Jh. Cncd/icim is
Maar schop er niet tegen Het Zere Been
AVB,
Cl\ail\
der O^Ay GVt er
Een van de markante "punten uit het leven van admiraal De Ruyter was
ongetwijfeld de beroemde tocht naar Chatham. Deze onderneming
geïnspireerd door Jan de Witt werd ondernomen om de vredeson
derhandelingen in Breda te bespoedigen en in gunstige zin voor de Repu
bliek te beïnvloeden. Deze opzet lukte wonderwel. Nevenstaande gravure
geeft een beeld van de befaamde tocht naar Chatham, in Engeland bekend
als de „Medway-raid". Deze invasie werd getwemd naar de Medway, de
11S km lange recht er-zijrivier van de Theems, die bij Chatham en Roches
ter een prachtige haven vormt. De kerk rechts op de gravure naast de
kasteeltoren is de beroemde kathedraal van Rochester, op de achtergrond
ziet men de veel kleinere kerk van Chatham.
Op deze pagina noteerde een onzer redacteuren enkele indrukken van
Chatham en Rochester in onze tijd
(Van een onzer
CHATHAM ROCHESTER, maart 1957. Chatham-
thans is een vinnige marinebasis en daarom een stad
van kanonnen! Het heeft een groezelig stationnetje,
doch gelukkig inwoners met een blanke pit. Zij be
groeten de vreemdeling niet met grof geschut, maar
met vriendelijke orgelpijpen, vredig opgesteld enige
meters van het beroete stationsgebouw en er hangt
een bord aan met de mededeling, dat het orgel in de
kerk aan het aftakelen is. En of U nu maar offeren
redacteuren)
De straten zijn er een beetje rommelig en doen in
de verte denken aan Den Helder of Vlissingen: er lopen
machtig veel marinemensen. En het aantal kroegjes
schijnt aangepast te zijn aan de sterkte van de Britse
vloot. Maar naast deze vredige orgelpijpen, de vrien
delijke knijpjes en de opgewekte jantjes zijn er in
Chatham ook gestrenge zaken: men schrikt er van de
mijlenlange, hoge blinde muren, die de uitgestrekte
marine-etablissementen omgeven en die behoedzaam
worden bewaakt.
De oude vestingtoren van Rochester,
vlakbij Chatham, beheerst als in de
dagen van De Ruyter het panorama
rond de Medway, de rivier, waar de
Nederlandse vloot grote schade toe
bracht aan de Engelse oorlogssche
pen. Men vindt dezelfde kasteeltoren
en torenspits terug rechts onder de
gravure bovenaan deze pagina.
Toch is men hier blijkbaar op vreemdelingen gesteld. Want In het park
tussen Chatham en het aangrenzende Rochester, keurig aangelegd op de
heuvels van Kent, vormen vriendelijke bloemen In de gazons de beminne
lijke woorden: „Welkom in Chatham". En er staat beslist niet by: „met
uitzondering van de Nederlanders". Dat heeft er misschien een driehonderd
jaar geleden wèl gestaan, want toen was men hier niet zo op de Hollanders
gesteld. Er werd in juni 1667 flink gebibberd voor de forse vloot van
admiraal Michiel de Ruyter, die zojuist een grondige opruiming had ge
houden onder de Engelse oorlogsschepen op de Medway, een zijrivier van
de Theems. Overigens: men bibberde niet alleen in Chatham en Rochester;
In de Londense City, enkele mijlen verder, brak zelfs een paniek uit en de
anders zo betrouwbare banken staakten hun betalingen.
Komt, Nederlanders, laat-ons-een-
fiere-borst-opzetten! Dót was nog
eens een stukje marinewerk en een
dergelijk reisje naar Engeland heeft
sindsdien niemand meer herhaald.
Maar wacht met dat opzetten tot er
géén Engelsen in de buurt zijn, want
zij begrijpen nog steeds niet waarom
die vervelende Hollanders altijd weer
die excursie uit 1667 naar voren bren
gen. En daarom trekt de Engelsman
neerbuigend en verbaasd een wenk
brauw op, wanneer een Nederlander
Ïer ongeluk of met opzet het jaartal
667 uit zijn mond laat vallen.
