Een onthullende de Amerikaanse roman over filmwereld VAN DONGEN: gevierd oud Een beroemd dansmeester op bezoek Collectie Van Beuningen is van unieke betekenis L A' ZATERDAG 26 JANUARI 1957 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 9 „OVERBODIGE BESTSELLERS Norman Mailer's talenten ook in „De Hertenkamp" merkbaar VUAU Het gros der bestsellers- is, uit letterkundig oogpunt bezien, vol komen overbodig; het verschijnen er van practisch te verwaar lozen, „De Hertenkamp" (The Deerpark) van de jonge Amerikaanse romancier Norman Mailer maakt daar eigenlijk geen uitzondering op. Mailer heeft echter wereldnaam gekregen met „The naked and the dead". (Helden zonder glorie), een oorlogsboek dat verschrikkelijke, aangrijpende en prachtige pagina's bevat. „Barbary Shore" („Helden zonder toekomst", echt jammer dat er voor The Deerpark in het Ne derlands ook geen helden zonder dit of dat gevonden werd) had, niet ten onrechte, minder weerklank, vooral in Amerika. Maar „De herten kamp" doet het weer goed. En inderdaad: het is samengesteld met de ingrediënten waaruit men een bestseller maakt, en bovendien blijft het aparte aroompje van een meesterkok, dat moet gezegd, merkbaar. Dat dit boek in Amerika rumoer en opspraak veroorzaakte, is begrijpelijk. Er worden over bepaalde Amerikaanse toestanden weliswaar geen nieuwe of onbekende, maar voor velen toch nogal onthul lende dingen gezegd. Voorts is het erotische element er allesbehalve in veronachtzaamdVan oudsher dé trekpleister voor een bestseller-via- schandaal. We hebben de bladzijden niet geteld, (als er niet aan liefde gedaan wordt, wordt er toch minstens uitvoerig over gesproken) maar minstens de helft van het dikke boek handelt er over, men kan het gerust het hoofdmotief noemen. Het treft nogal, dat we in Euro pa in dit opzicht niet zo gauw zijn geschokt. We zien dit boek hier wel licht in alle opzichten onbevangener dan men dat in Amerika vermag. En trouwens, wie een boek met de titel „De hertenkamp" koopt, verwacht stellig niet dat hij een zoetsappig verhaaltje over reekalveren en dcr- zelver vochtige snuitjes en sprook jesogen in het voorjaarsbos te lezen zal krijgen. Het ontleent die titel aan het „Parc-aux-Cerfs" van Lodewijk XV en een uitvoerig motto uit Mouf- fle d' Angerville legt een duidelijk en veelzijdig verband tussen dit be ruchte en kostbare oord des verderfs uit de Franse historie en het heden daagse filmleven in Hollywood (al wordt de naam van die plaats ner gens genoemd). Nu moet één ding voorop gaan: Mailer heeft dit boek niet enkel ge- Letterkundige kroniek door HANS WARREN schreven om schandaal te verwek ken^ Het is,, duidelijk. merkbaar, dat Iiij buiten dit abjecte wèrëldje staat, hóe goed hij het ook blijkt te ken nen, en in zekere zin confronteert hij indirect zijn lezer met de proble men: wat betekenen liefde en erotiek in onze moderne samenleving, en „begint de filosofie met het sexuele instinct?" En al gaat hij nergens werkelijk diep (een bestseller moet voor ieder te volgen zijn), oppervlak kigheid kan men hem ook niet ver wijten. Het boek zit echter wel vrij on handig in elkaar. De eigenlijke hoofdschotel, een brok leven van een onbekende regisseur, Char ley Eitel, diens strijd om de handha ving van zijn persoonlijkheid en zijn gebondenheid aan Elena, een meisje dat in ontwikkeling vérre zijn min dere is, zijn boeiend en aanvaard baar. Maar de wijze waarop ons dit gepresenteerd wordt, is al te on waarschijnlijk voor een romancier die zijn sporen waarlijk heeft ver diend. Het boek is namelijk zogezegd geschreven door een jongeman, Ser gius, die na als oorlogsvlieger afge keurd te zijn, de veertienduizend dol lar die hij met pokeren (zomaar, eerste bladzij) in Tokio heeft gewon nen, komt verbrassen in Desert d' Or, nabij de hoofdstad van filmland, in Zuid-Californië. De goedgelovige lezer moet verder maar accepteren dat deze jongeman, die