Puzzel-rubriek Klanken uit de ether DE EENHEID HERSTELD De koning van het bos JEUGD ZATERDAO 15 DECEMBER 1956 ROV INO.I ALB ZEEUWSE COURANT De hoofdprijs van 5,ls deze week toegekend aan de heer C. A. van Wyngaarden, Badhuisstraat 45, Vlissingen. Pryzen van 2,50 werden toegekend aan mevr. G. Meijer, Voorstraat 27, St.-Philipslandmej. Jos Vette, Dorpsplein 36, Nisse; de heer A. L. Klompe, KI. Zelkeweg 3, Zie- rikzee; mevr. N. W. de VriezeStols, Steenweg 38, Scliore; mevr. E. Risseeuw RosendaaJ, Brug O 34, Zuidzande. De oplossingen van het kruiswoord raadsel van deze week moeten ui terlijk woensdag 19 december in het bezit zijn van de redactie. Vermeld uw volledige adres in blokletters en adresseer de oplossing aan: REDAC TIE P.Z.C., VLISSINGEN, met in de linkerbovenhoek van enveloppe of briefkaart het woord „PUZZEL RUBRIEK". Vermeldt U er bij, of U dame of heer bent? De oplossing van het vorige kruis woordraadsel luidt: Horizontaal: 1 laken, 5 tango, 10 Noe, 11 moe, 13 lagune, 16 korrel, 18 aai, 19 strak, 21 ara, 22 Anne, 24 hit, 25 haan, 26 Areopagus, 29 pel, 30 kam, 32 Herodotus, 36 Abel, 38 gom, 39 sado, 41 Lee, 42 rimba, 44 bun, 45 lorrie, 47 eiland, 49 Dee, 50 Don, 51 rente, 52 largo. Verticaal: 2 angina, 3 kou, 4 eens, 6 amok, 7 nor, 8 geraas, 9 slaag, 12 slang, 14 aan, lo ethologie, 16 kata- kombe, 17 era, 20 R.I.P., 23 erpel, 25 humus, 27 eer, 28 gat, 31 hallo, 32 Heerde, 33 dom, 34 Sabang, 35 ronde, 37 beo, 40 dun, 42 riet, 43 Aida, 46 ren, 48 lor. De omschrijving van het volgende, kruiswoordraadsel luidt: Horizontaal: 2 andere naam vopr zondag; 9 telg, 10 klaaglied, 11 godin der dageraad, 13 maand, 14 verhinde ring, 15 voorzetsel, 17 tweeklank, 19 afkorting voor een middelbare school, 21 bijwoord, 22 hut, 25 ras, 27 verbin ding tussen schip en kade, .28 afvoer, 30 kleur, 32 in het jaar des Heren, 33 soort brandstof, 35 deel v. d. bij bel, 36 onderricht, 37 voegwoord, 38 grote watervlakte, 40 belemmering, 42 zeemacht, 44 eiergerecht, 46 klein tandrad. Verticaal: 1 smalle opening, 2 ster ke drank, 3 bolgewas, 4 smalle straat, 5 gistmiddel, 6 reeds, 7 scheepstouw, 8 helmschuif, 12 internationale sport spelen, 13 koude wind in Z.-Frank- rijk, 16 vrouw met artistiek beroep, 18 kussen hoes, 20 Germ, god; 23 on derwijs, 24 aardkluit, 25 vruchtennat," 26 zijrivier v. d. Wolga, 29 modél beeld, 31 wijnglas, 33 naaigerei, 34 Griekse wijn, 39 Eng. titel, 41 schel, 43 windrichting, 45 wederkerig voorn, woord. Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllill „Ja", schrijft my' een moeder, „met uw betoog, dat straf in bepaalde gevallen geoorloofd en misschien wel onmisbaar is, ben ik het wel eens. Maar de vraag blijft: welke straffen kunnen wij geven zonder schade te doen en rechtvaardige ver bittering te voorkomen?" Of het laatste altijd mogelijk is, waag ik te betwijfelen. Als onze definitie: „Straf ls het toebrengen van leed op grond van een motief", gehandhaafd mag worden, ligt het voor de hand, dat in de meeste gevallen een kind dat „motief" niet be grijpt en dus bitter wordt als wij het opzettelijk pijn doen, geestelijk of lichamelijk. En zelfs als het ons wél begrijpt en het in de grond van zijn hart met ons eens is, voelt het zich gegriefd, omdat wij het niet ter wille zijn in zijn streven genoe gen te nemen met gedragingen trouwd milieu en plotseling