Melkman vertaalde en bundelde een aantal Hebreeuwse verhalen Overijselse kunst in Zeeland Over en rondom „Oorlog en Vrede „MEESTERS DER VERTELKUNST ZATERDAG 6 APRIL 1957 PROVINCIALE Z E E U TV 8 E COURANT 13 Problemen wijzigden en brachien verandering in de liferaiuur ZOALS ALGEMEEN BEKEND, is de hebreeuwse literatuur zeer oud. Minder bekend is evenwel, dat het zuiver-verhalende hebreeuwse proza pas ongeveer honderd jaar geleden ontstaan is. Nadat joodse geleerden de canon van de bijbel vastgesteld hadden, waarbij uiteraard de religieuze waarde van de boeken van doorslag gevend belang was, verdwenen langzamerhand de andere hebreeuwse geschriften uit de circulatie. De enige genres die bleven bestaan waren van godsdienstige aard, als wetten, commentaren en gebeden. Verder ontstond er soms in later tijden mooie poëzie in het hebreeuws, doch het proza werd niet beoefend. In de achttiende eeuw, toen niet alleen de Haskala (het verlichte judaïsme) en de joods-nationale bewëgingen ontstonden, maar de algemene verlichting en het rationalisme ook in joodse kringen door werkten (de Renaissance had daarop vrijwel geen invloed gehad), ontstond er een herleving in de hebreeuwse letteren, alléén mogelijk doordat sommigen zich losser voelden staan van God en het niet meer zo sterk als profanatie aanvoelden de hebreeuwse taal voor gewone menselijke aangelegenheden, voor diyertissements-proza, zij het vaak nog zo stichtelijk en pedagogisch van aard, te gebruiken. N u bestond er al lang het jiddisch, een taal, in de diaspora voor- namelyk uit het oude duits ont staan. In die taal werd ook geschre ven, een literatuur die zelfs in de achttiende eeuw nog geheel middel eeuws aandoet. Doch in die tijd be- fint men in joodse kringen dit ji.d- isch, als zijnde een mengdialect, erger, een ghetto-jargon, aan te vallen en fa pleiten voor het gebruik van het hebreeuws. Zonder veel suc ces: in de negentiende eeuw heeft het jiddisch een grote bloei gekend (be ginnend in 1864 met de publikatie van „Dos klein mentchele" (Het klei ne mannetje) van Mendele Moicher Seforim, een bloei, die geduurd heeft tot ver in deze eeuw). Thans schijnt het jiddisch wel ten dode opgeschre ven te zijn, niet alleen als schrijftaal, maar zelfs als spreektaal. De natio nale taal van Israël is het hebreeuws, en het aantal joden dat jiddisch spreekt neemt overal af, ondanks de pogingen, de taal in stand te houden. In de tijd van nationaal bewust- worden, van zich wijd verspreidend Letterkundige kroniek door HANS WARREN zionisme, ontstaat dus ook het eerste ptuza. Hét begin was niet eens erg vrij: de eerste romancien, A. Mapu, schreef in een archaïsche bijbelstijl. De eerste werkelijke pionier was de zelfde Mendele Moicher Seforim die we reeds noemden, want deze schreef zowel in het jiddisch als in het he breeuws, Wat ook andere van de be langrijkste auteurs als Perets en Sjo- lem Aleikhem deden. (Eenheid van spelling voor de transcriptie der na men bestaat niet, zelfs in deze bun del treft men varianten aan). De problemen die de schryvers be handelen, wijzigen zich natuur lijk in de loop van de tijd. Velen der ouderen, die hun jeugd in een Russisch, Pools en ander Oost-Euro pees stadje of dorpje doorbrachten en later door progroms of anderszins verdreven werden, keren in hun werk vaak naar hun geboortestreek terug. De opeenvolging van gebeurtenissen Culturele Cavalcade DE NEDERLANDSE OPERA heeft het plan moeten opgeven om in april weer een aantal opvoeringen te brengen van de opera Philomela van Hendrik Andriessen en Jan En gelman. De première van dit werk ging in 1950 in Amsterdam ter ge legenheid van het Holland Festival. Dirigent Paul Pella moet echter het nieuwe seizoen voorbereiden met zijn gezelschap „Forum" te Ensche de. In verband hiermee is thans be sloten Philomelain het begin van het seizoen 19571958 op te voe ren. DE ITALIAANSE schilder Piero Busanera, die bekend .staat om zijn miniatuurschilderijen, heeft 'n nieuw record gevestigd. Hij heeft een pro cessie geschilderd, die 