Groetende schepen Hg keek by de kamerdeur nog even om. Zgn bleek jongensgezicht stond gram storig, de lichtblauwe ogen staken. Hij ging iets zeggen, maar nam de sigaret niet uit de mondhoek. We hebben nu geduld genoeg gehad. Ik wil eraf. Dit hangt me de strot uit. De jonge vrouw zei niets terug. Alleen het trillen van de lepel, waarmee zy de kleine jongen zgn pap voerde, verried haar pro test. Je moet tenslotte voor je gezin opko men. Wat heb ik niet afgesjouwd. Scheelt dat nou zoveel, zo'n ene dag? waagde zy, zonder opzien. Ene dag? jy weet ook wel wat voor één, niet? Hy liet de deurknop los en kwam weer een stap de kamer binnen. De kleine, volgeprop te, veel te warme kamer, waar een rek met kinderwas de gloeiende haard afschermde, en het vloerkleed schuil ging onder een loop hek, een kist en twee puilend gepakte kof fers. Wil jy soms weer zo'n voorstelling als verleden jaar? De radio beneden de hele avond keihard aan, een schreeuwende en fuivende troep vlak onder je, en het kind maar liggen huilen omdat het niet slapen kan. Ik heb nu drie jaar dat spektakel ver dragen. Ik wil nou eindeiyk wel eens weten wat oudejaar is zonder herrie aan mgn kop. Maar als jou dat niet schelen kan. We hebben er geen recht op immers, weerstreefde zy lusteloos. De lepel miste het happende mondje, en de kleine schavuit proestte verrukt. Waarom ging hij nu eindelijk niet weg Hij zou weer op het nippertje achter zgn loket zitten, straks gaf dat voor de zoveelste keer gezanik met zgn chef, en ze hadden zó al strubbeling genoeg Recht? O, begin je weer? We hebben nérgens recht op, nee. We zgn een stelletje ontoerekenbare gekken die de misdaad heb ben uitgehaald om zomaar te trouwen. Ja, dat is wat, daar moet je het léf maar voor hebben. En dat wil dan nog onderdak heb ben ook, alsof het niet öp kan. Maar we hébben nou toch onderdak. Met nieuwjaar kunnen we erin, desnoods. Dan is het leed geleden. Met nieuwjaar, ja als we wéér alle bei doodaf zgn van het redderen en de halve nacht niet slapen, met een lastig kind op de koop toe. Ik wil er met oudejaar heen en nog liever een paar dagen éérder Hy komt véél te laat, dacht ze in paniek, met een snelle schuine blik naar de klok. Hij is al te laat: dat wordt vanavond weer razen over zgn chef, en die lui beneden maar als muizen zitten luisteren Je weet toch óók wel dat je zo'n oud mens niet kan dwingen? Zg veegde hard handig het mondje schoon, dat het meteen verongeiykt op een pruilen zette. Ook dat nog: straks begon het gehuil weer, en zat zg met de ruzie van dat mens beneden, die tot drie uur rusten wou. Rusten waarvèn, zou je zeggen Dwingen, dwingen. Hij legt het er dadelgk zo dik op. Is toch doodgewoon een kwestie van overleg en wat wordt ze er nou minder van Ze kan immers in dat rust huis terecht wanneer ze wil. Denk je dat ze daar op een dag méér doodblgven En voor zo'n oud mens zijn alle avonden gelijk; die zit toch geen oudejaar te vieren in haar dooie eentje. Maar het is je natuurlgk weer te veel moeite. Zg beet op haar lip en de klok kwam haar luidruchtig te hulp met twee slagen. Mdék nou dat je wegkomt, drong ze, en tilde het kind uit zgn hoge stoel. Ik ga er heus wel heen, straks. Ztj nam niet de moeite de vale regenjas na te staren tot de hoek. Het kind knikkebolde al op haar arm. Zij droeg het naar de slaapkamer en legde het be hoedzaam in het ledikant je, dat tegen het voeteneind van het brede bed stond geklemd. Hy sliep al vast nog voor zij de deken had ingestopt maar zij nam niet eens de moeite meer over het warrig vlashaar te strijken. Want toen zij haastig overeind kwam van het bukken, viel haar blik op het trouwpor tret, pralend boven de boog van het al te spiegelend gepolitoerd hoofdeinde. Haar mond kneep