wordt het zich bewust van de eenzaamheid, die in de grond der dingen óns aller deel is. Wie de hunkering naar de kinder tijd bij alle dichters heeft ge vonden, levende op de hoogten, waar het eenzamer is dan waar ter wereld ook, begrypt, wat er i'h een kind; moet omgaan, dat zich weggestoten weet uit de veilige kring. Niet de lichame lijke, maar de geestelijke pijn is het 'ergste feit bij een kastij ding: wel moeten de ouders diep gejgriefd zy'n, dat zij tot dergelijke ruwe handelingen hun toevlucht moeten nemen! En het ls voornamelijk om de ze reden, dat wij alle-tuchtiging achterwege dienen te laten. Hier kan een geestelijk leed worden toegebracht, dat voor een kind nauwelijks te dragen ls. Toch, als wij de andere mld- Rondom de Kinderen van het animale niveau: zo is 'n mens nu eenmaal, zelfs als hy nog kind is. Wat ons niet weerhouden mag, ook tegen over een kind, een poging te ondernemen tot motivering van onze handeling, te erkennen, dat het ons spijt, dergelyke maatregelen te ondernemen en het „slachtoffer" er van te overtuigen, dat het veel dieper leed zal ondergaan, wanneer het niet leert, trouw te zijn aan de normen van het humane ni veau; Voor oudere kinderen klemt dit meer dan voor kleu ters, maar ook die kunnen ons verstaan, wanneer we in „Kin- des Mundart" spreken. Het is onjuist te veronder stellen, dat een tik op de vingers •of de beruchte „draai om de oren" het meeste leed veroor zaken. Een stelling, waaruit niet mag worden afgeleid, dat lichamelijke straf in bescher ming mag worden genomen. Maar véél sterker dan de pqn, die hier wordt veroorzaakt, is het plotseling doorbreken van het besef, dat de klap een symp toom is van de verwijdering tussen de delinquent en de op voeder. En voor een kind be staat geen dieper leed dan dit; het voelt zich sterk gebonden aan de wezens met wie het sa- menleeft en aan. wie het ziin be staan heeft te danken, het is veilig" geborgen in een ver delen beschouwen, die tot onze beschikking staan, komen wij tot de conclusie, dat overal het werkzame element de tydeljjke verbreking van de natuurlijke gemeenschap is. Dat is al het geval bij een gefronst voor hoofd of een verwijt, maar bij een schérpe terecntwyzing of een boos, niet zelden kwètsend woord, sterker nog, wanneer een kind uit de gemeenschap wordt verbannen: weggestuurd naar boven, uit de klas gezon den, doodverklaarden in niet mindere mate, wanneer het in een uitzonderingspositie, wordt geplaatstik denk aan de pedagoge uit „La Maternel- le" van Frapié; die haar kleu ters strafte door hen de boter hammen te laten eten met de boter naar .beneden of hen van vijfjarigen tot vierjarigen te degraderen. Zelfs als wy voor rechten ontnemen of een pretje onmogelijk maken wordt tijde- lijk de band verbroken, die het leven goed en waardeyol maakt. Tijdelijk! Want na het onder gaan van de straf is herstel van de eenheid een absolute noodzakelijkheid. Niet alleen professor Gunning heeft onder vonden, dat na „snel recht en parate executie" de verhouding inniger is geworden tussen ouders en kinderen! D. L. DAALDER. iiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiniiiiitiiiiiiiM ZONDAG 16 DECEMBER. HILVERSUM I. «02 m 748 kcft. 8.00 KRO. >.30 NCRV. 10.90 IKOR. 12.00 NCRV. 12.15 KRO. 17.00 NCRV. 19.45— 24.00 KRO. KRO: 8.00 Nws; 8.15 Gram. 8.25 Hoogmis. NORV: 8.30 Nws. en Waterst. 