2,8 bij 2,5 mm meet. Er zijn 9 van deze schilde rijtjes nodig om een gewone postze gel te bedekken HET PARIJSÉ publiek heeft een verrassend grote belangstelling ge toond voor de tentoonstelling, die van 11 tot. 80 maart in het Institut Neerlandais" is gehouden van 300 etsen en een groot aantal tekeningen van Rembrandt, zijn meester en zijn leerlingen. Onder de Parijse studen ten staat Rembrandt bovenaan in hun waardering van schilders uit vroegen eeuwen. Van de schilders uit de moderne tijd neemt Van Gogh de eerste plaats in. DE RESTEN VAN een onbekende stad, daterend uit de voor-Romeinse tijd, zijn bij opgravingen in de Alpen nabij de Zwitserse grens aan het licht gekomen. Archeologen ontdek ten 50 graven, waarvan sommige 2200 jaar oud waren en waarin grote hoeveelheden gouden en bronzen sie raden, beschilderde vazen en bekers werden aangetroffen. DE VIOLIST Jo Juda is naar Spanje vertrokken voor een tournee van en kele weken. Hij wordt vergezeld door zijn echtgenote. en gewelddaden in de twintigste eeuw, de verscherpte vervolgingen enerzijds en de nationale opleving anderzijds, hebben vele veranderin gen gebracht die zich in de literatuur trouw weerspiegelen. Begrypelyk is bijvoorbeeld, dat de stof die de in Palestina-Israël geboren of groo>- geworden schryvers behandelen vah geheel andere aard is dan die van Audrey Hepburn als Natasha en Henry Fonda als Pierre in „Oorlog en Vrede". oudere generaties. Het zou te ver gaan, hier in te gaan op de verschil len onderling, die talloos zijn (af stamming en geloofsovertuiging mo gen eender zijn, maar de „eenheid" van het joodse volk is thans slechts een fictie). De verhalen getuigen er van voor de gevoelige lezer. We zul len er enkele der opvallendste de re vue laten passeren. „Rabbi Mendle ontmoet Rabbi Alter" van Mendele Moicher Seforim, (Mendele de Boekverkoper, 1836 1917) opent de rij en is tevens een van de allerbeste. Hier zijn we nog geheel in de oude oosteuropese sfeer, en wat opvalt is de onbarmhartige zelfkritiek op juist die joodse eigenschappen die vaak ten grondslag liggen aan anti semitische gevoelens. Deze zelfspot en -kennis valt trouwens bij vele he breeuwse auteurs op. Het verhaal van Mendele is satiriek en geeft een ui terst scherpe observatie van de oude ghettomentaliteit die de schryver, zelf enige tyd vagebond, zeer goed kende. Van David Frlschman is er een typisch oosterse, in een soort bijbelstijl geschreven novelle, „Overspelig". Een boeiend verhaal, maar Het lijkt zo antiek, dat men ver baasd is, te lezen dat deze schrijver fias in 1922 gestorven is. Voortreffe- ijk is' ook het verhaal van Elijahoe Majdanek, een schryver die in 1904 onder de indruk van de progroms in Kisjinew zelfmoord pleegde. Als men bedenkt, dat deze novelle „Chameets" geschreven is door een nauwelyks twintigjarige (Majdanek was 22 toen hij stierf) voelt men deze ontydige dood als een groot verlies, want zijn werk roept herinneringen op aan de grootste Russische schryvers uit de vorige eeuw. Aangrijpend is de historische no velle over de jodenvervolging tydens Provincie hier evenmin bindende facior (Van een onzer redacteuren.) OVERIJSELSE kunstenaars exposeren deze en volgende week zoals gemeld in de Zeeuwse hoofdstad, maar men trekke daaruit niet de conclusie, dat thans de schoonheid van het gewest daarginds is terug te vin den in de drie zalen van het Mid delburgs kunstmuseum. Want het is met deze veertien beeldende da- Expositie in kunstmuseum te Middelburg mes en heren uit het oosten als precies eender gesteld als met hun Zeeuwse collega's: de provincie kan voor hen moeilijk worden be schouwd als een bindende factor van enige artistieke betekenis. En daarom lijkt deze expositie enigs zins op een tentoonstelling van de Zeeuwse kunstenaarskring, name lijk een verzameling heterogene werken van zéér verschillend geaarde leden. de Spaanse inquisitie van A. Barach, doch de kroon spant wel het verhaal „Aan de grote weg" van Jitsgak Sjenliar, een in 1905 in de Oekraïne geboren schrijver, die