Willem G. van Maanen schreef
een opmerkelijke verzetsroman
Toneel, publiek en de kritiek
Een teleurstellende tentoonstelling
N
ZATERDAG 1 DECEMBER 1956
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
IS
„AL LANG GELEDEN
Analyse van de drijfveren, die
sommigen in illegalifeif bracht
AL LANG GELEDEN", het nieuwste boek van Willem G. van Maanen
vertoont duidelijk de kwaliteiten en tekortkomingen van deze de
laatste jaren naar voren gekomen romaneier. Die kwaliteiten zijn
o.m. een sobere, beeldende schrijftrant, een indringende intelligentie, een
juiste dosering van de ingrediënten gevoel en verstand en vaak oorspronke
lijke ideeën. De tekortkomingen, die in de minderheid zyn, kan men haast
alle rangschikken onder het hoofd gemakzucht, een gemakzucht die de
schrijver er wel eens toe verleidt belangrijke dingen onbelicht of onverklaar
baar te laten, of gebruik te maken van onaanvaardbare toevalligheden die
een haast naïeve indruk wekken.
De oorlog die achter ons ligt en die
het merendeel der thans levende
mensen bewust heeft gevoerd of
ondergaan, is in menig opzicht en
voor de meesten inderdaad „al lang
geleden". Hij heeft in de literatuur
een ware lawine van romans ont
ketend, waaronder ook de catago-
rie „aanpassingsromans" (boeken
waarin wordt verhaald over de
moeilijkheden, die soldaten, bur
gers of kinderen ondervinden' om
zich weer in het gareel van een ge
ordende vredes-samenleving te la
ten spannen) ruim vertegenwoor
digd is. Hierin hoort Van Maanens
nieuwe schepping thuis, en hij slaat
daar waarlijk geen slecht figuur.
Letterkundige kroniek
door 1IA1VS WARREN
Zijn hoofdpersoon, de drukker Theo
Kemp, was een verzetsman, ingescha
keld in de reddingsactie voor Joden.
Hij had zich daarbij zeer moedig on
derscheiden, zo zeer, dat zijn geboor
testad hem tien jaar na de bevrijding
het ere-burgerschap aanbiedt. Maar
Kemp, een eigenzinnige, verbitterde
man, heeft voor de eer bedankt.
Het boek begint dan, dat het ge
meentebestuur een ambtenaar met
speciale opdrachten naar Kemp toe
stuurt teneinde hem alsnog op zijn
besluit te doen terugkomen. Deze
ambtenaar, een correcte droge man,
treft in de onformele, hoekige Kemp
geen gemakkelijke partij, maar be
reikt toch dat deze zjjn geboortestad
en huis eens op zal zoeken teneinde
zich met het verleden te confronteren.
Het is het begin van een poging tot
zelfanalyse. Ondertussen is het de le
zer duidelijk geworden dat Kemps
vroiiw. Tine, zwaar zenuwziek is.
Van Maanen heeft een aardige tech
niek gevolgd voor de opbouw van zrjn
roman. Hij benadert zijn stof van vele
kanten door telkens nieuwe personen
in te schakelen, die deel zullen krijgen
aan de handeling. Of wel hij geeft te-
rugblikken in het verleden, de oor
logstijd. Hij is daarbij sterk in het
scheppen van sfeer en een knap ge
bruiker van een economische vertel-
trantin een paar bladzijden weet hij
een hele situatie scherp "op papier te
zétten.
Zo leert men de oorzaak van Tine's
overspanning kennen. Tine had
Kemp tijdens de oorlog moedig ter
zijde gestaan bij de Jodenhulp. Tot
er in een hongerwinter een zoontje
geboren wordt. Toen bleek zij al
lereerst moeder te zijn. Doch het
kind-stierf na één dag. Sindsdien
was het misgegaan, en hun huwe
lijk was, grotendeels door Kemps
verwaarlozing, tot een jammerlijke
schim geworden van wat het ver
bond tussen echtgenoten behoort
te zijn.