smalend samen; met een minachtende nieuwsgierigheid monster de zy het tengere, pronkende figuurtje in de goedkope luxe van haar glimmende bruids japon. Zó grif liet een mens zich dus bedot ten: 'vgf meter wit satgn en de hemel op aarde daarna. Als zg er wéér voor stond Het was de moeite niet waard om een kam door die verlopen permanent te halen. Alleen, voor de spiegel van de wastafel, waar 't licht altijd op zgn slechtst was, snel een streekje lippenstift. Een laatste rukje bravoure om zich moed in te spreken, voor dat zij het gebloemde sjaaltje om haar stuurs gezichtje bond. De grauwe swagger verhulde veel armetierigs: een verkleurd groen truitje met een stop onder de oksel, een sluike geruite rok vol vlekken. Maar wat had verkleden voor zin? Er was toch niemand die het op prijs stelde. En zodra zy thuis kwam kon zg weer aan de slag. Zij had haast, om dit opgedrongen kar weitje snel achter de rug te hebben als zij ook maar vgf minuten omtreuzelde had zg haar laatste moed verbruikt. Alleen de gedachte al aan zgn verongelgkte stem van avond, die eindeloos zou raspen over haar vermoeide tegenzin, dreef haar op de tenen de trap af, met het trouwportret als een grimlach in haar rug. Nee, ze bleef maar liever wat weg van thuis, waar moeder hardhandig red derde met haar scherpe stem en onge duldige bedrgvigheid. En waar de vier broers kwamen en gingen, een rumoerig nest van stevige werkezels, die het best ging in de wereld, dank zij moeders handigheid die zij ruimschoots hadden geërfd. Daar paste zij slecht tussen, vaal en een beetje slonzig, met de verongelgkte teleurstelling op haar gezicht bestorven. Met ouderjaars- avond zou het er wel weer een uitgelaten, royale boel zgn bij zulke gelegenheden wist moeder van uithalen. Maar zij wilde er niet heen, voor geen geld. Zg zouden er weer te kijk zitten als het stelletje zielepoten in de familie, die hun leven lang niet zoveel zouden vooruitkomen. Dan maar liever met zijn beiden. Nee, hg had gelijk: zij moest dat ouwe mens zien te bepraten. Misschien, als zij nu eens ergens rustig alleen waren, met alle ruimte, en géén herrie van benedenbu ren. Het kleine huis in de nauwe straat zag er even proper en argeloos vriendelgk als im mer uit. Nog altgd vitrages voor de blinken de ruiten, en bloeiende planten in elke ven sterbank. zy strekte haar lusteloze hand naar de belknop, die glomGlom En heldere vi trages, bloeiende planten, de pinkeling van een theelichtjewas het oude mens nog zo op haar gemak geïnstalleerd, zonder zichtbare aantstalten om te verdwijnen Dan zou het helemaal een karwei worden... De deur ging zo zacht open dat zij be trapt kleurde toen de kleine dunne stem zei: Wel kgk eens aan, daar zat ik nou juist over te denken. Kom er maar gauw in. De smalle gang had geen loper, en een buikig ladenkastje versperde bgna de keu kendeur achterin. Dus toch ja, de achter kamer lag ook leeg en hol achter de dicht geschoven suitedeuren: enkel een ouder wets houten bed stond toegedekt midden op de kale vloer. Van het achtertuintje viel schril koud licht door de naakte ruiten van het hoge achterraam. Maar de kleine voorkamer was nog behaaglgk bewoond, met de koesteren de warmte van een snorrende, potkachel, waarop een groene emaille ketel stond te neuriën, begeleid door het krakend tikken van een lelgke, goedkope hangklok. Een kring van goedkope kopjes, vol blau we Chinese poppetjes die met waaiers en parasols door stijve Chinese tuinen wandel den, drong samen rond een theelichtje, dat pinkelende knipoogjes wierp door roodgla- zen ruitjes. Ga er even bij zitten, kind. Er werd een harde knopstoel aangeschoven, en twee kopjes rammelend op schoteltjes gezet. Zou je je jas niet even los doen, anders heb je