Een absolute anti-held in de „Triomf der lamlendigheid" Drie werelden op Walcheren" Toch nog „Puck" voor de provincie Letterkundige kroniek door HANS WARREN Berlinale met hoogtepunten uit Engeland en de V.S. H De ZATERDAG 0 JULI 1057 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT GAAN OM TE GAAN" Een interessant debuut van de jonge schrijver Arnold van Dijk Men spreekt nog steeds v an de held, de heldin van een verhaal en bedoelt daar dan niet veel meer mee dan: de hoofdpersoon. Als men echter heel jeven nadenkt zou een aardig literatuur-historisch para graafje kunnen ontstaan, dat „de degradatie van de held" of iets dergelijks zou kunnen heten. Sinds onheuglijke tijden immers was een held, een wer kelijke, legendarische of een legendarisch gewordene, de hoofdpersoon van mondeling of schriftelijk overgeleverde verhalen. Het is onnodig Oorbeel den aan te halen, ze liggen voor het grijpen. Eeuwenlang bleef deze figuur bestaan, en in primitieve samenlevingen of by primitief ingestelde mensen heerst nog steeds de opvatting: een held, dwz. een hoofdpersoon, moet een held zijn, anders is het verhaal niet de moeite waard. Langzamerhand is echter onze cul tuur, opze kunst, onze literatuur van instelling veranderd, en in de laatste eeuwen vooral verburgerlijkt. We denken daarbij niet zozeer aan figu ren als Uilenspiegel, Jan Klaassen (met z'n illustere stamboom), of, in een ander cultuurgebied de arabische Goha of Djeha e.cl. deze interna tionale verpersoonlijkingen van 't volk de gewone man, zjjn haast even oud als de werkelijke helden en in zekere zin óók helden, volkshelden als wel aan de typische burgerman, de karak teristieke anti-held, die tenslotte zyn intrede in de literatuur, speciaal in de romankunst, heeft gedaan. Geen man meer die door hoge stand, wapenfei ten, moed en lichaamskracht, groot verstand, heilig of avontuurlijk leven vér boven het gewone volk uitstak, doch een doodgewoon mens van alle dag, een man of vrouw als ieder ander wiens bestaan min of meer uitvoerig werd uitgebeeld. Het proces der onthelding is heel geleidelijk gegaan. Eerst kozen de romanschrijvers nog graag speciale of interessante gevallen. Mensen beheerst door heftige harts tochten, mensen die ontstellend arm of ontzaglijk rijk waren of zich op an dere wijze toch duidelijk van de mas- sa onderscheidden. Doch langzamer hand werden ook vaak deze uitersten vermeden, en tegenwoordig lijkt men vaak aan het einde van de reeks ge komen: de roman met de absolute an ti-held, de roman over de kerel om een trap te geven, de vent van niks in wiens gezelschap men geen twee mi nuten zou willen uertoeven en waar voor nu niettemin een paar uur lang onze aandacht wordt gevraagd. „Gaan om te gaan" het debuut van Arnold van Dijk is een voorbeeld van dit soort boeken: de drenzerigheid, de doelloos heid en de lamlendigheid vieren er triomfen als zelden te voren. Arnold van Dyk is een nieuweling, en, alles wijst er op, een man die zich zeer goed bewust geweest is van wat hij deed toen hij zijn „held", Adam Verwaat, creeërde. Adam Verwaat is dichter. Een dichter echter die nog nimmer iets gepubliceerd heeft, en wat meer is: wiens dichterschap een uiterst dubieuze aangelegenheid blijkt. Hij is volkomen onmachtig en leeft in het teken van uitstel. Vroeger was hij in de journalistiek, doch na zijn huwelijk met een welgestelde doch schele vrouw „wijdt hij zich ge heel aan de letteren", een bezigheid die bestaat uit nietsdoen, vaag filoso feren, in een café zitten met een vriend die geen vriend is en verder erg dillettantisch door leven en liefde drijven, zeker van zijn pantoffeltjes achter