9.45 Ad vents- en kerstliederen. IKOR: 10.00 „An ders dan U denkt", caus. 10.15 Muz. caus. 10.30 Kerkdienst. 11.30 Vragenbeantw. 11.45 De kerk ln de spiegel van de per», caus. NCRV: 12.00 Kamerork. en sopr. KRO: 12-15 Gram,. 12.20 Apologie. 12.40 Lichte rhuz. 12.55 Zonnewijzer. 18.00 Nws. en kath. nws. 13.10 Ballroom ork. 13.45 Boekbespr. 14.00 Voor de Jeugd. 14.30 Ka merkoor. 16.00 Van klanten en wanten weten,, forum. 16.30 Cello en piano. 15.45 Muz; caus. 16.16 Sport, 16.30 Vespers. NCRV: 11.00 Geref. kerkdienst. 10.30 Koorzang. 18.50 Gram. 19.00 Kerkelijk nws. 19.06 Samenzang. 19.25 „De mens, die geen tijd heeft, discussie. KRO: 19.46 Nws. 20.00 Gevar. progr. v. d. militairen. 20,30 Act. 20.45 De gewone man. 20.50 Ca baret 21.20 U bent toch ook van de par tij?, oaus. 21.30 Het-Marsmysterie, hoorsp. 22.10 Promenade ork. en alt. 22.45 Avond gebed en liturg, kal. 23.00 Nws. 23.15 24.00 Utrechts Stedelijk ork. HILVERSUM II. 298 m 1007 kc/S. 8.00 VARA. 12.00 AVRO. 17.00 VARA. 18.30 VPRO. 19.00 IKOR. 20,00—24.00 AVRO. VARA. 8.00 Nws. 8.18 Voor het platte land. 8.30 Weer of geen weer. 9.45 Gees telijk leven, caus. 10.00 Twee violen en cello. 10.20 Met en zonder omslag. 10.50 Het pulk van zoete kelen. 11.20 Cabaret. AVRO: 12.00 Licht emuz. 12.30 Sportspie- gel. 12.35 Even afrekenen, heren. 12.45 Orgelspel, 13,00 Nws. 13.10 Meded.of gram. 13,15 Voor de strijdkrachten. 14.00 HAZETFABRIEKEN TE ZEVENBERGEN Kauwgum, dat in Tsjecho-SlOwakije lang als „een symbool van 't „deoadente Amerika" ls beschouwd. Is ln ere her steld. Mén gaat dit produkt nu ln Tejë- cho-Slowakije maken, voorlopig alleen voor mijnwerkers, ln de hoop dat zij daardoor het pruimen van tabak opge ven. Boekbespr. 14.20 Omr. ork. en solist. 15.25 Aan de zelfkant van het koninkrijk, caus. 15.35 Gram. 16.55 Het bevoorraden van de Canadese weerstations in het ho ge noorden, caus. 16.00 Lichte muz. 16.30 Sportrevue. VARA: 17.00 Zlgeunerork. 17.30 Voor de Jeugd. 17.50 Nws. en sport- uitsl. 18.06 Sportjourn. VPRO: 18.30 Kor te remonstrants gereform. kerkdienst. IKOR: 19.00 Jeugddienst. 19.30 Radlozon- dagsblad. AVRO: 20.00 Nws. 20.05 Araus. muz. 20.35 Marie Antoinette, hoorspel. 21.25 Plano recital. 21.40 Voordr. 22.00 Her- sengym. 22.20 Gram. 22.50 Journ. 23.00 Nws. 23.18 Ga nog niet weg! 23.36—23.56 Gram. MAANDAG 17 DECEMBER. NCRV: 7.00 Nws. en SOS-ber. 7.10 Ge wijde muz. 7.30 Gram. 7.45 Een woord v. d. dag. 8.00 Nws.- en weerber. 8.15 Sportuitsl. 8.25 Gram. 9.00 Voor de zie ken. 9.25 Voor de vrouw. 9.30 Gram. 9.35 Waterst. 9.40 Mastkllmmen. 10.10 Gram. 10.30 Theologische etherleergang. 11.10 Gram. 11.20 Gevar. progr. 12.25 Voor boer en tuinder. 12.30 Land- en tulnbouwme- ded. 12.33 Planoduo. 12.53 Gram. en act. 13.00 Nws. 13.15 Lichte muz. 13.40 Gram. 14.05 Schoolradio. 14.30 Gram. 14.45 Voor de vrouw. 15.15 Musettemuz. 15.40 Gram. 16.00 Bijbellezing. 16.30 Sopr., viool en orgel. 17.00 Voor de kleuters. 17.15 Voor de Jeugd. 17.30 Gram. 17.40 Koersen. 17.45 Regerlngsuitz.: Jan Goderie: De B.B. van binnen en van bulten. 18.00 Orgelspel. 19.30 Sport. 18.40 Engelse les. 19.00 Nws.- en weerber. 19.10 Kamermuz, 19.30 Volk en staat, caus. 19.45 Houtblazersens. 20.00 Radiokrant. 20.20 Gram. 20.40 De vlucht hoorspel. 21.40 Pianorecital. 22.10 Boek bespr. 22.25 Lichte muz. 21.45 Avondover denking. 