er buiten straks niks aan. Ik zou net voor mezelf gaan inschenken, dat tref je al weer. Het was een bedrijvig gescharrel met een schepje en een zeefje, met een melkkanne tje dat morste en een koektrommeltje dat klemde. En de thee was bleek en zoet en rook naar hooi. Maar zij zat zwggend op de harde matten zitting, met haar jas koppig dicht en enkel dwaze belangstelling voor het brillehuis dat daar zo hachelgk scheef van de krant dreigde te glgden. Als zg het niet dacht: nu ging het oude mens er nog op zitten ook. Kgk nou aan ik moet óók niks meer hebben. De ouwe dag, hè die komt met ge breken. Heb jy nog maar geen last van. Hoe gaat het met de kleine jongen Het ging best met de kleine jongen: zg grijpt gretig de kans om de netelige bood schap nog even weg te schuiven. De oude vrouw zit in de hoge stoel gretig te luiste ren, als een klein, veel te klein stukje par mantigheid dat nauwelgks met de voeten aan de grond komt. Zij heeft vlugge donkere oogjes achter de ouderwetse bril: een uiltje dat waaks maar ook zo onverholen nieuws gierig is: Ik heb het nooit bg de hand gehad, want de ouwe man en ik zgn altijd maar al- lenig gebleven. Dat went óók weer, op de lange duur: je weet per slot eindelgk niet beter of het hoort zo. Och ja, je kunt niet alles hebben, zeggen ze. En ik héd al zo'n boel voor op een ander. O hé daar kan ik soms in mgn eentje uren over zitten prakki- zeren, als ik hier zo voor het raam zit. Ja, ik heb nou de tgd aan mezelf hé Al wil ik niet zeggen dat het me af en toe niet raar aankomt dat er niemand meer om me roept De plant voor het raam neemt toch wel erg veel licht weg. Het is of de kamer stilaan al schemerig wordt en de dunne stem gaandeweg versmelt tot ge fluister: Toen hij begraven wier dat is nou alweer tien maanden geleden, waar blijft de tijd toen wou ik alles maar zo laten als het was. Hij had altijd in de achterkamer gelegen, en ik sliep hier voor op de ouwe canapee. Dan hoefde ik 's nachts ook de trap niet meer op en af. En hij wou me nog al eens roepen, als hg niet kon slapen van de pijn. Ze hebben hem drie keer onder het mes gehad, het was een mirakel dat hij er tel- door RIE VAN ROSSUM kens nog bovenop kwam. Ja kind, ik zal het je niet tegen maken, jij begint nog pas maar er komt wat kgken in een huwelgk. 't Is maar goed dat een mens alles niet voor uit weet. Hoewel als ik er weer voor stond, ik bedacht me geen ogenblik, laat ik je dat vertellen. Het was toch zo'n knappe man in zijn jonge jaren. Daar heb je zgn portret, op de schoorsteenmantel: heb ik gelgk of niet? Hg had toen zijn beste zwarte goed aan, een aannemingspak, zulk laken zie je nou ook niet meer. Het was om die tijd dat ik kennis aan hem kreeg; ja, niet in dat pak hoor. Hg lag toen onder dienst, bij de gele rgders, en ik diende bij de allereerste grootheid. Drie booien en een kinderjuffrouw, kom daar nou es om. Dat theeblad heb ik nog van ze gekregen bg mgn trouwen ja nee, van de booien dan, én de koetsier maar de kinderjuffrouw was toen al weg. Buiten is een sluipende mist tot schemer verdicht; alle geluid is verstorven in de nauwe straat, de plant voor het raam is enkel nog een fijn geknipt silhouet. Het theelichtje is steeds vuriger gaan tinkelen door het rode glas, en de kamer is zwggend vol schimmen gegleden, die glimlachend meeluisteren naar de dunne stem die tot zichzelf lijkt te praten. Een rank donker meisje in 'n strak spen- certje, een hoedje als een schelpje rond haar kroezende pony. Een brede huzaar in groot tenue, met glinsterende tressen en de kol bak tot de wenkbrauwen. Een klein nieuws gierig bellehitje in een veel te lange zwarte japon, de gesteven muts tuitelig op haar kinderhoofd, rept zich op te grote schoenen over een rode