C <x> T^akket 7?>uCbet en 2>e pet>ezneien <x> ~üan oiez ■zede koeken en een boze HE Junghatié ZATERDAG 1 DECEMBER 1938 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT 17 RINGELINGELING", deed het belletje kwaad en meteen smakte de winkeldeur open. Vier kleine jongens keken naar binnen en schreeuwden: „Bakker Spillebeen, pak ons dan, als je kunt". En toen de bakker het winkeltje in kwam, holden ze hard weg. De lange, magere bakker holde hen achterna, wilde de bengels wel grijpen. Maar ach, ze holden zo narahjj kon ze niet pakken. Hij verloor z'n slof en toen ging hij maai- meteen weer naar het kleine winkel tje terug en hij bromde; hij bromde zo! „Zulke rekels, zulke kwajon gens Hij had zijn slof teruggevonden en liep het winkeltje in, deed de deur op slot en mompelde: „Ik moet werken, hard werken, ja, en die rekels Als m'n lekkere koeken aanbranden, Voor de kleuters dan is het hun schuld!" De bakker schrok er van. O, zijn. koeken, z'n speculaaspoppen. Hij holde zo vlug hij kon naar de bakkerij achter het winkeltje. Hij rook... rook... Nee, ge lukkig! Niet aangebrand. De langè, magere bakker haalde de koeken gauw uit de oven. Z'n gezicht stond weer boos en hij bromde... bromde. „Ja, ja, koeken moet ik bakken. Tweehonderd speculaaspoppen Voor St.-Nicolaas. Die zal ze aan die kwajongens laten brengen. Ook aan die vier rekels. Ik zou die speculaas nooit weggeven. Nooit! Ze moeten de roe hebben. Allemaal! En die vier? Nee, die mogen mijn koeken niet proeven. Dat wil ik niet!" De bakker begon weer deeg te kneden. Dat moesten nog meer poppen worden. Maar hij keek niet blij naar al dat lekkers. Er was een dikke rimpel boven zgn neus gekomen. De bakker dacht! Hij kneedde niet meer, hg zag niets meer. Ook niet, dat er een klein meisje de bakkerij inkwam. Een héél klein meisje met een lang wit nachtjaponnetje en zomaar op blote voeten. Ze liep naar de grote stapels koeken toe, die al klaar waren en ze proefde, héél voor zichtig, een klein kruimeltje maar. Ze keek naar de boze bak ker, maar ze was helemaal niet bang. Ze ging zomaar naar hem toe en trok voorzichtig aan z'n witte jas: „Opa, opa, wat zijn die koeken fijn. Mag ik wel een stuk je proeven?" En die boze, denkende bakker Hij lachte en bukte zich en nam dat kleine kindje op zijn arm. „Ja Margo! Je mag dit stuk heb ben. Deze is gebroken. Eet maar lekker op, klein poesje. Loop je zo maar met je blote voetjes op die koude stenen? Waarom heb je je pantoffels niet aangedaan?" Kleine Margootje knuffelde zich heerlijk weg in de bakkersjas en peu zelde aan het speculaas. Zachtjes zei ze tegen opa: „Ja, opa. maar m'n ene rode pantoffeltje staat bij de kachel voor Sint-Nicolaas en op één schoentje kan ik toch niet lopen?" „Nee, meisje, je moet naar bedje hè? Nacht poesje, nacht Margo! Slaap maar iekker. Misschien komt Zwarte Piet dan iets in je pantof feltje doen. Daag!" Margootje dribbelde vlug weg. Ze wuifde nog eens naar opa. Toen werd ze door moeder onder de warme de kens gestopt. DE BAKKER lachte nóg, maar opeens stond z'n gezicht weer somber: „O, die rekels!" MaarHij wist wat, hij wist iets ja, dan zouden die ondeiigenden zijn fijne koeken niet proeven Hij deed weer meel op de tafel en kruiden daarin. Hij deed er ook iets bij uit een grote stenen pot en hij lachte boos: „Aha, dit gebak zou die kwajongens niet smaken. Dat was goed. Dat was eerlijk!" De bakker zette alle koeken in de oven. Van het deeg waar hij iets had ingedaan uit de stenen pot, maakte hij ook poppen. Vier mooie, grote speculaaspoppen. En toen de koeken gebakken waren, legde de bakker ze op de grote tafel, de vier laatsten een beetje apart; hij nam een briefje, schreef er iets op en legde 't bij d'e vier, De hakker lachte nu en knikte met zijn hoofd: „Ja, ja, dat is goed! Toon ging de magere man ook naar bed. (Advertentie) sliepen. Die droomden van Zwarte Piet en St.