Puzzel-rubriek
Klanken uit de ether
DE EENHEID HERSTELD
De koning van het bos
JEUGD
ZATERDAO 15 DECEMBER 1956
ROV INO.I ALB ZEEUWSE COURANT
De hoofdprijs van 5,ls deze week toegekend aan de heer C. A. van
Wyngaarden, Badhuisstraat 45, Vlissingen. Pryzen van 2,50 werden
toegekend aan mevr. G. Meijer, Voorstraat 27, St.-Philipslandmej. Jos
Vette, Dorpsplein 36, Nisse; de heer A. L. Klompe, KI. Zelkeweg 3, Zie-
rikzee; mevr. N. W. de VriezeStols, Steenweg 38, Scliore; mevr. E.
Risseeuw RosendaaJ, Brug O 34, Zuidzande.
De oplossingen van het kruiswoord
raadsel van deze week moeten ui
terlijk woensdag 19 december in het
bezit zijn van de redactie. Vermeld
uw volledige adres in blokletters en
adresseer de oplossing aan: REDAC
TIE P.Z.C., VLISSINGEN, met in de
linkerbovenhoek van enveloppe of
briefkaart het woord „PUZZEL
RUBRIEK". Vermeldt U er bij, of U
dame of heer bent?
De oplossing van het vorige kruis
woordraadsel luidt:
Horizontaal: 1 laken, 5 tango, 10
Noe, 11 moe, 13 lagune, 16 korrel, 18
aai, 19 strak, 21 ara, 22 Anne, 24 hit,
25 haan, 26 Areopagus, 29 pel, 30
kam, 32 Herodotus, 36 Abel, 38 gom,
39 sado, 41 Lee, 42 rimba, 44 bun,
45 lorrie, 47 eiland, 49 Dee, 50 Don, 51
rente, 52 largo.
Verticaal: 2 angina, 3 kou, 4 eens, 6
amok, 7 nor, 8 geraas, 9 slaag, 12
slang, 14 aan, lo ethologie, 16 kata-
kombe, 17 era, 20 R.I.P., 23 erpel, 25
humus, 27 eer, 28 gat, 31 hallo, 32
Heerde, 33 dom, 34 Sabang, 35 ronde,
37 beo, 40 dun, 42 riet, 43 Aida, 46
ren, 48 lor.
De omschrijving van het volgende,
kruiswoordraadsel luidt:
Horizontaal: 2 andere naam vopr
zondag; 9 telg, 10 klaaglied, 11 godin
der dageraad, 13 maand, 14 verhinde
ring, 15 voorzetsel, 17 tweeklank, 19
afkorting voor een middelbare school,
21 bijwoord, 22 hut, 25 ras, 27 verbin
ding tussen schip en kade, .28 afvoer,
30 kleur, 32 in het jaar des Heren,
33 soort brandstof, 35 deel v. d. bij
bel, 36 onderricht, 37 voegwoord, 38
grote watervlakte, 40 belemmering,
42 zeemacht, 44 eiergerecht, 46 klein
tandrad.
Verticaal: 1 smalle opening, 2 ster
ke drank, 3 bolgewas, 4 smalle straat,
5 gistmiddel, 6 reeds, 7 scheepstouw,
8 helmschuif, 12 internationale sport
spelen, 13 koude wind in Z.-Frank-
rijk, 16 vrouw met artistiek beroep,
18 kussen hoes, 20 Germ, god; 23 on
derwijs, 24 aardkluit, 25 vruchtennat,"
26 zijrivier v. d. Wolga, 29 modél
beeld, 31 wijnglas, 33 naaigerei, 34
Griekse wijn, 39 Eng. titel, 41 schel,
43 windrichting, 45 wederkerig voorn,
woord.
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllill
„Ja", schrijft my' een moeder,
„met uw betoog, dat straf in
bepaalde gevallen geoorloofd en
misschien wel onmisbaar is,
ben ik het wel eens. Maar de
vraag blijft: welke straffen
kunnen wij geven zonder schade
te doen en rechtvaardige ver
bittering te voorkomen?"