23.00 NWS. 23.15 Grim. 23.40— 24.09 Evangelisatleuitzending. HILVERSUM TI. 293 m 100T keft. 7.» VARA. 10.00 VPRO. 10.20—24.00 VARA. VARA: 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram. 8.00 Nws. 8.18 Gram. 8.50 Voor de vrouw. VPRO: 10.00 Voor de oude dag, caus. 10.05 Morgenwijding. VARA: 10.20 Gram. 11.05 Ritm. strijkork. 11.30 Strijkkwartet. 12.00 Dansmuz. 12.30 Land- en tuinbouw- meded. 12.33 Voor het platteland. 12.38 Roemeens ork. 13.00 Nws. 13.15 Voor de middenstand. 13 20 Pianotrio. 13.45 Voor de vrouw. 14.00 Llterair-muz.'recltei. 14.30 Alibi, hoorspel. 16.15 Zestig minuten voor boven de zestig. 17.15 Planoduo. 17.30 Or gel en zang. 17.50 Mil. comm. 18.00 Nws. en comm. 18.20 Lichte muz. 18.50 Parle mentair overz. 19.05 Wie weet hoe? 19.15 Sopr. en piano. 19.35 Act. 19.45 Regerlngs uitz.: Landbouwrubr.: 1 Het probleem van Öe luchtverontreiniging bij het In dustriecentrum Beverwijk. 2. Do vliegen de vogelverschrikker. 3. Goed wonen en produktlvitelt op de boerderij. 20.00 Nws. 20.05 De familie Doorsnee. 20.35 Lichte muz. 21.10 Gevar. progr. voor de mili tairen. 21.50 De Arabische wereld, caus. 22.05 Omr. ork., soliste en Omr. koor. 23.00 Nws. 23.15 Amus. muz. 23.40—24.00 Gram. „Wie wie, wie wie' riepen de vogels in het bos. Ze riepen geen fuut, ze riepen geen fiet, ze riepen geen tsjiep of tjilp, alleen maar „wie wie". En waarom? Ze moesten een koning kiezen, maar niemand wist wie. Vroeger was de oude uil koning ge weest, maar die had op gehouden te regeren toen h^j honderd jaar werd. Hij was naar de kerk toren in de stad verhuisd om rustig tweehonderd jaar te kunnen worden. Niemand had hem ooit meer "gezien, en sinds de dag dat hij was wegge gaan, riepen de vogels „wie wie. Maar ze kwa men niet tot een besluit. „Laten we de kraai koning maken", zeiden de mussen, die wel wis ten dat zij toch geen kans hadden. „De kraai schreeuwt hard en een koning, die boven alle geluiden uit kan schreeu wen is vast een goede koning". „Maar hij is nieuws gierig". riepen de me rels, „en dat is niet goed voor een koning". „Laten we een ringslang koning' maken", zeiden dé ringslangen, „een ringslang is vlug en on gemerkt kronkelt hij van het ene deel'van het. bos naar het andere". „Een ringslang kan niet regeren over de die ren in de bomen" zei de specht, die haast nooit op de grond kwam. „Laten we een haas koning maken" zeiden de hazen, „een haas kan goed luisteren naar wat zijn volk hem vertelt". „Maar een haas is zo bang als een haas", riep een spreeuw die zelf veel te brutaal was. „La ten we een egel kiezen", mompelden de egeltjes", „een egel heeft stekels en die komen van pas als je koning bent". „Egeltjes slapen te lang", riepen de mieren die zelf zo ijverig wa ren. Stuk voor stuk wer den alle dieren opge noemd; iedereen had wel iets vóór om koning te zijn, maar ook iets tegen en als ze de hele rij had den opgenoemd, begon nen de mussen weer overnieuw. „Maar laten we dan toch de kraai ne menen dan de me rels weer: „maar hij is te nieuwsgierig!" En dan de ringslangen weer: „maar laten we enzovoort. „Wie wie wie?" dat hoorde je in alle bomen, in de holletjes en nesten tussen het struikgewas. „Wie wie wie?" De kraai vloog hele maal naar de kerktoren in de stad om de oude uil, die vroeger koning was geweest om raad te vragen. Opgewonden kwam hij