„Tocht naar Chatham??" enige
minuten stilte „Ahopnieuw
enige minuten stilte „JuistU
bedoelt de invasie van de Hollanders
destijds op de Medway. Look there
Dat is al een hele tijd geleden, is het
niet?"
Jawel, héél lang geleden, knikte
gerustgesteld een mager heer,
die aan ons tafeltje zat in een
gedegen en ouderwets etablisse
ment te Rochester. Hij was een
van de velen, bij wie wij voor
zichtig en met gepast medege
voel tegen het zere been schop
ten. Traag en zwijgend verorber
de hij zijn koude ham, doch zyn
op een barometer-gelijkend ge
zicht gaf aan, dat hrj die hele in
vasie uit 1667 slechts een pure
toevalstreffer vond. Liefst zou
hij zijn opgestaan, teneinde ons
plechtig en nadrukkelijk het
géén-tegenspraak duldende „Ru-
Ie Britannia, rule the waves" toe
te zingen. Het is evenwel duide
lijk. dat een dergelijk optreden in
een openbare gelegenheid een
Engelsman niet past. En daarom
zei nij slechts met voortreffelijk-
gespeelde nonchalance: „Héél
lang geleden. Wilt U nog wat
ham?"
Wilt IJ nog wat ham? Met andere
woorden: man, hou-je mond over die
affaire en schop niet tegen het. zere
been. Au! Alle Britse ergernis over
die Nederlandse Chathamtocht werd
keurig samengeperst in dit fluwelen
vraagje. Het deed ons denken aan de
vermaarde Samuel Pepys, een hoog
geplaatst heer van de Britse admira
liteit uit de dagen van De Ruyter.
Deze Samuel kon soms in z(jn dag
boek ongezouten dingen noteren. Zo
schreef hy over zyn zuster die in
haar woonplaats de Nederlandse in
vasie van naby had meegemaakt: „Zy
kletst zoveel over die Hollanders, dat
Ik er misselijk van word!" Maar dat
schreef hij dan ook alleen voor eigen
gebruik. Wanneer hy in die dagen met
een Nederlander zou hebben gespro
ken, zou hij zonder twijfel poeslief
hebben gevraagd: „Wilt U nog wat
ham
MAAR TOCH.
Hoewel, Samuel kon niet ontken
nen, dat zijn zuster een paar opval
lende dingetjes had gehoord: de En
gelse matrozen en soldaten zweerden,
dat zij liever in Nederlandse dienst
gingen dan nog langer hun eigen ko
ning Karei II te believen. Die maakte
de belastinggelden liever op met al
lerlei opgewekte feestjes inplaats van
er voor te zorgen, dat de vloot piek
fijn la or da w«a. In dit opzicht »ya de
tijden wel veranderd; prins Philip
heeft zojuist grondig op het koninklij
ke huishouden bezuinigd en bij de
Britse marine is er niemand te noe
men, die thans zou willen overwippen
naar de Koninklijke Nederlandse Ma
rine, hoe goed die ook moge zijn. Stel-
je-voor! Met liefde en trouw dienen
de mannen van de Royal Navy, mèt
en zonder martiale snorren, koningin
Elizabeth de Tweede en zorgvuldig
bewaken zij Hare Majesteits dokken
in Chatham. En een buitenlands ver
slaggever die er met een camera
langs slentert, wordt er met argwaan
bekeken. Is dat nou een Rus of is het
er géén? O, een Nederlander! Alge
mene opluchting: de Nederlandse
soort is sinds eeuwen ongevaarlijk.
Wilt U nog wat ham
Toch waren het tragische dagen
voor de Engelsen in juni 1667. Wan
neer men thans bij Rochester over de
Medway kykt, dan kost het weinig
moeite om met oude prenten van de
beroemde Chathamtocht in de hand
zich voor te stellen, welk een desolate
indruk de Britse marinebasis destijds
maakte. Daarginds was tussen palen
de ketting gespannen, die Jan Da-
nielsz. van den Ryn stukzeilde en die
later door Samuel Pepys grimmig en
grondig werd geïnspecteerd en nage
meten (omtrek schakel: 6% incn),
verderop werd de „Royal Charles"
door de Nederlanders in triomf weg
gesleept, hier lagen de „Royal Ja
mes", de „Loyal London" en de „Royal
Oak" te branden. Tussen haakjes: in
1939 was het weer een „Royal Oak",
die ten onder ging als gevolg van een
onverwachte aanval, namelijk door
een Duitse onderzeeër op Scapa Flow.
