,Mijn moeder werd opgehangen'
eerste roman van E. S. Willards
Al te sterk georganiseerd theaterpubliek
FLITSEN uit de wereld
van het WITTE DOEK
THÜM KELLING: zingt
bij de gitaar in zes talen
ZATERDAG 24 NOVEMBER 1956
PROVINCIALE VRTSWWSE- COURANT
13
EEN VERRASSEND DEBUUT
Aangrijpende en overtuigende
veroordeling van de doodstraf
HET AANTAL LETTERKUNDIGE debuten is dit najaar groot,
en wat meer is, de kwaliteit ervan blijkt vaak verrassend.
„Verrassend" is wel de beste term voor de eerste publikatie van de
in Rotterdam geboren schrijver E. S. Willards. Of dit een pseudo
niem is, weten we niet, maar zijn boek „Myn moeder werd opge
hangen" is zo geheel vanuit een engelse sfeer geschreven dat de
onder de wat uitdagende titel aangebrachte vermelding „oorspron-
kelijke roman" wat even het „niet vertaalt" van de Sara Burger
hart in herinnering brengt niet overbodig is.
Het werk is dus geheel vanuit
Engeland en vanuit een Engelse
sfeer geschreven. De hoofdfiguur,
de negentienjarige Reynold Mar
den, is student, een intelligente
jongen die het stellig ver in de we
reld brengen zal. Hij is wees, uit
stekend opgevoed door een kinder
loze oom en tante. Zijn vader is
langgeleden gestorven in het bui
tenland en ook zijn moeder stierf
toen hij vier jaar oud was. Reynold
heeft nog slechts een zeer vage
herinnering aan haar, en in feite
betekent ze weinig of niets voor
hem: zijn tante Margaret is zijn
eigenlijke moeder geworden.
Reynold heeft een wat klitterige
vriend, Joel Fear, die om bepaalde re
den aldoor zijn gezelschap zoekt. Op
een avond, de wat rumoerige Londen-
ee avond vóór de terechtstelling van
een jonge Engelse vrouw, komt het
tot een conflict: Joel eist dat Reynold
hem zijn mening over de doodstraf
zegt en deze, om de vervelende Joel
af te schudden, houdt zich veel onver
schilliger dan hij is, ja, acht de op
hanging gerechtvaardigd.
Dan komt het moment waarop Joel
jarenlang heeft gewacht: hij verwijt
hem dat hij dan dus het ophangen
van zijn eigen moeder goedkeurt. Joel
dacht, dat Reynold op de hoogte was,
en schold hem voor hypocriet toen de-
Letterkundige kroniek
door HANS ff ARREN
ze uiterst verbaasd en vervolgens
woedend reageerde, maar Reynold
was niet op de hoogte. Men had het
feit voor hem verborgen gehouden, en
inderdaad: wanneer is een kind oud
genoeg om hem te vertellen dat zijn
moeder opgehangen werd?
Zijn oom en tante vertelden hem,
toen hij er naar vroeg, de waarheid
die hem eerst verdoofde. Maar toen
hij het feit had geassimileerd, kreeg
het een enorme invloed op hem. Zijn
moeder, die geen betekenis meer voor
hem had, nam nu opeens een plaats ln
in zijn leven, en wel langzamerhand 'n
alles-overheersende. Hij begon zich
solidair met haar te voelen, een uitge
stotene. Hij wilde haar nu leren ken
nen. Zij was een zoveelste rangs ca-
baretartiste geweest en hij bezat maar
één foto van haar. Doch Joels vader,
een journalist niet een haast ziekelij
ke belangstelling voor moordaffaires,
bezat een volledig dossier over de
zaak Joyce Marden, dat Joel voor zijn
vriend weet te ontvreemden.
Reynold leert alle artikelen van
buiten, alle uitspraken van zijn
moeder, bestudeert de vele foto's.
