POLDERCONCENTRATIE AANVAARD Thans op Schouwen- Duiveland, Tholen en N.-Beveland drie grote waterschappen Samenvoeging op Zuid-Beveland wellicht in de winterzitting ST. MAARTENSDIJK WORDT ZETEL VOOR NIEUWE POLDER THOLEN GEORGANISEERD OVERLEG BIJ NIEUWE WATERSCHAPPEN MAANDAG NAMEN ZEELANDS STATEN een besluit van vérstrekkende .betekeniszonder hoofde lijke stemming besloten zy tot samenvoeging van de vele polders op Schouwen-Duiveland, Tholen en Noord-Beveland tot drie grote waterschappen, over eenkomstig de voorstellen van Gedeputeerden. Er werden daarin slechts enkele wijzigingen aange bracht: zo werd op voorstel van mr. 3. F. G. Schlingemann besloten om niet de stad Tholen als zetel van het nieuwe waterschap Tholen aan te wij zen, doch het centraler gelegen Sint-Maartensdijk, terwijl bovendien het aantal districten van dit wa terschap zes volgens het plan van Ged. Staten op zeven werd gebracht. Voorts deden Gedeputeer den twee belangrijke toezeggingen: de toekenning van een plaats in het waterschapsbestuur aan ge meentebesturen zal op korte termijn nader worden bestudeerd, evenals het toekennen van actief kies recht aan pachters. Nadat het besluit tot concentratie was gevallen gisteravond om vijf minuten voor half zeven na een dag van langdurige debatten hield de com missaris der koningin, jhr. mr. A. F. C. de Casem- broot, een korte, kernachtige toespraak, waarin hij de importantie van het tevoren genomen besluit nog eens met nadruk vaststelde. „Dit was een historische zitting", zei de commissaris, „laten wij hopen, dat deze concentratie van polders en waterschappen zal beantwoorden aan de verwachtingen. Laten wij vooral hopen, dat de besturen van de nieuwe water schappen van de gedachte bezield zullen zyn, dat het waterschap móet leven in de streek. De besturen zullen er steeds naar moeten streven om via de dis tricten diegenen te raadplegen, die tot op heden in de kleine polders hun taak zo voortreffelijk hebben vervuld. En tenslottemoge God deze nieuwe water schappen behoeden voor een ramp, zoals in 1953 over ons gewest is gekomen!" De Staten hebben het over het algemeen Gedeputeerden niet moei lijk gemaakt, want vrijwel iedereen was van de noodzakelijkheid der concentratie overtuigd. De meeste sprekers brachten het college hulde voor het vele werk, dat aan de voorbereiding der voorstellen vooraf ging, waarbij vanzelfsprekend in het bijzonder werd genoemd het lid van het college, de heei* C. Philipse, onvermoeid strijder voor de sa menvoeging. Een der Statenleden sprak zelfs van het „meesterwerk van deze Gedeputeerde". Overigens bracht deze op zijn beurt hulde aan de polderbestuurders in de „concentratiegebieden", die door hun medewerking zijn taak zozeer hadden verlicht. En tenslotte sprak de Gedeputeerde woorden van lof aan het adres van de hoofdcommies A. J. C. der Pagter van de tweede afdeling der provinciale griffie, die eveneens zijn beste krachten aan deze samenvoeging had gegeven. De ochtendvergadering ging voor namelijk heen met de algemene be schouwingen rond deze concentratie- voorstellen, waarbij sprekers van alle fracties het lyoord voerden. De eerste spreker was jhr. mr. T. A. J. W. Schorer, die betoogde dat bij deze voorstellen de beleidsvraag een grote rol speelt. Hij verklaarde met nadruk, dat er evenwicht diende te bestaan tussen controle enerzijds en het vertrouwen anderzijds, dat in de nieuwe waterschappen moet worden festeld. Belangrijk achtte deze spre- er ook een juiste verhouding tussen de bevoegdheden