Groetende
schepen
Hg keek by de kamerdeur nog even om.
Zgn bleek jongensgezicht stond gram
storig, de lichtblauwe ogen staken. Hij
ging iets zeggen, maar nam de sigaret niet
uit de mondhoek.
We hebben nu geduld genoeg gehad. Ik
wil eraf. Dit hangt me de strot uit.
De jonge vrouw zei niets terug. Alleen het
trillen van de lepel, waarmee zy de kleine
jongen zgn pap voerde, verried haar pro
test.
Je moet tenslotte voor je gezin opko
men. Wat heb ik niet afgesjouwd.
Scheelt dat nou zoveel, zo'n ene dag?
waagde zy, zonder opzien.
Ene dag? jy weet ook wel wat voor
één, niet?
Hy liet de deurknop los en kwam weer een
stap de kamer binnen. De kleine, volgeprop
te, veel te warme kamer, waar een rek met
kinderwas de gloeiende haard afschermde,
en het vloerkleed schuil ging onder een loop
hek, een kist en twee puilend gepakte kof
fers.
Wil jy soms weer zo'n voorstelling als
verleden jaar? De radio beneden de hele
avond keihard aan, een schreeuwende en
fuivende troep vlak onder je, en het kind
maar liggen huilen omdat het niet slapen
kan. Ik heb nu drie jaar dat spektakel ver
dragen. Ik wil nou eindeiyk wel eens weten
wat oudejaar is zonder herrie aan mgn kop.
Maar als jou dat niet schelen kan.
We hebben er geen recht op immers,
weerstreefde zy lusteloos. De lepel miste
het happende mondje, en de kleine schavuit
proestte verrukt.
Waarom ging hij nu eindelijk niet weg
Hij zou weer op het nippertje achter
zgn loket zitten, straks gaf dat voor
de zoveelste keer gezanik met zgn chef, en
ze hadden zó al strubbeling genoeg
Recht? O, begin je weer? We hebben
nérgens recht op, nee. We zgn een stelletje
ontoerekenbare gekken die de misdaad heb
ben uitgehaald om zomaar te trouwen. Ja,
dat is wat, daar moet je het léf maar voor
hebben. En dat wil dan nog onderdak heb
ben ook, alsof het niet öp kan.
Maar we hébben nou toch onderdak.
Met nieuwjaar kunnen we erin, desnoods.
Dan is het leed geleden.
Met nieuwjaar, ja als we wéér alle
bei doodaf zgn van het redderen en de halve
nacht niet slapen, met een lastig kind op de
koop toe. Ik wil er met oudejaar heen en nog
liever een paar dagen éérder
Hy komt véél te laat, dacht ze in paniek,
met een snelle schuine blik naar de klok.
Hij is al te laat: dat wordt vanavond weer
razen over zgn chef, en die lui beneden maar
als muizen zitten luisteren
Je weet toch óók wel dat je zo'n oud
mens niet kan dwingen? Zg veegde hard
handig het mondje schoon, dat het meteen
verongeiykt op een pruilen zette. Ook dat
nog: straks begon het gehuil weer, en zat
zg met de ruzie van dat mens beneden, die
tot drie uur rusten wou.
Rusten waarvèn, zou je zeggen
Dwingen, dwingen. Hij legt het er
dadelgk zo dik op. Is toch doodgewoon een
kwestie van overleg en wat wordt ze er
nou minder van Ze kan immers in dat rust
huis terecht wanneer ze wil. Denk je dat ze
daar op een dag méér doodblgven En voor
zo'n oud mens zijn alle avonden gelijk; die
zit toch geen oudejaar te vieren in haar
dooie eentje. Maar het is je natuurlgk weer
te veel moeite.
Zg beet op haar lip en de klok kwam haar
luidruchtig te hulp met twee slagen.
Mdék nou dat je wegkomt, drong ze, en
tilde het kind uit zgn hoge stoel.
Ik ga er heus wel heen, straks.
Ztj nam niet de moeite de vale regenjas
na te staren tot de hoek. Het kind
knikkebolde al op haar arm. Zij droeg
het naar de slaapkamer en legde het be
hoedzaam in het ledikant je, dat tegen het
voeteneind van het brede bed stond geklemd.
Hy sliep al vast nog voor zij de deken had
ingestopt maar zij nam niet eens de
moeite meer over het warrig vlashaar te
strijken.
Want toen zij haastig overeind kwam van
het bukken, viel haar blik op het trouwpor
tret, pralend boven de boog van het al te
spiegelend gepolitoerd hoofdeinde.