Hij leerde zijn moeder kennen als
een goede, wat lichtzinnige vrouw,
die door een parasiet die op haar
kosten leefde, tot wanhoop gedre
ven was. Haar daad was een „cri
me passionel", 'n moord uit harts
tocht geweest, en de doodgescho
ten minnaar was schuldiger dan
Reynolds moeder. In Frankrijk zou
HET AMERIKAANSE „Ballet The-
atre" zal, aansluitend aan een tour
nee door Italiëvan 9 december af
enige gastvoorstellingen geven in
Rotterdam. Met enkele 'plaatsen in de
provincie zijn nog onderhandelingen
gaande. De laatste maal dat dit bal
let ons land bezocht was in novem
ber 1950.
Op de foto: Maria Tallchïef, prima
ballerina van het Nexo York City
Ballet, dut met het Dallet Theatre
in de Ver. Staten de voornaamste
plaats inneemt op ballet gebied.
zij een lichte straf gekregen heb
ben. In Engeland werd zij en
dat, zoals men weet tot voor zéér
kortopgehangen.
Zich verdiepend in het verleden, in
het leven van zijn moeder, ver
andert de tot nu toe „normale"
jongen langzamerhand in een volko
men geobsedeerde. Hij had 'n bedacht
zame, nuchtere natuur geleken, sta
biel, zonder hang naar avontuur of
buitenissigheden. De invloed van zijn
oom en tante was zeer groot geweest.
Maar in hem stroomde het bloed van
zo geheel anders geaarde ouders. En
nu verandert hij en komt zijn ware ge
zicht boven door zijn verontwaardi
ging en zijn status van outcast. Wat
zijn moeder aangedaan werd, neemt
hem in tegen de mensen en tegen het
leven.
Op haast hallucinerende wijze heeft
de schrijver 't proces van de vereen
zelviging roet de moeder in de jongen
getekend. Hij gaat het leven van zrjn
moeder tot in details naspeuren, zoekt
de plaatsen op waar zij woonde., de
clubs die zij frequenteerde, onder
vraagt mensen die haar vijftien jaar
geleden hebben gekend of die het dra
ma hebben bijgewoond.
De gruwelijke wijze waarop zij voor
haar wanhoopsdaad werd gestraft, te
kent Reynold zodanig dat hij een
stander wordt van het moorden en een
verachter van het recht. Het velle
den heeft hem volkomen ingekapseld
en hij kan zich alleen nog bevrijden
door zichzelf te gronde te richten,
door te sterven. Niet door zelfmoord
te plegen, maar door zijn moeder tot
het alleruiterste te volgen, door zelf
een moord te plegen en elk moment
bewust te proeven vanaf de moord
totdat het luik weg\\dt onder de voe
ten en de wervel breekt. Met dit gro
te verschil: toen zijn moeder haar
minnaar doodschoot heeft zij er wel
niet aan gedacht dat zij opgehangen
zou worden. Doch hij, Reynold, schiet
iemand neer omdat hij wil worden op
gehangen.
Het is een aangrijpend boek. Aan
grijpend door de overtuigende
wijze waarop het de doodstraf
aan de kaak stelt, overtuigender dan
welk pleidooi dan ook. Het probleem
dat hier aangesneden wordt, gaat ons
allen aan, het betreft niet alleen de
doodstraf, maar elke wijze van straf.
Met een scheiye intelligentie en een
objectiviteit die ons doen vermoeden
dat Willards niet meer zo'n piepjong
auteur is, worden deze problemen ont
leed. Meedogenloos. Een van die wer-
De pas achttienjari
ge winkeliersdoch-
ter Jean Seberg uit
Marshattown in dé
Amerikaanse staal Io
wagaat voorlopig
nog niet naar de
staatsuniversiteit
want ze zal eerst de
hoofdrol spelen in de
verfilming van „Saint
Joan" van Shaw, onder
regie van Otto Premi-
ger, die haar na tal
van audities in ver
schillende landen hier
voor heeft gekozen.