terug. „Wie... wie... wie... kraakten, piepten en floten dé die ren die hem zaten op te wachten. „Nou wie is het?" wie heeft hij gezegd dat ko ning moet zijn?" vroe gen ze toen de kraai op een tak was neergestre ken. „Wie het wystë is", kraste de kraai en hy keek gewichtig om zich heen. „Wie het wijste is? Wie is het wijste? Wie Wie?" Dat wist niemand. Het spelletje begon weer van voren af aan. „Wie..., wie... wie?" Het voorjaar was al voorbij, de zomer begon en de mensen kwamen naar het bos om naar de vogels te luisteren, die „wie wie" floten in de bomen. De zomer vloog voorbij zonder dat ze toe een besluit kwamen. De mensen verdwenen uit het bos, de blaadjes vie len van de bomen en nog altijd galmde het bos van het „wie wie wie". Als twee dieren elkaar tegenkwamen, vroegen ze niet: „Hoe gaat het?" zoals ze vroeger alty'd deden, maar ze keken elkaar aan, haalden de schouders op en zeiden: „weet jij al wie?" „Weet jy het?" vroeg de kraai op een mistige morgen aan de eek- ,w... hoorn, die hij aan de rand kou' .van het bos ontmoette, f* „Weet 'ik"Wé.t'?'r~VroS|: de eekhoorn en hij wou al weer weghippen. „Wie de wijste is na tuurlijk". „Oo, d&t. Nee hoor, daar heb ik geen tyd voor. Ilc denk niet". Dom ding", kraste de kraai en hij keek de eekhoorn na, die met een reuze vaart tussen de takken verdween.. „Wie... wie, wie?" De herfst ging voor by. Het bos was kaal. De lysters hadden de laatste lijster bessen opgepeuzeld, pad- destoeltjes waren ei niet meer en alleen df dennetjes waren nog groen. Toen de houthak kers de mooiste denne tjes kwamen weghalen om naar de kerstbomen- markt te brengen, ruiste het in het bos nog altijd van „wié wie wie En toen, op een mor gen in december viel de eerste sneeuw. De oos tenwind blies door de kale takken en de vijver midden in het bos be vroor. „Wie... wie", bib berden de dieren, die zich buiten hun hol of hun nest hadden waagd. De sneeuw, de vorst en de wind zetten door. Hoe kouder het werd, hoe minder stemmetjes je hoorde. Het was op het laatst doodstil in het bos. En dat was niet omdat de dieren geen geluid meer konden ge ven, maar alleen, omdat ze voor het eerst sinds maanden aan iets an ders dachten dan aan een koning. Ze dachten aan eten dat niet te vin den was en aan warmte die je net zo min vond. „We moeten vluchten" kraste de kraai, „anders zullen we allemaal om komen van honger en Asel wen rAA. Drie keer raden, drie keer raden, waar je mij naar toe ziet gaan, achterop de fiets van vader met mijn oudste jasje aan. In myn hand een sterk lang touw Waar we heengaan? Raad eens gauw! Zo, hier is het, zegt mijn vader en we springen van de fiets. Hand' in hand lopen we verder. Zie je nou nog altijd niets? Zie je niets, dan moet je ruiken, waar Wij met z'n tweeën zy'n: Alles ruikt naar dennebomen, we zijn op het bomenplein. Grote bomen, kleine bomen, boompjes dun en dik. En ik mag er eentje kiezen, die daar, roep ik, die, zeg ik. Ja hoor, vader bindt dat boompje op de fiets vast met een touw en al moeten we dan lopen, eigenlijk gaat hét heel gauw. Want ik loop erbij te dromen; wat een mooie lichte droom! Van de klokjes en de sterren en de kaarsjes in mijn boom. „Maar waarheen vroegen de merels, die nog nooit zo'n verschrik kelijke winter hadden meegemaakt. „Naar de stad" riep de kraai, „we moeten naar de mensen om ons te laten redden". „Ja ja, we