van de algemene Naar* zijn mening waren Ged. Staten er weliswaar in geslaagd dit evenwicht te vinden, maar toch vroeg hij zich af of het nu wel no dig was, dat er in de nieuwe water schappen meer controle-maatrege len van kracht zouden zijn dan thans het geval is bij de bestaande grote waterschappen. De heer Schorer noemde daarvan een aan tal voorbeelden. Hij kon begrijpen, dat Ged. Staten in de aanlooptijd de groei van deze nieuwe water schappen wilden controleren maar hij meende, dat de maatregelen daartoe dan van tijdelijke aard dienden te zijn. De woordvoerder van de V.V.D., mr. J. F. G. Schlingemann, zette in een staatsrechtelijk betoog uiteen, dat deze voorstellen in feite betekenen, dat het gehele bouwsel van de Zeeuw se polders en waterschappen aan nieu we omstandigheden wordt aangepast. „Dat wij daarover thans kunnen be slissen, is te danken aan de grond- yan lg4g naar de opvati i grote liberaal Thor- Ichlingemann: „U zult dit onze fi enige gepaste trots vervult. tingen van becke" zei mr. Mr. H. B. Bouwman ...bestuurlijk element... Nu de Staten als rechtsvormend or gaan optreden moeten zij zich er van bewust zijn, dat het er hier om gaat de beste en nuttigste inrichting van de waterkering en waterlozing en de billykste verdeling van de lasten te krijgen, zo zette mr. Schlingemann verder uiteen. Met name mag hier de autonomie van de waterschappen niet worden aangetast. De ramp van 1953 heeft duidelijk gemaakt, dat een ieder belang heeft by een góede zeewering. Het Is dan ook niet meer dan billijk, dat de las ten daarvan worden verdeeld over al le belanghebbenden". Voorts ver klaarde deze spreker dat naar zijn mening de onderhavige voorstellen te gemoet kwamen aan wensen en ver langens van bctanghebbendeifc doch tevens voldeden aan de criteria, die aan de autonomie moeten worden ge steld. „Maar is het absoluut noodzakelijk dat het aanpassingsbedrag van 2. per ha voor alle drie te vormen pol ders gelijk wordt gesteld De com missie van elf uit Tholen meende, im mers, dat 3.per ha beter zou zijn?" wilde hij nog weten. Tenslotte ontwikkelde deze spreker enkele be- H. Vermeulen heemrasd zwaren tegen het nieuwe classificatie artikel, zoals dat door Ged. Staten was gewijzigd. Mr. H. B. Bouwman (p.v.d.a.) juich te de voorstellen eveneens van harte toe eh verklaarde o.m. het billijk te achten, dat ook de achterliggende polders thans aan de kosten van de zeewering gaan meebetalen. Ook deze spreker ging in op de verhouding toezicht-waterschap en waarschuwde voor een verambte- lijking van de gang van zaken. „Het bestuurlijk element moet overheersen" zo zei hij. In dit ver band wees hij op de waarde van de districtsindeling. Voorts vroeg hij of het niet mogelijk was om ook de pachter stembevoegdheid te verle nen. Hij zag wéliswaar moeilijkhe den om op korte termijn tot de verwezenlijking van deze wens te komen, maar toch hield hij zich het recht voor op deze materie nog eens terug te komen. Deze spreker bracht eveneens de classificatie ter sprake en informeer de tenslotte of bij de voorstellen reke ning is gehouden met de herverkave lingsrente. De heer A. H. Vermeulen (p.v.d.a.) brak een lans voor het invoeren van de naam „heemraad" in plaats van „gezworene" en hield voorts een be schouwing over de plaats van de ge meente in het waterschap. Naar zijn mening was het noodzakelijk, dat de gemeenten deel kregen in het bestuur van de polder. Ook deze spreker bleek voorstander te zijn van stemrecht aan pachters. De c.h.