C
<x> T^akket 7?>uCbet en 2>e pet>ezneien <x>
~üan oiez ■zede koeken en een boze
HE
Junghatié
ZATERDAG 1 DECEMBER 1938
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
17
RINGELINGELING", deed het
belletje kwaad en meteen
smakte de winkeldeur open.
Vier kleine jongens keken naar
binnen en schreeuwden: „Bakker
Spillebeen, pak ons dan, als je kunt".
En toen de bakker het winkeltje in
kwam, holden ze hard weg.
De lange, magere bakker holde
hen achterna, wilde de bengels wel
grijpen. Maar ach, ze holden zo
narahjj kon ze niet pakken. Hij
verloor z'n slof en toen ging hij maai-
meteen weer naar het kleine winkel
tje terug en hij bromde; hij bromde
zo! „Zulke rekels, zulke kwajon
gens
Hij had zijn slof teruggevonden en
liep het winkeltje in, deed de deur op
slot en mompelde: „Ik moet werken,
hard werken, ja, en die rekels
Als m'n lekkere koeken aanbranden,
Voor de kleuters
dan is het hun schuld!" De bakker
schrok er van. O, zijn. koeken, z'n
speculaaspoppen. Hij holde zo vlug
hij kon naar de bakkerij achter het
winkeltje. Hij rook... rook... Nee, ge
lukkig! Niet aangebrand. De langè,
magere bakker haalde de koeken
gauw uit de oven. Z'n gezicht stond
weer boos en hij bromde... bromde.
„Ja, ja, koeken moet ik bakken.
Tweehonderd speculaaspoppen Voor
St.-Nicolaas. Die zal ze aan die
kwajongens laten brengen. Ook aan
die vier rekels. Ik zou die speculaas
nooit weggeven. Nooit! Ze moeten de
roe hebben. Allemaal! En die vier?
Nee, die mogen mijn koeken niet
proeven. Dat wil ik niet!"
De bakker begon weer deeg te
kneden. Dat moesten nog meer
poppen worden. Maar hij keek niet
blij naar al dat lekkers. Er was
een dikke rimpel boven zgn neus
gekomen. De bakker dacht! Hij
kneedde niet meer, hg zag niets
meer. Ook niet, dat er een klein
meisje de bakkerij inkwam. Een
héél klein meisje met een lang wit
nachtjaponnetje en zomaar op
blote voeten. Ze liep naar de grote
stapels koeken toe, die al klaar
waren en ze proefde, héél voor
zichtig, een klein kruimeltje
maar. Ze keek naar de boze bak
ker, maar ze was helemaal niet
bang. Ze ging zomaar naar hem
toe en trok voorzichtig aan z'n
witte jas: „Opa, opa, wat zijn die
koeken fijn. Mag ik wel een stuk
je proeven?"
En die boze, denkende bakker Hij
lachte en bukte zich en nam dat
kleine kindje op zijn arm.
„Ja Margo! Je mag dit stuk heb
ben. Deze is gebroken. Eet maar
lekker op, klein poesje. Loop je zo
maar met je blote voetjes op die
koude stenen? Waarom heb je je
pantoffels niet aangedaan?"
Kleine Margootje knuffelde zich
heerlijk weg in de bakkersjas en peu
zelde aan het speculaas. Zachtjes zei
ze tegen opa: „Ja, opa. maar m'n
ene rode pantoffeltje staat bij de
kachel voor Sint-Nicolaas en op één
schoentje kan ik toch niet lopen?"
„Nee, meisje, je moet naar bedje
hè? Nacht poesje, nacht Margo!
Slaap maar iekker. Misschien komt
Zwarte Piet dan iets in je pantof
feltje doen. Daag!"
Margootje dribbelde vlug weg. Ze
wuifde nog eens naar opa. Toen werd
ze door moeder onder de warme de
kens gestopt.
DE BAKKER lachte nóg, maar
opeens stond z'n gezicht weer
somber: „O, die rekels!"
MaarHij wist wat, hij wist iets
ja, dan zouden die ondeiigenden zijn
fijne koeken niet proeven
Hij deed weer meel op de tafel en
kruiden daarin. Hij deed er ook iets
bij uit een grote stenen pot en hij
lachte boos: „Aha, dit gebak zou die
kwajongens niet smaken. Dat was
goed. Dat was eerlijk!"
