Een onthullende
de Amerikaanse
roman over
filmwereld
VAN DONGEN: gevierd oud
Een beroemd dansmeester op bezoek
Collectie Van Beuningen
is van unieke betekenis
L
A'
ZATERDAG 26 JANUARI 1957
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
9
„OVERBODIGE BESTSELLERS
Norman Mailer's talenten ook in
„De Hertenkamp" merkbaar
VUAU
Het gros der bestsellers- is, uit letterkundig oogpunt bezien, vol
komen overbodig; het verschijnen er van practisch te verwaar
lozen, „De Hertenkamp" (The Deerpark) van de jonge Amerikaanse
romancier Norman Mailer maakt daar eigenlijk geen uitzondering op.
Mailer heeft echter wereldnaam gekregen met „The naked and the
dead". (Helden zonder glorie), een oorlogsboek dat verschrikkelijke,
aangrijpende en prachtige pagina's bevat. „Barbary Shore" („Helden
zonder toekomst", echt jammer dat er voor The Deerpark in het Ne
derlands ook geen helden zonder dit of dat gevonden werd) had, niet
ten onrechte, minder weerklank, vooral in Amerika. Maar „De herten
kamp" doet het weer goed. En inderdaad: het is samengesteld met de
ingrediënten waaruit men een bestseller maakt, en bovendien blijft
het aparte aroompje van een meesterkok, dat moet gezegd, merkbaar.
Dat dit boek in Amerika rumoer
en opspraak veroorzaakte, is
begrijpelijk. Er worden over
bepaalde Amerikaanse toestanden
weliswaar geen nieuwe of onbekende,
maar voor velen toch nogal onthul
lende dingen gezegd. Voorts is het
erotische element er allesbehalve in
veronachtzaamdVan oudsher dé
trekpleister voor een bestseller-via-
schandaal. We hebben de bladzijden
niet geteld, (als er niet aan liefde
gedaan wordt, wordt er toch minstens
uitvoerig over gesproken) maar
minstens de helft van het dikke boek
handelt er over, men kan het gerust
het hoofdmotief noemen.
Het treft nogal, dat we in Euro
pa in dit opzicht niet zo gauw zijn
geschokt. We zien dit boek hier wel
licht in alle opzichten onbevangener
dan men dat in Amerika vermag. En
trouwens, wie een boek met de titel
„De hertenkamp" koopt, verwacht
stellig niet dat hij een zoetsappig
verhaaltje over reekalveren en dcr-
zelver vochtige snuitjes en sprook
jesogen in het voorjaarsbos te lezen
zal krijgen. Het ontleent die titel aan
het „Parc-aux-Cerfs" van Lodewijk
XV en een uitvoerig motto uit Mouf-
fle d' Angerville legt een duidelijk
en veelzijdig verband tussen dit be
ruchte en kostbare oord des verderfs
uit de Franse historie en het heden
daagse filmleven in Hollywood (al
wordt de naam van die plaats ner
gens genoemd).
Nu moet één ding voorop gaan:
Mailer heeft dit boek niet enkel ge-
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
schreven om schandaal te verwek
ken^ Het is,, duidelijk. merkbaar, dat
Iiij buiten dit abjecte wèrëldje staat,
hóe goed hij het ook blijkt te ken
nen, en in zekere zin confronteert
hij indirect zijn lezer met de proble
men: wat betekenen liefde en erotiek
in onze moderne samenleving, en
„begint de filosofie met het sexuele
instinct?" En al gaat hij nergens
werkelijk diep (een bestseller moet
voor ieder te volgen zijn), oppervlak
kigheid kan men hem ook niet ver
wijten.