FÉÉST
Het was inderdaad een ramp voor
Engeland, maar een waar feest voor
Nederland! Een Engels koopman in
Rotterdam schreef in juli 1667 kre
gelig naar zyn vaderland: „Het Is ge
woon onmogelijk te vertellen, hoe
gróót de geestdrift van die Hollanders
is na hun succes te Chatham. Zy hou
den dankdagen en steken wilde vreug
devuren aan. Het zyn me de droeve
tyden welEn een van de Britse
onderhandelaren by de vredesconfe
rentie van Breda berichtte zijn land
genoten „Wy zyn In feite gevangenen
geworden en mogen de stad niet ver
laten. Een Engelsman is hier niets
meer waard
Maar gelukkig voor de Engelsen in
in het algemeen en die van Chatham
en Rochester in het bijzonder is er
hier praktisch niets meer, dat aan die
donkere dagen van 1667 herinnert.
Geen kapotte ketting, géén brandende
schepen, maar een fleurige en drukke
Medway, bedrijvig-rokende fabrieks
schoorstenen, en een uitgebreide en
koene marinebasis. Niets meer over
dusNou ja, alleen het zere En
gelse been. Niet tegen schoppen s.v.p.
Maar wacht even! Er is ook
nog een museum in Rochester
en het kan geen kwaad om
daar nog eens even binnen te
lopen. Conservator Taylor is
er gezeten op een fraaie stoel,
waarop met kloeke letters
staat vermeld, dat het hout
van deze zetel afkomstig is
van een Nederlands oorlogs
schip, dat deel uitmaakte van
de vloot onder admiraal de
Winter, die in 1797 door de
Engelsen by Kamperduin werd
verslagen. Rule Britannia,
amen!
Dat museum is een merkwaardige
Instelling: men vindt er van alles, af-
schuwelyke Imitaties van de Britse
kroonjuwelen, mineralen, scheepsmo
dellen, Romeinse voorwerpen en de on
vermijdelijke kamer, gewijd aan Char
les Dickens. Merry old England! Elk
museum in Kent, dat maar een klein
beetje zelfrespect heeft, zorgt er voor
in het bezit te komen van Dickens-
relikwieën. Zoals trouwens ook iedere
gezeten logementhouder in Engeland
zijn gasten met gepaste ernst vertelt,
dat Dickens himself of éen van zijn
romanfiguren eens in die mooie
sprookjestijd van Queen Victoria uit
gerekend in zijn logement heeft ge
slapen. Yes-slr, daar kijkt U van op,
nietwaar
Wat Dickens betreft lijkt conser
vator Taylor op een logementhouder
hij vertélt zijn bezoekers 1/0.000
per jaar, gratis entree dat aan dit
Eastgate House Museum te Roches
ter de grote Dickens heeft g e -
dachttoen hij Pickwick zijn
avontuur in de Ladies' School deed
beleven. Weliswaar noemde hij het
huis anders en ook pootte hy het in
een andere streek, maar een knies
oor, die dódr op let
Doch laten wij Dickens literaire
glorie weer inruilen voor onze eigen
maritieme historie: wat herinnert
hier nu nog aan de stoutmoedige
Chathamtocht „Kanonskogels" zei
meneer Taylor opgewekt. Als de
schoolkinderen op de zandbanken in
de Medway gaan spelen, dan vinden
ze dikwijls Hollandse kanonskogels.
Zij brengen die dingen dan haastig
naar het museum in de hoop, dat me
meneer Taylor met vele shillings ge
reed staat om hen rrjkelyk te belonen.
Maar hy heeft er langzamerhand ge
noeg van en h(j weigert nog één kogel
te accepteren. „Ik zou wel een privé-
oorlogje met de Nederlanders kunnen
beginnen
Kogels dus. Maar er Is meer, zei
ons de conservator. „Ga maar mee
naar de leeszaal." Dat laatste klonk
schoon en Indrukwekkend, wekte her
inneringen aan hoge, koele librijen
van middeleeuwse kloosters. Doch in
het zaaltje aangekomen begrepen we
plotseling waarom Shakespeare met
zyn „What 's in a name?'1 zulk een
volbloed Engelsman moet zyn ge
weest: dit stoffige vertrek zou in elk
geval In Nederland een andere betite
ling gekregen hebben dan „lees-zaal"
Er waren wat kasten en overal
lagen vioolkisten, want het plaatselijk
orkestje van Rochester houdt hier z(jn
repetities.