waarachtig nergens in uitblinkt, op slag de min naar wordt van een der beroemdste filmsterren; dat er een legende om hem bestaat als zou hij de zoon zijn van een multi-miljonair (terwijl hij in een weeshuis is opgevoed) etc. Verder krijgt hij fantastische aan biedingen van een gi-oot filmprodu cent, waar hij niet op in gaat. Want hij heeft karakter, laat Mailer ons weten. Een karakter waar we geen hoogte van hebben kunnen krijgen, maar dat zijn rechtvaardiging wel vinden zal in Sergius' zogezegde boek, dat „De hertenkamp" heet. Sergius slaat dus elk aanbod af, hoe verlokkelijk ook, verliest dan zijn beroemde en beeldschone gelief de, en wordt, als zijn dollars op zijn,' bordenwasser in een restaurant in Desert d'Or (Hij blijft daar alleen om nog verder over Charley Eitel te kunnen vertellen, denken we zo). Als Eitel uit Desert d'Or is vertrokken, gaat Sergius met een veteranenuit- kering (hij ontvangt altijd alles juist op het rechte moment) studeren in Mexico, in principe althans, want hij wordt er amateur-stierenvechter, gaat later op een New-Yorkse ach terbuurtzolder les geven in stieren- vechten (met de bekende kruiwagen weliswaar) en schrijft tenslotte ook nog zijn boek. Het spreekt vanzelf dat zijn liefdesavonturen niet overge slagen worden. Veel aannemelijker, overtuigend zelfs, is de uitbeelding van re gisseur Eitel. Deze man, eens beroemd, raakt onmogelijk door hem toegeschreven rode sympathieën. Het hem ten laste gelegde is schro melijk overdreven, maar hij is aan vankelijk een individualist en weigert te buigen. Dat kost hem zijn werk kring en hij verliest ook zijn werk vermogen, verknoeit zijn tijd aan een draaiboek dat zijn meesterwerk zou moeten worden, maar dat nooit af komt. En hij raakt, naar eigen in zicht althans, veel te sterk gehecht aan Elena, de afgedankte vriendin van zijn producer. De liefdeshistorie van Eitel en Elena, hoewel misschien stuitend voor velen, is boeiend. Ten slotte ziet Eitel zijn beperkingen in. Hij haalt bakzeil wat de politiek be treft, herneemt zijn werk, en trouwt Elena uit medelijden na haar eerst de bons gegeven te hebben. Het hu welijk wordt betrekkelijk goed zelfs. We begonnen met van dit boek te zeggen dat het overbodig is. Dat is niet hetzelfde als slecht. Er staan zelfs opvallend goede passages in (de marihuanawaanvoorstellingen van de souteneur Marion b.v. of bepaalde dialogen tussen Eitel en Elena of tussen Teppis met zijn acteurs). Het geeft bovendien een interessant zij het weinig verheffend kijkje in het immorele hertenkampje van de filmwereld, vanaf de hoogstgeplaat- ste tot het onbelangrijkste figurant- je, en met de onvermijdelijke aan hang van klaplopers, call-girls en souteneurs. Wie zich hiervoor inte resseert, zal „De hertenkamp" on derhoudend vinden. Van een schrijver als Norman Mai ler hij is het aan de beste stukken uit „The naked and the dead" ver plicht verwacht men meer dan een bestseller. Op zijn minst een boek waarvan men (zo men er de algemé ne noodzaak niet van inziet) zeggen kan: het was althans voor de schrij ver nodig dat hij dit maakte. Laten we hopen dat de opbrengst van De Hertenkamp Mailer in de gelegen heid stelt te wachten met schrijven tot hij werkelijk weer wat te zeggen heeft. Norman Mailer: De Hertenkamp vert. J. F. Kliphuis, A. W. Bruna Zoon, Utrecht. Rotterdam overweegt aankoop (Van onze redacteur beeldende kunsten) m nu maar dadelijk te beginnen met wat eigenlijk de conclusie van deze beschouwing zou moeten zijn: wanneer de gemeente Rotter dam inderdaad overgaat tot aan koop van de collectie kunstwerken, die de erven van de heer D. G. van Beuningen haar tegen de som van vijftien miljoen gulden hebben aan geboden, neemt zij een beslissing, die alle denkbare lof verdient. Om twee rédenen zou een beslis sing in deze geest zeer zijn toe te juichen. Ten eerste gaat het hier om een verzameling oude en nieuwe kunst en van