Het boek zit echter wel vrij on
handig in elkaar. De eigenlijke
hoofdschotel, een brok leven
van een onbekende regisseur, Char
ley Eitel, diens strijd om de handha
ving van zijn persoonlijkheid en zijn
gebondenheid aan Elena, een meisje
dat in ontwikkeling vérre zijn min
dere is, zijn boeiend en aanvaard
baar. Maar de wijze waarop ons dit
gepresenteerd wordt, is al te on
waarschijnlijk voor een romancier
die zijn sporen waarlijk heeft ver
diend. Het boek is namelijk zogezegd
geschreven door een jongeman, Ser
gius, die na als oorlogsvlieger afge
keurd te zijn, de veertienduizend dol
lar die hij met pokeren (zomaar,
eerste bladzij) in Tokio heeft gewon
nen, komt verbrassen in Desert d'
Or, nabij de hoofdstad van filmland,
in Zuid-Californië. De goedgelovige
lezer moet verder maar accepteren
dat deze jongeman, die waarachtig
nergens in uitblinkt, op slag de min
naar wordt van een der beroemdste
filmsterren; dat er een legende om
hem bestaat als zou hij de zoon zijn
van een multi-miljonair (terwijl hij
in een weeshuis is opgevoed) etc.
Verder krijgt hij fantastische aan
biedingen van een gi-oot filmprodu
cent, waar hij niet op in gaat. Want
hij heeft karakter, laat Mailer ons
weten. Een karakter waar we geen
hoogte van hebben kunnen krijgen,
maar dat zijn rechtvaardiging wel
vinden zal in Sergius' zogezegde
boek, dat „De hertenkamp" heet.
Sergius slaat dus elk aanbod af,
hoe verlokkelijk ook, verliest dan
zijn beroemde en beeldschone gelief
de, en wordt, als zijn dollars op zijn,'
bordenwasser in een restaurant in
Desert d'Or (Hij blijft daar alleen om
nog verder over Charley Eitel te
kunnen vertellen, denken we zo). Als
Eitel uit Desert d'Or is vertrokken,
gaat Sergius met een veteranenuit-
kering (hij ontvangt altijd alles juist
op het rechte moment) studeren in
Mexico, in principe althans, want hij
wordt er amateur-stierenvechter,
gaat later op een New-Yorkse ach
terbuurtzolder les geven in stieren-
vechten (met de bekende kruiwagen
weliswaar) en schrijft tenslotte ook
nog zijn boek. Het spreekt vanzelf
dat zijn liefdesavonturen niet overge
slagen worden.
Veel aannemelijker, overtuigend
zelfs, is de uitbeelding van re
gisseur Eitel. Deze man, eens
beroemd, raakt onmogelijk door hem
toegeschreven rode sympathieën.
Het hem ten laste gelegde is schro
melijk overdreven, maar hij is aan
vankelijk een individualist en weigert
te buigen. Dat kost hem zijn werk
kring en hij verliest ook zijn werk
vermogen, verknoeit zijn tijd aan een
draaiboek dat zijn meesterwerk zou
moeten worden, maar dat nooit af
komt. En hij raakt, naar eigen in
zicht althans, veel te sterk gehecht
aan Elena, de afgedankte vriendin
van zijn producer. De liefdeshistorie
van Eitel en Elena, hoewel misschien
stuitend voor velen, is boeiend. Ten
slotte ziet Eitel zijn beperkingen in.
Hij haalt bakzeil wat de politiek be
treft, herneemt zijn werk, en trouwt
Elena uit medelijden na haar eerst
de bons gegeven te hebben. Het hu
welijk wordt betrekkelijk goed zelfs.
We begonnen met van dit boek te
zeggen dat het overbodig is. Dat is
niet hetzelfde als slecht. Er staan
zelfs opvallend goede passages in (de
marihuanawaanvoorstellingen van de
souteneur Marion b.v. of bepaalde
dialogen tussen Eitel en Elena of
tussen Teppis met zijn acteurs). Het
geeft bovendien een interessant
zij het weinig verheffend kijkje in
het immorele hertenkampje van de
filmwereld, vanaf de hoogstgeplaat-
ste tot het onbelangrijkste figurant-
je, en met de onvermijdelijke aan
hang van klaplopers, call-girls en
souteneurs. Wie zich hiervoor inte
resseert, zal „De hertenkamp" on
derhoudend vinden.