De bakker zette alle koeken in de
oven. Van het deeg waar hij iets had
ingedaan uit de stenen pot, maakte
hij ook poppen. Vier mooie, grote
speculaaspoppen. En toen de koeken
gebakken waren, legde de bakker ze
op de grote tafel, de vier laatsten
een beetje apart; hij nam een briefje,
schreef er iets op en legde 't bij d'e
vier, De hakker lachte nu en knikte
met zijn hoofd: „Ja, ja, dat is goed!
Toon ging de magere man ook naar
bed.
(Advertentie)
sliepen. Die droomden van
Zwarte Piet en St.-Nicolaas en van
hun schoentje bij de kachel
In de bakkerij was het óók stil.
De koeken lagen op tafel te wach-
|j8
iets, daar stapte iets. 't Leek wef, o?
ten, netjes op stapels..
Maar toen, luister eens, daar glnj
het vooruitglêéd door de schoorsteen
en opeens stond daar, midden in de
bakkerijZwarte Piet
Hij zocht even. Ha, daar lagen ze,
de speculaaspoppen. Hn lachte vro
lijk, nam z'n zak van zn-rug en be
gon alle koeken daarin te stoppen.
De laatste vier ookDie legde hij
bovenop. Het briefje ging in zijn
broekzak. Dat was voor Sint-Nico
laas. „Dat mag ik niet lezen", dacht
hij. Stil sloop Plet naar de kachel,
zag het pantoffeltje van Margo,
haalde de bovenste koek uit zijn zak
en stopte die In het kleine pantoffel
tje. „Ja, ja", zei hij; „je bent een lief
meisje. Jij mag wel zorn lekkere koek
alléén opeten. En je krijgt nog
snoepjes ook!"
Toen verdween Piet, met z'n zak,
door de schoorsteen. Alle kinderen
kregen die nacht wat. Morgen was
't 5 december en dan zou Sint-Nico
laas de stoute kinderen straf geven
en de zoete kinderen speelgoed! De
vier rekels kregen ook een koek die
de bakker voor hen gebakken had.
's Morgens vroeg, toen Piet klaar
was, bracht hij het briefje van de
boze bakker bg de Sint. Die las het,
knikte en zei: „Heb je gedaan, wat
op het briefje staat. Piet?"
Zwarte Piet schrok en vroeg; „Ik?
Ik? Ik lees de brieven voor U nooit!"
„Tja", antwoorddë Sint-Nicolaas:
„Dit briefje was voor jou bestemd en
weet je wat er in staat?" De Sint
pakte het èn las het voor:
„Beste Piet,
Dit zijn die tweehonderd specu
laaspoppen. Ze liggen op de tafel. Ze
zijn heerlijk bruin en zoet. Maar de
vier koeken hier bij het briefje zijn
niet lekker. Ze zijn zout! Ze zijn voor
vier stoute jongens, die mij erg
plagen. Zij mogen mijn koeken niet
proeven. Piet, wil je die vier koeken
naar Dries van baas Vrolik, naar
Hans en Daan van de slager en naar
Max van baas Sappe brengen?
En daaronder staat:
Bakker Spillebeen".
„Ooh!" zei Piet. Hij werd bleek van
schrik. „En nu heb ik het fout ge
daan. Ik heb die zoute koeken naar
lieve en de zoete koeken naar ondeu
gende jongens toegebracht
KLEINE MARGO was wakker ge
worden. Vlug gleed ze uit haar
bedje en ging naar haar pan
toffeltjes kijken. Zat er iets in?
„O", Margootje kreeg een kleur van
pret. Een hele speculaaspop voor
haar alleen. En snoepjes! Margootje
holde naar opa, die al lang weer
brood bakte, in de bakkerij en riep*
..Opa! Kflk eens wat veel Piet mij'
gebracht heeft?"
„Wat fijn, Margo. Heb je Piet nu
al bedankt bij de schoorsteen?"
„Oh, nee", schrok het meisje. Ze
holde terug en zong het versje van:
„Zachtjes gaan de paardenvoetjes"
en toen Margo het uitgezongen had,
hapte ze heel voorzichtig in de gro
te speculaaspop.
„O, o bah riep ze opeens. „Bah,
niets lekker" en holde weer naar opa
terug. „O opa", snikte ze: „Mijn pop
smaakt niets lekker. Zo vies, o zo
zoutZe huilde zomaar, die
Margo.