de kachel en van de dankbare glimlach van zijn vrouw voor een bos je meegebrachte bloemen of een diep zinnige dichterszucht. Alles aan deze Adam Verwaat is half en middelma tig en alles waar hij mee in aanraking komt is dat ook. Het lijkt wel of Arnold van Dyk, als schrijver, zich een kracht proef heeft opgelegdhoe vind ik een uitweg uit zo'n eindeloos verve lend en doelloos bestaantje, hoe kom ik hier bóven uit. Alles hangt er na tuurlijk van af, hoe de schrijvfer zijn gegeven behandelt: hij kan over de stof triomferen of mee onderzinken in het moeras der onbenulligheid. Tus sen die uitersten zyn alle overgangen. Arnold van Dijk nu, heeft geen uit weg gevonden. Zijn boek loopt volko men vast in de brij, men kan niet eens Roselln de Luca in de te Berlijn met de regieprijs bekroonde Italiaanse film Padri en Tigli" (Vaders en kinderen zeggen dat het „als een nachtkaars uitgaat", dat is nog een veel te defini tieve gebeurtenis. Ook is Van Dijk er niet overal in geslaagd, voldoende af stand tot zyn miserabele hoofdper soon te nemen. Te vaak krijgt men de indruk dat de banale conclusies waar- ramneerue ueneersmg ae juiste 1001» toe het dichtertje Verwaat komt, te- gevonden: alles blijft in het midden vens het plafond van zijn geestelijke vader vormen. Dat ondanks dit alles „Gaan om te gaan" absoluut lezenswaard is, ge tuigt wel sterk voor het schrijversta lent van Arnold van Dijk. Hij is een sober auteur die elk effect, elk hoog tepunt haast angstvallig vermydt en die een sfeer weet te scheppen die op de beste momenten Van het Reve in herinnering roept. Deze, ongetwijfeld bewuste, beperking bracht een zeke re matheid mee die de algehele indruk nog eentoniger maakt. Een fijne iro nie redt echter menige hachelijke pas sage. Ziehier in het kort het gegeven, of liever de atmosfeer, want er ge beurt niet veel. Adam en Marthe Verwaat leven in een soort vredige ingekapselde onvrede. Of ze gelukkig of ongelukkig zijn is slechts te gissen. Weliswaar wil Verwaat schrijven over het simpele geluk en alle ongeluk en ongelukkigen uitroeien, doch zelf lijkt hij toch ook niet bijzonder ingenomen met zijn halfzacht bestaan. Dagelijks ontmoet htt in een café een oud-collega, journalist en mislukt dichter, een man die geregeld klaagt over de ontrouw van zjjn mooie maar onbeduidende vrouw. Ook Verwaat heeft later nader contact met haar. Hijzelf raakt echter in onzekerheid als op een avondje met vrienden veel te veel gedronken wordt en later in sinuaties worden gemaakt dat tijdens Verwaats dronkenschap zijn vrouw zich met de gastheer zou hebben ver wijderd. De sfeer van dit banale avondje is zeer goed weergegeven. Ook hier weer heeft Van Dijk met ge raffineerde beheersing de juiste toon en wordt tóch, haast zonder woorden opgeroepen. Een oplossing blijft echter uit: de lezer verlaat het echtpaar Verwaat terwijl het een broodmaaltijd nuttigt, en dan is alles nog even voorlopig en hangende als voorneen. Belangrijk kan men het boekje niet noemen. Maar als kleine zeden- en milieu schildering van deze tijd heeft het zijn waarde, en dit interessante de buut heeft ons in elk geval nieuwsgie rig gemaakt naar de verdere ontwik keling van deze jonge schrijver. Uitgave: Querido, Amsterdam. Veel films gewijd aan gezinsproblemen ,(Van een speciale verslaggever) et is merkwaardig zoveel films als op het zojuist geëindigde in ternationale filmfestival te Berlijn, de Berlinale, gewijd waren aan gezinsproblemen, vooral aan de verhouding tussen ouders en kinde ren. Dat betrof films uit het westen, maar ook uit het verre oosten. Van Japan bijvoorbeeld hielden beide fes- tivalbijdragen zich met