Haar mond kneep smalend samen; met
een minachtende nieuwsgierigheid monster
de zy het tengere, pronkende figuurtje in de
goedkope luxe van haar glimmende bruids
japon. Zó grif liet een mens zich dus bedot
ten: 'vgf meter wit satgn en de hemel op
aarde daarna. Als zg er wéér voor stond
Het was de moeite niet waard om een
kam door die verlopen permanent te halen.
Alleen, voor de spiegel van de wastafel,
waar 't licht altijd op zgn slechtst was, snel
een streekje lippenstift. Een laatste rukje
bravoure om zich moed in te spreken, voor
dat zij het gebloemde sjaaltje om haar
stuurs gezichtje bond. De grauwe swagger
verhulde veel armetierigs: een verkleurd
groen truitje met een stop onder de oksel,
een sluike geruite rok vol vlekken.
Maar wat had verkleden voor zin? Er
was toch niemand die het op prijs stelde. En
zodra zy thuis kwam kon zg weer aan de
slag. Zij had haast, om dit opgedrongen kar
weitje snel achter de rug te hebben als
zij ook maar vgf minuten omtreuzelde had
zg haar laatste moed verbruikt. Alleen de
gedachte al aan zgn verongelgkte stem van
avond, die eindeloos zou raspen over haar
vermoeide tegenzin, dreef haar op de tenen
de trap af, met het trouwportret als een
grimlach in haar rug.
Nee, ze bleef maar liever wat weg van
thuis, waar moeder hardhandig red
derde met haar scherpe stem en onge
duldige bedrgvigheid. En waar de vier
broers kwamen en gingen, een rumoerig
nest van stevige werkezels, die het best ging
in de wereld, dank zij moeders handigheid
die zij ruimschoots hadden geërfd. Daar
paste zij slecht tussen, vaal en een beetje
slonzig, met de verongelgkte teleurstelling
op haar gezicht bestorven. Met ouderjaars-
avond zou het er wel weer een uitgelaten,
royale boel zgn bij zulke gelegenheden
wist moeder van uithalen. Maar zij wilde er
niet heen, voor geen geld. Zg zouden er weer
te kijk zitten als het stelletje zielepoten in
de familie, die hun leven lang niet zoveel
zouden vooruitkomen. Dan maar liever met
zijn beiden. Nee, hg had gelijk: zij moest dat
ouwe mens zien te bepraten. Misschien, als
zij nu eens ergens rustig alleen waren, met
alle ruimte, en géén herrie van benedenbu
ren.
Het kleine huis in de nauwe straat zag er
even proper en argeloos vriendelgk als im
mer uit. Nog altgd vitrages voor de blinken
de ruiten, en bloeiende planten in elke ven
sterbank.
zy strekte haar lusteloze hand naar de
belknop, die glomGlom En heldere vi
trages, bloeiende planten, de pinkeling van
een theelichtjewas het oude mens nog
zo op haar gemak geïnstalleerd, zonder
zichtbare aantstalten om te verdwijnen
Dan zou het helemaal een karwei worden...
De deur ging zo zacht open dat zij be
trapt kleurde toen de kleine dunne
stem zei:
Wel kgk eens aan, daar zat ik nou
juist over te denken. Kom er maar gauw
in.
De smalle gang had geen loper, en een
buikig ladenkastje versperde bgna de keu
kendeur achterin. Dus toch ja, de achter
kamer lag ook leeg en hol achter de dicht
geschoven suitedeuren: enkel een ouder
wets houten bed stond toegedekt midden op
de kale vloer.
Van het achtertuintje viel schril koud
licht door de naakte ruiten van het hoge
achterraam. Maar de kleine voorkamer was
nog behaaglgk bewoond, met de koesteren
de warmte van een snorrende, potkachel,
waarop een groene emaille ketel stond te
neuriën, begeleid door het krakend tikken
van een lelgke, goedkope hangklok.
Een kring van goedkope kopjes, vol blau
we Chinese poppetjes die met waaiers en
parasols door stijve Chinese tuinen wandel
den, drong samen rond een theelichtje, dat
pinkelende knipoogjes wierp door roodgla-
zen ruitjes.
Ga er even bij zitten, kind. Er werd een
harde knopstoel aangeschoven, en
twee kopjes rammelend op schoteltjes
gezet.
Zou je je jas niet even los doen, anders
heb je er buiten straks niks aan. Ik zou net
voor mezelf gaan inschenken, dat tref je al
weer.