De bakker was geschrokken.
„Een zoute pop?" vroeg hij ver
baasd en in zichzelf mompelde hg:
„Hoe kan dat nou Ik had toch maar
vier zoute poppen gebakken? Zou
Zwarte Piet zich vergist hebben?"
Hij proefde van Margootjes pop en
schudde z'n hoofd.
„Dat is erg", zei hij: „dat is héél
erg. En 't komt alleen maar door die
stoute, ondeugende rekels. Die arme
kleine MargoMaar hoe kan dat nu
Zou Zwarte Piet het briefje niet ge
lezen hebben? Stil maar, Margo,
kleed je maar vlug aan, dan ga je
naar school en als vanmiddag Sint-
Nicolaas bij jou op school komt, zal
ik met hem praten gaan. Is dat
goed?"
MIDDAGS kwam Sint-Nicolaas.
Alle kinderen zongen. Toen
dat gedaan was. zei de Sint
langzaam: „Er is iets héél ergs ge
beurd vannacht, en hij keek naar alle
kinderen. Toen riep hij: „Piet! breng
jij het brief je van bakker Spillebeen
eens hier? Zo ja. Nu zal ik eens zeg
gen, wie er bij mij moeten komen,
juist, hier staat het: Dries van baas
Vrolijk, Hasn en Daan van de slager
en Max van baas Sappe. Komen jullie
maar hier en ga daar staan. En bak
ker Spillebeen is er ook? Zo! En nu
nog die kinderen, die vannacht géén
lekkere koek hebben gehad
Daar stonden ze nu. St.-Nicolaas
keek hen allemaal aan en zei tegen
Dries van de slager: „Dries, jij bent
de oudste; jg moet vertellen, waar
mee jullie bakker Spillebeen zo
plaagt".
Dries keek heel beteuterd. Moest
hij. Dries gaan vertellen, dat zij bij
bakker Spillebeen elke middag als ze
uit school kwamen, de deur van de
winkel opengooiden?
Hij keek eens naar Piet.
Die keek boos.
Hij keek naar St.-Nicolaas.
Die keek héél verdrietig.
Toen, opeens, begon hij,,'s Avonds
St,-Nicolaas, als we uit school ko
men, dan...... als we langs het win-
Wit Uw tmaak ook H,
modern of klassiek, bij de
Junghans collectie zult U
zeker aantreffen wat U
zoekt, junghans brengt een
serie pendules in elke stijl,
geschikt voor elk interieur.
Stuk voor stuk staaltjes van
verfijnd vakmanschap.
Uw keuze zal niet moeilijk zijn
Luister bij Uw leverancier
eens naar de Junghans pen.
dules met MEMBRAAM
gong. Een verrassend nieuw
r-u-i-m-t-e-l-IJ-k geluid.
keltje van bakker Spillebeen komen,
dandan". Hij durfde niet verder
en keek verlegen naar de grond. Z'n
gezicht was vuurrood.
Sint-Nicolaas wachtte.
Piet keek nog bozer. „En dan?"
vroeg hij.
Ja, Dries móést verder vertellen of
hjj wilde of niet. Ja, het moest!
Hij keek naar de grond en be
gon weer. Hij stotterde er van, zó
moeilijk was het: „Ja ziet u, Sint-
Nicolaas, dandan gooien wij
de winkeldeur open en roepen heel
hard: „bakker Spillebeen, pak ons
dan?" en dan probeert de bakker
ons te pakken en we liollen hard
weg!"
De bakker knikte en zei: „Ja,
Sint-Nicolaas, dan moet ik hard
lopen en m'n benen zgn zo stijf!
Gisteren verloor ik m'n slof. En de
heerlijke speculaaskoeken stonden
in de oven. Ze waren haast aange
brand en ja, nu heeft mijn Mar
gootje, die kleine meid, een zoute
koek gehad. Die was voor één van
die kwajongens bestemd. Ik had
het briefje erbij gelegd".
„Ja, ja", knikte St.-Nicolaas, „Maar
Piet dacht, dat het briefje voor mij
bestemd was en las het niet. En zo
hebben vier verkeerde kinderen de
zoute koeken gekregen. Hebben jullie
ze bij je? Ja? Geef ze dan maar aan
Piet
Daar lagen ze. Vier mooie, bruine,
maar zoute koeken.