oude kunstnijverheid van unieke schoonheid en van on schatbare kunsthistorische waarde. Ten tweede zou een dergelijke aan koop een groots eerbewijs zijn je gens de man; die niet alleen als za kenman maar ook als burger en kunstverzamelaar voor Rotterdam van grote betekenis is geweest. De oud-directeur van het Museum Boymans, dr. D. Hannema, die de laatste jaren het kasteel Weldam bij Goor bewoont temidden van een op zichzelf reeds opmerkelijke ver zameling kunstschatten, heeft in 1949 een kostbare catalogus samen gesteld van de schilderijen, het zil verwerk en de sculptuur. Tezamen beslaat deze 208 nummers, waarvan 36 stuks sculptuur. Er vallen dus nog buiten: de fraaie collectie oud Delfts aardewerk, de waardevolle verzameling oude Italiaanse fayence en de oude meubelen. Door dit werk heeft dr. Hannema onomstotelijk de waarde van het bezit van zijn vriend en beschermer aangetoond. Chronologisch is de collectie aarde werk het oudste deel van de verza meling. Hiermee is de heer Van Beu ningen zijn aankopen begonnen. Maar enkele jaren later legde hij de grondslag voor zijn bezit aan schil derijen: een Weissenbruch, enkele Van Goghs en Jongkinds volgden. Steeds wijder werd het veld zijner belangstelling. Bij elke aankoop bleek duidelijk, met hoeveel gevoel voor schoonheid, hoeveel begrip voor artistieke waarden deze „leek" zijn. bezit, wist uit te breiden Dat hij daarbij het voorrecht genoot van een uitermate ruime beurs, is in fei te niet van essentieel belang, ook al dankt ons land daaraan het bezit van "bepaald unieke werken. Twee miljoen gulden heeft hij betaald voor Jan Eycks „Drie vrouwen aan het graf", de enige Van Eyck, die in Nederland te vinden is. Voor hemzelf is dit schildery van eeuwigheidswaarde geweest; het was zijn lievelings stuk. Hij verwierf het enkele da gen voordat de Duitse razernij zijn geliefd Rotterdam in een brandende puinhoop veranderde, Hij kocht het tegelijk met Jezaja, van de meester van Aix, en met een mansportret van Jan Gos- saert van Mabuse. Kwajongen van tachtig jaar (Van onze Parijse correspondent Jan Brusse) anneer je de nu tachtigjarige Kees van Dongen ontmoet, dan blijft hij dat wonderlijke meng sel van een Rotterdamse kwajongen en een Parijse snob. Merkwaardig jeugdig van figuur en allure, maar met een verschrompeld oud gezicht je, waaraan de witte baard toch geen aartsvaderlijke uitdrukking geeft. Kom je bij hem in zijn atelier aan de rue de Courceiles, dan trekt hij de deur zelf open. „Kom maar bofen", roept hij, want hij is zijn Rotterdamse accent trouw gebleven. Trouwens niet alleen als hij Neder lands spreekt (beter gezegd tracht te spreken) hoor je dat zijn wieg bij Rot terdam heeft gestaan. Ook als hij overgaat in het Frans merk je dat zestig jaar Parijs' bestaan hem zijn Delfshavense tongval niet hebben af geleerd. Van Dongen, die enorme fortuinen heeft verdiend èn die nog steeds be kend is in heel de wereld, loopt in zijn atelier rond alsof hij de laatste twin tig jaar geen franc voor iets nieuws heeft kunnen uitgeven. Een tot op de draad versleten winterjas, waarin hij kouwelijk kleumt en zijn fameuse stof fige hoedje, dat nog wel eens in een museum zal komen. Waar je meteen naar moet kijken zijn z'n ogen. Licht blauwe ogen met daaromheen een rood randje en geen wimpers. Daar mee kykt hij je niet aan, maar door je. heen. Ze drijven de spot met je, ma ken je belachelijk, vertrouwen je niet, hebben je door. Het is erg moeilijk om gewoon met Kees van Dongen te praten. Hij heeft de een beetje ver- JAN VAN EYCK Drie vrouwen bij het graf wrongen geest van de beroemde men sen, die weten dat men altijd iets bij zonders van hen verwacht. Niet maar een eenvoudig antwoord, maar iets origineels, wat de journalist onmiddel lijk noteren kan. Als je hem vraagt wie hem in zijn werk heeft beïnvloed, dan zegt hij vrij vinnig: „Niemand. Ik houd niet van schil ders. Dat zijn