zulke proble men bezig. De meest ontroerende daarvan was „De Storm," een film met het verhaal van een vader, die na de dood van zijn vrouw zijn leven geheel wijdt aan de opvoeding van zijn kinderen. Naar de vorm was De Storm geen meesterwerk, naar de inhoud was deze film ontroerend. Datzelfde geldt voor Padri e Figli (Vader en Kinderen) van regisseur Mario Monicelli. Monicelli is gespe cialiseerd in de komische film. Hij verstaat zijn vak, maar is zeker geen De Sica. De toekenning van de regie- prijs juist voor deze film was dan ook enigszins overdreven, maar een prijs verdiende zij in elk geval wel, al was het maar voor het voortref felijke verhaal, een verhaal dat eigenlijk een heel samenstel van ge- schiedenisjes is en dat heel knap ver tolkt wordt. Er treden acteurs in op als Vittorio de Sica, Antonella Lual- di, Franco Interlenghi, Marcello Mostroianni, enz. en voorts 'n klein jochie, dat te Berlijn aller harten daad verrassende resultaten bereik te: Franco de Tricchip. Een film over een gezinsprobleem bleek ook „Woman in a Dressing Gown" (Vrouw in een peignoir), een Brits werk van J. Lee Thompson, waarin Yvonne Mitchell die daar voor bekroond werd met de prijs voor de beste vrouwenrol de titel rol speelde: een uitermate slordige en slonzige vrouw, wier man 'n ver houding heeft met zijn secretaresse bij wie 't thuis geen wanboel is. Hij wil scheiden van zijn vrouw om met de aantrekkelijke secretaresse te kunnen trouwen, maar hij durft dat zijn vrouw niet zeggen. Bij al haar slordigheid omringt ze namelijk haar man en zoon toch met vele goe de zorgen, ze toont hun voortdurend haar liefde. Hij houdt eigenlijk ook nog veel van haar. Het komt toch tot een breuk: hij loopt weg met de se cretaresse, maarhij keert op zijn schreden terug. De vertolking van Yvonne Mitchell Is meesterlijk; Anthonv Quayle als haar man en Sylvia Syms als de secretaresse we ten zich naast haar te handhaven. De film kreeg behalve dus de prijs van de jury voor Yvonne Mitchell, ook de prijs van de internationale or ganisatie der filmcritici. Deze film, vertoond op de laatste dag. behoorde tot de hoogtepun ten van het festival, samen met „Twaalf Boze Mannen", een Ameri kaanse film van de jonge regisseur Sidney Lumet, die de hoogste prijs van de Berlinale voor een speelfilm verwierf: de Gouden Beer van Ber- Exposiiies in Vlissingen Middelburg en Veere (Van één onzer redacteuren) In Middelburg, Veere en Vlissin gen worden (of werden) dezer dagen exposities gehouden van schilderwerken, die stuk voor stuk tot een nadere beschouwing dan louter het verslag van het ope- ningsceremonieel noden. „Drie maal een expositie op Walcheren" derhalve en men zou met evenveel redenen kunnen schreven „Drie werelden op Walcheren". Niet om dat het geëxposeerde in de drie steden van het eiland kwalitatief zoveel uiteen zou lopen, maar wel omdat de drie exposerende kunste naars (twee vrouwen en één man) onderling even zoveel opvattingen en stylen vertegenwoordigen. Waarbij dan mevrouw M. Callen- fels-Carsten, die in Vlissingen ex poseert, en jhr. Ayso van Humal- da van Eysinga (Veere) althans één punt gemeen hebben.. Een ge degen, bijna solide opvatting van werken, die voert tot rustige, zeer evenwichtige, soms een weinig monotoile composities. Maar hier houdt dan verder ook elke vergelijking op. In alle tentoongestelde werken van mevr. Callenfels (Kunstzaal Bik ker, Vlissingen) valt een grote ge lijkvormigheid en een rustschenkend evenwicht in kleur en compositie on middellijk op. Haar werken getuigen stuk voor stuk van een weloverwo gen inzicht in de materie en vooral van een oprechte, zij het