loper door de witte koelte van een marmeren gang. Achter de hoge voor deur met de ingebouwde lantaarn krabben paardehoeven op de keien, een portier wordt knallend dichtgeklapt. Een bruidje met wangen als een overrgp kriekje, een takje namaakmyrten in 't haar en een ruiker als een bloemkool in de garen handschoentjes, wipt de treden van het trouwkoetsje af. De vrouwen met omslag doeken, de slagersjongens en de schoolkin deren dringen op het bordes van het stad huis aan: Nou óók de moeite. Een bruid in het zwart en niet eens met een sleep maar die bruigomwat een postuur Hij was twee hoofden groter dan ik, en breed navenant, als hij wou tilde hg mij met één hand bovenop de kast. Maar een goei erd: daar heb je geen weet van. Geen kwaad woord heb ik ooit van hem gehad in al die negen-en-veertig jaren niet. Ja, want de gouwe bruiloft heeft hij nét niet gehaald: wat had de stumper er ook aan gehad De laatste vijf jaar plat op zgn rug, een schimmetje van wat hg geweest was, je kon hem met een kaarsje doorlichten. Ik klaag er niet over, begrgp me goed: ik heb hem die vijf jaar als een kind geholpen, gevoerd en verschoond en zgn hand vastgehouden, uren achter mekaar, als hg de pgn niet meer harden kon. Dan zat ik naast zijn bed, soms midden in de nacht en dat bij winterdag. Ik zal niet zeggen dat het niet een beetje koud was by tijden maar hg was er erger aan toe, en wat had ik te verstrijken? Ik kon 'immers mgn schade overdag wel inhalen. Hg had het ook wel aan me verdiend, want wat die man afgewerkt heeft dat ik het maar goed zou hebben. En met selaar is een zwaar vak, in onze jonge tgd nog meer dan nu, daar hebben jullie geen idee van. Lange werkdagen en o wee als je ziek werd of een ongeluk kreeg, dan kon je gaan liggen van je eigen spaarcenten. Het is óns gelukkig nooit overkomen, maar dat was meer geluk dan wgsheid, want als er één nooit gevaar zag, dan was hg het. En maar overwerken om een paar centen, want sinds hij zich dit huis in het hoofd gezet had. Niet dat ik het mijne niet gedaan heb: elke dag een werkhuis en maar getroost weer de lappen op de lompen zetten. Ik geloofde nooit dat we het nog eens halen zouden, maar ik hield me stil, want wat zou ik hem de aardigheid bederven? En laat hg het nou toch gedaan krggen ik wou het niet ge loven voor hg de sleutel op tafel lei Nu zgn alle kamers weer hol en kaaler hangt een scherpe geur van verf en wit kalk, en de ramen gapen leeg in de schemer. Een grote rode hand gooit klinkend 'n huis sleutel op het tafelzeil, en een kleine krom me wgsvinger, gebleekt in de wastobbe, strgkt er verbluft overheen. Je kunt je niet voorstellen wat dat was, een heel huis voor ons alleen, met een echte gootsteen in de keuken en een vlie ring en een kolenhok als je altijd drie hoog op een kale trap hebt gezeten in een woonkeuken met gewitte muren en enkel een kraantje op de overloop. En boven bu ren en onder buren, waar je dan ook nog een zolder mee delen moest. Ik liep te zingen door het huis, elk ogenblik dat ik er wezen kon, en 's avonds lapte en dweilde ik van boven naar beneden, terwgl hy stond te wit ten en behangen. Ach, die dag dat wij ver huisden, 's avonds na zijn werk, met ons he le hebben en houden, op een handkar. Ik zie ons nog zitten bg het oliestel met een grote pan sngbonen met worst. Om twaalf uur waren we nog niet op streek, maar wat gaf het, we konden toch. niet slapen. Nou had den we een dak boven ons hoofd, een dak van onszelf, dat kon niemand je meer afne men. Elke dag een boterham op tafel en we waren uit de zorgen De schuifdeuren staan open naar het bre de bed in de achterkamer. Een stil grgs hoofd keert zich luisterend naar waar zij in haar hoge stoel zit te praten. Het is halen en brengen