onmogelijke mensen. Naar een museum ben ik nog nooit geweest. Dat interesseert me geen barst. Musea, dat zijn net kapstok ken, waar kleren hangen zonder mensen erin". De vermoeidheid, die op zijn smalle schouders drukt, verdwijnt eigenlijk pas als hij over zijn jeugd vertelt: Dat zijn vader een bierbrouwer was en een fantastische kerel. „Alles wat ik weet, dat weet ik van mijn vader. Alleen weet ik niets" EEN DOMME JONGEN Hij wil best weten, dat hij op de la gere school een heel domme jongen was. Dat hij nooit naar de meester luisterde, maar dat hij al zijn schrif ten volknoeide met schepen, molens en paarden. Op dertienjarige leeftijd werd hij arbeider voor één gulden per week. „Maar daar had ik al gauw genoeg van, dat snap je wel. Dus trok ik naar Rotterdam. Daar woonde ik in een paardestal en sliep tussen de poten van het paard. We waren beste vrien den". In de Maasstad ontdekte hij op een foede dag in een krantenkiosk een tans politiek spotblad, Gil Bias. Daarin was de tekenaar Steinlen de grote man. De jonge Kees vond dit zo geweldig, dat hij onmiddellijk besloot naar Parijs te gaan. Nu zestig jaar geleden stapte hij met een kartonnen koffertje in een pleziertrein, die naar de Franse hoofdstad reed. In zijn kof fer: papier, potloden en een hemd. Hij arriveerde op de veertiende juli en vond heel Parijs in een uitgelaten feeststemming. Huilde van ontroe ring. Ging terstond aan de boemel en werd de volgende morgen berooid wakker. Met een schone Parisienne bleek hij zijn ma; hebben opgedroh Ballet als hogeschool G (Van onze balletmedewerker.) edurende een zestal weken zal David Lichine Amerikaans choreograaf, maar van geboorte Rus zijn medewer king verlenen aan het Nederlandse Ballet. Drie balletwerken, eigen scheppingen, zal hij instuderen met deze groep. Te weten: „De verloren zoon" (in 1939 gemaakt op muziek van S. Prokofief), „Graduation Ball" (in 1940 op muziek van Johan Strauss) en „La Création", (1948) zonder enige geluidsbegeleiding. Het repertoire van het Nederlands Ballet wordt hierdoor opnieuw uitgebreid met een aantal werken, die tot het internationaal reper toire behoord hebben, maar die verloren drei gen te gaan. Slechts „La Création" kreeg in 1948 tijdens een tournee van het Ballet des Champs Elysées een tweetal opvoeringen in ons land. Het is een prachtige compositie, die zichtbaar maakt hoe een scheppende geest de choreograaf de stof (een groep dansers) ordent, aarzelt, ontmoedigd wordt, en tot slot door een nieuw inspirerend motief (een licht bewegende danseres) het werk tot een triom fantelijk einde brengt. Met deze balletten zal Nederland zich meester gemaakt hebben van de beste werken van David Lichine. Maar zijn aanwezigheid heei't nog een ander voordeel: zes weken lang leidt hij de dagelijkse training van het Ne derlands Ballet. Men profiteert dus van zijn grote ervaring als eerste danser in vrijwel alle vooroorlogse Russische balletgezelschappen, die toen het internationale balletleven beheers ten. Hij is opgeleid bij de ballerina's van het Keizerlijk Russisch Ballet, die hun scholen in Parijs gevestigd hebben, in het bijzonder bij Madame Ljoebov Egorova, die ook de leer meesteres was van Sonia Gaskell. Uit de balletgroepen van Anna Pavlova en Ida Rubinstein de eerste een groot kun stenares, de tweede een ry'k/e vrouw, die met haar geld iedere grote kunstenaar kon engage ren, maar desondanks geen sporen naliet in de balletkunst kwam Lichine in 1932 bij het toen pas gestichte Ballets Russes du Co lonel de Basil,waarin hij als eerste danser debuteerde tezamen met de „Baby-ballerina's" van veertien jaar, Tamara Toemanova, Irina Basonova en Tatjana Riaboesjinska. In 1940 ging hij over naar het American Ballet Thea tre; thans geeft hij les en studeert choreogra fieën in. Is men Lichine aan het werk ziet met een groep, begrijpt men meteen de grote bete kenis van zu'n tijdelijke leraarschap. Kan