Van een schrijver als Norman Mai
ler hij is het aan de beste stukken
uit „The naked and the dead" ver
plicht verwacht men meer dan een
bestseller. Op zijn minst een boek
waarvan men (zo men er de algemé
ne noodzaak niet van inziet) zeggen
kan: het was althans voor de schrij
ver nodig dat hij dit maakte. Laten
we hopen dat de opbrengst van De
Hertenkamp Mailer in de gelegen
heid stelt te wachten met schrijven
tot hij werkelijk weer wat te zeggen
heeft.
Norman Mailer: De Hertenkamp
vert. J. F. Kliphuis,
A. W. Bruna Zoon, Utrecht.
Rotterdam overweegt
aankoop
(Van onze redacteur beeldende
kunsten)
m nu maar dadelijk te beginnen
met wat eigenlijk de conclusie
van deze beschouwing zou moeten
zijn: wanneer de gemeente Rotter
dam inderdaad overgaat tot aan
koop van de collectie kunstwerken,
die de erven van de heer D. G. van
Beuningen haar tegen de som van
vijftien miljoen gulden hebben aan
geboden, neemt zij een beslissing,
die alle denkbare lof verdient.
Om twee rédenen zou een beslis
sing in deze geest zeer zijn toe te
juichen. Ten eerste gaat het hier om
een verzameling oude en nieuwe
kunst en van oude kunstnijverheid
van unieke schoonheid en van on
schatbare kunsthistorische waarde.
Ten tweede zou een dergelijke aan
koop een groots eerbewijs zijn je
gens de man; die niet alleen als za
kenman maar ook als burger en
kunstverzamelaar voor Rotterdam
van grote betekenis is geweest.
De oud-directeur van het Museum
Boymans, dr. D. Hannema, die de
laatste jaren het kasteel Weldam
bij Goor bewoont temidden van een
op zichzelf reeds opmerkelijke ver
zameling kunstschatten, heeft in
1949 een kostbare catalogus samen
gesteld van de schilderijen, het zil
verwerk en de sculptuur. Tezamen
beslaat deze 208 nummers, waarvan
36 stuks sculptuur. Er vallen dus
nog buiten: de fraaie collectie oud
Delfts aardewerk, de waardevolle
verzameling oude Italiaanse fayence
en de oude meubelen. Door dit werk
heeft dr. Hannema onomstotelijk de
waarde van het bezit van zijn vriend
en beschermer aangetoond.
Chronologisch is de collectie aarde
werk het oudste deel van de verza
meling. Hiermee is de heer Van Beu
ningen zijn aankopen begonnen.
Maar enkele jaren later legde hij de
grondslag voor zijn bezit aan schil
derijen: een Weissenbruch, enkele
Van Goghs en Jongkinds volgden.
Steeds wijder werd het veld zijner
belangstelling. Bij elke aankoop
bleek duidelijk, met hoeveel gevoel
voor schoonheid, hoeveel begrip voor
artistieke waarden deze „leek" zijn.
bezit, wist uit te breiden Dat hij
daarbij het voorrecht genoot van
een uitermate ruime beurs, is in fei
te niet van essentieel belang, ook al
dankt ons land daaraan het bezit
van "bepaald unieke werken.
Twee miljoen gulden heeft hij
betaald voor Jan Eycks „Drie
vrouwen aan het graf", de enige
Van Eyck, die in Nederland te
vinden is. Voor hemzelf is dit
schildery van eeuwigheidswaarde
geweest; het was zijn lievelings
stuk. Hij verwierf het enkele da
gen voordat de Duitse razernij
zijn geliefd Rotterdam in een
brandende puinhoop veranderde,
Hij kocht het tegelijk met Jezaja,
van de meester van Aix, en met
een mansportret van Jan Gos-
saert van Mabuse.