OUDE PRENTEN.
Maar jawel, in dit lokaaltje, gele
gen buiten de gewone „route" van de
museumbezoeker, hangen Chatham-
herinneringen: een serie oude prenten
van Nederlandse origine, voorstellen
de de „beroemde onderneming" van
De Ruyter. De platen waren het
eigendom van een zekere heer Price,
die in de twintiger jaren burgemees
ter van Rochester was en ze aan het
museum vermaakte. Meneer Taylor
vond ze ergens in een kast en hing ze
op. nadat njj in Amsterdam een mu
seumdag had bijgewoond. Zoals men
een niet erg opgewekt schilderij, ten
geschenke van een oude tante, In ar
ren moede ln de logeerkamer ergens
aan de muur prijktOverigens, een
portret van De Ruyter ontbreekt
Wel hangt er, zonderling verdwaald
tussen deze Chathamdocumenten een
uitnodiging om aanwezig te zijn bij
de begrafenis van Isaac Sweers in de
Oude Kerk te Amsterdam. „Uw naam
zal gelezen worden
Wfl hebben er eerbiedig naar ge
keken, doch werden in onze over
peinzingen gestoord door de vrien
delijke conservator. „Wacht 'es
De Medway is ook thans een drukke
en bedrijvige rivier. Deze foto toont
de brug bij Rochester, dezelfde zij
het in een antieke versie die men
rechts onder op de gravure bovenaan
de pagina ziet.
(Van een onzer redacteuren). moeilijk bij een Engelsman ver
wachten in een soortgelijk
GREENWICH, maart. Van val zouden wij als Nederland
jullie tocht naar Chatham heb ik
nog altijd veel plezier." Dat zei
ons de correct-geklede en van een
klein puntbaardje voorziene com
mander W. E. May, een der lei
dende figuren van het Nationale
Scheepvaartkundig Museum in
Greenwich, het grootste maritie
me museum ter wereld.
„Is het werkelijk, comman
derf" vroegen wij verheugd.
„Jawel!" zei de commander.
„Soms leid ik hier Amerikanen
rond en dan begin ik altijd in de
zalen, gewijd aan wat jullie de
Engelse en wat wij de Hollandse
oorlogen noemen. Ik icys dan op
een groot doek van een der Hol
landse zeeschilders: de .Royal
Charles" door de Nederlanders
opgebrachthun driekleur fier in
top. Asjeblieft, zeg ik dan breed,
ziehier een voorbeeld van de gro
te sportiviteit der Engelsen: het
eerste, dat zij hun Amerikaanse
vrienden in dit museum tonen is
een nederlaag, het smadelijk weg
voeren van een der schoonste
schepen der toenmalige vloot. En
dat vinden die Amerikanen
prachtig! Maar je ziet aan hun
gezicht, dat zy zich er vooral over
verkneuteren, dat wij zo lekker
op ons kop kregen van die Hol
landers. Doch dan komt myn
beurt! Dan breng ik ze naar een
ander schilderij, namelijk 'n voor
stelling van de Britse vloot on
der admiraal Cockburn in 181!/
voor Washington, een vloot die
zojuist de Amerikaanse hoofd
stad in brand heeft geschoten.
Zie je, en dan verkneuter ik me!"
Dat is bepaald een onheilig ple
zier van commander May. Maar
oprechte vreugde over de Neder
lands* invasie uit 1667 men
val zouden wij als Nederlanders
dat ook héél moeilijk kunnen op
brengen. En wie zou commander
May het plezier misgunnen de
tocht naar Chatham uit 1667 te
gebruiken om er zijn huidige ma
rine-rivalen een beetje mee dwars
te zitten?