hij in gesprekken een allergenoeglijkst, snel reagerend causeur zyn met vlugge, soms rake, soms oppervlakkige oordelen, zyn werkelijk formaat openbaart hy pas in de repetitie. Het woord „goed" komt zelden over zijn lippen; hoogstens vindt hy een „beter dan daarnet". Hij legt een strenge discipline op, waarbij fluisteren en fluiten het laatste meer op bijgelovige gronden verboden zijn. Hij let belangstellend op ieder detail van een poging tot vertolking, kritiseert scherp, maar weet desondanks een atmosfeer van innerlijke ontspanning om zich heen te verspreiden, die de dansers bereid maakt tot de uiterste denk-spanning. Zijn onderricht omvat alle elementen, die de rolvertolkingen van Russen vaak zo over tuigend maken, danstechnische kunde en het zich identificeren met het karakter van de rol, zodat de pantomime direct en ondubbelzin nig aanspreekt. Hierdoor werk Lichine mee aan de taak waaraan by liet Nederlands Bal let verschillende topfiguren uit de internatio nale balletwereld reeds hun bijdrage hebben geleverd; namelijk aan het bekendmaken en bevestigen in ons land van het traditionele vak van dansrolvertolker. Dat dit van grote betekenis is, blijkt wel uit de uitspraak van Arnold Haskell, toen hij in 1954 in ons land was „De leerlingen van mevrouw Gaskell hebben de „grote" stijl van de. klassieke Russen, die in de wereld ver loren gaat". Een soortgelijke mening verkon digde Lupe Serrano, de prima ballerina van 't American Ballet Theatre, toen zij na het zien van „Concerto Barocco" van het Nederlands Ballet verklaarde jaloers te zyn op de jonge meisjes in de groep, die allen de „lange" lynen vertoonden die zyzelf pas na jaren hard wer ken had kunnen veroveren, Ichine als gast-dansmeester heeft onder zijn voorgangers bij het Nederlands Ballet dragers van illustere namen. Anton Dolin, de vroegere eerste danser van het be roemde Diaghileff-ballet, en thans leider van het Londen Festival Ballet bracht de beste romantische tradities met de „Pas de Quatre" en „Giselle"; Ljoebov Egorova kwam één week en studeerde aan de groep de zuiverste zetting van „Het Zwanenmeer" in uit 1894, zonder bijmengsels van de veel later ontstane vrijere dansstijl van Fokine en Balanchine; Serge Grigorief, de man die vanaf 1909 bij Diaghileff het gehele moderne repertoire aan generaties van dansers instudeerde en na diens dood (1929) bij Colonel de Basil (1932 1940), bracht de originele zetting van de „Vuurvogel" van Fokine op Strawinsky's muziek. John Taras, de Amerikaan van Rus sische oorsprong droeg zijn eigen „Dessins pour les Six" over en van zyn leermeester Ba= lanchine „Concerto Barocco" en „La Somna- bule." In zyn twee en een half jarig bestaan heeft het Nederlands Ballet reeds een behoorlyk aantal werken van het internationale repertoi re bij elkaar gehaald en daarmee de opgroei ende dansgeneratie In ons land bekend ge maakt met de grote balletkunstwerken. Inge studeerd door de beste deskundigen, maakt 't zich meester van een collectie werken, die door het niet genoteerd zijn van balletten verloren dreigt te gaan. Niet alleen maakt het Nederlands Ballet door het veroveren van de vaktradities zich gereed voor optreden op het internationale po dium, maar het begint ook te fungeren als een voor de internationale balletcultuur zo hoog noodzakelijk museum. Een „museum", waarop men in het buitenland nü al jaloers is, getuige de aanvragen om werken uit het re pertoire te mogen overnemen. Maar het is dan ook een unicum, dat by één groep achter elk aar de grootste meesters hun werken komen instuderen! KEES VAN DONGEN kwajongen De eerste jaren leefde hij als een gelukkige clochard. Maakte portret ten voor 3 francs per stuk (zo'n por tret is nu honderdduizend maal zoveel waard). Op de butte van Montmartre dat was toen nog een heuvel buiten Parijs woonde hij samen met een zekere Picasso in een houten barak. Als in een konijnenhok. Wanneer