Ook leert men het gezin van de mu
ziekcriticus Bastide kennen, die
thans het huis bewoont waarin Kemp
werd geboren.* De wijze waarop de
schrijver hier in een paar woorden si
tuaties scherp weet te tekenen is
waarlijk meesterlijk. En dan duikt
ook Kemps tegenspeelster en vroege
re medewerkster, de Jodin Mirjam Is-
raëls op. Tussen Kemp en Mirjam
heeft in de oorlogstijd een zeer sterke
band bestaan, maar beiden hadden
elkanders dood als vaststaand aan
genomen
meer naar
Ondertussen heeft men ook Kemp
beter leren kennen. Hij is een
van die figuren voor wie de oor
log, het verzet, eigenlijk „de" tijd was
geweest. Een tijd zonder normen waar
in hg roekeloos leven kon naar eigen
maatstaven, en zich „verzetten" kon
in een strijd die eigenlijk bestrijden
was. Van Maanen geeft hier een in
dringende analyse van de drijfveren
die velen, niet alleen Kemp, in het ver
zet brachten. Mensenliefde had hem
niet gedreven, eerder een kwellend
schuldbesef, dat Van Maanen in
Kemps Calvinistische opvoeding laat
wortelen.
En dit is een van onze bezwaren tegen
het boek: op geen enkele wijze wordt
het de lezer duidelijk gemaakt dat
Kemp op deze wijze moet reageren.
Hij is zo, basta. Maar daar legt men
zich in een werk als dit, waarin een
duidelijke psychologische continuïteit
valt te bespeuren, niet zomaar bij
neer.
Veel overtuigender is de uitbeelding
van Kemps houding nd de oorlog, toen
de sfeer die hem de beste ontplooi
ingskansen voor zijn activiteit bood,
was weggevallen. Toen werd deze on
dernemende, moedige man, tamelijk
stuurloos. Van tevoren had hg reeds
overdacht dat het verzet, en dus hij
zelf, spoedig het slechte geweten zou
en na de bevrijding niet
v elkaar geïnformeerd.
worden van vooraanstaande personen
die zich gedurende de oorlog verbor
gen hadden gehouden of die licht had
den gecollaboreerd, en hij wenst niet
mee te werken aan een opbouw die
zijns inziens te weinig rekening houdt
met de miljoenen doden. Zgn drukke
rij en zijn huwelijk verlopen, terwijl
hij broedt over het verleden en leeft
met de doden jegens wie hij een on
draaglijke schuld blijft voelen. Deze
houding doet hem, onbewust zijn taak
in het heden verwaarlozen.
In zgn geboortestad (men herkent
gemakkelijk Amsterdam) wordt
hij wakker geschud. Een avon
tuurtje met de dochter van de muziek
criticus wekt zijn mannelijke bewust
heid weer, en de schok van de ontmoe
ting met Mirjam Israels en de scherpe
gesprekken met deze vrouw doen de
rest. Mirjam, die hem vroeger reeds
verachtte (hoewel zij hem liefheeft)
om zgn collectieve, vernederende Jo-
denliefde, die zij haast op één lijn stelt
met de collectieve Jodenhaat, maakt
hem nu duidelijk dat hij de doden de
doden moet laten en dat Tine, Kemps
vrouw, meer gebaat is met daadwer
kelijke hulp dan met schuldgevoelens
jegens de miljoenen doden van weleer.
„Je verantwoordelijkheid voor de do
den, als je die dan met alle geweld
wilt koesteren, geeft je niet het recht
je te onttrekken aan je verantwoor
delijkheid voor de levenden", zegt zij,
en „Je denkt nog altijd dat alleen de
zorg voor een collectiviteit je bestaan
rechtvaardigt, en niet de zorg om een
enkel mens
Mirjam formuleert ook wel minder
aanvaardbare stellingen, die doordat
zij indirect meegedeeld worden, zui
ver voor rekening van de schrijver ko
men als: „een eeuwenoud lot was even
onmogelijk als een eeuwenoud mens:
ieder moest zrjn eigen lot bepalen, tel
kens opnieuw, zonder zich door het
verleden te laten richten".