Kwajongen van
tachtig jaar
(Van onze Parijse correspondent
Jan Brusse)
anneer je de nu tachtigjarige
Kees van Dongen ontmoet,
dan blijft hij dat wonderlijke meng
sel van een Rotterdamse kwajongen
en een Parijse snob. Merkwaardig
jeugdig van figuur en allure, maar
met een verschrompeld oud gezicht
je, waaraan de witte baard toch
geen aartsvaderlijke uitdrukking
geeft. Kom je bij hem in zijn atelier
aan de rue de Courceiles, dan trekt
hij de deur zelf open. „Kom maar
bofen", roept hij, want hij is zijn
Rotterdamse accent trouw gebleven.
Trouwens niet alleen als hij Neder
lands spreekt (beter gezegd tracht te
spreken) hoor je dat zijn wieg bij Rot
terdam heeft gestaan. Ook als hij
overgaat in het Frans merk je dat
zestig jaar Parijs' bestaan hem zijn
Delfshavense tongval niet hebben af
geleerd.
Van Dongen, die enorme fortuinen
heeft verdiend èn die nog steeds be
kend is in heel de wereld, loopt in zijn
atelier rond alsof hij de laatste twin
tig jaar geen franc voor iets nieuws
heeft kunnen uitgeven. Een tot op de
draad versleten winterjas, waarin hij
kouwelijk kleumt en zijn fameuse stof
fige hoedje, dat nog wel eens in een
museum zal komen. Waar je meteen
naar moet kijken zijn z'n ogen. Licht
blauwe ogen met daaromheen een
rood randje en geen wimpers. Daar
mee kykt hij je niet aan, maar door
je. heen. Ze drijven de spot met je, ma
ken je belachelijk, vertrouwen je niet,
hebben je door. Het is erg moeilijk
om gewoon met Kees van Dongen te
praten. Hij heeft de een beetje ver-
JAN VAN EYCK
Drie vrouwen bij het graf
wrongen geest van de beroemde men
sen, die weten dat men altijd iets bij
zonders van hen verwacht. Niet maar
een eenvoudig antwoord, maar iets
origineels, wat de journalist onmiddel
lijk noteren kan.
Als je hem vraagt wie hem in zijn
werk heeft beïnvloed, dan zegt hij
vrij vinnig:
„Niemand. Ik houd niet van schil
ders. Dat zijn onmogelijke mensen.
Naar een museum ben ik nog nooit
geweest. Dat interesseert me geen
barst. Musea, dat zijn net kapstok
ken, waar kleren hangen zonder
mensen erin".
De vermoeidheid, die op zijn smalle
schouders drukt, verdwijnt eigenlijk
pas als hij over zijn jeugd vertelt:
Dat zijn vader een bierbrouwer was
en een fantastische kerel. „Alles wat
ik weet, dat weet ik van mijn vader.
Alleen weet ik niets"
EEN DOMME JONGEN
Hij wil best weten, dat hij op de la
gere school een heel domme jongen
was. Dat hij nooit naar de meester
luisterde, maar dat hij al zijn schrif
ten volknoeide met schepen, molens
en paarden. Op dertienjarige leeftijd
werd hij arbeider voor één gulden per
week.
„Maar daar had ik al gauw genoeg
van, dat snap je wel. Dus trok ik naar
Rotterdam. Daar woonde ik in een
paardestal en sliep tussen de poten
van het paard. We waren beste vrien
den".
In de Maasstad ontdekte hij op een
foede dag in een krantenkiosk een
tans politiek spotblad, Gil Bias.
Daarin was de tekenaar Steinlen de
grote man. De jonge Kees vond dit zo
geweldig, dat hij onmiddellijk besloot
naar Parijs te gaan. Nu zestig jaar
geleden stapte hij met een kartonnen
koffertje in een pleziertrein, die naar
de Franse hoofdstad reed. In zijn kof
fer: papier, potloden en een hemd. Hij
arriveerde op de veertiende juli en
vond heel Parijs in een uitgelaten
feeststemming. Huilde van ontroe
ring. Ging terstond aan de boemel en
werd de volgende morgen berooid
wakker. Met een schone Parisienne
bleek hij zijn ma;
hebben opgedroh
Ballet als hogeschool
G
(Van onze balletmedewerker.)
edurende een zestal weken zal David
Lichine Amerikaans choreograaf,
maar van geboorte Rus zijn medewer
king verlenen aan het Nederlandse Ballet.