-Nicolaas en van hun schoentje bij de kachel In de bakkerij was het óók stil. De koeken lagen op tafel te wach- |j8 iets, daar stapte iets. 't Leek wef, o? ten, netjes op stapels.. Maar toen, luister eens, daar glnj het vooruitglêéd door de schoorsteen en opeens stond daar, midden in de bakkerijZwarte Piet Hij zocht even. Ha, daar lagen ze, de speculaaspoppen. Hn lachte vro lijk, nam z'n zak van zn-rug en be gon alle koeken daarin te stoppen. De laatste vier ookDie legde hij bovenop. Het briefje ging in zijn broekzak. Dat was voor Sint-Nico laas. „Dat mag ik niet lezen", dacht hij. Stil sloop Plet naar de kachel, zag het pantoffeltje van Margo, haalde de bovenste koek uit zijn zak en stopte die In het kleine pantoffel tje. „Ja, ja", zei hij; „je bent een lief meisje. Jij mag wel zorn lekkere koek alléén opeten. En je krijgt nog snoepjes ook!" Toen verdween Piet, met z'n zak, door de schoorsteen. Alle kinderen kregen die nacht wat. Morgen was 't 5 december en dan zou Sint-Nico laas de stoute kinderen straf geven en de zoete kinderen speelgoed! De vier rekels kregen ook een koek die de bakker voor hen gebakken had. 's Morgens vroeg, toen Piet klaar was, bracht hij het briefje van de boze bakker bg de Sint. Die las het, knikte en zei: „Heb je gedaan, wat op het briefje staat. Piet?" Zwarte Piet schrok en vroeg; „Ik? Ik? Ik lees de brieven voor U nooit!" „Tja", antwoorddë Sint-Nicolaas: „Dit briefje was voor jou bestemd en weet je wat er in staat?" De Sint pakte het èn las het voor: „Beste Piet, Dit zijn die tweehonderd specu laaspoppen. Ze liggen op de tafel. Ze zijn heerlijk bruin en zoet. Maar de vier koeken hier bij het briefje zijn niet lekker. Ze zijn zout! Ze zijn voor vier stoute jongens, die mij erg plagen. Zij mogen mijn koeken niet proeven. Piet, wil je die vier koeken naar Dries van baas Vrolik, naar Hans en Daan van de slager en naar Max van baas Sappe brengen? En daaronder staat: Bakker Spillebeen". „Ooh!" zei Piet. Hij werd bleek van schrik. „En nu heb ik het fout ge daan. Ik heb die zoute koeken naar lieve en de zoete koeken naar ondeu gende jongens toegebracht KLEINE MARGO was wakker ge worden. Vlug gleed ze uit haar bedje en ging naar haar pan toffeltjes kijken. Zat er iets in? „O", Margootje kreeg een kleur van pret. Een hele speculaaspop voor haar alleen. En snoepjes! Margootje holde naar opa, die al lang weer brood bakte, in de bakkerij en riep* ..Opa! Kflk eens wat veel Piet mij' gebracht heeft?" „Wat fijn, Margo. Heb je Piet nu al bedankt bij de schoorsteen?" „Oh, nee", schrok het meisje. Ze holde terug en zong het versje van: „Zachtjes gaan de paardenvoetjes" en toen Margo het uitgezongen had, hapte ze heel voorzichtig in de gro te speculaaspop. „O, o bah riep ze opeens. „Bah, niets lekker" en holde weer naar opa terug. „O opa", snikte ze: „Mijn pop smaakt niets lekker. Zo vies, o zo zoutZe huilde zomaar, die Margo. De bakker was