zorgvuldig verstandelijk „op 'n afstand" gehou den ljefde voor het onderwerp. Die onderwerpen wisselen, toon en palet- gebruik blijven steeds hetzelfde. Zo dat men geen verrassende aspecten meer ontdekt, wanneer men eenmaal enkele werken bezien heeft. Hetgeen op zichzelf helemaal geen bezwaar is omdat al haar doeken de kwalificatie „zeer verdienstelijk" verdienen, zo dat het een genoegen blijft dit ge degen werk, aat bovendien een fris se, moderne inslag heeft, te beschou wen. Deze schilderes kent haar kracht, zal zich er wel voor hoeden „uit de band te springen" en bereikt Een scène uit de op Berlinale vertoonde Japanse film De Storm". lijn. De „twaalf boze mannen" zijn de leden van een jury bij een moord zaak, die op één na allen overtuigd zijn van de schuld van de verdachte. De enige niet-overtuigde, gespeeld door Henry Fonda, weet zijn mede- juryledén tenslotte zo ver te krijgen, dat ze allen komen tot de uietspraak: Onschuldig! Treffend is getekend, hoezeer de meesten van deze twaalf mannen zich aanvankelijk vooral met zichzelf bezighouden: de een heeft het druk met zijn reclame- werk, de ander wil gauw weg om naar een rugbymatch te kunnen gaan, weer een ander verlangt naar de televisie thuis. Langzamerhand echter raken allen toch overtuigd van de ernst van hun beslissing en dus van de betekenis van een zorg vuldige overweging daarvan: er staat een mensenleven op het spel! Naast Henry Fonda spelen enkele bekende acteurs, zoals Lee Cobb, en voorts een aantal jonge mensen, die in Amerika speciaal door de te levisie bekendheid hebben gekregn. Hoewel de film in één kamer speelt heft zij door grote bewegelijkheid van de camera toch een bijzonder- dynamisch karakter. op die manier goede resultaten. En kele werken, aie ons bijzonder be vielen: ..Enkhuizen, gnjze lucht" (no. 11) en „Vissershaven" (no. 15). meest conservatieve van de drie exposanten is ongetwijfeld i'hr. Van Humalda (Schotse luizen. Veere). wiens werk men zou kunnen kenschetsen als „waardig". Het heeft Jets onaantast baars en wordt klaarblijkelijk met een groot geloof in eigen opvattin gen vervaardigd. Met succes overi gens. In zijn stillevens en portretten domineren veelal de grijzen en dat heeft een uitermate rustbrengend ef fect. Het is bijzonder gedegen werk, dat een enkele maal een opmerkelijk verstilde schoonheid bereikt, zoals dat met name te constateren valt in de doeken „Larens Vrouw". ..Oude kannetjes" en „Dood kalkoentje". Het laatste is zeer sereen van sfeer en verschilt opmerkelijk van bijvoor beeld sommige wat kil geschilderde stillevens. De schilder Van Humalda staat nog steeds pal in de moderne stro mingen. Als een solide rots temidden der woelige baren Warm en bezield zijn de teke ningen en aquarellen van Liesbeth Binkhorst (Kunst museum. Middelburg), die haar on derwerpen voornamelijk en met suc ces zocht in Frankrijk en Spanje. Zij heeft wat men bijna zou kunnen noe men een „glasheldere stijl", vaak zeer fijnzinnig van karakter, zoals bijvoorbeeld blijkt uit „Straatje" (in Ateca). waarin zij zoals in al haar tekeningen met enkele ijle lijnen, in simpel zwart en wit. een maxi mum aan sfeer wist te brengen. In dertig werken schiep zij een boeien de kaleidoscoop van reisherinnerin gen. die wel uitermate Insnirerend ge werkt moeten hebben. Liesbeth Bink horst heeft een scherp oog voor de tails en benut dat zonder zich in die zelfde details te verliezen. Elk lijntje heeft een wezenlijke functie in het geheel. In haar aquarellen boeit de de rijpheid van kleuren, die als hfet ware een „zondoorstoofd" effect op leveren. Dat viel ons met name op in „Collanges, straat" en in „Brlve, markt". Haar werk is uiterst menselijk, ge tuigt van een gevoelige geest, zonder dat de schilderes vervalt ln sentimen taliteit. Hetgeen wellicht het sterkst tot uiting komt in de teke ning „Oud paard die teer is, maar tegelijkertijd een koel observerend realisme verraadt. Van deze drie hier geschetste „we relden op Walcheren trof het rijk van Liesbeth Binkhorst ons als het menselijkste. (Van onze toneelmedewerker) Het toneelgezelschap Puck zal kunnen voortbestaan. De rijkssubsidie, die het eerst verwachten mocht, zich toen ont zegd zag, en die nu weer toegezegd is, maakt dit mogelijk. Puck zal dus zijn voorgenomen taak als „spreidingsgezelschap" op zich kunnen ne men. De provincie zal daarmee gebaat zijn. Maar de grote problemen van de „cultuur spreiding" en het ministerieel beleid wor den er niet helderder door. Op Zichzelf is het natuurlijk zeer lofwaar dig, dat de minister een kennelijk verkeerd genomen besluit terugneemt. Het siert hem, dat hij zich daarbij openlijk heeft willen excu seren voor het feit, dat hij verzuimd had de door hemzelf ingestelde advies-Instantie, de Raad voor de Kunst, in zijn beslissing te ken nen. Maar anderzijds geven de woorden, waar mee hij zijn beleid in dezen verdedigde, toch wel de indruk dat zijn gedachtengang soms wordt bepaald door toevallige contacten, die veelal hetzij „partij" zijn, hetzij allerminst ter zake kundig. Het was dus zo geweest, dat de Toneelcoördinatie (ook niet bepaald vrij van „partijdigheid") gemeend had aan de minis ter te moeten adviseren om het Nieuw Neder lands Toneelgezelschap géén subsidie meer et geven, en het gezelschap Puck te doen uit breiden tot doublerende groep, die dus met twee stukken tegelijk zou kunnen werken in de gebieden buiten randstad Holland. Voorbijgaande aan dit advies had de minis ter besloten Puck niet meer en het N.T.T. juist wel te steunen, ondanks de tekortkomin gen van het N.T.T. De Toneelcoördinatie trad toen af, en Puck dat al contracten had afge sloten, om zich uit te breiden, kwam in moei lijkheden. De minister is dus nu op zijn besluit in zo verre teruggekomen, dat hil bereid is Puck toch to stouooo» Jtfaa< het MVLT* steimt hy Minister kwam op besluit terug óók. Weliswaar geeft hij toe dat dit gezel schap te weinig in de provincie is opgetreden, maar dat het artistiek onvolwaardig zou zijn, ontkent hij. „Daarvoor zijn de resultaten van het optreden te goed beoordeeld", zoals hij zei. Wie geregeld vrijwel alle kritieken in de grote bladen onder ogen krijgt, zet achter deze uitspraak een vraagteken. Vrijwel alle vertoningen zijn óf naar stuk, óf naar spel, meestal naar beide, door de overgrote meerderheid der deskundige critici veroordeeld. Indien de minister dus goede beoordelingen onder ogen gekregen heeft, moeten deze óf van minder deskundige hand zijn geweest, of een handig gemaakt except uit diverse kri tieken. Nu kan de minister onmogelijk geacht worden alle kritieken te lezen. In zijn Raad voor de Kunst echter zitten deskundigen, die dit wel doen, en'die bovendien een eigen ge fundeerde mening hebben. Het argument van de minister, die deze Raad niet hoorde, staat dus erg zwak. Het wordt nog zwakker door zijn tweede verdediging: dat er protesten tegen het opheffen van het N.T.T. geweest waren (ja, wat had men anders gedacht?!), en dat de protesten o.m. kwamen van enkele schouwburg-directeuren. Dit laatste lijkt een hachelijk argument. De goede, cultuurbewus- te directeuren niet te na gesproken, zijn schouwburgdirecteuren in de eerste plaats ondernemers, zakenlieden, die belang heb ben bij zo veel mogelijk volle zalen. Dit heeft echter niets te maken