Jean Seberg reisde vóór
deze proef speciaal
naar Chicago en nu is
ze al in Engeland, waar
de film wordt opgeno
men. Haar ervaring
in het acteren beperkte
zich tot dusver tot het
optreden bij school
voorstellingen en het
spelen van kleine rol
len in het zomerreper-
toire van een provincie-
gezelschap. Het scena
rio voor Saint Joan
zal waarschijnlijk wor
den geschreven door
Graham Greene.
RODE KRUIS.
De cineast van het
Nederlandse Rode
Kruis, H. G. L. Schim-
melpenningh. heeft 'n
smalfilm over de tijd
schriften- en boeken-
dienst van deze organi
satie gemaakt. Dit
werk strekt zich tot ver
buiten onzelandsgren
zen uit; pioniers gr oe-
pen van emigranten
Nederlanders op
Nieuw-Guinea en zelfs
een aantal mensen in 't
Franse Vreemdelingen
legioen krijgen gere
geld lectuurpakketten.
De titel van de film is
.Kleine moeite gro
te vreugd".
SURINAME
In 1952 heeft de
inmiddels opgeheven
Stichting voor Culture
le Samenwerking, kort
weg Sticusa, plannen
uitgeicerkt voor de
vorming van een Suri
naamse filmgroep. Drie
Surinamers werden
technisch opgeleid door
de filminstructeur van
de Sticusa-, Peter
Creutzberg, en de eer
ste vijf werkstukken
van deze groep zijn
thans gereedgekomen.
Het zijn korte docu
mentaires.
„ROC AND ROL"
Fox heeft een nieu
we rock and roll"-af
faire op touw staan.
Eén der eerste dingen
die men aan deze heeft
gedaan, is het verande-,
ren van de oorspronke
lijke titel. Deze was
„Do, Re, Mi", nu wordt
het The girl can 't
help it". Afwachten
maar hoe Frank Tash-
liri deze dolle zaak ge
stalte zal geven met als
hoofdrolspelers Tom
Ewell, Jayne Mans-
field en Edmond O'
Brien.
BIOSCOOP IN V.3..
Het Amerikaanse mi
nisterie. van handel
heeft medegedeeld, dat
de Amerikanen in 1955
ongeveer 1286 miljoen
dollar hebben uitgege
ven aan bioscoopbe
zoek. Het ivas het
tweede jaar in succes
sie dat van een verho
ging ten opzichte van
het vorige sprake was.
Het topjaar blijft nog
steeds 191/6.
DE OUDE DOOS
In Parijs bestaat het
plan twee bioscopen
weer in te richten voor
de vertoning van stom
me films. Men wil daar
historische werken in
hervertoning brengen;
als eerste sterren van
toen zullen Douglas
Fairbanks en Gloria
Sxvanson op het witte
doek verschijnen.
ken waar men nog geruime tijd over
nadenkt als men ze uit heeft.
Dat brengt ons nog op de wat onbe
vredigende vorm, waarin dit knappe
boek vervat is. Het is Reynold die
zijn eigen verhaal vertelt (in de eer
ste persoon enkelvoud dus) enige uren
vóór zijn terechtstelling. Hi] richt
rich daarin tot een „je" waarachter
men spoedig een meisje zoekt, een
vrouw die nem even heeft, begrepen
en die wat in de sfeer van rijn moeder
leefde. Men denkt dat het een soort
afscheidsbrief is, maar het is een lan
ge biecht, een voortdurende monoloog,
waartegen de ratio even protest aan
tekent: waar komt het verhaal dan
vandaan, hoe kristalliseerde het tot
geschrift? Maar wegens de zeer grote
kwaliteiten aanvaardt men het maar
zoals het ia, aanvaardt men ook de
soms wat studentikoze taal van de zo
gezegd negentienjarige. Maar niet de
wel eens mislukte, quasi-grappige
beeldspraak als: „hij keek me aan zo
vuil als een witte zakdoek, waarmee
je je schoenen hebt afgeveegd".
Iets „gratuits" heeft het boek on
danks alles behouden. Willards werd
tenslotte niet opgehangen en zijn moe
der, veronderstellen we, ook niet.