Of het laatste altijd mogelijk
is, waag ik te betwijfelen. Als
onze definitie: „Straf ls het
toebrengen van leed op grond
van een motief", gehandhaafd
mag worden, ligt het voor de
hand, dat in de meeste gevallen
een kind dat „motief" niet be
grijpt en dus bitter wordt als
wij het opzettelijk pijn doen,
geestelijk of lichamelijk. En
zelfs als het ons wél begrijpt en
het in de grond van zijn hart
met ons eens is, voelt het zich
gegriefd, omdat wij het niet ter
wille zijn in zijn streven genoe
gen te nemen met gedragingen
trouwd milieu en plotseling
wordt het zich bewust van de
eenzaamheid, die in de grond
der dingen óns aller deel is. Wie
de hunkering naar de kinder
tijd bij alle dichters heeft ge
vonden, levende op de hoogten,
waar het eenzamer is dan waar
ter wereld ook, begrypt, wat er
i'h een kind; moet omgaan, dat
zich weggestoten weet uit de
veilige kring. Niet de lichame
lijke, maar de geestelijke pijn is
het 'ergste feit bij een kastij
ding: wel moeten de ouders
diep gejgriefd zy'n, dat zij tot
dergelijke ruwe handelingen
hun toevlucht moeten nemen!
En het ls voornamelijk om de
ze reden, dat wij alle-tuchtiging
achterwege dienen te laten.
Hier kan een geestelijk leed
worden toegebracht, dat voor
een kind nauwelijks te dragen
ls.
Toch, als wij de andere mld-
Rondom de Kinderen
van het animale niveau: zo is
'n mens nu eenmaal, zelfs als
hy nog kind is. Wat ons niet
weerhouden mag, ook tegen
over een kind, een poging te
ondernemen tot motivering van
onze handeling, te erkennen,
dat het ons spijt, dergelyke
maatregelen te ondernemen en
het „slachtoffer" er van te
overtuigen, dat het veel dieper
leed zal ondergaan, wanneer
het niet leert, trouw te zijn aan
de normen van het humane ni
veau; Voor oudere kinderen
klemt dit meer dan voor kleu
ters, maar ook die kunnen ons
verstaan, wanneer we in „Kin-
des Mundart" spreken.
Het is onjuist te veronder
stellen, dat een tik op de vingers
•of de beruchte „draai om de
oren" het meeste leed veroor
zaken. Een stelling, waaruit
niet mag worden afgeleid, dat
lichamelijke straf in bescher
ming mag worden genomen.
Maar véél sterker dan de pqn,
die hier wordt veroorzaakt, is
het plotseling doorbreken van
het besef, dat de klap een symp
toom is van de verwijdering
tussen de delinquent en de op
voeder. En voor een kind be
staat geen dieper leed dan dit;
het voelt zich sterk gebonden
aan de wezens met wie het sa-
menleeft en aan. wie het ziin be
staan heeft te danken, het is
veilig" geborgen in een ver
delen beschouwen, die tot onze
beschikking staan, komen wij
tot de conclusie, dat overal het
werkzame element de tydeljjke
verbreking van de natuurlijke
gemeenschap is. Dat is al het
geval bij een gefronst voor
hoofd of een verwijt, maar bij
een schérpe terecntwyzing of
een boos, niet zelden kwètsend
woord, sterker nog, wanneer
een kind uit de gemeenschap
wordt verbannen: weggestuurd
naar boven, uit de klas gezon
den, doodverklaarden in
niet mindere mate, wanneer
het in een uitzonderingspositie,
wordt geplaatstik denk aan
de pedagoge uit „La Maternel-
le" van Frapié; die haar kleu
ters strafte door hen de boter
hammen te laten eten met de
boter naar .beneden of hen van
vijfjarigen tot vierjarigen te
degraderen. Zelfs als wy voor
rechten ontnemen of een pretje
onmogelijk maken wordt tijde-
lijk de band verbroken, die het
leven goed en waardeyol maakt.