geworden, ja ren achtereen, en ik maar werkhuizen aan nemen dat hy niks te kort zou komen. Want ziekte is een dure liefhebberg, en de spaar pot was schoon op. Ik zat soms aan tafel te slapen op klaarlichte dag, wil je dat wel ge loven? Maar ik wou mgn hand niet ophouen en ik wou ook het huis niet kwgt. Dan nog liever het vel van de knokkels werken, als je maar bg mekaar mag blgven. Je weet niet wat dat is kind; daar sta je niet bg stil als je jong bent. Maar als je al zolang samen geweest bent, dat je trouwportret be gint te verkleuren, en hier en grinder komt de zwarte koets er al eentje halen met wie je nog op de schoolbanken hebt gezeten, dan is iedere dag dat je nog met zgn beiden bent er één, al moet je ook drie keer op 'n nacht je bed uit omdat hg weer zo benauwd is...... Het is zo beklemmend dichtbg, dat zg be ducht is om adem te halen. De broze herin nering is zo schuw als een vlinder: als zij maar beweegt, zal zij die verjagen. Ik heb er altijd nog wat van kunnen maken, al had hg er ook niet zoveel aan. Laat je nooit wgsmaken dat je zonder kin deren net zo goed niks kan vieren. Als ik nog aan die Sinterklaas denk, toen ik die radio voor elkaar had gekregen, ja, distri butie dan, dat spreekt, maar evengoed nog een hele cent om op te brengen. En hy had door al het lawaai heengeslapen met bre- kerg en alMaar zo'n aardigheid als dót voor hem was: hij lag te lachen als een kind, en alles moest hij horen, élles tot aan het Wilhelmus toe. Ach, ik liet het maar zo, de stakker had ook helemaal niks anders. Het minderde natuurlgk wel, dat spreekt toen het nieuwtje er een beetje afging. Maar met ouwejaarsavond, toen was hg niet te houen. Hg moest en zou tot twaalf uur wakker biy- ven om naar de schepen te luisteren, als ze begonnen te wensen. Moe je je es indenken wat dat is voor zulke kerels, zei hg dan, en zocht naar mgn hand. Zover van vrouw en kinderen vandaan: waf hebben wg het dan maar best met zgn beiden. Dan schudde ik zyn kussen weer es op en zei: gelgk heb je, jongen. Dit jaar hebben we alvast maar weer samen gehaald. Nou, het vorige heeft niet meer zo mogen wezen. Met het voorjaar hoopte ik dat we het ergste gehad hadden: als de sneeuwklokjes maar eerst weer in de bleek staan, dacht ik dan krabbelt hg de zomer wel door. Maar op een middag in maart, ik was nog wel de keuken aan het uitnemen en ik lette eerst niet op de klok tegen dat ik de kinderen uit school hoorde komen dacht ik: wat slaapt hg lang vanmiddag, hij moet nou toch es wakker worden, anders doet hg vannacht weer geen oog dicht...... Het dek lag nog precies zoals ik het had ingestopt, maar zgn gezicht was al koud. Geef mij zo'n dood, zei de dokter. Zo uit de slaap, geen pgn, geen benauwdheid... Hg had nog gelgk maar het heeft maan den geduurd eer ik er overheen was. Elke nacht liet ik de schuifdeuren open, en zgn bed bleef daar staan, opgemaakt' en wel. En soms gebeurt het me nog dat ik in huis blgf stilstaan en denk: ja, nee, maar nou heeft hg toch geroepen Als ik mgn hoofd kom neer te leggen, had hij zo dikwijls gezegd: zul jij dan hier niet alleen blijven zitten? Je wordt al wat dovig, en als je es wat overkomtJe kunt ziek worden of komen te vallen, en met die schuif van de kachel ben je óók niet ver trouwd. Zie dat je een kamer in een rusthuis krijgt, de notaris kan het huis best voor je kwijt: dan kun je je met dat geld aardig redden. Ik zei dan maar: ja hoor, tob nou maar niet over mij maar ik dacht bg mezelf: nooit van mgn leven. Waar jouw kist heeft gestaan wil ik ook uitgedragen worden, naar een en hetzelfde graf. Daarom heb ik het ook volgehouden, tot nu toe: alleen daarom. Want hy w&s cr nog, zolang zgn bed daar stond, en zijn ouwe pyp op de asbak lag, al rookte