Maar-er moet toch wel iets gebeurd
zjjn dat hy zo'n bewogen obsederend
boek heeft kunnen schrijven, een boek
waarin hij moedige en zeer harde
waarheden zegt. Waarheden die me
nigeen liever niet zal willen horen.
E. S. Willards: Mijn moeder werd
opgehangen. P. N. van Kampén en
Zoon, n.v. Amsterdam.
Culturele
Cavalcade
DE SCHRIJFSTER Mies Bouhuys
heeft dit jaar de zogenaamde Koe
pelprijs van de gemeente Amsterdam,
bestemd, voor auteurs op liet gebied
van- het toneel voor jonge kinderen,
gewonnen. Deze prijs, groot 500.
werd ingesteld als gevolg van een
schenking aan de gemeente van de
geliquideerde vereniging sociëteit
,De KoepeY'.
DE STICHTING voor Culturele Sa
menwerking (Sticusa) zal de werk
zaamheden deze maand beëindigen.
Op 1 december zal het gebouw van
deze stichting in Djakarta voor het
publiek worden gesloten.
DE KONINKLIJKE OPERA van
Gent geeft op 21 december de pré
mière van „Fidelio" in een. Neder-
landse opvoering. Gré Brouwenstjn
en Jan Verbeeck zullen de hoofdrol
len vertolken. Het is dé eerste keer,
dat dit werk in België in het Neder
lands wordt gegeven.
HET BALLET der Lage Landen, on
der leiding van Mascha ter Weenie,
neemt binnen kor Mn-studie een-ballet
van Michael Holmes: ,fie nieuwe kle.
ren van de keizer", vrtj bewerkt naar
het sprookje van Andersen, op mu
ziek van Schubert. Voorts zal wor
den ingestudeerd een ballet van Wal
ter Gore op muziek van Ibert en ge
titeld „Straatspelletjes".
DE OOSTERSE DANSERES Baba
keert na een afv:ezigheid van zes
jaar naar Nederland terug. Geduren
de deze tijd trad zij in Indonesië op,
veelal voor de daar gevestigde Ne
derlanders, niaar ook voor de Indone
siërs. Ook hi Hongkong en Singapo
re gaf z\j dansavonden.
DE GEMEENTE Amsterdam heeft
Rudi van Dantzig, lid van het Neder
lands Ballet, opdracht gegeven tot
het maken van een ballet. Rudi van
Dantzig heeft reeds twee balletten op
zijn naam staan: Nachteilandop
muziek van Debussy en Tij en ontij",
op muziek van Lex van Delden.
(Van een speciale verslaggever.)
Het toneel trok mij minder dan
de muziek", aldus de fors
gebouwde 34-jarige zanger Thom
Keiling (als zanger-gitarist vooral
bekend geworden door zijn Spaans
en Zuid-Amerikaans radio-reper
toire), wiens carrière meermalen
in zijn leven een heel andere kant
scheen uit te gaan. Vader Keiling
(vorig jaar overleden), eens ac
teur bij het Residentietoneel, later
oprichter van de Ned. Onderwijs-
film, zag zijn zoon het liefste dok
ter worden, maar de zee trok
meer. En moeder Coba Kelling
(actrice Rotterdams Toneel) heeft
stellig ook nimmer vermoed, dat
lty zich heel anders op 's levens
schouwtoneel zou presenteren.
Thom, die thans zes talen vloeiend
beheerst, was op het gymnasium der
mate slecht in talen („Ik ben een man
van de praktijk en niet van gramma-
tikale formules..."), dat hij naar de
h.b.s. gestuurd werd,-waar zijn ogen
schijnlijk sterkere wiskunde-aanleg
bleek. Dit was gunstig met het oog
op zijn toekomstplannen, maar deze
wei den door de oorlog verijdeld en zo
verdwaalde hij dan als musicus in 'n
amateutorkestje, dat de titel „semi-
prcf" voerdfe. Op een bepaalde dag be
klom hij echter de planken van het
Residentietoneel, maar hoewel hij een
bruikbare kracht bleek, was zijn hart
,er niet bij...