sinds 1924 in Palestina woont. Het is een vrH lang verhaal waarin zeer weinig gebeurt: een nauwelijks volwassen dorpsjon gen pocht om indruk te maken op een dito meisje dat hy op avontuur zal gaan naar Tel Aviv. Hy gaat, liftend, maar keert dezelfde nacht ontgoo cheld en mishandeld terug. Het ver haal beschryft wat hij en het meisje doen in dat korte tydsbestek, en Sjen- had heeft kans gezien in dit schyn- baar zo onbewogen verhaal de talloze tegenstellingen in het moderne Israël op subtiele wijze uit te beelden. Hij is een schrijver van groot formaat, waarvan men gaarne meer in het Ne derlands vertaald zou zien. De novelle „De krijgsgevangene" Sm Jishar is in zoverre interessant, d&t hier openlyk beleden wordt, dat ook de Israëliërs er by hun oorlog voering en verhoren methodes op na houden die zich in niets onderschei den van die elders in de wereld. Uitstekend zyn ook de verhalen van Serkówits, Dèbora en Agnon; de an deren zijn óf van minder belang óf de schryvers werden weinig sterk vertegenwoordigd (Perets byv.). Dr. J. Melkman bracht de verzame ling byeen en vertaalde de meeste verhalen; I. S. Herschberg nam een viertal vertalingen voor zyn rekening. Deze interessante en mooie bundel verscheen in de bekende serie „Mees ters der Vertelkunst". Meesters der Hebreeuwse vertel kunst, verz. dr. J. Melkman. J. M. Meulenhoff, Amsterdam. Werken VAH 2\ewIz SfAlH Van de Middelburgse componist Henk Stam directeur van de Zeeuw se Muziekschool) worden dezer dagen de volgende werken uitgevoerd: Viool sonate (in Amsterdam en Brussels; Vioolsuite (via de radio); Tweede Strykkwartet (in Den Haag, Utrecht, Keulen, Mainz en %ia de radio)De Ruyter-ouverture (9 mei in Vlissin- gen) en eind mei ln Parijs Siciliano, Sarabande en Passenied voor fluit, obligaatviool en strijkorkest, onder leiding van Manfred Kelkel. Sneeuwlandschapvan Jan Broeze. Is de streek dan hier geheel zon der invloed? Misschien niet hele maal. Zo maken de schilders van Noord-Overijsel de indruk contem platiever te zijn dan hun dynami scher bentgenoten uit.het industriële Twente. En de Sallanders globaal genomen hangen daar zo'n beetje tussen. Maar verder dan deze vage en tevens discutabele onderscheiding kan men beslist niet gaan. Men zoe- ke daarom op deze tentoonstelling niet naar een soort Overijselse krachtbron, waaraan de aldaar wo nende kunstenaars zich bij voortdu ring laven. Integendeel, men kan op deze expositie alleen kennismaken met het werk van individuele schil ders, daarbij' hun gewest volkomen buiten beschouwing latend. Het is te merken, dat de Zeeuwse kunstenaarskring de tentoonstelling heeft ingericht: de eerste zaal is, zo als onze penseelvoerende Zeeuwse vrienden ook met hun eigen exposi tie deden vorig jaar, kennelijk be stemd om de doorsnee-bezoeker maar ineens in de sfeer der progres sieven te dompelen. Zonder waar schuwing! Twee abtstracte heren hangen nier: Henk Schurink en Jan Bolink. beiden uit Enschede. Schu rink is de jongste nog geen der tig en hij behoort tot die merk waardige lieden, die, driftig de verf- tube knijpend, grillige en extatische abstracties creëren, daarbij een ogenschijnlijke chaos te voorschijn roepend. Bolink daarentegen is de man, die zijn extase in geordende banen heeft geleid, zodat zij een koele objectiviteit werd. Het hangt van des bezoekers instelling af aan wie hij de voorkeur geeft voor opgesteld, dat hij deze abstracte kunst au-serieux neemt. Zonder ove rigens van geestdrift over te lopen, voelen wij het meest voor Bolinks werk, al ziet men hierin weer eens duidelijk hoe de afstand tussen ab stractie en decoratie soms angstig klein kan zijn. Maar toch maakt dit werk een sympathieker indruk dan van zijn atonale collega, ondanks het feit dat diens schijnbare wan orde bepaald niet zonder systeem is. T n dezelfde zaal hangt ook werk van Piet Zwiers (geb. 1907). Het wekt de indruk, alsof bij deze kunstenaar de mens in het middel punt van zijn kunst staat. Maar bij nadere beschouwing vraagt men zich toch wel af of de mens