„En nu vind ik, dat deze vier on
deugende jongens de zoute koeken
maar op moeten eten. Hier, by mgn
stoel. Piet, zorg jij, dat ze opkomen
Dan moeten die vier kinderen, die de
zoute koek gekregen hebben, een
goede speculaaspop hebben en een
lllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllDllllllllllllllllllllllll
wevgje
Wat denk je wel dat Hansje
aan Sint te vragen dorst?
Geen chocolade kikker,
geen marsepeinen worst,
geen speelgoed en geen boeken,
geen schaatsen en geen bal.
Je kunt het toch niet raden,
daarvoor is het te mal.
Want Hansje wil een dwergje,
een dwergje in zijn schoen,
dat alle nare werkjes
in Hansjes plaats zal doen:
de boodschappen, de sommen,
opruimen, levertraan,
wassen en korstjes eten,
voor hem naar school toe gaan.
Op vijf december zoekt hij
of 't dwergje er al is.
O, roept hij opgewonden,
o, er is vast iets mis.
Ze zeggen toch dat Sinterklaas
alles en alles kan?
Maar waarom blijft mijn schoen dan leeg?
Waar blijft mijn dwergje dan?
Daar roept Sint door de schoorsteen heen:
„Die dwerg woont op de maan
en voor een klein lui jongetje
komt hg er niet vandaan!"
Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll
cadeautje uit de zak. Ja, dat Is eer-
Daar stonden ze nuVier Jon
gens die de zoute speculaas kauwden
met vieze gezichten en vier blijde
kinderen met elk een nieuwe specu
laaspop en een cadeautje.
En bakker Spillebeen?
Hij kreeg van Sint-Nicolaas een
paar nieuwe sloffen. O. wat was die
bakker blij. Vlug ging hij naar huis.
Hn moest nog broden bakken. „Ja,
ja bromde hij, „zo is*het eerlijk".
En weet je, wat er 's avonds ge
beurde? Toen gingen vier kinderen
elk met hun cadeautjes naar vier
stoute bengels. Zo hadden die vier
toch een goede dag.
Zwarte Piet op het dak zag het
wel
Hij lachte. Hij heeft 't aan St.-Ni
colaas verteld. „Ja, ja", zei Sint-Ni
colaas, „het zijn lieve kinderen, ook
die vier stoute bengels. Ja, ik houd
van allemaal
C I s k a.
Advertentie)
De wereld van het kind.
In „De wereld van het Kind" heeft
Helen Parkhurst een indruk gegeven
van wat kinderen aan volwassenen
over hun problemen hebben te zeg
gen. Dit boek verscheen bij J. M.
Meulenhoff, uitgever te Amsterdam;
het werd ingeleid door prof. dr. M.
J. Langeveld.
Helen Parkhurst. grondlegster van
het Dalton-onderwijs, is geen onbe
kende in Nederland en 't was haar wel
toevertrouwd een zo delicaat onder
werp met gezag te behandelen. „Ex
ploring the child's world", de Engel
se titel geeft nog iets beter aan,
wat de opzet van dit boek is
waarvan D. M. van Willigen de Ne
derlandse uitgave verzorgde.
Prof. Langeveld wijst er terecht
op, dat wat een Europeaan in dit boek
als gekunsteld kan voorkomen 't
overmatige gebruik van technische
hulpmiddelen in deze gesprekken met
kinderen dit toch in de Ameri
kaanse situatie niet het geval is. Van
het allergrootste belang voor ieder
kind, in welke omgeving dan ook, is
het gevoel van veiligheid dat 't recht
geeft openhartig te zijn.
Het standpunt van miss Park
hurst: kinderen zijn een raadsel, ten
zij men vanuit het kinderlijke stand
punt de sleutel vindt tot de wereld
van 't kind. zal een ieder dit gaarne
onderschrijven. Zo werd dit boek een
welkome uitgave vóór de ouders, die
hierin mede een middel kunnen vin
den om de verhouding in het eigen
gezin zo zuiver mogelijk te houden.
Alles was net als anders.'
Vrolgke mensen, die zo vlug
ze konden naar huis liepen,
kinderen die nog één keer alle
Sinterklaasliedjes zongen, win
keliers die het laatste lekkers
uit hun etalages haalden en
zwarte Pieten die heen en weer
holden, van winkel naar winkel
en van straat naar straat.