Tijdelijk! Want na het onder
gaan van de straf is herstel
van de eenheid een absolute
noodzakelijkheid. Niet alleen
professor Gunning heeft onder
vonden, dat na „snel recht en
parate executie" de verhouding
inniger is geworden tussen
ouders en kinderen!
D. L. DAALDER.
iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiitiiiiiiiM
ZONDAG 16 DECEMBER.
HILVERSUM I. «02 m 748 kcft. 8.00
KRO. >.30 NCRV. 10.90 IKOR. 12.00
NCRV. 12.15 KRO. 17.00 NCRV. 19.45—
24.00 KRO.
KRO: 8.00 Nws; 8.15 Gram. 8.25 Hoogmis.
NORV: 8.30 Nws. en Waterst. 9.45 Ad
vents- en kerstliederen. IKOR: 10.00 „An
ders dan U denkt", caus. 10.15 Muz. caus.
10.30 Kerkdienst. 11.30 Vragenbeantw.
11.45 De kerk ln de spiegel van de per»,
caus. NCRV: 12.00 Kamerork. en sopr.
KRO: 12-15 Gram,. 12.20 Apologie. 12.40
Lichte rhuz. 12.55 Zonnewijzer. 18.00 Nws.
en kath. nws. 13.10 Ballroom ork. 13.45
Boekbespr. 14.00 Voor de Jeugd. 14.30 Ka
merkoor. 16.00 Van klanten en wanten
weten,, forum. 16.30 Cello en piano. 15.45
Muz; caus. 16.16 Sport, 16.30 Vespers.
NCRV: 11.00 Geref. kerkdienst. 10.30
Koorzang. 18.50 Gram. 19.00 Kerkelijk
nws. 19.06 Samenzang. 19.25 „De mens,
die geen tijd heeft, discussie. KRO: 19.46
Nws. 20.00 Gevar. progr. v. d. militairen.
20,30 Act. 20.45 De gewone man. 20.50 Ca
baret 21.20 U bent toch ook van de par
tij?, oaus. 21.30 Het-Marsmysterie, hoorsp.
22.10 Promenade ork. en alt. 22.45 Avond
gebed en liturg, kal. 23.00 Nws. 23.15
24.00 Utrechts Stedelijk ork.
HILVERSUM II. 298 m 1007 kc/S. 8.00
VARA. 12.00 AVRO. 17.00 VARA. 18.30
VPRO. 19.00 IKOR. 20,00—24.00 AVRO.
VARA. 8.00 Nws. 8.18 Voor het platte
land. 8.30 Weer of geen weer. 9.45 Gees
telijk leven, caus. 10.00 Twee violen en
cello. 10.20 Met en zonder omslag. 10.50
Het pulk van zoete kelen. 11.20 Cabaret.
AVRO: 12.00 Licht emuz. 12.30 Sportspie-
gel. 12.35 Even afrekenen, heren. 12.45
Orgelspel, 13,00 Nws. 13.10 Meded.of
gram. 13,15 Voor de strijdkrachten. 14.00
HAZETFABRIEKEN TE ZEVENBERGEN
Kauwgum, dat in Tsjecho-SlOwakije
lang als „een symbool van 't „deoadente
Amerika" ls beschouwd. Is ln ere her
steld. Mén gaat dit produkt nu ln Tejë-
cho-Slowakije maken, voorlopig alleen
voor mijnwerkers, ln de hoop dat zij
daardoor het pruimen van tabak opge
ven.
Boekbespr. 14.20 Omr. ork. en solist.
15.25 Aan de zelfkant van het koninkrijk,
caus. 15.35 Gram. 16.55 Het bevoorraden
van de Canadese weerstations in het ho
ge noorden, caus. 16.00 Lichte muz. 16.30
Sportrevue. VARA: 17.00 Zlgeunerork.