Drie balletwerken, eigen scheppingen, zal
hij instuderen met deze groep. Te weten:
„De verloren zoon" (in 1939 gemaakt op
muziek van S. Prokofief), „Graduation
Ball" (in 1940 op muziek van Johan
Strauss) en „La Création", (1948) zonder
enige geluidsbegeleiding.
Het repertoire van het Nederlands Ballet
wordt hierdoor opnieuw uitgebreid met een
aantal werken, die tot het internationaal reper
toire behoord hebben, maar die verloren drei
gen te gaan. Slechts „La Création" kreeg in
1948 tijdens een tournee van het Ballet des
Champs Elysées een tweetal opvoeringen in
ons land. Het is een prachtige compositie, die
zichtbaar maakt hoe een scheppende geest
de choreograaf de stof (een groep dansers)
ordent, aarzelt, ontmoedigd wordt, en tot slot
door een nieuw inspirerend motief (een licht
bewegende danseres) het werk tot een triom
fantelijk einde brengt.
Met deze balletten zal Nederland zich
meester gemaakt hebben van de beste werken
van David Lichine. Maar zijn aanwezigheid
heei't nog een ander voordeel: zes weken lang
leidt hij de dagelijkse training van het Ne
derlands Ballet. Men profiteert dus van zijn
grote ervaring als eerste danser in vrijwel alle
vooroorlogse Russische balletgezelschappen,
die toen het internationale balletleven beheers
ten. Hij is opgeleid bij de ballerina's van het
Keizerlijk Russisch Ballet, die hun scholen in
Parijs gevestigd hebben, in het bijzonder bij
Madame Ljoebov Egorova, die ook de leer
meesteres was van Sonia Gaskell.
Uit de balletgroepen van Anna Pavlova
en Ida Rubinstein de eerste een groot kun
stenares, de tweede een ry'k/e vrouw, die met
haar geld iedere grote kunstenaar kon engage
ren, maar desondanks geen sporen naliet in
de balletkunst kwam Lichine in 1932 bij
het toen pas gestichte Ballets Russes du Co
lonel de Basil,waarin hij als eerste danser
debuteerde tezamen met de „Baby-ballerina's"
van veertien jaar, Tamara Toemanova, Irina
Basonova en Tatjana Riaboesjinska. In 1940
ging hij over naar het American Ballet Thea
tre; thans geeft hij les en studeert choreogra
fieën in.
Is men Lichine aan het werk ziet met een
groep, begrijpt men meteen de grote bete
kenis van zu'n tijdelijke leraarschap. Kan
hij in gesprekken een allergenoeglijkst, snel
reagerend causeur zyn met vlugge, soms rake,
soms oppervlakkige oordelen, zyn werkelijk
formaat openbaart hy pas in de repetitie.
Het woord „goed" komt zelden over zijn
lippen; hoogstens vindt hy een „beter dan
daarnet". Hij legt een strenge discipline op,
waarbij fluisteren en fluiten het laatste
meer op bijgelovige gronden verboden zijn.
Hij let belangstellend op ieder detail van een
poging tot vertolking, kritiseert scherp, maar
weet desondanks een atmosfeer van innerlijke
ontspanning om zich heen te verspreiden,
die de dansers bereid maakt tot de uiterste
denk-spanning.
Zijn onderricht omvat alle elementen, die
de rolvertolkingen van Russen vaak zo over
tuigend maken, danstechnische kunde en het
zich identificeren met het karakter van de
rol, zodat de pantomime direct en ondubbelzin
nig aanspreekt. Hierdoor werk Lichine mee
aan de taak waaraan by liet Nederlands Bal
let verschillende topfiguren uit de internatio
nale balletwereld reeds hun bijdrage hebben
geleverd; namelijk aan het bekendmaken en
bevestigen in ons land van het traditionele
vak van dansrolvertolker.