Ja alles was net als anders
op vgf december. Bakker Bul
der ook. Die hield vandaag zijn
winkel gesloten. Waarom? Je
zult het misschien niet geloven,
maar bakker Bulder hield niet
van Sinterklaas. En waarom hg
niet van Sinterklaas hield?
Omdat hij niet van vrolgke
mensen hield. Nóu, dat kon je
ook aan zgn gezicht wel zien.
Niemand had hem ooit zien
lachen; rimpels in zijn voor
hoofd, rimpels van boosheid bij
zijn ogen en rimpels van het
zuur kflken b\j zfln mond. Maar
zijn stem... zijn stem was het
ergste: hij bulderde maar. Te
gen de oude vrouwtjes die een
broodje kwamen kopen en te
gen de oude mannetjes die een
kadetje kwamen halen. Kinde
ren kwamen nooit in zijn win
kel, die waren veel te bang
voor bakker Bulder.
Ja, alles was net als anders.
Of wacht eens. liepen die pie
terbazen altijd met zulke be
zorgde gezichten op Sinter
klaasavond? Waren ze nog niet
klaar met hun boodschappen?
Het werd tijd, want de mensen
eri kinderen waren nu allemaal
binnen en wachtten op het gro
te ogenblik dat Sinterklaas op
bezoek kwam of dat Piet een
hand om de hoek stak en peper
noten zou strooien. Wat was er
toch aan de hand?
Kijk die kleine pieterbaas
daar nou eens; de druppeltjes
staan op zijn voorhoofd en hg
hijgt van het harde lopen. Nu
staat hg stil voor een bakkers
winkel; nee, niet die van bak
ker Bulder. Voor een hele
mooie waar het al dagenlang
druk is geweest en waar de pie
terbazen in en uit Hepen. .Wat
moet hij daar toch? De winkel
is al dicht; alles is uitverkocht
en er Is geen kruimeltje marse
pein of borstplaat meer over.
„Bakker Zoete, bakker Zoete,
doe toch open!", roept hg ang
stig.
Het licht in de winkel gaat
aan. Daar komt de dikke bak
ker Zoete, die zrjn witte jas
heeft uitgetrokken en nu op
zijn pantoffels bij de kachel zit
te wachten of Sinterklaas hem
Iets brengen zal.
„Bakker Zoete, we moeten
pepernoten hebben. Al onze
pepernoten zijn op!" Bakker
Zoete doet de knip'van de deur
en knkt naar het bange pieter
baasje. „Maar mijn beste Pie
tje", lacht hij, „je weet toch wel
dat ik hélemaal niets meer heb.
Nog geen snuifje meel, nog
geen korreltje suiker of peper-
nootkruiden!"
„Maar hoe moet dat nou
Alle mensen en kinderen zitten
te wachten bakker Zoete en we
hebben niéts, niets meer!" Met
grote bange ogen kijkt Pietje
bakker Zoete aan. „Tja", zegt
die, „ik kan je niet helpen.
Maar probeer het verderop nog
eens!" Pietje rent naar de vol
gende bakkerswinkel. Daar ge
beurt precies hetzelfde. Leeg,
leeg, alles leeg. Nog een win
kel! nóg één. Overal hetzelfde.
Pietje kijkt in zijn boekje: hg
heeft alle bakkers gehad. Van
avond zullen er geen peperno
ten gestrooid worden. De an
dere pieterbazen die ook op
zoek zrjn hebben net zo min iets
gevonden. O. o, wat zal Sinter
klaas wel zeggen? Het kleine
Pietje staat stil als hij daar aan
denkt. Hij krabt zich eens ach
ter zgn oren en hij weet niet
wat hij zal doen.
Maar opeens ziet hg iets. Hoe
kan dat? Vlak voor hem is een
bakkerswinkel die hij nog nooit
heeft gezien. Hij staat al voor
het winkelraam en tuurt naar
binnen, maar het is donker in
de winkel en de deur is op slot.
Toch eens proberen? Pietje
heeft de deurknop al in zijn
handen en hy rammelt zo hard
als hij maar kan. Hij hoort ge
stommel en een hele boze stem
die roept: „Wie is daar? Wat
moet je? Ik ben gesloten!"