Het was een bedrijvig gescharrel met een
schepje en een zeefje, met een melkkanne
tje dat morste en een koektrommeltje dat
klemde. En de thee was bleek en zoet en
rook naar hooi.
Maar zij zat zwggend op de harde matten
zitting, met haar jas koppig dicht en enkel
dwaze belangstelling voor het brillehuis
dat daar zo hachelgk scheef van de krant
dreigde te glgden. Als zg het niet dacht: nu
ging het oude mens er nog op zitten ook.
Kgk nou aan ik moet óók niks meer
hebben. De ouwe dag, hè die komt met ge
breken. Heb jy nog maar geen last van.
Hoe gaat het met de kleine jongen
Het ging best met de kleine jongen: zg
grijpt gretig de kans om de netelige bood
schap nog even weg te schuiven. De oude
vrouw zit in de hoge stoel gretig te luiste
ren, als een klein, veel te klein stukje par
mantigheid dat nauwelgks met de voeten
aan de grond komt. Zij heeft vlugge donkere
oogjes achter de ouderwetse bril: een uiltje
dat waaks maar ook zo onverholen nieuws
gierig is:
Ik heb het nooit bg de hand gehad,
want de ouwe man en ik zgn altijd maar al-
lenig gebleven. Dat went óók weer, op de
lange duur: je weet per slot eindelgk niet
beter of het hoort zo. Och ja, je kunt niet
alles hebben, zeggen ze. En ik héd al zo'n
boel voor op een ander. O hé daar kan ik
soms in mgn eentje uren over zitten prakki-
zeren, als ik hier zo voor het raam zit. Ja,
ik heb nou de tgd aan mezelf hé Al wil ik
niet zeggen dat het me af en toe niet raar
aankomt dat er niemand meer om me
roept
De plant voor het raam neemt toch wel
erg veel licht weg. Het is of de kamer
stilaan al schemerig wordt en de
dunne stem gaandeweg versmelt tot ge
fluister:
Toen hij begraven wier dat is nou
alweer tien maanden geleden, waar blijft de
tijd toen wou ik alles maar zo laten als
het was. Hij had altijd in de achterkamer
gelegen, en ik sliep hier voor op de ouwe
canapee. Dan hoefde ik 's nachts ook de
trap niet meer op en af. En hij wou me nog
al eens roepen, als hg niet kon slapen van de
pijn. Ze hebben hem drie keer onder het mes
gehad, het was een mirakel dat hij er tel-
door
RIE VAN
ROSSUM
kens nog bovenop kwam. Ja kind, ik zal het
je niet tegen maken, jij begint nog pas
maar er komt wat kgken in een huwelgk.
't Is maar goed dat een mens alles niet voor
uit weet. Hoewel als ik er weer voor
stond, ik bedacht me geen ogenblik, laat ik
je dat vertellen.
Het was toch zo'n knappe man in zijn
jonge jaren. Daar heb je zgn portret, op de
schoorsteenmantel: heb ik gelgk of niet?
Hg had toen zijn beste zwarte goed aan, een
aannemingspak, zulk laken zie je nou ook
niet meer. Het was om die tijd dat ik kennis
aan hem kreeg; ja, niet in dat pak hoor. Hg
lag toen onder dienst, bij de gele rgders, en
ik diende bij de allereerste grootheid.
Drie booien en een kinderjuffrouw, kom
daar nou es om. Dat theeblad heb ik nog
van ze gekregen bg mgn trouwen ja nee,
van de booien dan, én de koetsier maar
de kinderjuffrouw was toen al weg.
Buiten is een sluipende mist tot schemer
verdicht; alle geluid is verstorven in de
nauwe straat, de plant voor het raam
is enkel nog een fijn geknipt silhouet. Het
theelichtje is steeds vuriger gaan tinkelen
door het rode glas, en de kamer is zwggend
vol schimmen gegleden, die glimlachend
meeluisteren naar de dunne stem die tot
zichzelf lijkt te praten.
Een rank donker meisje in 'n strak spen-
certje, een hoedje als een schelpje rond haar
kroezende pony. Een brede huzaar in groot
tenue, met glinsterende tressen en de kol
bak tot de wenkbrauwen. Een klein nieuws
gierig bellehitje in een veel te lange zwarte
japon, de gesteven muts tuitelig op haar
kinderhoofd, rept zich op te grote schoenen
over een rode loper door de witte koelte van
een marmeren gang. Achter de hoge voor
deur met de ingebouwde lantaarn krabben
paardehoeven op de keien, een portier wordt
knallend dichtgeklapt.