Dat dit van grote betekenis is, blijkt wel
uit de uitspraak van Arnold Haskell, toen
hij in 1954 in ons land was „De leerlingen
van mevrouw Gaskell hebben de „grote" stijl
van de. klassieke Russen, die in de wereld ver
loren gaat". Een soortgelijke mening verkon
digde Lupe Serrano, de prima ballerina van 't
American Ballet Theatre, toen zij na het zien
van „Concerto Barocco" van het Nederlands
Ballet verklaarde jaloers te zyn op de jonge
meisjes in de groep, die allen de „lange" lynen
vertoonden die zyzelf pas na jaren hard wer
ken had kunnen veroveren,
Ichine als gast-dansmeester heeft onder
zijn voorgangers bij het Nederlands
Ballet dragers van illustere namen. Anton
Dolin, de vroegere eerste danser van het be
roemde Diaghileff-ballet, en thans leider van
het Londen Festival Ballet bracht de beste
romantische tradities met de „Pas de Quatre"
en „Giselle"; Ljoebov Egorova kwam één
week en studeerde aan de groep de zuiverste
zetting van „Het Zwanenmeer" in uit 1894,
zonder bijmengsels van de veel later ontstane
vrijere dansstijl van Fokine en Balanchine;
Serge Grigorief, de man die vanaf 1909 bij
Diaghileff het gehele moderne repertoire aan
generaties van dansers instudeerde en na
diens dood (1929) bij Colonel de Basil (1932
1940), bracht de originele zetting van de
„Vuurvogel" van Fokine op Strawinsky's
muziek. John Taras, de Amerikaan van Rus
sische oorsprong droeg zijn eigen „Dessins
pour les Six" over en van zyn leermeester Ba=
lanchine „Concerto Barocco" en „La Somna-
bule."
In zyn twee en een half jarig bestaan heeft
het Nederlands Ballet reeds een behoorlyk
aantal werken van het internationale repertoi
re bij elkaar gehaald en daarmee de opgroei
ende dansgeneratie In ons land bekend ge
maakt met de grote balletkunstwerken. Inge
studeerd door de beste deskundigen, maakt 't
zich meester van een collectie werken, die
door het niet genoteerd zijn van balletten
verloren dreigt te gaan.
Niet alleen maakt het Nederlands Ballet
door het veroveren van de vaktradities zich
gereed voor optreden op het internationale po
dium, maar het begint ook te fungeren als
een voor de internationale balletcultuur zo
hoog noodzakelijk museum. Een „museum",
waarop men in het buitenland nü al jaloers is,
getuige de aanvragen om werken uit het re
pertoire te mogen overnemen. Maar het is dan
ook een unicum, dat by één groep achter elk
aar de grootste meesters hun werken komen
instuderen!
KEES VAN DONGEN
kwajongen
De eerste jaren leefde hij als een
gelukkige clochard. Maakte portret
ten voor 3 francs per stuk (zo'n por
tret is nu honderdduizend maal zoveel
waard). Op de butte van Montmartre
dat was toen nog een heuvel buiten
Parijs woonde hij samen met een
zekere Picasso in een houten barak.
Als in een konijnenhok. Wanneer be
haalde U nu uw eerste succes?
„Daar wacht Ik nog altyd op", zegt
hy verbitterd. „Ik ben een mislukke
ling. Bij mijn eerste tentoonstelling In
de rue Lafitte beweerde men dat ik
een fauve was. Da's best mogelük.
Maar Ik zie veel meer een koe in me
zelf. Een koe, die een beetje dom naar
de dingen kykt en ze dan schildert zo
als hy ze ziet".
De naam Van Dongen zjjn voor
naam wordt er hier nooit bijgenoemd
werd gelanceerd toen hij het por
tret maakte van de grote Anatole
France, de paus van de Franse lette
ren. Kees schilderde hem als iemand,
die al meer dood is dan levend. Wat
een schandaal! De grote Anatole
France zo voor te stellenMaar mon
sieur France vond het zelf helemaal
niet erg.