Maar hoe dan ook: door de gesprek
ken met Mirjam en door haar houding
gaat Kemp duidelijker beseffen dat
zijn leven heeft laten mislukken door
te trachten het aanvaarden' van zijn
grootste verantwoordelijkheid, nl. die
voor de gezondheid en het welzijn van
zijn vrouw, uit te stellen. Hij wijst het
ereburgerschap af, maar keert terug
naar Tine, die tydens zijn afwezigheid
wegens haar gedrag in bewaring is
gesteld.
Dit resumé doet het boek onrecht.
Men zou er uit af kunnen leiden
dat het eigenlgk nog al een ba
nale intrige is, een soort psychologi
sche bekeringsgeschiedenis op een on
voldoend geprepareerde basis.
Van Maanens personages zijn echter
schérp en veelzijdig, en hun overden
kingen geenszins banaal. Men leest
het boek dan ook met onverslapte
aandacht, al zet men wel eens een
vraagteken, zoals by het plotselinge
zo welkome briefje van Bastide op
pag. 120, het keer op keer stoten op
een ontklede Tom (tot na zijn dood
toe) en het Qog al sterk aangezette
vriendje van deze laatste, kennelijk
gebruikt om te choqueren met een
„nog erger dan erg", wat slechts
glimlachen doet. Deze Tom, een ver-
zetsvriend van Kemp, is overigens een
der meest tragische bijfiguren.
Men zou de compositie tamelijk on
evenwichtig kunnen noemen (telkens
brede opzetten die verlopen, als het
bezoek van de ambtenaar, de schilde
ring van het gezin Bastide, de muziek
critici in het concertgebouw) en de
psychologische uitbeelding van de
hoofdpersoon onbevredigend omdat
men, zoals gezegd, de achtergrond
van zijn hoofdconflict niet kent, en
nog andere bezwaren tegen deze ro
man kunnen opperen. Maar dat alles
valt toch weg tegen de uitnemende
kwaliteiten die maken dat men „Al
lang geleden", een serieus en geens
zins lichtvaardigd gecomponeerd
werkstuk, met ware belangstelling,
Ja, met een gevoel van er zélf bij bé
trokken te zijn, leest.
Willem G. van Maanen: Al lang gele
den. Querido, Amsterdam.
Sir Winston Churchill, zelf een auteur
van betekenis, heeft in het huis van
Sir Roderick en Lady Jones in Hyde
Park Gate te Londen de eerste uit
reiking verricht van de Duff Cooper-
herdenkingsprys, die ten deel viel aan
Alan MooreHead, schrijver en oor
logscorrespondent, voor zijn boek
„Gallipoli". De letterkundige prijs
van 200 pond sterling zal jaarlijks
worden uitgereikt ter herinnering aan
Lord Norwich, beter bekend onder
zyn pseudoniem Duff C-ooper, een oud
vriend van Sir Winston.
Interessant forum
in Den Haag
Een verheugend grote belang
stelling bestond er voor het
forum, dat deze week door het Ne
derlands Verbond in Den Haag
werd gehouden over toneel, kri
tiek en publiek.
Voor het toneel zaten in het fo
rum Elisabeth Andersen van de
Haagse Comedie en Guus Oster
van de Nederlandse Comedie te
Amsterdam. Voor de kritiek wa
ren er de heren J. J. van Mechelen
van de N.R.Ct te Amsterdam,
voorzitter van de Federatie van
Nederlandse Journalisten en Jos
Panhuijsen van „Het Binnenhof"
te 's-Gravenhage.
Voor het publiek namen aan het
forum deel mevrouw mr. M. J. Koch-
Zijlstra en de praeses van de Twee
de Kamer, mr. L. G. Kortenhorst.
Voorzitter Den Hertog begon met
een korte inleiding, waarin hij een
aantal vragen opwierp; zij vormden
het uitgangspunt voor korte inlei
dingen van de forumleden, resp. door
de vertegenwoordigers van het pu
bliek, het toneel en de kritiek.
De heer Den Hertog zei in zijn
inleiding, dat het toneel strikt geno
men alleen het publiek nodig heeft.