moeten ge red worden", riepen ook de mezen die opeens merkten dat hun veren pakje veel te wyd was geworden. „Ik zal ieder een roepen om te verza melen", zei dé kraai weer, „dan' kunnen we met z'n allen vertrek ken". Op stramme pootjes of met styve vleugels kwa men ze aangezet. Ze knikten treurig van ja toen de kraai iedereen aanraadde om het bos te verlaten. Maar toen hij over de stad begon, schudden de hazen en ook de andere loop- spring- en kruipdieren het hoofd. „De stad", zelden ze, „dat is niets voor ons. We zouden on der de voet gelopen wor den. Nee, wy gaan de andere kant op, wij gaan naar de boeren. Daar wil ook wel eens wat afval len en soms lukt het je om in een schuur of stal wonen, waar het warm ls". „En jij eekhoorn, wat ie iii UUIU, w< doe jij vroeg de kra; en hij zocht tussen de iiwiiiiiiir troep verkleumde dieren naar de bruine pluim staart van de eekhoorn. ,Hij is er niet!" riep hy verschrikt, toen hy' naar èen tak was gevlo gen om de troep van bo venaf te bekijken. _,Zou hy...?" vroeg de haas en hy werd bleek om zijn neus, want de eekhoorns was per slot Mies je had wat centjes over. Ze dacht even heel die-p na. En zei toen: ,,'k geloof dat ik maar een nieuw jurkje kopen ga!" In de muizendorpse hoofdstraat Was een muizenmode zaak. Ja, daar ging ze maar eens kijken, want daar kocht ons muisje graag. Spoedig stond ze voor de spiegel Met een licht-groen jurkje aan. Grote zakken, een wit kraagje Nee,- Mies vond het niet zo staan! Maar het. kleurtje vönd ze wél leuk. Kijk, nu heeft ze 'n ander modél. Dat is aardig dat is enig Riep de muis. ^Die staat me wel/" ,/Juffrouió, ik heb al besloten Vind dit niet snoezig staan f" ,Ja dat tcel!" riep de juffrouw lachend MaarU heeft 'm verkeerd om aan!" van rekening familie van hem, „zou hg. zy'n omgekomen van hon ger?" „Eekhoorn... eekhoorn' riepen ze in koor. „Hallo!", zei een stem boven ze in de boom. Daar was het kopje van de eekhoorn, dat boven de rand van een stevig nest uitkeek. „Eekhoorn, waarom ben je niet op de verga dering?" „Ik kijk wel uit", riep htj terug, „lk zet geen poot buiten de deur met aie kou". „Maar... maar... hoe doe je dat? Ga je niet op zoek naar eten, zoals wij Eekhoorn kom toch mee naar de mensen. Je zult omkomen van hon- ger!" Hij schudde rustig van nee met zijn kopje. „Ik niet", lachte htj, „maak je maar geen zorgen om my. Ik heb gespaard. Al mijn voorraadschuren liggen vlak bij mijn nest. En voorlopig heb ik hier noe genoeg". Hij liet een pootje vol beukenootjes en ge droosde bessen naar be neden vallen op de sna vels en snuitjes van de dieren die hem met open mond zaten aan te ky- ken. „Gaan jullie maar naar de mensen. Ik hoop dat ze je niet zullen ver geten. Dag Weg was hij. Op dat ogenblik vond de kraai het woord terug dat de hele zomer en herfst door het bos had geklon ken. „Wie" kraste hy, „wie is de wijste?" Allemaal tegelijk wezen ze 'met hun styve pootje of vlerkje omhoog. „Hij", riepen ze uit éen mond. Op hun lange, koude tocht naar de mei dachten ze telkens mensen jis aan hem terug, hoe hij als een koning op zyn troon, bovenop zy'n gespaarde nootjes en bessen zat ln het verlaten bos. NIE MAND vroeg meer „wie, wie, wie, wieze wisten het nu. BiSD -EER si si ra ra ES H rass aas ti gs a n bbbs raas® >1 SS tziss .aas

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 11