Maar toch is het opvallend, dat
de Nederlandse inval op de rivier
de Medway in dit gigantische mu
seum niet méér wordt genoemd
dan strikt-noodzakelijk. Daarvan
vindt men een treffend voorbeeld
in de „Neptune's Hall" van het
museum. Van dit voorbeeld moe
ten wij toch wel even iets vertel
len. In deze enorme „zaal van
Neptunus", waar onder meer een
grote maquette van Nelson's glo
rieuze slag bij Trafalgar staat op
gesteld, vervaardigd door oud-ge-
dienden van de marine, verdwaalt
de bezoeker bijna tussen de hon
derden prachtige scheepsmodel
len van allerlei aard. En één van
de grootste daarvan, in een keu
rige vitrine, is een model van De
Ruyter's „Zeven provinciën",
waarbij een getypt kaartje ligt
met allerlei bijzonderheden over
het schip.
Maar dat uitgerekend van
dit schip uit de befaamde Ne
derlandse „Medway-raid"
werd geleid, dót is niet ver
meld! Niet de moeite waard,
blykbaarEr staat slechts
dat deze oorlogsbodem „dien
de in de 2e en 3e Hollandse
oorlog!"
„Kon die Chatham-tocht er
echt niet meer by, commander?"
nebben wij op onze beurt met een
onheilig genoegen gevraagd.
Waarop de commander wat ver
strooid in een 'of ander geschrift
dook ets sa U gaan, waar cm feeï
Nederlandse Chatham-wapenfeit
niet werd genoemd. Maar het
was niet vinden.... „Dat kaartje
ligt al zo lang bij het model. Ik
weet werkelijk niet, wie destijds
de tekst heeft geschreven
zuchtte hg. „Is er nog iets, dat U
wilt weten
Overigens: commander May gaf
grif toe, dat De Ruyter's invasie
in het hart van Engeland een
unieke gebeurtenis vormt in de
historie van het Britse Rijk. Want
een landing in Engeland lukte
bijna nooit! „In het verre verle
den slaagde Willem de Verove-
aar er in aan land te komen, uw
De Ruyter deed het, maar verder
is het gelukkig! nooit voor
gekomen. De Fransen hebben en
kele pogingen onder Napoleon
gedaan, doch op kleine schaal.
Verder was er de befaamde en
beruchte Paul Jones, die ook bij
U op bezoek is geweest, maar
toch waren dat allemaal onbete
kende voorvallen, vergeleken bij
deze invasie op de Medway."
Inderdaad, deze landing fs niet
onbelangrijk in de geschiedenis
ran Groot-Brittannïë en evenmin
in die van Nederland. Het is op
vallend, dat de maritieme histo
rie van beide landen, vooral in
de 17e eeuw, zo nauw met elkaar
is verweven. Bij een bezoek aan
dit National Maritime Museum
in Greenwich, waar men uren
kan ronddwalen, wordt dit nog
eens duidelijk, Legio herinnerin
gen van Nederlandse origine zijn
hier opgesteld. Zo heeft het fraaie
middengedeelte van het gebou
wencomplex, het „Queen's House"
vertrekken met portretten van
Tromp en De Ruyter naast die
van Britse vlagofficieren. Voorts
zijn er voortreffelijke doeken van
Nederlandse zeeschilders, met na
me van da beid* Va* da Veldae,
die in Engeland hebben gewerkt
en in ditzelfde „Queen's House"
hun atelier hadden. Er hangen
van deze beide Nederlanders in
dit museum meer dan zevenhon
derd tekeningen, vaak haastige
schetsen aan boord gemaakt, met
gekrabbelde bijschriften om aan
te geven welke schepen zyn afge
beeld. Bovendien is hier Van de
Velde Senior vertegenwoordigd
met een verzameling in „grisaille
techniek", in Nederland ook wel
„witjes" genoemd, een zeer zeld
zame kunst.
Vele Nederlandse zaken dus <n
dit museum. Trouwens, er buiten
ook, -leant in Greenwich is een
restaurant, dat de ,Rrins van
Oranjeheet. Zodat een Neder
lander in dit hartje van de Brit
se marine-bedrijvigheid tegen
over dit museum is het beroem
de opleidingsinstituut voor zee-
offieren en het grote marine-hos
pitaal zich toch op zijn gemak
en zeer wel thuis voelt. In de
.Rrins tran Oranje" smaakt
laten we zeggen de koffie best
en in „Queen's House" kijken ou
de bekenden als Tromp en De
Ruyter de vaderlandse bezoeker
weliswaar gestreng, maar toch
met een blik van verstandhouding
aan. En wie weet treft hy bij een
tocht door het museum nog wel
een groep Amerikanen aan onder
leiding van niemand minder dan
de Britse commander May. Maar
denk er om: als de commander
dan aan admiraal Cockburn en
Washington toe is, tik hem dan
beleefd, doch zéér dringend op
de schouder en ictjs naar het
kaartje by de „Zeven Provinciën."