Men zou kunnen volstaan met een
forum over toneel en publiek. Maar
na de uitvinding van de boekdruk
kunst, kon men zijn oordeel gaan
spuien. Toen kwam de kritiek als
een derde macht, die daaraan een
functionele betekenis heeft gegeven.
Die drie factoren, toneel, publiek en
kritiek houden het toneel bijeen.
Daarna stelde hij een aantal vragen.
Moet de kritiek nog meer zijn dan
voorlichting? Waar is de grens,
waar en hoe de maatstaf? Heeft het
toneel de kritiek nodig om het pu
bliek te bereiken? In welke mate
wordt de stukkenkeuze bepaald, om
een afwijzende kritiek te vermijd-
ELIZABETH ANDERSEN
publiek nodig
Mevrouw mr. Koch-Zijlstra zei,
dat er hier gesproken zou kunnen
worden van een driehoeksverhou
ding, Zij zag het toneel en het pu
bliek als een paar, dat het wel niet
altijd eens was, maar toch onver
brekelijk verbonden. De kritiek is
dan de derde. Het toneel kan zonder
publiek niet, zonder kritiek wel
voortbestaan. Zij groepeerde het pu
bliek in deskundigen, in incidentele
bezoekers met daartussen de vaste
kern van hen, voor wie goed toneel
een intense %-reugde, een levensbe
hoefte is. Persoonlijk hecht zg grote
waarde aan kritiek, maar ook zonder
die kritiek zal het toneel zijn aan
trekkingskracht niet verliezen. De
bliek in deskundigen en incidentele
antwoorde kritiek -al er niet in sla
gen liefde voor 't toneel bij te bren
gen, als die liefde niet in aanleg aan
wezig is. De kritiek bevordert en
kweekt het onderscheidingsvermogen
wel aan. Het publiek heeft het recht
op een eerlijk en deskundig oordeel.
De kritiek moet voorlichting geven,
maar het eigen oordeel mag niet
worden uitgeschakeld.
Guus Oster zei geen bewonderaar
te zijn van de toneelkritiek in
het algemeen en van de Neder
landse in het bijzonder. Hij kan zich
best verenigen met de opmerking,
dat het toneel alleen publiek nodig
heeft... Hij bracht, leven in de brou
werij" ,.wij moeten als toneel
spelers altijd wat overdrijven om
wat over het voetlicht te brengen"
en merkte op, dat de kritiek geen
enkel middel schuwt om zich van 't
publiek meester te maken. Krant,
radio, televisie. Kan de kritiek de
kunst beschermen tegen toneel om
commerciële redenen? In Nederland
is zulks niet het geval, antwoordde
hij.
Het toneel heeft de kritiek niet
nodig
vertelt dan over de wijze waarop
werd gespeeld, over de regie en ook
over 't persoonlijk spel. Het is wel
het gebruik in ons land allen te noe
men. De criticus zou kunnen vol
staan met de meest opvallende ver
tolkingen. Dat de kritiek zo verscha
lend kan zijn, noemde hij eerder een
prettig verschijnsel dan het tegen
deel. De criticus is een mens. Zijn
oordeel kan pas waarde hebben als
hij een mens is. Het opvallende bij
de toneelkritiek is, dat "de overeen
komsten bij de critici vaak groter
zijn dan bij de letterkundige kritiek.
Mr. L. G. Kortenhorst trok een
vergelijking met het parle
ment en de parlementaire
pers. „Wij zijn publiek en acteurs.
Wij als politici menen, dat wij kri
tiek niet kunnen missen".
Het is onmogelijk om een publie
ke zaak niet in het publiek te be
handelen. zo merkte hij op. Het pu
bliek heeft het recht te weten hoe-
er gespeeld wordt. Is zulks bij het
toneel ook niet het geval? Het pu
bliek heeft het recht in de krant te
vinden wat het van het grote cul
tuurgoed op het toenel kan vinden.
Nu is het zo, dat wat de een prijst,
de ander afkeurt. Hij zal geen kri
tiek in het openbaar geven op de
parlementaire pers. „Van slechte kri
tiek ben ik altijd beter geworden",
aldus de kamer-praeses.