geschrokken. „Een zoute pop?" vroeg hij ver baasd en in zichzelf mompelde hg: „Hoe kan dat nou Ik had toch maar vier zoute poppen gebakken? Zou Zwarte Piet zich vergist hebben?" Hij proefde van Margootjes pop en schudde z'n hoofd. „Dat is erg", zei hij: „dat is héél erg. En 't komt alleen maar door die stoute, ondeugende rekels. Die arme kleine MargoMaar hoe kan dat nu Zou Zwarte Piet het briefje niet ge lezen hebben? Stil maar, Margo, kleed je maar vlug aan, dan ga je naar school en als vanmiddag Sint- Nicolaas bij jou op school komt, zal ik met hem praten gaan. Is dat goed?" MIDDAGS kwam Sint-Nicolaas. Alle kinderen zongen. Toen dat gedaan was. zei de Sint langzaam: „Er is iets héél ergs ge beurd vannacht, en hij keek naar alle kinderen. Toen riep hij: „Piet! breng jij het brief je van bakker Spillebeen eens hier? Zo ja. Nu zal ik eens zeg gen, wie er bij mij moeten komen, juist, hier staat het: Dries van baas Vrolijk, Hasn en Daan van de slager en Max van baas Sappe. Komen jullie maar hier en ga daar staan. En bak ker Spillebeen is er ook? Zo! En nu nog die kinderen, die vannacht géén lekkere koek hebben gehad Daar stonden ze nu. St.-Nicolaas keek hen allemaal aan en zei tegen Dries van de slager: „Dries, jij bent de oudste; jg moet vertellen, waar mee jullie bakker Spillebeen zo plaagt". Dries keek heel beteuterd. Moest hij. Dries gaan vertellen, dat zij bij bakker Spillebeen elke middag als ze uit school kwamen, de deur van de winkel opengooiden? Hij keek eens naar Piet. Die keek boos. Hij keek naar St.-Nicolaas. Die keek héél verdrietig. Toen, opeens, begon hij,,'s Avonds St,-Nicolaas, als we uit school ko men, dan...... als we langs het win- Wit Uw tmaak ook H, modern of klassiek, bij de Junghans collectie zult U zeker aantreffen wat U zoekt, junghans brengt een serie pendules in elke stijl, geschikt voor elk interieur. Stuk voor stuk staaltjes van verfijnd vakmanschap. Uw keuze zal niet moeilijk zijn Luister bij Uw leverancier eens naar de Junghans pen. dules met MEMBRAAM gong. Een verrassend nieuw r-u-i-m-t-e-l-IJ-k geluid. keltje van bakker Spillebeen komen, dandan". Hij durfde niet verder en keek verlegen naar de grond. Z'n gezicht was vuurrood. Sint-Nicolaas wachtte. Piet keek nog bozer. „En dan?" vroeg hij. Ja, Dries móést verder vertellen of hjj wilde of niet. Ja, het moest! Hij keek naar de grond en be gon weer. Hij stotterde er van, zó moeilijk was het: „Ja ziet u, Sint- Nicolaas, dandan gooien wij de winkeldeur open en roepen heel hard: „bakker Spillebeen, pak ons dan?" en dan probeert de bakker ons te pakken en we liollen hard weg!" De bakker knikte en zei: „Ja, Sint-Nicolaas, dan moet ik hard lopen en m'n benen zgn zo stijf! Gisteren verloor ik m'n slof. En de heerlijke speculaaskoeken stonden in de oven. Ze waren haast aange brand en ja, nu heeft mijn Mar gootje, die kleine meid, een zoute koek gehad. Die was voor één van die kwajongens bestemd. Ik had het briefje erbij gelegd". „Ja, ja", knikte St.