Slechts één vraag is voldoende
..Kom het de Chatham-tocht niet
lijden, commanderf f"
Ut* datt ie stand, MieksT
even" zei deze nadenkend. „Ik
moet nóg Iets hebben". Hij rom
melde in een kast, verdween ver
volgens om sleutels te halen, keer
de weer, ontsloot een andere kast
en kwam tenslotte met een lijvig
boek aandragen. „Ik weet niet
wat het precies is, maar wel dat
er een plaat van Chatham en Ro
chester instaat
Hij opende met een ernstig ge
baar de foliant: het was een Fran
se vertaling van Brandts beroemde
„Leven en bedrijf', de eerste De
Ruyter-bibliografie. Toen meneer
Taylor dat hoorde nam hy het di
rect onder zijn arm om het in zijn
kamer tussen zyn boeken te zetten.
Het was door al die Nederlandse
belangstelling voor De Ruyter
plotseling een belangrijk stuk ge
worden 1
Tussen die boeken beneden stond
ook de geschiedenis van Rochester,
geschreven door de plaatselijke histo
ricus. Frederick Francis Smith. Nu
bestaat by sommige geschiedschrn-
vers in Engeland de neiging om de
tocht naar Chatham zeer kort af te
doen of om er zelfs geheel over te
zwygen. Niet aldus de neer Frederick
Francis Smith! H|j geeft een getrou
we beschrijving van het gebeuren en
verklaart droevig: „Toen de vloed
weer opkwam zag men een gebeurte
nis, galbitter voor de trots van iedere
Engelsman: de Hollandse vloot, tri
omfantelijk de rivier opzeilend
Maar ook deze objectieve meneer
Smith uit Rochester kan het niet la
ten even een wenkbrauw op tc trek
ken en om de ham-vraag te stellen.
Want hij besluit zijn hoofdstuk met
de mededeling, dat ln die dagen een
rijmpje werd geschreven, dat aldus
„Een Engelse loods, voor geld en
f;cwln.
iel ze
er ln!"
Let wel: meneer Smith zegt er ver
der niets kwaads van, maar door het
afdrukken zonder commentaar van
dit rijmpje suggereert hij een tikkel
tje alsof de tocht naar Chatham de
Nederlanders slechts lukte dank zij
een omgekochte Engelse loods. Wilt
U nog wat ham
De ,JDe Ruytcr-bibber" uit 1667
er dus in het Chatham en Rochester
van 1957 helemaal uif. De vierkante,
middeleeuwse vestingtoren ge
bouwd door ren man, die ook in En
geland landde: Willem de Verover
aar kijkt onbewogen op het
drukke gedoe in de smalle straatjes.
Marinemensen met plunjezakken
staan in aandachtige beschouwing
voor een winkeltje, waar ze vlot en
vaardig getatoeëerd kunnen worden.
In de talrijke kroegjes schenkt men
de Brifse janmaat een goed glas
bier en wanneer hij het portret van
een jonge dame boven zijn kooi wil
prikken, dan kan hij zich in boek
winkeltjes een u:t gebreide sortering
foto's van pin-up g Is aanschaffen.
En voorts kan met een i an de
Chathamse s naar de bio
scoop. Die was er nog niet in 1667.
Wel die meisjes. Van daar dat een
van de jonge klerken aan boord van
de Nederlandse la mliagsvloot vol op
timisme aan zijn vriend schreef: „wij
mogen de Engelse Maechdekens eens
gaen besoecken
Er moge dan veel veranderd zyn
in Nederland en in Engeland sinds
De Ruyter de Medway opvoer, en
kele zaken zijn dus toch wel onver
anderd gebleven: de dikke toren
van Rochester, janmaat, het meis
je en de rivier. Die zijn nog precies
zo als in de dagen van Michiel
Adriaanszoon de Ruyter.
En niet te vergeten: Het Zere
Been.
Nogmaals: niet tegen schoppen
s.v.p.
CURATOR TAYLOR
kogels geweigerd