„wy zijn afhankelijk van het pu
bliek. Wij worden in ons spel beïn
vloed door liet publiek", zei Elisa
beth Andersen. Met name door een
warme, een onrustige of een koude
„zaal". „Door dat publiek spelen wij
vaak goed of slecht. Wij toneelspe
lers en publiek kunnen niet zonder
elkaar".
D
de inleiding van de voorzitter
op geestige wijze een soort re
quisitoir ook al schijnt deze zich
wel eens met kritiek bezig te hou
den; hij gaat er van uit, dat de jour
nalist een geoefend man is, die snel
weet te reageren, bedrevenheid en
talent heeft om zijn gedachten in
woorden vorm te geven. De criticus-
journalist behoeft^allerminst een po
tentieel acteur te'zijn. Men zie naai
de andere kunsten. Wel gelooft hij,
dat de criticus in de studeerkamer
een potentieel regisseur moet zijn.
En tegen Guus Oster: „Het dag
blad heeft nu eenmaal een enorme in
termediaire functie. U moet veel
meer dagbladen lezen. Of hij ons
missen kan of niet, interesseert ons
ons niet. De acteur maakt deel uit
van het gemeenschapsleven. Daar
om wijden wij er aandacht aan.
Denk ook aan de plakboeken van de
acteur. Hij leest de kritiek totdat hij
zijn naam ziet. En als de acteur een
kritiek wil ontlopen, dan wil dat
zeggen, dat deze hem inspireert,
Een handleiding voor
het amateurtoneel.
Onder de niet bijster oorspronkelijke
titel „Alles klaar?halen!" ver
scheen bg A. J. G. Strengholts Uitge-
belangstellïng te trek- versmaatschappij N.V. te Amsterdam
ken. Het publiek heeft slechts in een handleiding voor het amateurto-
zeer speciale gevallen toneelkri- j neel, geschreven door Cor Pieters en
tiek nodig. Veel critici, die per I Ab van der Linden. Drs. Am. Saai
jaar 60 maal naar de schouwburg
moeten, zien het toneel niet meer
uit een oogpunt van het publiek,
zo lokte hij de vertegenwoordi
gers van de kritiek uit.
Publiek en kritiek zijn essentieel
niet verschillend, zo betoogde Jos
Panhuysen. De criticus heeft
voorlichtende taak, maar meestal
niet de gemakkelijkste. De criticus
„Facetten II" in het
Haagse Gemeentemuseum
(Van onze redacteur beeldende kunsten.)
Facetten" noemde het Haagse Gemeen
temuseum In 1949 een grote tentoon
stelling van Nederlandse en Belgische schil
derkunst. Het was een boeiend geheel. Wel
iswaar was men bij de opzet van twee
hoofdstromingen uitgegaan, maar deze bo
den toch nog zoveel verrassende vergezich
ten, dat er geen ogenblik overbodige herha
lingen waren.
Nu staan we zeven jaar later in hetzelfde
museum voor „Facetten n. Een bittere te
leurstelling. Deze collectie is eenzijdig van
keuze, vermoeiend, vervelend en soms ste
riel. Een hutspot van experimenten, gebo
ren uit een volslagen nihilisme.
Dat klinkt scherp, maar het is niet over
dreven. Want hoeveel waardering men ook
kan opbrengen voor het werk van bepaalde
moderne kunstenaars het dunkt me te ge
tuigen van een volslagen overschatting van de
experimentele en abstracte kunstuitingen als
verschynsel, wanneer men op een internatio
nale tentoonstelling van de allure en de pre
tentie van „Facetten II" bijna niets anders
laat zien.
Het is waar, dat vele kunstenaars in de
geestelgke chaos van onze tijd met de oude
artistieke vormen en gedachten niet meer toe
kunnen, wanneer zg willen uitzeggen, was op
's herten grond leit. Voor hun gevoel voldoen
deze niet spoedig genoeg aan het bevel heen
te gaan. Daarom pogen zij een handje te hel
pen bij dit proces, door in hun werk te streven
naar een meer of minder volledige vormvernïe-
tiging. Daarby staat hun, al naar hun aanleg
en belangstelling, het voorbeeld van Picasso,
Mondriaan, de Franse kubisten of de Duitse
expressionisten voor ogen. Hun werk wordt
volslagen decoratief, een explosie van vorm
loze kleur, dah wel iets dat hier tussen in ligt.