-Nicolaas, „Maar Piet dacht, dat het briefje voor mij bestemd was en las het niet. En zo hebben vier verkeerde kinderen de zoute koeken gekregen. Hebben jullie ze bij je? Ja? Geef ze dan maar aan Piet Daar lagen ze. Vier mooie, bruine, maar zoute koeken. „En nu vind ik, dat deze vier on deugende jongens de zoute koeken maar op moeten eten. Hier, by mgn stoel. Piet, zorg jij, dat ze opkomen Dan moeten die vier kinderen, die de zoute koek gekregen hebben, een goede speculaaspop hebben en een lllllllllllllllillllllllllllllllllllllllllllDllllllllllllllllllllllll wevgje Wat denk je wel dat Hansje aan Sint te vragen dorst? Geen chocolade kikker, geen marsepeinen worst, geen speelgoed en geen boeken, geen schaatsen en geen bal. Je kunt het toch niet raden, daarvoor is het te mal. Want Hansje wil een dwergje, een dwergje in zijn schoen, dat alle nare werkjes in Hansjes plaats zal doen: de boodschappen, de sommen, opruimen, levertraan, wassen en korstjes eten, voor hem naar school toe gaan. Op vijf december zoekt hij of 't dwergje er al is. O, roept hij opgewonden, o, er is vast iets mis. Ze zeggen toch dat Sinterklaas alles en alles kan? Maar waarom blijft mijn schoen dan leeg? Waar blijft mijn dwergje dan? Daar roept Sint door de schoorsteen heen: „Die dwerg woont op de maan en voor een klein lui jongetje komt hg er niet vandaan!" Illlllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllll cadeautje uit de zak. Ja, dat Is eer- Daar stonden ze nuVier Jon gens die de zoute speculaas kauwden met vieze gezichten en vier blijde kinderen met elk een nieuwe specu laaspop en een cadeautje. En bakker Spillebeen? Hij kreeg van Sint-Nicolaas een paar nieuwe sloffen. O. wat was die bakker blij. Vlug ging hij naar huis. Hn moest nog broden bakken. „Ja, ja bromde hij, „zo is*het eerlijk". En weet je, wat er 's avonds ge beurde? Toen gingen vier kinderen elk met hun cadeautjes naar vier stoute bengels. Zo hadden die vier toch een goede dag. Zwarte Piet op het dak zag het wel Hij lachte. Hij heeft 't aan St.-Ni colaas verteld. „Ja, ja", zei Sint-Ni colaas, „het zijn lieve kinderen, ook die vier stoute bengels. Ja, ik houd van allemaal C I s k a. Advertentie) De wereld van het kind. In „De wereld van het Kind" heeft Helen Parkhurst een indruk gegeven van wat kinderen aan volwassenen over hun problemen hebben te zeg gen. Dit boek verscheen bij J. M. Meulenhoff, uitgever te Amsterdam; het werd ingeleid door prof. dr. M. J. Langeveld. Helen Parkhurst. grondlegster van het Dalton-onderwijs, is geen onbe kende in Nederland en 't was haar wel toevertrouwd een zo delicaat onder werp met gezag te behandelen. „Ex ploring the child's world", de Engel se titel geeft nog iets beter aan, wat de opzet van dit boek is waarvan D. M. van Willigen de Ne derlandse uitgave verzorgde. Prof. Langeveld wijst er terecht op, dat wat een Europeaan in dit boek als gekunsteld kan voorkomen 't overmatige gebruik van technische hulpmiddelen in deze gesprekken met kinderen dit toch in de Ameri kaanse situatie niet het geval is. Van het allergrootste belang voor ieder kind, in welke omgeving dan ook, is het gevoel van veiligheid dat 't recht geeft openhartig te zijn. Het standpunt van miss Park hurst: kinderen zijn een raadsel, ten zij men vanuit het kinderlijke stand punt de sleutel vindt tot de wereld van 't kind. zal een ieder dit gaarne onderschrijven. Zo werd dit boek een welkome uitgave vóór de ouders, die hierin mede een middel kunnen vin den om de verhouding in het eigen gezin zo zuiver mogelijk te houden. Alles was net als anders.' Vrolgke mensen, die zo vlug ze konden naar huis liepen, kinderen die nog één keer alle Sinterklaasliedjes zongen, win keliers die het laatste lekkers uit hun etalages haalden en zwarte Pieten die heen en weer holden, van winkel naar