be haalde U nu uw eerste succes? „Daar wacht Ik nog altyd op", zegt hy verbitterd. „Ik ben een mislukke ling. Bij mijn eerste tentoonstelling In de rue Lafitte beweerde men dat ik een fauve was. Da's best mogelük. Maar Ik zie veel meer een koe in me zelf. Een koe, die een beetje dom naar de dingen kykt en ze dan schildert zo als hy ze ziet". De naam Van Dongen zjjn voor naam wordt er hier nooit bijgenoemd werd gelanceerd toen hij het por tret maakte van de grote Anatole France, de paus van de Franse lette ren. Kees schilderde hem als iemand, die al meer dood is dan levend. Wat een schandaal! De grote Anatole France zo voor te stellenMaar mon sieur France vond het zelf helemaal niet erg. PASCHA VAN DONGEN De grote glorietyd van Van Dongen valt tussen de twee wereldoorlogen. Hij verdiende goud, want Tout Paris wilde door hem zijn portret laten ma ken. Hy leefde als een Oosterse vorst en de feesten die hy in één van zyn drie ateliers gaf waren de briljantste van het jaar. Russische prinsen. Ame rikaanse miljonairs. Franse grootin dustriëlen, zij stonden in de ry om de partyën brj maitre Van Dongen te mogen bijwonen. De heren in rok, de dames in zeer gedecolleteerde avond jurken behangen met de kostbaarste juwelen. Daartussen liep de heer des huizes rond in een trui of in een witte cape. Als het hem te druk werd liep hij weg. Het grappige was, dat de meeste gasten dachten, dat Zyn huis knecht, de perfect geklede Arthur, eigenlijk meneer Van Dongen was. Arthur vond het heerlijk om hiervoor te mogen spelen. Trouwens, wanneer de beroemde schilder niet in Parijs was, dan ging zyn huisknecht door met het geven van grootse feesten. Hij ging zich echter langzamerhand zo verbeelden dat hij in wezen Van Don- ;en was, dat de toestand pijnlijk werd. Sen paar jaar later is hy, keurig in een elegante rok gestoken, in de Mid dellandse Zee verdronken. „Als U nu aan die feesten terug denkt, waren die dan werkelijk leuk wilde ik graag weten. „Welnee. Geen pest aan. Al die rijke mensen zijn in werkelijkheid zo stom vervelend, dat je geen woord met ze kunt praten. Maar ze betaalden veel voor myn schilderijen en daarom stuurde ik ze niet weg. Van Dongen heeft enorm veel schil derijen gemaakt van mooie, jonge vrouwen. Hij was ook altijd omringd door een soort harem. Het liefst zou hij als een pascha geleefd hebben, met al de vrouwen, van wie hij eens had fehouden, om zich heen. Helaas stond e Franse wet hem dat niet toe. EEN VERMOEIDE MAN Nu is deze fantastische schilder, die in zijn grote tijd zo goed reclame voor zichzelf wist te maken, een oude man geworden. Hij vindt hef leven beslist niet erg plezierig meer en hij praat over veel dingen bijzonder cynisch en bitter. Men heeft hem na de oorlog nogal kwalijk genomen dat hij de Duitsers niet als zijn vijanden heeft be schouwd. Die blaam zit hem nog al tijd dwars. Dat kan deze verwende man moeilijk verkroppen. Zoals hij moeilijk kan accepteren, dat ieder een eens oud wordt. Dat je dan niet meer kunt doen wat je wilt. Hij zegt hef niet, maar hef is duidelijk, dat hij zich eenzaam voelt en dat zijn ou derdom hem soms troosteloos stemt. Daarom maakt hij steeds maar zure grapjes over zijn leeftijd en over de jeugd van zijn viermaal twintig len tes. Bij vlagen werkt hy nog enorm hard. Dan gaat hij alleen naar zijn grote atelier in de rue de Courcelles en hij schildert vyftien uur per dag. Is hij moe. dan wikkelt hy zich nog wat vaster in zyn dikke, oude jas en zo gaat hij slapen op zijn slordige di van in het kleine hokje, dat hij zijn slaapkamer noemt. Zijn doeken be- wyzen, dat hij minder zelfkritiek heeft, maar hij verkoopt alles wat hij maakt. Van Dongen overleeft zich zelf een beetie. maar hij doet dat met de wijze venijnige spot van iemand die het leven van al zijn goede en slechte kanten heeft Ieren kennen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1957 | | pagina 5