hij allang niet meer. Als je eenmaal met zijn tweeën bent geweest, dan blijf je altijd met z'n tweeën daar komt zelfs de dood niet tussen. Maar toen ik die smak gemaakt heb van de keldertrap, en ik daar een dag op de ste nen vloer heb gelegen de buurvrouw had gelukkig een sleutel, en die vertrouwde het niet toen zy me niet voor het raam zag zit ten toen zei de dokter: zo gaat het niet langer. Ik zal er werk van maken, anders vinden we je nog een keer dood op die kel dervloer. Nou, ze hebben best gezorgd, de dokter en de dominee en de notaris en iedereen ik heb het maar overgegeven. De ouwe man had gelgk, je moet op tgd opschuiven, wij hebben onze portie gehad en jullie moeten nog beginnen. Ik was maar big dat de nieu we huisbaas er een jong stel in liet trekken: daarom zal ik je een bloemetje cadeau doen als je verhuist. Ja, van mezelf dan: die plant laat ik hier maar staan voor het raam, ik neem een stekje mee naar ginder, want dan heb ik toch nog wét levends uit het ouwe huis. Het is een balsamien, een echte ouder wetse; je mag er wel een beetje op letten want het zgn jongejuffrouwtjes, zó kies keurig. Niet teveel water maar ook nooit droog laten staan, en oppassen voor tocht en dan kun je er nog jaren plezier van heb ben. Ik niet meer: ik heb mgn tijd gehad. En een goeie, daar kan menigeen jaloers op wezen. Nou moet ik maar zien dat ik me daar een beetje red het zal wel niet mee vallen met al die ouwe mensen om me heen. Ik heb in alle geval wel de tgd om te wen nen: met volgend ouwejaar weet ik al niet beter denk ik zo. Dan ga ik misschien wel vroeg naar bed, omdat er toch niks te be leven valt. Maar deze keer, dat treft nou zo mooi: deze keer kan ik de radio nog eens voor hem aanzetten. Om twaalf uur, als de schepen beginnen te wensen. Ik zal de schuifdeuren open zetten, en hier in mgn stoel gaan zit ten, in het donker. Mg benieuwen of er weer dezelfde bg zgn van verleden jaar Als lig thuiskomt, heeft zg de tafel al gedekt en loopt bedrgvig heen en weer naar 't verbouwde badkamertje, waar haar gasstel staat. Zij heeft een schoon grijs truitje aan op haar beste zwarte rok, met groene kralen rond het halsboord en groene knoppen in de oren. Hg kgkt ernaar, eerst vaag vermoeid, dan scherper, verwonderd, terwgl hg de kleine jongen op zgn knie aan zgn polshor loge laat prutsen Ben je er al heen geweest? vraagt hij dan, maar het klinkt terloops. Zgn aandacht is enkel bg haar fleurig bewegen. Zy zet de schaal met aardappels op tafel, zonder hem aan te zien. Jawel, zegt ze rap, en keert zich om naar de open kast, om een vork te zoeken die allang op tafel ligt. En wat heb je nou afgesproken? Het truitje en de kralen hebben al heel wat energie verbruikt: een mens kan niet op eenmaal élles opbrengen. Zg blgft luid ruchtig ln de messenbak rammelen. Niks ik kon er niet aan toe komen. Niet aan toe komen Hoe zo De vraag klinkt ongelovig, maar zonder veel belangstelling. Die is enkel, glimla chend, voor haar slanke rug. Ach nou ja. De leugen wordt een keer ingeslikt, maar ontglipt haar toch, met de verkeerde vork die kletterend op de grond valt. Ze had bezoek. zy is gloeiend rood van het oprapen, en weet meteen weer naar haar pannen te ontwgken. Dan roept hij, goedgeluimd, en met iets als een streling in zijn stem, naar waar zg gejaagd in de pap staat te roeren: Laat het dan ook maar. Misschien kan ik een late dienst overnemen en dan an derhalve dag vry. Ga jij dan maar naar je moeder, met het kind. Néé, zegt ze, wat buiten adem, en zet de laatste kom op tafel: Nee dan blgf ik wel op tot je thuis komt. Ik mag zo graag es naar de radio luisteren. Om twaalf uur vooral, als de schepen beginnen te wensen.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 29