Deze vormvernietiging heeft vaak meer
dan men denkt te maken met de verander
de positie van de mens iu de wereld. Nie
mand is meer, als Kloos, „een god In het
diepst van zyn gedachten". Eerder voelt
men zich overgeleverd aan een reusachtig
monster, dat alles en iedereen dreigt te ver
pletteren.
Als dan toch de mens weinig of geen waar
de meer heeft waarom zou men dan de
menselijke gedaante ongeschonden laten
Waarom zou men überhaupt nog mensen
schilderen? Zo men het doet, waarom zou men
hem dan niet laten zien als een stuk vegatief
leven? Of als een dom, wreed, stompzinnig
dan wel eenzaam of bedreigd wezen? Er is
in de hedendaagse kunst eenzaamheid, som
berheid, mensenhaat te over. Er is soms heim
wee naar een verloren paradijs. Er is in de
religieuze kunst vaak meer gevoel voor de
smarten van de gefolterde mens aan het kruis
dan stille verwachting van het wonder. Er is
zoeken naar vaart, beweging. Er is veel toe
geven aan een toevallige impuls, zonder deze
te louteren door verstand en vakmanschap.
Er is zeer veel verachting voor het oude. Maai
er is zeer weinig, dat op de duur blijft boeien.
Er is veel jagen naar nieuwe vormen, veel
hunkeren naar emoties. Maar er is geen be
zinning. Men heeft zich in een slop gewerkt:
men komt er niet uit, omdat men nog slechts
een „vooruit", geen „terug" wil aanvaarden.
u is het totaalbeeld waarschijnlijk minder
somber dan het hier wordt geschetst,
omdat wij ons zeker wat de kunst be
treft in een overgangstijd bevinden. Er
vindt op grote schaal een heryk van de munt
plaats. Er is nu eenmaal veel versletens;
waarom zou men dan de cliché's niet eens op
een hoop gooien en een nieuw vormbesef pro
beren te veroveren?
Toch overwoog in „Facetten II" de somber
heid. Wat er hangt is evenzeer als de wgze
waarop het wordt getoond onthullend. Het
is onthullend voor de geestesgesteldheid van
zijn makers, maar evenzeer voor die van de
jonge museumassistenten, die dit als repre
sentatief voor hun tyd bijeen brachten.
Zij zullen dit alles stellig hebben ervaren
als zeer mooi, zeer expressief en uitermate be
langrijk. En inderdaad is hier individueel veel
te waarderen. Maar er is hier te veel naar één
richting gewerkt. Het betoog is te nadrukke-
lijk geworden en overtuigt daarom voor mijn
gevoel niet meer. Het roept integendeel voort
durend nieuwe vragen op vragen vooral
naar de motivering van deze keus. Dat men
een Appel nam, een Corneille, bij de Bel
gen een Alechinsky, een Cobbaert, een Du-
dant daar kan ik inkomen. Het zijn kunste
naars, die een bepaalde visie belichamen. Men
kan het er mee eens zyn of niet men kan
ze in geen geval negeren, omdat zij op hun
terrein leidende persoonlijkheden zijn. Dat
geldt zéker niet voor een zwakke Appel
adept als Van Bohemen. Welke verder de kwa
liteiten zgn van een verwoede mensenhater als
Westerik, wordt steeds minder duidelgk.