Een bruidje met wangen als een overrgp
kriekje, een takje namaakmyrten in 't haar
en een ruiker als een bloemkool in de garen
handschoentjes, wipt de treden van het
trouwkoetsje af. De vrouwen met omslag
doeken, de slagersjongens en de schoolkin
deren dringen op het bordes van het stad
huis aan: Nou óók de moeite. Een bruid
in het zwart en niet eens met een sleep
maar die bruigomwat een postuur
Hij was twee hoofden groter dan ik, en
breed navenant, als hij wou tilde hg mij met
één hand bovenop de kast. Maar een goei
erd: daar heb je geen weet van. Geen kwaad
woord heb ik ooit van hem gehad in al die
negen-en-veertig jaren niet. Ja, want de
gouwe bruiloft heeft hij nét niet gehaald:
wat had de stumper er ook aan gehad
De laatste vijf jaar plat op zgn rug, een
schimmetje van wat hg geweest was, je kon
hem met een kaarsje doorlichten. Ik klaag
er niet over, begrgp me goed: ik heb hem
die vijf jaar als een kind geholpen, gevoerd
en verschoond en zgn hand vastgehouden,
uren achter mekaar, als hg de pgn niet meer
harden kon. Dan zat ik naast zijn bed, soms
midden in de nacht en dat bij winterdag. Ik
zal niet zeggen dat het niet een beetje koud
was by tijden maar hg was er erger aan
toe, en wat had ik te verstrijken? Ik kon
'immers mgn schade overdag wel inhalen.
Hg had het ook wel aan me verdiend,
want wat die man afgewerkt heeft dat
ik het maar goed zou hebben. En met
selaar is een zwaar vak, in onze jonge tgd
nog meer dan nu, daar hebben jullie geen
idee van. Lange werkdagen en o wee als je
ziek werd of een ongeluk kreeg, dan kon je
gaan liggen van je eigen spaarcenten. Het
is óns gelukkig nooit overkomen, maar dat
was meer geluk dan wgsheid, want als er
één nooit gevaar zag, dan was hg het. En
maar overwerken om een paar centen, want
sinds hij zich dit huis in het hoofd gezet had.
Niet dat ik het mijne niet gedaan heb: elke
dag een werkhuis en maar getroost weer de
lappen op de lompen zetten. Ik geloofde
nooit dat we het nog eens halen zouden,
maar ik hield me stil, want wat zou ik hem
de aardigheid bederven? En laat hg het nou
toch gedaan krggen ik wou het niet ge
loven voor hg de sleutel op tafel lei
Nu zgn alle kamers weer hol en kaaler
hangt een scherpe geur van verf en wit
kalk, en de ramen gapen leeg in de schemer.
Een grote rode hand gooit klinkend 'n huis
sleutel op het tafelzeil, en een kleine krom
me wgsvinger, gebleekt in de wastobbe,
strgkt er verbluft overheen.
Je kunt je niet voorstellen wat dat
was, een heel huis voor ons alleen, met een
echte gootsteen in de keuken en een vlie
ring en een kolenhok als je altijd drie
hoog op een kale trap hebt gezeten in een
woonkeuken met gewitte muren en enkel
een kraantje op de overloop. En boven bu
ren en onder buren, waar je dan ook nog een
zolder mee delen moest. Ik liep te zingen
door het huis, elk ogenblik dat ik er wezen
kon, en 's avonds lapte en dweilde ik van
boven naar beneden, terwgl hy stond te wit
ten en behangen. Ach, die dag dat wij ver
huisden, 's avonds na zijn werk, met ons he
le hebben en houden, op een handkar. Ik zie
ons nog zitten bg het oliestel met een grote
pan sngbonen met worst. Om twaalf uur
waren we nog niet op streek, maar wat gaf
het, we konden toch. niet slapen. Nou had
den we een dak boven ons hoofd, een dak
van onszelf, dat kon niemand je meer afne
men. Elke dag een boterham op tafel en we
waren uit de zorgen
De schuifdeuren staan open naar het bre
de bed in de achterkamer. Een stil
grgs hoofd keert zich luisterend naar
waar zij in haar hoge stoel zit te praten.