bij deze schilder inderdaad wel hoofdzaak is. Gebruikt hij hem niet veel meer als een ondergeschikt marionet in een overigens bekwaam en talentvol ge speeld spel met coloriet en composi tie? Maar in elk geval het zij hier nogmaals gezegd het spel wordt met talent' en grote vakken nis gespeeld! Wanneer men de drie in deze eer (Van een filmmedewerker) Zozeer heeft de reclame rond de laatste film van King Vidor „Oorlog en Vrede" zich beziggehouden met Audrey Hep burn, dat Tolstoi er vrijwel door op de ach tergrond is geraakt. Wel zijn er in ons land in literaire kringen boze stemmen opgegaan over de verminking van de wereldberoemde roman (op de bijbel na het meest gelezen boek ter wereld), die Tolstoi zevenmaal overmaakte. Maar blijk baar weten de meesten niet, dat ten tijde van Tolstoi „Oorlog en Vrede" ook al, met goed vinden van de auteur, in allerlei verkorte uit gaven verscheen. Toen in 1910 Tolstoi samen met enige vrien den, zijn zoon Serge en dochter Alexandra de eerste film ging zien, die er in Rusland vertoond werd, was de schrijver enthousiast over de techniek van het medium film. Hij zag er met recht een internationale tolk in en betreurde het, dat een dergelijk pracht- middel zo misbruikt werd voor allerlei „on zin". Bijna een halve eeuw later verklaarde zijn dochter Alexandra, na het zien van de verfilming van „Oorlog en Vrede" het boek waaraan haar moeder heel wat jaren besteed de om het telkens weer over te schrijven in het net „Ik hoop vurig, dat de film niet alleen belangstelling wekken zal voor dit boek van mijn vader, maar meer nog voor zijn leer stellingen, die al zoveel hoop en genoegdoe ning gegeven hebben aan hen, die het mate rialisme van deze tijd moe zijn. Dat zij het geloof van de schrijver zullen delen, het ge loof namelijk, dat gebeurtenissen slechts van voorbijgaande aard zijn en alleen de grootheid van de menselijke geest blijft voortbestaan, van geslacht tot geslacht." Of King Vidor dat nu juist met zijn ver filming bereikt heeft, betwijfelen we. Want alleen in de figuur van Pierre Be- zuchow (een schitterende creatie van Henry Fonda) komt Tolstoi zo nu en dan om de lioek kijken. Voor de rest is het al materialisme, wat de klok slaat, om dat we bij zoveel gigantische scènes niet Klok werd wel deskundig ieruggezei kunnen nalaten te gissen wat het gekost moet hebben om de „lering van de een voud" van Tolstoi aan de man te bren gen. Deze „slaande klok" is echter zo deskundig teruggezet, dat we met een voortreffelijk weergegeven stuk historie geconfronteerd worden. En daarmee doel ik niet alleen op de veldslagen, maar ook op het leven van de aanzienlijke Russische families in de Napo leontische tijd. In Rusland was men wat eti quette en opvattingen betreft meer Frans ge- oriënterd dan de namaak-adel van Napoleon in Frankrijk zelf. Het geld, dat het gekost moet hebben om dit allemaal zo historisch getrouw mogelijk weer te geven, evenaardt waarsclujnlijk het zweet en de zenuwen, die het de tientallen leidende figuren van de produktïe van „Oorlog en Vre de" gekost heeft om de opnamen binnen de vastgestelde tijd klaar te krijgen. King Vidor, de Amerikaanse regisseur, had als assistenten voor produktie en regie de Italianen Ponti en De Laurentiis ge vraagd, het team, dat met „La Strada" on langs een Oscar voor de beste buitenlandse film heeft gewonnen. De regisseurs zorgden voor 150.000 man om voor de Russische en Franse soldaten te spelen. Voor 54.000 paarden. Het Italiaanse leger leende ze uit, compleet met officieren, voorzien van alle technische uitrustingen, no dig om een zo grote massa precies op tijd in beweging te zetten. En dit alles onder^ super visie van het Italiaanse Ministerie van Oorlog. Omdat er echt gevochten moest worden (wat in de film dan ook zo natuurgetrouw gebeurt, dat de beste Western er kinderspel bij is) en er dus wel eens een schrammetje opgelopen zou worden, werden er nog 60 doktoren als soldaten onder de beide legers verdeeld. Ze hadden het consigne om in recordtempo de kleinere