Toen kwam het ogenblik, waarop
hy nog heden met grote voldoening te
rug riet: 'n beroepsorkest (Dirk Ver
beek) engageerde hem als zanger
gitarist-showman.
„Al spoedig gingen we met een stel
letje musici de boer cp, maar ineens
was dit uit, want ik werd door de
Duitsers in het concentratiekamp ge
zet. Toen ik vrij kwam, kreeg iic on
verwachts een aanbieding van Boyd
Bachman weer voor hetzelfde
en bij hem heb ik een hele tijd ge
werkt...".
Inmiddels nodigde het Nederlandse
orkest, dat de eerste kans gege
ven had, hem uit om mee te gaan
naar Portugal: 'n grote amusements
gelegenheid aldaar had namelijk een
contract voor drie maanden aangebo
den. Dit werd het keerpunt in het le
ven van onze zanger, die wederom op
Tom Kelling in de kleedkamer van
zijn vrouw, de Engelse danseres José
Lewis, die thans met het gezelschap
van Lotte Goslar optreedt.
een gegeven ogenblik niet terugging
en in het geheel 1»A jaar bleef. Terwijl
hy bij rijn komst van de taal geen let
ter wist, stond hy al snoedig voor de
microfoon van een Portugees radio
station in een ochtendprogramma.
Ook kon men de zanger toen bewon
deren als... Amerikaan in plaatselijke
shows, zodat hij hier snel populair
werd.
„Zo kreeg ik dan mijn Portugese
tik... ik heb toen ook nog met veel
Braziliaanse orkesten gewerkt en
het nodige opgestoken over Spaan
se en Zuid-Amerikaanse muziek,
waarover ik nu nog wel o.a. voor
de soldaten lezingen houd..."
Volgende stap: het Viësta-program-
ma met het Spaanse orkest La Gues-
tra, de Skymasters en Maria Zamorra
onder auspiciën van de AVRO. Dit
duurde 2 Va jaar en nu zit Thom met
een eigen, door hemzelf gevormd
Spaans orkést van 10 man (arrange
menten Ger van Leeuwen) bij de
VARA.
Zijn .hart gaat vooral uit naar de
„Musical Comedy" („Hadden we
ze maar") en men heeft hem
reèds in de bekende Engelse Musical
„The Boyfriend" op het televisie
scherm kunnen zien. Verder zag men
hem ook onder regie- van Willy van.
Hemert in een vrij grote Spaanse
huisknechtenrol in „Viva Papuguan".
In de wereld der zwarte schijven
heeft Thom ook reeds aardig terrein
gewonnen: hy maakte een stuk of
twintig nummers voornamelijk Zuid-
Amerikaanse, afwisselend met orkest
en een kleine rïtmegroep.
Engels beschouwt hij zo'n beetje
als rijn tweede moedertaal en met dit
onderwerp belanden wij bij zijn huwe
lijk. „Mijn vrouw is Engelse. Ik ont
moette haar destijds voor het City
theater te Amsterdam en toen ze door
kennissen werd voorgesteld, sprong er
dadelijk een vonk over... Ze werkte
toen als balletgirl bij Snip en Snap..."
Inmiddels heeft mevrouw Kelling,
alias José Lewis, alweer een stap
naar boven gedaan. Daar zij veel ge
voel heeft voor het karikaturale en de
pantomine, kwam zij bij 't gezelschap
van de bekende danseres Lotte Gos
lar (die momenteel in ons land op
treedt), wier naam verbonden is aan
het eerstijds zo befaamde litteraire
cabaret „Die Pfeffermühle" van Eri-
ka Mann.
Moeien of willen?
(Van onze toneelmedewerker).
Van oudsher is het gaan naar een theater
iets „feestelijks" geweest. Niet alleen
omdat we ons persoonlijk verheugden
om deze avond dit of dat toneelstuk, die
opera, of dat ballet te zien, maar ook om
dat we ons verheugden op de gezamenlijke
gezelligheid van enkele honderden anderen,
die met hetzelfde doel hetzelfde theater
kwamen bezoeken. Wat we te zien zouden
krygen leek ons op voorhand het offer, dat
we aan de kassa brachten, ruimschoots
waard.