Dan voel ik me beter thuis bg een Gustave
Landuyt. Voor hem mag dan de mens een
louter vegatief wezen zgn, als een boom bij
voorbeeld. zgn manier van schilderen ver
toont een bepaalde schoonheid. Misschien zgn
de angstvisioenen van Ger Lataster meer
esthetisch dan expressief zij zgn in elk
geval overtuigend voor zgn visie. Over het ge
heel genomen is trouwens de Nederlandse in
zending meer expressionistisch van karakter
Hussem, Benner, Stekelenburg, om nog
een paar-te noemen de Belgen voelen meer
voor architecturale composities met een be
paald klassiek evenwicht. Dat leidt nog al
eens tot bepaald steriel werk, zoals dat van
Delahaut, Bertrand of Peire. Maar Alechinsky
is speelser, minder zwaarwichtig van voor
dracht dan bgvoorbeeld een Appel. Cobbaert
en ook Marstboom ondergaan het leven in
de haven vooral als een ritmisch spel van
mooie vormen. Dudant maakt van fabrieken
en steden vreemde, spookachtig visioenen.
Maar men gelooft deze manier van doen al
spoedig. Anne Bonnet leek mij in dit gezel
schap de zwakste persoonlgkheid met haar
slappe vormpjes en dito kleurtjes. Is Jan Gre-
goor bg de Nederlanders in feite de enige
realist overigens met een grondtoon van
diepe wanhoop Camus is dat bij de Belgen..
Hg schept decoratieve doeken met hier en
daar een sterk grafische Ignvoering en veel
gevoel voor ritme.
En daarmee is dan eigenlgk de hoofdzaak
wel genoemd. De rest onderscheidt zich in
niet zo heel veel van cleze figuren. Hun werk
wijzigt in elk geval weinig aan het totaal
beeld.
born schreef er een indrukwekkend
motto bij, dat zwaar van ernst
van de lezer een bijna devote aan
dacht vraagt en van de amateurtone
list zo ongeveer de gelouterde bereid
heid van een zendeling, die uit roeping
de barre oerwouden intrekt. Gelukkig
hebben de samenstellers van de hand
leiding een wat minder zwaarwichti
ge toon aangeslagen en een inderdaad
heel bruikbaar boek geschreven voor
al degenen, die het amateurtoneel een
warm hart toedragen. In beknopte
vorm wordt o.m. de geschiedenis van
het Nederlands toneel behandeld, ge
ven de auteurs enkele korte biogra
fieën van, zoals zg ze noemen, „grote
toneelgeesten" en bovendien een aan
tal uiterst praktische wenken over
repertoire, regie, rolverdeling, kleding
en grime plus een repertoire-lijst en
iets over beoordeling door jury's bij
toneelwedstrgden.
Al deze zaken werden deskundig
behandeld, met zoals opgemerkt
vele praktische, uiterst nuttige wen
ken en al zal menig doorgewinterd
amateur-toneelspeler hier en daar wel
eens een open deur vinden, die de
schrijvers opgewekt intrappen, er
blijft ruimschoots voldoende over om
de uitgave van dit. met enkele fraaie
foto's verluchte boek te rechtvaardi
gen.
Culturele
Cavalcade
IN MELBOURNE heeft sich een
comité gevormd, dat zich ten doel
stelt meer belangstelling te wekken
voor de Nederlandse cultuurMen
teil dit bevorderen door steun te ver
lenen bij het organiseren van Neder
landse tentoonstellingen, concerten,
toneeluitvoeringen, culturele herden
kingen en voordrachten. Indien de
gelegenheid zich daartoe voordoet,
zal het comité ook uit eigen bewe
ging tot het organiseren van Neder
landse manifestaties overgaan.
ONGEVEER HONDERD voorwer
pen uit Japanse verzamelingen van
oude kunst zullen in de loop van 1957
tentoongesteld worden in Parijs, Lon
den, Dén Haag en Rome. In Den
Haag komt de expositie van 15 sep
tember tot 1 november in het Ge
meentemuseum.
OP 10 EN 11 DECEMBER zal in
de Koninklijke Schouwburg in Den
Haag een opvoernig worden gegeven
van ,Jje misanthropevan Molière
door de Compagnie Madeleine Ra-
naudJean Louis Barrault. De voor
stellingen worden gegeven onder
auspiciën van het Nederlands Cultu
reel centrum voor het internationaal
theaterinstituut, in samenwerking
met het gezélschap Nederland—
Frankrijk, de Alliance Frangaise en
Les Amis Catholiques Frangais