17.30 Voor de Jeugd. 17.50 Nws. en sport-
uitsl. 18.06 Sportjourn. VPRO: 18.30 Kor
te remonstrants gereform. kerkdienst.
IKOR: 19.00 Jeugddienst. 19.30 Radlozon-
dagsblad. AVRO: 20.00 Nws. 20.05 Araus.
muz. 20.35 Marie Antoinette, hoorspel.
21.25 Plano recital. 21.40 Voordr. 22.00 Her-
sengym. 22.20 Gram. 22.50 Journ. 23.00
Nws. 23.18 Ga nog niet weg! 23.36—23.56
Gram.
MAANDAG 17 DECEMBER.
NCRV: 7.00 Nws. en SOS-ber. 7.10 Ge
wijde muz. 7.30 Gram. 7.45 Een woord
v. d. dag. 8.00 Nws.- en weerber. 8.15
Sportuitsl. 8.25 Gram. 9.00 Voor de zie
ken. 9.25 Voor de vrouw. 9.30 Gram. 9.35
Waterst. 9.40 Mastkllmmen. 10.10 Gram.
10.30 Theologische etherleergang. 11.10
Gram. 11.20 Gevar. progr. 12.25 Voor boer
en tuinder. 12.30 Land- en tulnbouwme-
ded. 12.33 Planoduo. 12.53 Gram. en act.
13.00 Nws. 13.15 Lichte muz. 13.40 Gram.
14.05 Schoolradio. 14.30 Gram. 14.45 Voor
de vrouw. 15.15 Musettemuz. 15.40 Gram.
16.00 Bijbellezing. 16.30 Sopr., viool en
orgel. 17.00 Voor de kleuters. 17.15 Voor
de Jeugd. 17.30 Gram. 17.40 Koersen. 17.45
Regerlngsuitz.: Jan Goderie: De B.B. van
binnen en van bulten. 18.00 Orgelspel.
19.30 Sport. 18.40 Engelse les. 19.00 Nws.-
en weerber. 19.10 Kamermuz, 19.30 Volk
en staat, caus. 19.45 Houtblazersens. 20.00
Radiokrant. 20.20 Gram. 20.40 De vlucht
hoorspel. 21.40 Pianorecital. 22.10 Boek
bespr. 22.25 Lichte muz. 21.45 Avondover
denking. 23.00 NWS. 23.15 Grim. 23.40—
24.09 Evangelisatleuitzending.
HILVERSUM TI. 293 m 100T keft. 7.»
VARA. 10.00 VPRO. 10.20—24.00 VARA.
VARA: 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram.
8.00 Nws. 8.18 Gram. 8.50 Voor de vrouw.
VPRO: 10.00 Voor de oude dag, caus.
10.05 Morgenwijding. VARA: 10.20 Gram.
11.05 Ritm. strijkork. 11.30 Strijkkwartet.
12.00 Dansmuz. 12.30 Land- en tuinbouw-
meded. 12.33 Voor het platteland. 12.38
Roemeens ork. 13.00 Nws. 13.15 Voor de
middenstand. 13 20 Pianotrio. 13.45 Voor
de vrouw. 14.00 Llterair-muz.'recltei. 14.30
Alibi, hoorspel. 16.15 Zestig minuten voor
boven de zestig. 17.15 Planoduo. 17.30 Or
gel en zang. 17.50 Mil. comm. 18.00 Nws.
en comm. 18.20 Lichte muz. 18.50 Parle
mentair overz. 19.05 Wie weet hoe? 19.15
Sopr. en piano. 19.35 Act. 19.45 Regerlngs
uitz.: Landbouwrubr.: 1 Het probleem
van Öe luchtverontreiniging bij het In
dustriecentrum Beverwijk. 2. Do vliegen
de vogelverschrikker. 3. Goed wonen en
produktlvitelt op de boerderij. 20.00 Nws.