Zozeer was van oudsher dit „feestelijk
uitgaan" een geestelijk onderdeel van ons
theaterbezoek, dat we ons nimmer ontzagen
om te trachten onze kaartjes terug te ge
ven aan de kassa, of aan een ander over te
dóen, als er onverwacht binnen ons geeste
lijk bereik dingen voorvielen, die ons weinig
voorbestemd maakten om ons feestelijk te
voeien: ziekte, verdriet, of zelfs rampen
in de wereld, die ons weliswaar niet recht
streeks raakten, maar die toch zo'n invloed
op onze stemming hadden, dat er weinig
behoefte overbleef aan „feestelijkheid."
B(j de bioscoop heeft dat „uitgaan", dat
gezellig samenzijn met anderen en collectief
iets genieten, eveneens immer een grote rol
gespeeld, al was het minder dan by theater.
By de bios, waar we onze jassen aanhou
den en waar publiek zit uit sociale secto
ren, die we niet kennen, geldt de „feeste
lijkheid" minder dan by het theater, dat
door zijn sfeer, zyn stralend licht, en door
het feit dat we tot een sociaal begrensder
groep van publiek behoren, méér intimiteit
bezat en derhalve groter sfeer van feeste-
lijk-samen-uit zijn. Trouwens, ook al min
dert dit, toch blijft 't nog immer gebruik,
dat de ons voor 't theater 'n beetje mooier,
feestelijker aankleden dan voor de bioscoop.
In het theater komen we niet alleen om te
zien, maar ook om elkaar te zien en gezien
te worden.
Na. de oorlog is er van de kant van het
theater, in de stroom van de toen zo
hevig heersende sociale gevoelens, een
poging gedaan om een nieuw en groter pu
bliek te bereiken, juist ook uit sociale sec
toren, die van oudsher weinig met de leven
de kunst in aanraking kwamen. Men is be
gonnen met de publieks-organïsatie. Daar
bij heeft men soms aangeknoopt bij be
staande, en vooral op een bepaalde sociale
groep gerichte Kunstkringen qtc. En daar
naast is men op grote schaal begonnen met
het organiseren van abonnementenseries
onder een nieuw publiek, dat vooral gezocht
(en gevonden!) werd in de vakorganisaties.
Men stelde een soort afbetalingssysteem in,
waarbij met wekelijkse bedragen „de serie"
kon worden voldaan. En op zo'n serie kreeg
de betrokkene dan vier of vyf avonden van
toneel, eventueel ook van opera en ballet.
Op zichzelf is dit een zeer lofwaardig
streven geweest, waarmee men groot succes
heeft gehad. Inderdaad is er nieuw publiek
aangetrokken, uit tot dusver onbereikte so
ciale sectoren. Maar nu, na tien jaar, moe
ten we ons afvragen of men z'n doel niet is
voorbij geschoten, en of het kwantitatief
succes ook een kwalitatief succes is geble
ken. Dit laatste dan in de betekenis van:
heeft men een nieuw publiek, waarvan de
omvang inderdaad groot is, werkelijk tot
theaterliefhebbers gemaaktof tot
mensen, die in een zekere sleur verzeild
zyn, en zodoende elk jaar opnieuw hun se
rie blijven afnemen?
Het lykt dat het kwantitatief succes gro
ter is dan het kwalitatief. Immers, er is
buiten die series amper merkbaar dat er
groter toeloop naar het theater komt. Of te
wel, die tienduizenden, die „per abonne
ment" uitgaan, komen er niet toe om daar
buiten, uit eigen interesse, ook eens naar
„vrije voorstellingen" te gaan van stukken,
die hen zouden kunnen interesseren en die
niet in hun serie komen.
