal planologisch beleid.
Dat is vooralsnog toekomstmuziek
Het rapport zegt o.m.: in het huidige sta
dium, dat gekenmerkt wordt en nog gerui
me tijd gekenmerkt zal worden door span
ningen tussen reële en potentiële vraag, en
reëel aanbod, is het vooral nodig volledige
aandacht te schenken aan de kwaliteit der
cultuurspreiding.
Dit lijkt voor de minister behartenswaardi-
ger advies dan „te goede" persbeoordelingen
en protesten van provinciale schouwburgdi
recteuren.
Deze foto toont de 17-jarige
Fran^aise Berthe Grimault,
dochter van een arme boer in
Oentraal Frankrijk met haar
beschermster, mevr. Orrewing,
tijdens een persconferentie in
Londen. Berthe is de schrijf
ster van twee boeken, waar
van de critici zeggen, dat het
werk van bijvoorbeeld een
John Stexnbec!: er b\j xn het
niet verzinkt. Zij zal nu onder
bescherming van mevrouw Or
rewing een jaar doororengen
op de Engelse school, waarvan
deze dame directrice is. Het
meisje werd ontdekt door de
chef van het postkantoor in
een stad bij haar woonplaats.
Veroorzaakte zij met haar
eerste boek ,JJeau Clown"
reeds een letterkundige sensa
tie, haar tweede boek, dat zeer
realistisch is, verwekte een wa
re storm.
Culturele
Cavalcade
7.V HET KOMEXD seizoen zal Tl el
Jfieuw Nederlands Toneelgezel
schaponder artistieke leiding staan
van Frits van Dijk en onder de za
kelijke leiding van H. J. Woudstra.
Op het repertoire staan onder meer
Mevrouw Warren's Bedrijf" van G.
B. Shaxc, .Hedda Gabler" van rlen-
rik Ibsen en ,£oledad" van Colette
Audry.
HOLLANDS GLORIE", de zee
slepersroman van Jan de Hartog. zal
onder de Engelse titel „Captain Jan"
nog dit jaar verfilmd worden door
de Engelse producers Kenneth Har-
op
per en George W. Willoughby. De
opnamen zullen gemaakt worden
Terschelling en in Harlingen.
TE MADRID is op 67-jarige leef
tijd tengevolge van een hartaanval
overleden de schrijver Mariano To-
mas, die vooral bekend werd door
sijn biografie van Cervantes.