met de cultuursprei ding, die de minister met een groep als het N.T.T. of Puck beoogt. Om gemakkelijk volle zalen te krijgen» Houden de directeuren veelal liavar SAA Kaart, oi dee tij da Ruys, contracteren, dan een „moeilijkere". Voor de minister moet echter niet gelden of er kwantitatief zoveel mogelijk cultuur gespreid wordt, maar kwalitatief. Beter een halve zaal bij een goedgespeeld stuk, dan een volle bij „schmiere". Als het artistiek niveau werkelijk hoog genoeg was, wordt die halve zaal van dit jaar wel een volle in een jaar of twee; de enkele vooruitstrevende theaterdi recteuren in provinciesteden hebben dit bewe zen! Daarom, ook al is de minister ten halve gekeerd, toch mag de „provincie" nog niet tevreden zijn. De artistiek sterkste groepen zijn nog steeds hun reizen, en derhalve hun provinciale optreden, aan het beperken. Sprei ding door een groep als het N.T.T., kan, krachtens de samenstelling en de leiding, be paald niet aan het vereiste niveau voldoen. En eigenlijk mag dat zelfs amper worden verwacht van Puck, dat in de overgangspe riode zit tussen toneelgroep voor kinderen, en volwassen groep. Bovendien blijven de (te weinige) goede krachten nu versnipperd over twee gezelschappen, zodat een groep als Puck ook moeilijker het wel degelijke nagestreefde niveau kan bereiken. In zoverre mag met nadruk verwezen wor den naar het voortreffelijk preadvies van de Federatie van Beroepsverenigin gen van Kunstenaars. Daarin wordt inder daad een visie op lange termijn getoond, waarbij kwaliteit voorop staat en heel de cul tuurspreiding gezien wordt in het grotere ver band van een nationaal planologisch beleid. Dat is vooralsnog toekomstmuziek Het rapport zegt o.m.: in het huidige sta dium, dat gekenmerkt wordt en nog gerui me tijd gekenmerkt zal worden door span ningen tussen reële en potentiële vraag, en reëel aanbod, is het vooral nodig volledige aandacht te schenken aan de kwaliteit der cultuurspreiding. Dit lijkt voor de minister behartenswaardi- ger advies dan „te goede" persbeoordelingen en protesten van provinciale schouwburgdi recteuren. Deze foto toont de 17-jarige Fran^aise Berthe Grimault, dochter van een arme boer in Oentraal Frankrijk met haar beschermster, mevr. Orrewing, tijdens een persconferentie in Londen. Berthe is de schrijf ster van twee boeken, waar van de critici zeggen, dat het werk van bijvoorbeeld een John Stexnbec!: er b\j xn het niet verzinkt. Zij zal nu onder bescherming van mevrouw Or rewing een jaar doororengen op de Engelse school, waarvan deze dame directrice is. Het meisje werd ontdekt door de chef van het postkantoor in een stad bij haar woonplaats. Veroorzaakte zij met haar eerste boek ,JJeau Clown" reeds een letterkundige sensa tie, haar tweede boek, dat zeer realistisch is, verwekte een wa re storm. Culturele Cavalcade 7.V HET KOMEXD seizoen zal Tl el Jfieuw Nederlands Toneelgezel schaponder artistieke leiding staan van Frits van Dijk en onder de za kelijke leiding van H. J. Woudstra. Op het repertoire staan onder meer Mevrouw Warren's Bedrijf" van G. B. Shaxc, .Hedda Gabler" van rlen- rik Ibsen en ,£oledad" van Colette Audry. HOLLANDS GLORIE", de zee slepersroman van Jan de Hartog. zal onder de Engelse titel „Captain Jan" nog dit jaar verfilmd worden door de Engelse producers Kenneth Har- op per en George W. Willoughby. De opnamen zullen gemaakt worden Terschelling en in Harlingen. TE MADRID is op 67-jarige leef tijd tengevolge van een hartaanval overleden de schrijver Mariano To- mas, die vooral bekend werd door sijn biografie van Cervantes.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1957 | | pagina 5