Het is halen en brengen geworden, ja
ren achtereen, en ik maar werkhuizen aan
nemen dat hy niks te kort zou komen. Want
ziekte is een dure liefhebberg, en de spaar
pot was schoon op. Ik zat soms aan tafel te
slapen op klaarlichte dag, wil je dat wel ge
loven? Maar ik wou mgn hand niet ophouen
en ik wou ook het huis niet kwgt. Dan
nog liever het vel van de knokkels werken,
als je maar bg mekaar mag blgven. Je weet
niet wat dat is kind; daar sta je niet bg stil
als je jong bent. Maar als je al zolang
samen geweest bent, dat je trouwportret be
gint te verkleuren, en hier en grinder komt
de zwarte koets er al eentje halen met wie
je nog op de schoolbanken hebt gezeten,
dan is iedere dag dat je nog met zgn beiden
bent er één, al moet je ook drie keer op 'n
nacht je bed uit omdat hg weer zo benauwd
is......
Het is zo beklemmend dichtbg, dat zg be
ducht is om adem te halen. De broze herin
nering is zo schuw als een vlinder: als zij
maar beweegt, zal zij die verjagen.
Ik heb er altijd nog wat van kunnen
maken, al had hg er ook niet zoveel aan.
Laat je nooit wgsmaken dat je zonder kin
deren net zo goed niks kan vieren. Als ik
nog aan die Sinterklaas denk, toen ik die
radio voor elkaar had gekregen, ja, distri
butie dan, dat spreekt, maar evengoed nog
een hele cent om op te brengen. En hy had
door al het lawaai heengeslapen met bre-
kerg en alMaar zo'n aardigheid als dót
voor hem was: hij lag te lachen als een kind,
en alles moest hij horen, élles tot aan het
Wilhelmus toe. Ach, ik liet het maar zo, de
stakker had ook helemaal niks anders. Het
minderde natuurlgk wel, dat spreekt toen
het nieuwtje er een beetje afging. Maar met
ouwejaarsavond, toen was hg niet te houen.
Hg moest en zou tot twaalf uur wakker biy-
ven om naar de schepen te luisteren, als ze
begonnen te wensen. Moe je je es indenken
wat dat is voor zulke kerels, zei hg dan, en
zocht naar mgn hand. Zover van vrouw en
kinderen vandaan: waf hebben wg het dan
maar best met zgn beiden.
Dan schudde ik zyn kussen weer es op en
zei: gelgk heb je, jongen. Dit jaar hebben
we alvast maar weer samen gehaald.
Nou, het vorige heeft niet meer zo mogen
wezen. Met het voorjaar hoopte ik dat
we het ergste gehad hadden: als de
sneeuwklokjes maar eerst weer in de bleek
staan, dacht ik dan krabbelt hg de zomer
wel door. Maar op een middag in maart, ik
was nog wel de keuken aan het uitnemen
en ik lette eerst niet op de klok tegen
dat ik de kinderen uit school hoorde komen
dacht ik: wat slaapt hg lang vanmiddag,
hij moet nou toch es wakker worden, anders
doet hg vannacht weer geen oog dicht......
Het dek lag nog precies zoals ik het had
ingestopt, maar zgn gezicht was al koud.
Geef mij zo'n dood, zei de dokter. Zo
uit de slaap, geen pgn, geen benauwdheid...
Hg had nog gelgk maar het heeft maan
den geduurd eer ik er overheen was. Elke
nacht liet ik de schuifdeuren open, en zgn
bed bleef daar staan, opgemaakt' en wel.
En soms gebeurt het me nog dat ik in huis
blgf stilstaan en denk: ja, nee, maar nou
heeft hg toch geroepen
Als ik mgn hoofd kom neer te leggen, had
hij zo dikwijls gezegd: zul jij dan hier niet
alleen blijven zitten? Je wordt al wat dovig,
en als je es wat overkomtJe kunt ziek
worden of komen te vallen, en met die
schuif van de kachel ben je óók niet ver
trouwd. Zie dat je een kamer in een rusthuis
krijgt, de notaris kan het huis best voor je
kwijt: dan kun je je met dat geld aardig
redden.
Ik zei dan maar: ja hoor, tob nou maar
niet over mij maar ik dacht bg mezelf:
nooit van mgn leven. Waar jouw kist heeft
gestaan wil ik ook uitgedragen worden,
naar een en hetzelfde graf.
Daarom heb ik het ook volgehouden, tot
nu toe: alleen daarom. Want hy w&s
cr nog, zolang zgn bed daar stond, en
zijn ouwe pyp op de asbak lag, al rookte hij
allang niet meer. Als je eenmaal met zijn
tweeën bent geweest, dan blijf je altijd met
z'n tweeën daar komt zelfs de dood niet
tussen.