20.05 De familie Doorsnee. 20.35 Lichte
muz. 21.10 Gevar. progr. voor de mili
tairen. 21.50 De Arabische wereld, caus.
22.05 Omr. ork., soliste en Omr. koor. 23.00
Nws. 23.15 Amus. muz. 23.40—24.00 Gram.
„Wie wie, wie wie'
riepen de vogels in het
bos. Ze riepen geen fuut,
ze riepen geen fiet, ze
riepen geen tsjiep of
tjilp, alleen maar „wie
wie". En waarom?
Ze moesten een koning
kiezen, maar niemand
wist wie. Vroeger was
de oude uil koning ge
weest, maar die had op
gehouden te regeren toen
h^j honderd jaar werd.
Hij was naar de kerk
toren in de stad verhuisd
om rustig tweehonderd
jaar te kunnen worden.
Niemand had hem ooit
meer "gezien, en sinds de
dag dat hij was wegge
gaan, riepen de vogels
„wie wie. Maar ze kwa
men niet tot een besluit.
„Laten we de kraai
koning maken", zeiden
de mussen, die wel wis
ten dat zij toch geen
kans hadden. „De kraai
schreeuwt hard en een
koning, die boven alle
geluiden uit kan schreeu
wen is vast een goede
koning".
„Maar hij is nieuws
gierig". riepen de me
rels, „en dat is niet
goed voor een koning".
„Laten we een ringslang
koning' maken", zeiden
dé ringslangen, „een
ringslang is vlug en on
gemerkt kronkelt hij
van het ene deel'van het.
bos naar het andere".
„Een ringslang kan
niet regeren over de die
ren in de bomen" zei de
specht, die haast nooit
op de grond kwam.
„Laten we een haas
koning maken" zeiden de
hazen, „een haas kan
goed luisteren naar wat
zijn volk hem vertelt".
„Maar een haas is zo
bang als een haas", riep
een spreeuw die zelf
veel te brutaal was. „La
ten we een egel kiezen",
mompelden de egeltjes",
„een egel heeft stekels
en die komen van pas
als je koning bent".
„Egeltjes slapen te
lang", riepen de mieren
die zelf zo ijverig wa
ren. Stuk voor stuk wer
den alle dieren opge
noemd; iedereen had wel
iets vóór om koning te
zijn, maar ook iets tegen
en als ze de hele rij had
den opgenoemd, begon
nen de mussen weer
overnieuw. „Maar laten
we dan toch de kraai ne
menen dan de me
rels weer: „maar hij is te
nieuwsgierig!" En dan
de ringslangen weer:
„maar laten we
enzovoort.
„Wie wie wie?" dat
hoorde je in alle bomen,
in de holletjes en nesten
tussen het struikgewas.
„Wie wie wie?"
De kraai vloog hele
maal naar de kerktoren
in de stad om de oude
uil, die vroeger koning
was geweest om raad te
vragen. Opgewonden
kwam hij terug. „Wie...
wie... wie... kraakten,
piepten en floten dé die
ren die hem zaten op
te wachten.
„Nou wie is het?" wie
heeft hij gezegd dat ko
ning moet zijn?" vroe
gen ze toen de kraai op
een tak was neergestre
ken.
„Wie het wystë is",
kraste de kraai en hy
keek gewichtig om zich
heen.
„Wie het wijste is?
Wie is het wijste? Wie
Wie?"
Dat wist niemand. Het
spelletje begon weer van
voren af aan. „Wie...,
wie... wie?"
Het voorjaar was al
voorbij, de zomer begon
en de mensen kwamen
naar het bos om naar de
vogels te luisteren, die
„wie wie" floten in de
bomen. De zomer vloog
voorbij zonder dat ze toe
een besluit kwamen. De
mensen verdwenen uit
het bos, de blaadjes vie
len van de bomen en nog
altijd galmde het bos van
het „wie wie wie".