-woordvoerder, de heer M. den Boer stelde met nadruk vast, dat ook de kleine waterschappen tot dus ver goed*werden bestuurd. Niettemin: samenwerking geeft geen voldoende bestuurskracht hetgeen de gemeente lijke samenwerking wel duidelijk illu streert. Bovendien moet in polderza ken snel gehandeld worden, zodat con centratie noodzakelijk is. Overigens wees de heer Den Boer er op, dat de polders zelf om deze concentratie hebben gevraagd* *De tijd üaX de leu ze opgeld deed „wie water weert, die water keert" is voorbij, het waterke- ren is een nationale zaak geworden". De heer Den Boer was verheugd over de voorstellen, maar betoogde dat een verdere aantasting van de waterschapsautonomie niet moge lijk was. In dit verband toonde spreker zich ingenomen met de instelling van dis trictsvergaderingen. Voor stemrecht aan de pachter zoals sommige voor gaande sprekers wilden, was hij ech ter niet te vinden. Burgemeester Kodde (s.g.p.) van Zoutelande was de eerste, die niet hé lemaal enthousiast deed. Is het niet een beetje haastig gegaan met die concentratie, zo vroeg hy zich af. Bo vendien is door de veelheid van stuk ken de stof onoverzichtelijk geworden. Hij betoogde, dat concentratie niet altyd nodig was, maar dat ook met samenwerking veel was te bereiken. „Dan heeft men tenminste nog iets te vertellen, by samenvoeging niets meer.... Er wordt in onze tyd teveel verwacht van het grotere, het sterke re". Deze spreker was weliswaar voorstander van een betere verdeling van de waterschapslasten, maar dan diende daarby het gehele Nederlandse volk te worden betrokken. Uiteraard bracht ook de heer Kod de het „gemeentelijk element" ter sprake. Het gemeentebestuur dient in het waterschap vertegenwoordigd te zijn", aldus spreker. Jk weet wel, dat de waterschapsbesturen kippevel krij gen als men dat zo vierkant zegt, maar het gemeentebestuur is nu een maal verantwoordelijk voor de men sen in de gemeente. Dat ls wel bij de ramp gebleken!" De heer Kodde voelde al evenmin voor stemrecht van de pachters, wel voor een eventuele delegatie van dit recht door de eigenaar aan de pachter. Burgemeester P. V. M. Vercauteren uit Clinge, die namens de k.v.p. sprak, was het ditmaal met zyn s.g.p.-ambt- genoot van Zoutelande eens. Ook hy sprak van „te vroeg" en stelde boven dien nadrukkelyk, dat deze concen tratieplannen in de toekomst niet zo maar zonder meer gebruikt konden worden voor andere delen van Zee land. „Want daar liggen de verhou dingen heel anders Overigens had deze spreker voordat tot concentratie werd overgegaan ze kerheid willen hebben over de rijks bijdrage voor de werken aan de zee wering, in welk verband hij ook del tawerken en verhoging dijken langs de Westerschelde ter sprake bracht. De heer P. Boudeling (a.r.) daaren tegen was weer voorstander van de samenvoeging. Hij bepleitte een inde ling op Tholen van 7 districten ana loog aan de 7 grote waterschappen In plaats van 6, zoals het voorstel luidt. De laatste spreker ln eerste termijn was de heer L. P. van Oorschot die op de noodzakelijkheid van controle wees en voorts sympathie bleek te gevoelen voor het „gemeentelijke" standpunt inzake de medezeggingschap. Mr. J. F. G. Schlingemann ...gepaste riots... iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiuiiiiiiiBfniiiiiiiiiiitiHJiiiiiiuniiiiiiiiiiiimisiQni Vreemde iyopheffing" van vier gemeenten Sedert jaren is de Statenzaal fleurig versierd met de wapen schilden der Zeeuwse gemeen ten. Maar tot verbazing van vele Statenleden waren er gis teren een viertal verdwenen. By nader onderzoek bicken zij tegen de eiken binten van de zoldering te zijn opgehangen. Het was een vreemd geval en niemand begreep het rechte er van. In de wandelgangen bracht evenwel mr. dr. A. J. J. Mes de oplossing: „Opheffing van gemeenten", zei hg somber. Als hy gelgk heeft kan men in de toekomst in het dierbare Zeeland nog vreemde dingen verwachten. Want dit waren de gemeenten, waarvan de wa pens zo hoog prykten: Waarde, Kortgene, Sluis en Oostkapelle. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllll M. den Boer ...niet verder.. Tholen krijgt 12.000 voor industrieterrein. De agenda van de provinciale staten bevatte gisteren behalve de voorstellen tot concentratie van de waterschappen nog enkele kleine punten, o.a. een voorstel van Ged. Staten tot het verlenen van een bjjdrage van 12.000 aan het ge meentebestuur van Tholen in de uaniegkosten van een Industrie terrein. Over dit voorstel ontstonden enige schermutselingen, waarbg geladen woorden vielen al» ..bestedingsbeper king", „bedenkelgke gang van za ken en aanverwante terminologieën. De heer Van der Feltz wilde de Thole- naren zelfs naar Zeeuwsch-Vlaande- ren overbrengen, omdat daar meer werk is en de heer Verhagen claimde een overigens theoretische bijdrage van het rgk voor dit industrieterrein voor de provincie, maar uiteindelgk werd het voorstel van het college zon der wgzigingen aanvaard. En wat die claim betreft: Ged. Staten mogen naar bevind van zaken handelen, zo werd besloten. Tenslotte werden de- voorstellen van het college aanvaard Inzake de oprichting Stichting Jjn- schuttende Werkplaatsen en subsidie restauratie Oostkerk te Middelburg. De heer Van Oorschot en het college waren het eens. Het personeel van de nieuwe water schappen krijgt een Georganiseerd Overleg. Toen het betrokken artikel van het reglement aan de orde kwam, verhief namelijk de heer L. P. van Oorschot (p.v.d.a.) zich van zijn ze tel en diende een amendement in, waardoor de nieuwe waterschapsbe sturen gedwongen zouden worden met de werknemersorganisaties in ge organiseerd oVerleg over de posities van de polderambtenarcn te over- GEDEPUTEERDE PHILIPSE heeft maandagmiddag in een uit voerige rede vele opmerkingen en vragen van de Statenleden rond het voorstel tot samenvoeging der waterschappen op Tholen, Schou wen-Duiveland en Noord-Beveland beantwoord en er daarbij nog eens met nadruk op gewezen, dat het doel van deze concentratie is: veilig heid! Hij sprak voorts als zijn verwachting uit, dat de samenvoeging van de waterschappen op Zuid-Beveland wellicht in de komende win terzitting van de Staten haar beslag zou krijgen. Wellicht dat bij deze gelegenheid Gedeputeerden nader in kunnen gaan op de nog hangende kwestie van de deelneming der gemeenten aan het waterschapsbestuur en van het kiesrecht der pachters, welke beide punten sommige Sta tenleden overigens zonder opvallende eenstemmigheid hadden aangeroerd. De heer Philipse zette uiteen, dat de onderhavige voorstellen van het college geheel waren aangepast aan hetgeen in dit opzicht in de streek leefde. „Er is geen sprake van, dat het college bevoegdheden aan zich I wil trekken" verklaarde hij met na- i druk. In dit verband deelde hij mede. dat Gedeputeerden alsnog tegemoet wensten te komen aan enkele wen sen van de Statenleden: de grens voor onderhandse aanbestedingen werd verschoven van 5000 naar Maar de heer Philipse nam hun zorgen weg: „Er zal met de "streek contact worden opgenomen en ik twijfel er niet aan, dat het advies van de streek inzake dit nieuwe bestuur door ons zal wor den overgenomen!" De Gedeputeerde stipte ook nog even de mogelijke concentratie in an dere delen van Zeeland aan, met na me in Oost Zeeuwsch-Vlaanderen. Te- V,a.