„Doe open, doe toch open,
goeie beste bakker", roept
Pietje, maar zijn stem trilt een
beetje. Wat een boze bakker
moet dat zgn. die zo hard
schreeuwt! „Ik ben pieter
baas", roept hij, „al onze pe
pernoten zgn op en iedereen zal
vanavond treurig zijn, als we
niets strooien."
„Haba", lachte bakker Bul
der, want die was het natuur
lijk, h&ha! Wat geeft dat?
Laat dj mensen maar treurig
zgn!1. Hg had zijn deur openge
daan en keek naar het kleine
Pietje.
„Maar het is heel erg als de
mensen treurig zijn", zei die,
„weet U wel wat dat betekent?
Komt U maar eens met me
mee!"
Voor bakker Bulder weet wat
er gebeurt, had Pietje hem bij
de hand genomen en daar gaat
hij mee de straat in. „Hier",
zegt Pietje, „kijk hier eens!" Ze
blgven voor een raam stilstaan;
daarbinnen zit een hele fami
lie: een vader, een moeder, een
opa en een grootmoeder en een
heleboel kinderen. Hun ogen
zijn groot van verwachting; nu
al kgken ze telkens naar de
deur of de hand met pepernoten
nog niet om de hoek komt.
„Hm", zegt bakker Bulder,
„hm..."
Pietje trekt hem al weer me«
„Kgk hier eens", zegt hij. Ze
kijken weer door een raam.
Twee kinderen zijn druk bezig
een stoel te versieren, een
mooie, grote leunstoel, waar
Sinterklaas straks in mag zit
ten. Ze hebben er allebei een
kleur van. „Nou", vraagt Piet
je, „moeten die kinderen nou
niet een klein pepernootje heb
ben voor.al hun werk?"
„Tja", zegt bakker Bulder,
„tja, tja", maar zijn stem bul
dert al niet meer zo erg. Pietje
trekt hem weer mee. „Luister
eens even", zegt hg. Uit een
huis komen een heleboel kin
derstemmetjes die zo mooi als
ze kunnen liedjes zingen, alle
maal Sinterklaasliedjes natuur
lijk. .Nou", zegt Pietje, „moe
ten ze dat nou allemaal voor
niks doen? Geen pepernootje
voor hun mooie liedjes?"
„Misschien...", zegt bakker
Bulder, „misschien..."
„Nou?", vraagt Pietje vol
spanning.
„Nee, niks", zegt bakker
Bulder. Pietje trekt hem al
weer Voort. Ze zijn bg het zie
kenhuis. „K|jk eens hier", fluis
tert Pietje. Ze zien de witte
bedjes staan met zieke kinde
ren en onder ieder bedje staat
een slofje of een schoentje.
Bakker Bulder kijkt er heel
lang naar. De rimpels van
kwaadheid lopen langzaam van
zijn gezicht weg en opeens zegt
hg: „kom mee, kom gauw mee
en roep alle andere pieterbazen.
Pietje fluit op zgn vingers en
uit alle hoeken komen ze voor
de dag. Op een holletje gaat het
naar de bakkerg van bakker
Bulder. Iedereen krggt een
schort van hem en een bevel:
„Jij roeren, jij klutsen, jg kne
den, jy de oven stoken en jy
pepernoten draaien."
Ze vliegen heen en weer en
boven alles uit klinkt de bul
derstem waarvoor niemand nu
meer bang is. Je zult het niet
geloven, maar een half uur la-
e pepern
gloeiend ui de oven. Ze gaan
meteen in de zak. die twee pie
terbazen al klaar houden en
buiten trappelt het paard van
Sinterklaas met Sint er boven
op al om zgn rit door de stra
ten te beginnen. Bakker Bulder
lacht voor het eerst van zijn
leven als hg al die zakken vol
gloeiende pepernoten de deur
uit ziet gaan. En lekker dat ze
zijn, lekker! En 's-avonds als
alle mensen en kinderen tevre
den in de huizen zitten en maar
niet bgrijpen hoe Sinterklaas
aan warme pepernoten komt,
dan zit bakker Bulder in zijn
kamertje. En wat staat er op
zijn hoge koksmuts Een mooie
rode roos van suiker die Sint
hem gegeven heeft. En wie zou
er met een roos op zgn muts
ooit noe kunnen bulderen of
kwaadkgken? Bakker Bulder
niet hoor!