Maar toen ik die smak gemaakt heb van
de keldertrap, en ik daar een dag op de ste
nen vloer heb gelegen de buurvrouw had
gelukkig een sleutel, en die vertrouwde het
niet toen zy me niet voor het raam zag zit
ten toen zei de dokter: zo gaat het niet
langer. Ik zal er werk van maken, anders
vinden we je nog een keer dood op die kel
dervloer.
Nou, ze hebben best gezorgd, de dokter en
de dominee en de notaris en iedereen ik
heb het maar overgegeven. De ouwe man
had gelgk, je moet op tgd opschuiven, wij
hebben onze portie gehad en jullie moeten
nog beginnen. Ik was maar big dat de nieu
we huisbaas er een jong stel in liet trekken:
daarom zal ik je een bloemetje cadeau doen
als je verhuist. Ja, van mezelf dan: die plant
laat ik hier maar staan voor het raam, ik
neem een stekje mee naar ginder, want dan
heb ik toch nog wét levends uit het ouwe
huis. Het is een balsamien, een echte ouder
wetse; je mag er wel een beetje op letten
want het zgn jongejuffrouwtjes, zó kies
keurig. Niet teveel water maar ook nooit
droog laten staan, en oppassen voor tocht
en dan kun je er nog jaren plezier van heb
ben.
Ik niet meer: ik heb mgn tijd gehad. En
een goeie, daar kan menigeen jaloers op
wezen. Nou moet ik maar zien dat ik me
daar een beetje red het zal wel niet mee
vallen met al die ouwe mensen om me heen.
Ik heb in alle geval wel de tgd om te wen
nen: met volgend ouwejaar weet ik al niet
beter denk ik zo. Dan ga ik misschien wel
vroeg naar bed, omdat er toch niks te be
leven valt.
Maar deze keer, dat treft nou zo mooi:
deze keer kan ik de radio nog eens voor hem
aanzetten. Om twaalf uur, als de schepen
beginnen te wensen. Ik zal de schuifdeuren
open zetten, en hier in mgn stoel gaan zit
ten, in het donker. Mg benieuwen of er weer
dezelfde bg zgn van verleden jaar
Als lig thuiskomt, heeft zg de tafel al
gedekt en loopt bedrgvig heen en weer
naar 't verbouwde badkamertje, waar
haar gasstel staat.
Zij heeft een schoon grijs truitje aan op
haar beste zwarte rok, met groene kralen
rond het halsboord en groene knoppen in de
oren. Hg kgkt ernaar, eerst vaag vermoeid,
dan scherper, verwonderd, terwgl hg de
kleine jongen op zgn knie aan zgn polshor
loge laat prutsen
Ben je er al heen geweest? vraagt hij
dan, maar het klinkt terloops. Zgn aandacht
is enkel bg haar fleurig bewegen.
Zy zet de schaal met aardappels op tafel,
zonder hem aan te zien.
Jawel, zegt ze rap, en keert zich om
naar de open kast, om een vork te zoeken
die allang op tafel ligt.
En wat heb je nou afgesproken?
Het truitje en de kralen hebben al heel
wat energie verbruikt: een mens kan niet
op eenmaal élles opbrengen. Zg blgft luid
ruchtig ln de messenbak rammelen.
Niks ik kon er niet aan toe komen.
Niet aan toe komen Hoe zo
De vraag klinkt ongelovig, maar zonder
veel belangstelling. Die is enkel, glimla
chend, voor haar slanke rug.
Ach nou ja. De leugen wordt een
keer ingeslikt, maar ontglipt haar toch, met
de verkeerde vork die kletterend op de
grond valt.
Ze had bezoek.
zy is gloeiend rood van het oprapen, en
weet meteen weer naar haar pannen te
ontwgken. Dan roept hij, goedgeluimd, en
met iets als een streling in zijn stem, naar
waar zg gejaagd in de pap staat te roeren:
Laat het dan ook maar. Misschien kan
ik een late dienst overnemen en dan an
derhalve dag vry. Ga jij dan maar naar je
moeder, met het kind.
Néé, zegt ze, wat buiten adem, en zet
de laatste kom op tafel:
Nee dan blgf ik wel op tot je thuis
komt. Ik mag zo graag es naar de radio
luisteren. Om twaalf uur vooral, als de
schepen beginnen te wensen.