PASCHA VAN DONGEN
De grote glorietyd van Van Dongen
valt tussen de twee wereldoorlogen.
Hij verdiende goud, want Tout Paris
wilde door hem zijn portret laten ma
ken. Hy leefde als een Oosterse vorst
en de feesten die hy in één van zyn
drie ateliers gaf waren de briljantste
van het jaar. Russische prinsen. Ame
rikaanse miljonairs. Franse grootin
dustriëlen, zij stonden in de ry om de
partyën brj maitre Van Dongen te
mogen bijwonen. De heren in rok, de
dames in zeer gedecolleteerde avond
jurken behangen met de kostbaarste
juwelen. Daartussen liep de heer des
huizes rond in een trui of in een witte
cape. Als het hem te druk werd liep
hij weg. Het grappige was, dat de
meeste gasten dachten, dat Zyn huis
knecht, de perfect geklede Arthur,
eigenlijk meneer Van Dongen was.
Arthur vond het heerlijk om hiervoor
te mogen spelen. Trouwens, wanneer
de beroemde schilder niet in Parijs
was, dan ging zyn huisknecht door
met het geven van grootse feesten. Hij
ging zich echter langzamerhand zo
verbeelden dat hij in wezen Van Don-
;en was, dat de toestand pijnlijk werd.
Sen paar jaar later is hy, keurig in
een elegante rok gestoken, in de Mid
dellandse Zee verdronken.
„Als U nu aan die feesten terug
denkt, waren die dan werkelijk leuk
wilde ik graag weten.
„Welnee. Geen pest aan. Al die rijke
mensen zijn in werkelijkheid zo stom
vervelend, dat je geen woord met ze
kunt praten. Maar ze betaalden veel
voor myn schilderijen en daarom
stuurde ik ze niet weg.
Van Dongen heeft enorm veel schil
derijen gemaakt van mooie, jonge
vrouwen. Hij was ook altijd omringd
door een soort harem. Het liefst zou
hij als een pascha geleefd hebben, met
al de vrouwen, van wie hij eens had
fehouden, om zich heen. Helaas stond
e Franse wet hem dat niet toe.
EEN VERMOEIDE MAN
Nu is deze fantastische schilder, die
in zijn grote tijd zo goed reclame voor
zichzelf wist te maken, een oude man
geworden.
Hij vindt hef leven beslist niet erg
plezierig meer en hij praat over veel
dingen bijzonder cynisch en bitter.
Men heeft hem na de oorlog nogal
kwalijk genomen dat hij de Duitsers
niet als zijn vijanden heeft be
schouwd. Die blaam zit hem nog al
tijd dwars. Dat kan deze verwende
man moeilijk verkroppen. Zoals hij
moeilijk kan accepteren, dat ieder
een eens oud wordt. Dat je dan niet
meer kunt doen wat je wilt. Hij zegt
hef niet, maar hef is duidelijk, dat hij
zich eenzaam voelt en dat zijn ou
derdom hem soms troosteloos stemt.
Daarom maakt hij steeds maar zure
grapjes over zijn leeftijd en over de
jeugd van zijn viermaal twintig len
tes.
Bij vlagen werkt hy nog enorm
hard. Dan gaat hij alleen naar zijn
grote atelier in de rue de Courcelles
en hij schildert vyftien uur per dag.
Is hij moe. dan wikkelt hy zich nog
wat vaster in zyn dikke, oude jas en
zo gaat hij slapen op zijn slordige di
van in het kleine hokje, dat hij zijn
slaapkamer noemt. Zijn doeken be-
wyzen, dat hij minder zelfkritiek
heeft, maar hij verkoopt alles wat hij
maakt. Van Dongen overleeft zich
zelf een beetie. maar hij doet dat met
de wijze venijnige spot van iemand die
het leven van al zijn goede en slechte
kanten heeft Ieren kennen.