Er is dus een passief publiek gekweekt;
een publiek, dat zich laat voorzetten Wat de
organisatoren willen; een publiek, voor wie
de machtige factor van de „feestelijkheid"
en het doelbewust uitgaan niet telt. Immers,
wie een serie neemt, kan onmogelijk voor
zien of zijn stemming en huiselijke omstan
digheden op 12 april volgend jaar de goede
basis voor een feestelijk uitgaan zullen vor
men.
Kan men. hier nog, desnoods, vrede mee
hebben („ze komen immers, vijf keer per
jaarmet de weerslag op het theater
zelf kan men géén vrede hebben. Want
daar heeft zich, als gevolg van die kwan
titatief zo grote organisatie, eveneens de
passiviteit genesteld. Het spelen voor zul
ke series betekent zekerheid: de uitkoop
som staat vast, en over het repertoire heeft
men geen al te grote zorgen te hebben,
want het publiek heeft betaald, maanden te
voren, en komt toch wel. Voor de toneeldi
recties zowel als voor de schouwburgdirec
teuren. is het dus aantrekkelijk, zoveel mo
gelijk van die „uitkopen" te doen organise
ren. Zakelijk aantrekkelijk, ja, maar daar
mee verloochent men het feit dat de thea
terkunsten immer, krachtens hun aard, orn
het publiek hebben moeten „vechten."
Dit „vechten" is in vele opzichten be
langrijk. Het betekent voor het pu
bliek, dat het zich moet laten verleiden
door de reclame door de specifieke aantrek
kelijkheid van dit stuk met deze spelers. Als
het besluit te gaan, heeft het dus zelf ge
kozen. De eerste basis voor het „feestelijk"
uitgaan is gelegd. Deze basis wordt ver
breed omdat men nu, voor deze gelegenheid
een geldelijk offer heeft gebracht.
Bij het publiek, dat ongeorganiseerd, uit
eigen beslissing, komt, heerst een grotere
spanning, een grotere verwachting, dan by
publiek dat al maanden geleden besloten
heeft om zoveel stukken in zoveel tijd te
gaan zien, onverschillig welke. En die gro
tere verwachting werkt in twee opzichten
in op de planken.
In de eerste plaats op de keuze van het
stuk. De toneeldirectie, die weet dat hy
déze avond volledig „waar" voor het toe
gangsgeld moet leveren (omdat hij niet
wordt gecompenseerd door een mogelijke
betere voorstelling verderop in een serie),
deze directie is veel gespitster op de reactie
van het publiek en op de kwaliteit van wat
hy brengt. En daarnaast, in de tweede
plaats, werken ook zijn acteurs „anders",
zelfs prettiger dan by een uitkoop. Immers,
de grotere anticipatie van de zaal, en het
besef dat men volledig „waar" moet leve
ren, prikkelen de acteur tot een doelbewus
ter, levendiger „gevecht" met het publiek.
Als hij een goed acteur is, zal hij immer
wel het publiek willen overwinnen met zyn
prestatie, maar als hij voelt hoezeer men
gekomen is vol feestelijke gespannenheid,
zal hij gereder en beter vechten.
Zoals de toestand zich echter nu, na
tien jaar, ontwikkeld heeft, is het to
neel gevaarlijk bezig zich tot een „am
bacht" te maken; tot een routine, waarbij
noch de spelers, noch de directies, veel wer
kelijke en vechtlustige interesse meer heb
ben in „de zaal." De overgrote meerder
heid van de voorstellingen zijn immers uit
kopen! En dit wreekt zich zelfs weer op dat
deel van het publiek, dat van zichzelf een
werkelijke theater-interesse had. Er zyn bij
voorbeeld in Amsterdam, in de Stads
schouwburg vele weken dat men aan de
kassa geen (of slechts zeer slechte, over
geschoten) plaatsen voor de lopende voor
stellingen kan krijgen, want alle zijn geor
ganiseerde uitkopen. En is het in de „pro
vincie" veel anders? Ook dódr is het in al
te talrijke theaters al uitkoop, wat het sei
zoen te bieden heeft.