winkel en van straat naar straat. Ja alles was net als anders op vgf december. Bakker Bul der ook. Die hield vandaag zijn winkel gesloten. Waarom? Je zult het misschien niet geloven, maar bakker Bulder hield niet van Sinterklaas. En waarom hg niet van Sinterklaas hield? Omdat hij niet van vrolgke mensen hield. Nóu, dat kon je ook aan zgn gezicht wel zien. Niemand had hem ooit zien lachen; rimpels in zijn voor hoofd, rimpels van boosheid bij zijn ogen en rimpels van het zuur kflken b\j zfln mond. Maar zijn stem... zijn stem was het ergste: hij bulderde maar. Te gen de oude vrouwtjes die een broodje kwamen kopen en te gen de oude mannetjes die een kadetje kwamen halen. Kinde ren kwamen nooit in zijn win kel, die waren veel te bang voor bakker Bulder. Ja, alles was net als anders. Of wacht eens. liepen die pie terbazen altijd met zulke be zorgde gezichten op Sinter klaasavond? Waren ze nog niet klaar met hun boodschappen? Het werd tijd, want de mensen eri kinderen waren nu allemaal binnen en wachtten op het gro te ogenblik dat Sinterklaas op bezoek kwam of dat Piet een hand om de hoek stak en peper noten zou strooien. Wat was er toch aan de hand? Kijk die kleine pieterbaas daar nou eens; de druppeltjes staan op zijn voorhoofd en hg hijgt van het harde lopen. Nu staat hg stil voor een bakkers winkel; nee, niet die van bak ker Bulder. Voor een hele mooie waar het al dagenlang druk is geweest en waar de pie terbazen in en uit Hepen. .Wat moet hij daar toch? De winkel is al dicht; alles is uitverkocht en er Is geen kruimeltje marse pein of borstplaat meer over. „Bakker Zoete, bakker Zoete, doe toch open!", roept hg ang stig. Het licht in de winkel gaat aan. Daar komt de dikke bak ker Zoete, die zrjn witte jas heeft uitgetrokken en nu op zijn pantoffels bij de kachel zit te wachten of Sinterklaas hem Iets brengen zal. „Bakker Zoete, we moeten pepernoten hebben. Al onze pepernoten zijn op!" Bakker Zoete doet de knip'van de deur en knkt naar het bange pieter baasje. „Maar mijn beste Pie tje", lacht hij, „je weet toch wel dat ik hélemaal niets meer heb. Nog geen snuifje meel, nog geen korreltje suiker of peper- nootkruiden!" „Maar hoe moet dat nou Alle mensen en kinderen zitten te wachten bakker Zoete en we hebben niéts, niets meer!" Met grote bange ogen kijkt Pietje bakker Zoete aan. „Tja", zegt die, „ik kan je niet helpen. Maar probeer het verderop nog eens!" Pietje rent naar de vol gende bakkerswinkel. Daar ge beurt precies hetzelfde. Leeg, leeg, alles leeg. Nog een win kel! nóg één. Overal hetzelfde. Pietje kijkt in zijn boekje: hg heeft alle bakkers gehad. Van avond zullen er geen peperno ten gestrooid worden. De an dere pieterbazen die ook op zoek zrjn hebben net zo min iets gevonden. O. o, wat zal Sinter klaas wel zeggen? Het kleine Pietje staat stil als hij daar aan denkt. Hij krabt zich eens ach ter zgn oren en hij weet niet wat hij zal doen. Maar opeens ziet hg iets. Hoe kan dat? Vlak voor hem is een bakkerswinkel die hij nog nooit heeft gezien. Hij staat al voor het winkelraam en tuurt naar binnen, maar het is donker in de winkel en de deur is op slot. Toch eens proberen? Pietje heeft de deurknop al in zijn handen en hy rammelt zo hard als hij maar kan. Hij hoort ge stommel en een hele boze stem die roept: „Wie is daar? Wat moet je? Ik ben gesloten!" „Doe open, doe toch open, goeie beste bakker", roept Pietje, maar