™VHl'Zffr^KÏ.WS 1 dM«>P eveneens gezinapeeld. zonder ingetrokken, terwijl het COlleoe ook nvertcons nomen to nnomon Torloro geen overwegende bezwaren had, in dien de Staten het aantal districten in Tholen van zes op zeven wensten te brengen. Spreker ging nader in op de classi ficatie. Van gronden namelijk, waar van het opbrengend vermogen aan merkelijk minder is dan van de gron den, waaruit in het algemeen het wa terschap bestaat, wordt minder of geen schot geheven. De heer Philipse zette uiteen, dat hierbij met name was gedacht aan zandgronden, o.a op Schouwen. Met de opmerking van burgeme'es ter Vermeulen over de titulatuur - heemraad of gezworene was d heer Philipse het niet eens: in Zee land is de naam „gezworene" alge meen en het is nu eenmaal nodic een uniforme naamgeving te gebrui ken. Sommige statenleden badde- zich zorgen gemaakt over de be noeming van het eerste nieuwe bestuur, welke benoeming door overigens namen te noemen. „Iedere streek moet afzonderlijk bekeken worden", zei de heer Philipse. „In Oost Zeeuwsch-Vlaanderen bijvoor beeld kén de situatie anders liggen. Er zijn daar binnenpolders, grens- polders, calamiteuze polders, zeewe- rende polders. En met al deze zaken moet bij concentratie zo mogelijk re kening worden gehouden". Over de rijksbijdrage in. de kosten j van verbetering der zeewering zei de b**er Philipse, dat hierover contact De heer Philipse zinspeelde ook nog op de te verwachten financiële rege ling waterschapsbestel: „Een water schap als bijvoorbeeld de polder Wal cheren zou volgens deze regeling een jaarlijkse uitkering van 400.000 krijgen". DE ARTIKELEN. Na de uitvoerige rede van de heer Philipse werd het nieuwe reglement van de waterschappen artikelsgewil- ze behandeld. Het ging hierbij vaak om details, zoals de sleutels van de stembus, zuiverings- en ambtseed, weliswaar kleine zaken, maar niet temin belangrijk. Met name burge meester Kodde van Zoutelande toon de zich een meester in het opsporen van kleine oneffenheden in het nieu we reglement. Enkele noodzakelijke wijzigingen zullen Ged. Staten nog nader bekijken. Een principieel punt was nog de vraag of publiekrechtelijke lichamen voor bij hen in beheer zijnde wegen waterschapslasten moeten betalen in de nieuwe polders. „Néén, dat hoeft niet" zei het college. „Het zijn im mers onvruchtbare gronden zonder opbrengend vermogen". „Jawel" zei Statenlid Schlinge mann daarentegen en met hem de heren Bouwman, en Den Boer. „Voor het kanaal door Zuid-Beveland wordt aan de Brede Watering ook water schapslasten betaald". „Maar ik moet toch wel even waarschuwen" zei op zijn beurt het lid van Ged. Staten, ir. Dikötter, „de taak van het waterschap ligt ook op het gebied van het wegbeheer. Hoe kan nu een waterschap gelden heffen van een overheidsinstantie, die deze taak van haar heeft overgenomen?" Inmiddels begonnen over dit punt ook de burgemeester-statenleden oogenoriien met de minister. „De I «achtkens te murmureren: kennelijk csten van verzwaring der zeedijken zagen zij voor hun geestesoog de wa- ">rten worden cergeheveld naar 'erschapsbestuurders alsmaar gelden 'et nieuwe waterschap. Bijvoorbeeld "it hun schamele gemeentekassen ui de Vier Bannen vah Duiveland de halen. Het eind van dit lied was, dat eedijken versterkt heeft