Als twee dieren elkaar
tegenkwamen, vroegen
ze niet: „Hoe gaat het?"
zoals ze vroeger alty'd
deden, maar ze keken
elkaar aan, haalden de
schouders op en zeiden:
„weet jij al wie?"
„Weet jy het?" vroeg
de kraai op een mistige
morgen aan de eek- ,w...
hoorn, die hij aan de rand kou'
.van het bos ontmoette,
f* „Weet 'ik"Wé.t'?'r~VroS|:
de eekhoorn en hij wou
al weer weghippen.
„Wie de wijste is na
tuurlijk".
„Oo, d&t. Nee hoor,
daar heb ik geen tyd
voor. Ilc denk niet".
Dom ding", kraste de
kraai en hij keek de
eekhoorn na, die met
een reuze vaart tussen de
takken verdween..
„Wie... wie, wie?" De
herfst ging voor by. Het
bos was kaal. De lysters
hadden de laatste lijster
bessen opgepeuzeld, pad-
destoeltjes waren ei
niet meer en alleen df
dennetjes waren nog
groen. Toen de houthak
kers de mooiste denne
tjes kwamen weghalen
om naar de kerstbomen-
markt te brengen, ruiste
het in het bos nog altijd
van „wié wie wie
En toen, op een mor
gen in december viel de
eerste sneeuw. De oos
tenwind blies door de
kale takken en de vijver
midden in het bos be
vroor. „Wie... wie", bib
berden de dieren, die
zich buiten hun hol of
hun nest hadden
waagd.
De sneeuw, de vorst
en de wind zetten door.
Hoe kouder het werd,
hoe minder stemmetjes
je hoorde. Het was op
het laatst doodstil in het
bos. En dat was niet
omdat de dieren geen
geluid meer konden ge
ven, maar alleen, omdat
ze voor het eerst sinds
maanden aan iets an
ders dachten dan aan
een koning. Ze dachten
aan eten dat niet te vin
den was en aan warmte
die je net zo min vond.
„We moeten vluchten"
kraste de kraai, „anders
zullen we allemaal om
komen van honger en
Asel
wen rAA.
Drie keer raden, drie keer raden,
waar je mij naar toe ziet gaan,
achterop de fiets van vader
met mijn oudste jasje aan.
In myn hand een sterk lang touw
Waar we heengaan? Raad eens gauw!
Zo, hier is het, zegt mijn vader
en we springen van de fiets.
Hand' in hand lopen we verder.
Zie je nou nog altijd niets?
Zie je niets, dan moet je ruiken,
waar Wij met z'n tweeën zy'n:
Alles ruikt naar dennebomen,
we zijn op het bomenplein.
Grote bomen, kleine bomen,
boompjes dun en dik.
En ik mag er eentje kiezen,
die daar, roep ik, die, zeg ik.
Ja hoor, vader bindt dat boompje
op de fiets vast met een touw
en al moeten we dan lopen,
eigenlijk gaat hét heel gauw.
Want ik loop erbij te dromen;
wat een mooie lichte droom!
Van de klokjes en de sterren
en de kaarsjes in mijn boom.
„Maar waarheen
vroegen de merels, die
nog nooit zo'n verschrik
kelijke winter hadden
meegemaakt.
„Naar de stad" riep
de kraai, „we moeten
naar de mensen om ons
te laten redden".
„Ja ja, we moeten ge
red worden", riepen ook
de mezen die opeens
merkten dat hun veren
pakje veel te wyd was
geworden. „Ik zal ieder
een roepen om te verza
melen", zei dé kraai
weer, „dan' kunnen we
met z'n allen vertrek
ken".