zijn stem trilt een beetje. Wat een boze bakker moet dat zgn. die zo hard schreeuwt! „Ik ben pieter baas", roept hij, „al onze pe pernoten zgn op en iedereen zal vanavond treurig zijn, als we niets strooien." „Haba", lachte bakker Bul der, want die was het natuur lijk, h&ha! Wat geeft dat? Laat dj mensen maar treurig zgn!1. Hg had zijn deur openge daan en keek naar het kleine Pietje. „Maar het is heel erg als de mensen treurig zijn", zei die, „weet U wel wat dat betekent? Komt U maar eens met me mee!" Voor bakker Bulder weet wat er gebeurt, had Pietje hem bij de hand genomen en daar gaat hij mee de straat in. „Hier", zegt Pietje, „kijk hier eens!" Ze blgven voor een raam stilstaan; daarbinnen zit een hele fami lie: een vader, een moeder, een opa en een grootmoeder en een heleboel kinderen. Hun ogen zijn groot van verwachting; nu al kgken ze telkens naar de deur of de hand met pepernoten nog niet om de hoek komt. „Hm", zegt bakker Bulder, „hm..." Pietje trekt hem al weer me« „Kgk hier eens", zegt hij. Ze kijken weer door een raam. Twee kinderen zijn druk bezig een stoel te versieren, een mooie, grote leunstoel, waar Sinterklaas straks in mag zit ten. Ze hebben er allebei een kleur van. „Nou", vraagt Piet je, „moeten die kinderen nou niet een klein pepernootje heb ben voor.al hun werk?" „Tja", zegt bakker Bulder, „tja, tja", maar zijn stem bul dert al niet meer zo erg. Pietje trekt hem weer mee. „Luister eens even", zegt hg. Uit een huis komen een heleboel kin derstemmetjes die zo mooi als ze kunnen liedjes zingen, alle maal Sinterklaasliedjes natuur lijk. .Nou", zegt Pietje, „moe ten ze dat nou allemaal voor niks doen? Geen pepernootje voor hun mooie liedjes?" „Misschien...", zegt bakker Bulder, „misschien..." „Nou?", vraagt Pietje vol spanning. „Nee, niks", zegt bakker Bulder. Pietje trekt hem al weer Voort. Ze zijn bg het zie kenhuis. „K|jk eens hier", fluis tert Pietje. Ze zien de witte bedjes staan met zieke kinde ren en onder ieder bedje staat een slofje of een schoentje. Bakker Bulder kijkt er heel lang naar. De rimpels van kwaadheid lopen langzaam van zijn gezicht weg en opeens zegt hg: „kom mee, kom gauw mee en roep alle andere pieterbazen. Pietje fluit op zgn vingers en uit alle hoeken komen ze voor de dag. Op een holletje gaat het naar de bakkerg van bakker Bulder. Iedereen krggt een schort van hem en een bevel: „Jij roeren, jij klutsen, jg kne den, jy de oven stoken en jy pepernoten draaien." Ze vliegen heen en weer en boven alles uit klinkt de bul derstem waarvoor niemand nu meer bang is. Je zult het niet geloven, maar een half uur la- e pepern gloeiend ui de oven. Ze gaan meteen in de zak. die twee pie terbazen al klaar houden en buiten trappelt het paard van Sinterklaas met Sint er boven op al om zgn rit door de stra ten te beginnen. Bakker Bulder lacht voor het eerst van zijn leven als hg al die zakken vol gloeiende pepernoten de deur uit ziet gaan. En lekker dat ze zijn, lekker! En 's-avonds als alle mensen en kinderen tevre den in de huizen zitten en maar niet bgrijpen hoe Sinterklaas aan warme pepernoten komt, dan zit bakker Bulder in zijn kamertje. En wat staat er op zijn hoge koksmuts Een mooie rode roos van suiker die Sint hem gegeven heeft. En wie zou er met een roos op zgn muts ooit noe kunnen bulderen of kwaadkgken? Bakker Bulder niet hoor!

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 17