gekregen, Gedeputeerden toezegden deze zaak zou het onjuist zijn de kosten daar- j "og eens nader te bekijken, van alleen op deze 2500 hectaren te I laten drukken". Gedeputeerden had den de minister overigens medege deeld. dat de afrekening der reeds verleende voorschotten naar hun me ning diende te geschieden met de ,geografische polder", dus niet met 1.igcugiBiisi;uc (luiurr i hol nieuwe waterschap, Tenslotte trachtten de heren Kod- de en Leendertse nog de zetel van het •'.ftterschap Noord-Beveland uit Kort- I gene weg te halen naar Wissekerke, waartegen zich de heer Salomé ver- 1 zette. Het bleef Kortgene i leggen. „Er zijn wéliswaar polders, die begrip tonen voor de nieuwe tijd", aldus de heer Van Oorschot, „maar er zijn er helaas ook nog. die zelfs door Gedeputeerden moeten worden ge maand om bepaalde voorzieningen voor hun personeel te trrffen". Deze spreker wilde kennelijk het zekere voor het onzekere nemen en diende daarom bovengenoemde wijziging van het bewuste artikel in. Gedeputeerde Dikötter toonde zich daarover verbaasd. „Er wordt hier alsmaar betoogd, dat men vertrouwen dient te hebben in de nieuwe bestu ren, maar op dit punt heeft men dit vertrouwen blijkbaar niet", ze: hij. Overigens bleek de meerderheid van het college het met de heer Van Oor schot eens, want de heer Dikötter las namens of in opdracht van die meer derheid een aanvulling op het artikel voor, die hetzelfde behelsde als het amendement-Van Oorschot. Deze wilde niettemin zekerheid hebben en vroeg of deze alsnog voor gestelde wijziging een georganiseerd overleg bindend voorschreef. Waarop vrijwel het gehele college knikte. En mr. A. J. van der Weel opmerkte: „Wij bedoelen hetzelfde als U. Het is alleen wat minder huiselijk gefor muleerd Ongelijke rechtsbedeling bij intrekken rijbewijzen. In een brief aan de minister van verkeer en waterstaat doet de A.N. W.B. het dringend verzoek een einde te maken aan ongelijke rechtsbede ling bij het intrekken van rijbewijzen als bijkomende straf op een verkeers- misdrijf. Indien namelijk een rijbewijs ge durende de periode van intrekking verloopt, dan wordt op negen van de elf provinciale griffies, waaronder Zeeland, gesteld, dat de betrokkenen opnieuw rij-examen moet doen. Men beroept zich daarbij op artikel 114 van het wegenverkeersreglement. Bij het intrekken van een rijbewijs als bijkomende straf spreekt de rech ter geen oordeel uit over de rijbe voegdheid van een delinquent. Voor 1952 verloor men bij intrekking zijn rijbevoegdheid. De Staten-Generaal aanvaardden toen eer. wijziging in de wegenverkeerswet (art. 19 en 39), waarin teruggave van het rijbewijs na een intrekkingsperiode verplicht werd gesteld en dat dit rijbewijs al leen de geldigheid voor de duur van de ontzegging zou verhezen. Het toevallige feit, dat een rijbewijs geldigheid tijdens intrekking verliest acht de A.N.W..B dan ook geen reden om een nieuw rij-examen verplicht te stellen.. Men bepleit bij de minister van verkeer en waterstaat dan ook in overleg met diens ambtsgenoot van binnenlandse zaken te bevorderen, dat de provinciale griffies voortaan in de onderhavige kwestie zullen handelen overeenkomstig de wet. Felle brand in de Jordaan Door de onvoorzichtigheid van een 14-jarige jongen is maandagavond de eerste etage van het perceel Egelan tiersgracht 9 in de Amsterdamse Jor daan totaal uitgebrand. Het gezin K., bestaande uit vijf personen, is door de brand dakloos geworden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1957 | | pagina 7