Op stramme pootjes of
met styve vleugels kwa
men ze aangezet. Ze
knikten treurig van ja
toen de kraai iedereen
aanraadde om het bos te
verlaten. Maar toen hij
over de stad begon,
schudden de hazen en
ook de andere loop-
spring- en kruipdieren
het hoofd. „De stad",
zelden ze, „dat is niets
voor ons. We zouden on
der de voet gelopen wor
den. Nee, wy gaan de
andere kant op, wij gaan
naar de boeren. Daar wil
ook wel eens wat afval
len en soms lukt het je
om in een schuur of stal
wonen, waar het
warm ls".
„En jij eekhoorn, wat
ie iii
UUIU, w<
doe jij vroeg de kra;
en hij zocht tussen
de
iiwiiiiiiir
troep verkleumde dieren
naar de bruine pluim
staart van de eekhoorn.
,Hij is er niet!" riep
hy verschrikt, toen hy'
naar èen tak was gevlo
gen om de troep van bo
venaf te bekijken.
_,Zou hy...?" vroeg de
haas en hy werd bleek
om zijn neus, want de
eekhoorns was per slot
Mies je had wat
centjes over.
Ze dacht even heel
die-p na.
En zei toen: ,,'k geloof
dat ik maar
een nieuw jurkje
kopen ga!"
In de muizendorpse
hoofdstraat
Was een muizenmode
zaak.
Ja, daar ging ze maar
eens kijken,
want daar kocht ons
muisje graag.
Spoedig stond ze
voor de spiegel
Met een licht-groen
jurkje aan.
Grote zakken, een
wit kraagje
Nee,- Mies vond het
niet zo staan!
Maar het. kleurtje
vönd ze wél leuk.
Kijk, nu heeft ze
'n ander modél.
Dat is aardig
dat is enig
Riep de muis.
^Die staat me wel/"
,/Juffrouió, ik heb al
besloten
Vind dit niet
snoezig staan f"
,Ja dat tcel!" riep
de juffrouw lachend
MaarU heeft 'm
verkeerd om aan!"
van rekening familie
van hem, „zou hg. zy'n
omgekomen van hon
ger?"
„Eekhoorn... eekhoorn'
riepen ze in koor.
„Hallo!", zei een stem
boven ze in de boom.
Daar was het kopje van
de eekhoorn, dat boven
de rand van een stevig
nest uitkeek.
„Eekhoorn, waarom
ben je niet op de verga
dering?"
„Ik kijk wel uit", riep
htj terug, „lk zet geen
poot buiten de deur met
aie kou".
„Maar... maar... hoe
doe je dat? Ga je niet op
zoek naar eten, zoals
wij Eekhoorn kom toch
mee naar de mensen. Je
zult omkomen van hon-
ger!"
Hij schudde rustig van
nee met zijn kopje. „Ik
niet", lachte htj, „maak
je maar geen zorgen om
my. Ik heb gespaard. Al
mijn voorraadschuren
liggen vlak bij mijn nest.
En voorlopig heb ik hier
noe genoeg".
Hij liet een pootje vol
beukenootjes en ge
droosde bessen naar be
neden vallen op de sna
vels en snuitjes van de
dieren die hem met open
mond zaten aan te ky-
ken. „Gaan jullie maar
naar de mensen. Ik hoop
dat ze je niet zullen ver
geten. Dag
Weg was hij. Op dat
ogenblik vond de kraai
het woord terug dat de
hele zomer en herfst
door het bos had geklon
ken. „Wie" kraste hy,
„wie is de wijste?"
Allemaal tegelijk wezen
ze 'met hun styve pootje
of vlerkje omhoog.
„Hij", riepen ze uit éen
mond.
Op hun lange, koude
tocht naar de mei
dachten ze telkens
mensen
jis aan
hem terug, hoe hij als
een koning op zyn troon,
bovenop zy'n gespaarde
nootjes en bessen zat ln
het verlaten bos. NIE
MAND vroeg meer „wie,
wie, wie, wieze
wisten het nu.
BiSD -EER
si si ra ra
ES H
rass aas
ti gs a n
bbbs raas®
>1 SS
tziss .aas