verwondingen te verzorgen, want de produktie mocht niet opgehouden worden. Dit leger nu, dat groter was dan dat, waar mee Caesar 2000 jaar geleden de beide Gai- liën veroverde, moest echter ook in de authen tieke uitrusting steken. Negentig kleerma kers uit Florence en vijftig kleermakerijen in Rome sloten de tent voor hun vaste klanten om de geweldige order van de Amerikanen op tijd klaar te krijgen. Voor de 180.000 uni- formknopen moest een Zwitserse firma de hele Italiaanse knopenindustrie bijspringen. Wij vragen ons alleen af, waar blijven ze met al dat spul, nu de film klaar is? Zes uur lang duurde aanvankelijk de hele film, maar wij krijgen er maar drieëneenhalf van te zien. Inbegrepen de scène, die men er in Frankrijk als kwetsend heeft uitgehaald. Na melijk die opnamen, waarin de woedende Na poleon in het verlaten, brandende Moskou zijn generaals wegens incompetentie aan de kant dreigt te zetten en te degraderen, zodra hij tien niet dronken gemeensoldaten voor hen in de plaats kan vinden! ste zaal de symfonici onder de ex posanten zou noemen, dan zijn N. Bernink uit Glanerburg en Folkert Haanstra uit Goor in dc tweede zaal de komermusiei. Een „Stilleven met koekepan" en vooral ook een bijzon der geslaagd landschap (tempera) van Bernink zijn voorbeelden van een bescheiden, maar niettemin hoogstaande kunst. Stien Eelsingh is in deze zaal vertegenwoordigd o.a. met enkele frisse gdUaches. Haar werk eist geen diepzinnige beschou wingen gelukkig dat zoiets ook nog wordt gemaakt- maar is eer lijk, sympathiek en hartveroverend. Jan Broeze uit Goor blijkt een ge compliceerder natuur, althans in zijn vormgeving. Zijn vlakverdeling doet in dc verte denken aan de futuristen, hoewel een „Sneeuwlandschap" deze verwantschap schijnt tc ontkennen. Overigens is dit laatste werk een rustig en knap-geschllderd doek! In de tweede zaal is ook het spaar zame beeldhouwwerk van deze expositie opgesteld, namelijk dat van het echtpaar Eijl-Eitink. Jan van Eijl (1926) zond een opvallend „moeder en kind" in hout in en zijn vrouw een drietal kopjes, schools, maar expressief, vooral het meis jesportret Jolanda. Tenslotte de derde zaal. De zaal der tegenstellingen zou men haar kunnen noemen, want hier vindt men het sombere, maar knap-geschilder- de werk van Hendrik Boer tegen over de optimistische en ongecompli ceerde Hein Balsing uit Deventer. Beiden behoren tot de ouderen onder de exposanten en tot de gevaar lijk woord! traditionelen. Maar zij tonen hier, dat hun rol nog niet is uitgespeeld: menigeen zal in hun werk een rustpunt vinden na alle emoties, die de jongeren bij hen hebben opgeroepen. Tussen deze belde senioren han gen portretten van Willy Zandvliet (1926) en litho's van Jo Pessink (1928). Vooral Pessink mafckt een sterke indruk, zonder twijfel be hoort hij tot de begaafdsten onder de Overijselse jongeren. Van hem mag men nog veel verwachten. Hoe nu de totale indruk is van deze expositie? Zij valt bepaald niet tegen, maar toch kan men niet ont kennen, dat de werkelijk-genialen ook in Overijsel met een lantaarn gezocht moeten worden. Want deze tentoonstelling haalt weliswaar met vlag en wimpel de middelmaat, maar toch: zo héél veel daarboven komt zij niet. Niettemin; een bezoek is zij dubbel en dwars waard! Dit is het fijn-gebeeldhouicde kopje can een jeudige Egypti sche Farao die naar men aanneemt J500 jaar geleden moet hebben geleefd dat door de West-Duitse archeo loog Hans Stock, professor in de Egyptologie aan de univer siteit van Hunchen en direc teur van het Duitse archeolo gische instituut in Cairo, bij Giseh is opgegraven. De kop van donkergroene steen is by- na volkomen gaaf op geringe beschadigingen aan de wenk brauwen en het linker-oor na. Prof. Stock heeft verklaard te geloven, dat de kop behoord heeft bij een standbeeld van koning Userkaf, de eerste Fa rao die de zonnegod aanbad. Of, maar dat is minder waar schijnlijk, bij eên beeld van diens broer Sahuri,

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1957 | | pagina 13