,Mijn moeder werd opgehangen' eerste roman van E. S. Willards Al te sterk georganiseerd theaterpubliek FLITSEN uit de wereld van het WITTE DOEK THÜM KELLING: zingt bij de gitaar in zes talen ZATERDAG 24 NOVEMBER 1956 PROVINCIALE VRTSWWSE- COURANT 13 EEN VERRASSEND DEBUUT Aangrijpende en overtuigende veroordeling van de doodstraf HET AANTAL LETTERKUNDIGE debuten is dit najaar groot, en wat meer is, de kwaliteit ervan blijkt vaak verrassend. „Verrassend" is wel de beste term voor de eerste publikatie van de in Rotterdam geboren schrijver E. S. Willards. Of dit een pseudo niem is, weten we niet, maar zijn boek „Myn moeder werd opge hangen" is zo geheel vanuit een engelse sfeer geschreven dat de onder de wat uitdagende titel aangebrachte vermelding „oorspron- kelijke roman" wat even het „niet vertaalt" van de Sara Burger hart in herinnering brengt niet overbodig is. Het werk is dus geheel vanuit Engeland en vanuit een Engelse sfeer geschreven. De hoofdfiguur, de negentienjarige Reynold Mar den, is student, een intelligente jongen die het stellig ver in de we reld brengen zal. Hij is wees, uit stekend opgevoed door een kinder loze oom en tante. Zijn vader is langgeleden gestorven in het bui tenland en ook zijn moeder stierf toen hij vier jaar oud was. Reynold heeft nog slechts een zeer vage herinnering aan haar, en in feite betekent ze weinig of niets voor hem: zijn tante Margaret is zijn eigenlijke moeder geworden. Reynold heeft een wat klitterige vriend, Joel Fear, die om bepaalde re den aldoor zijn gezelschap zoekt. Op een avond, de wat rumoerige Londen- ee avond vóór de terechtstelling van een jonge Engelse vrouw, komt het tot een conflict: Joel eist dat Reynold hem zijn mening over de doodstraf zegt en deze, om de vervelende Joel af te schudden, houdt zich veel onver schilliger dan hij is, ja, acht de op hanging gerechtvaardigd. Dan komt het moment waarop Joel jarenlang heeft gewacht: hij verwijt hem dat hij dan dus het ophangen van zijn eigen moeder goedkeurt. Joel dacht, dat Reynold op de hoogte was, en schold hem voor hypocriet toen de- Letterkundige kroniek door HANS ff ARREN ze uiterst verbaasd en vervolgens woedend reageerde, maar Reynold was niet op de hoogte. Men had het feit voor hem verborgen gehouden, en inderdaad: wanneer is een kind oud genoeg om hem te vertellen dat zijn moeder opgehangen werd? Zijn oom en tante vertelden hem, toen hij er naar vroeg, de waarheid die hem eerst verdoofde. Maar toen hij het feit had geassimileerd, kreeg het een enorme invloed op hem. Zijn moeder, die geen betekenis meer voor hem had, nam nu opeens een plaats ln in zijn leven, en wel langzamerhand 'n alles-overheersende. Hij begon zich solidair met haar te voelen, een uitge stotene. Hij wilde haar nu leren ken nen. Zij was een zoveelste rangs ca- baretartiste geweest en hij bezat maar één foto van haar. Doch Joels vader, een journalist niet een haast ziekelij ke belangstelling voor moordaffaires, bezat een volledig dossier over de zaak Joyce Marden, dat Joel voor zijn vriend weet te ontvreemden. Reynold leert alle artikelen van buiten, alle uitspraken van zijn moeder, bestudeert de vele foto's. Hij leerde zijn moeder kennen als een goede, wat lichtzinnige vrouw, die door een parasiet die op haar kosten leefde, tot wanhoop gedre ven was. Haar daad was een „cri me passionel", 'n moord uit harts tocht geweest, en de doodgescho ten minnaar was schuldiger dan Reynolds moeder. In Frankrijk zou HET AMERIKAANSE „Ballet The- atre" zal, aansluitend aan een tour nee door Italiëvan 9 december af enige gastvoorstellingen geven in Rotterdam. Met enkele 'plaatsen in de provincie zijn nog onderhandelingen gaande. De laatste maal dat dit bal let ons land bezocht was in novem ber 1950. Op de foto: Maria Tallchïef, prima ballerina van het Nexo York City Ballet, dut met het Dallet Theatre in de Ver. Staten de voornaamste plaats inneemt op ballet gebied. zij een lichte straf gekregen heb ben. In Engeland werd zij en dat, zoals men weet tot voor zéér kortopgehangen. Zich verdiepend in het verleden, in het leven van zijn moeder, ver andert de tot nu toe „normale" jongen langzamerhand in een volko men geobsedeerde. Hij had 'n bedacht zame, nuchtere natuur geleken, sta biel, zonder hang naar avontuur of buitenissigheden. De invloed van zijn oom en tante was zeer groot geweest. Maar in hem stroomde het bloed van zo geheel anders geaarde ouders. En nu verandert hij en komt zijn ware ge zicht boven door zijn verontwaardi ging en zijn status van outcast. Wat zijn moeder aangedaan werd, neemt hem in tegen de mensen en tegen het leven. Op haast hallucinerende wijze heeft de schrijver 't proces van de vereen zelviging roet de moeder in de jongen getekend. Hij gaat het leven van zrjn moeder tot in details naspeuren, zoekt de plaatsen op waar zij woonde., de clubs die zij frequenteerde, onder vraagt mensen die haar vijftien jaar geleden hebben gekend of die het dra ma hebben bijgewoond. De gruwelijke wijze waarop zij voor haar wanhoopsdaad werd gestraft, te kent Reynold zodanig dat hij een stander wordt van het moorden en een verachter van het recht. Het velle den heeft hem volkomen ingekapseld en hij kan zich alleen nog bevrijden door zichzelf te gronde te richten, door te sterven. Niet door zelfmoord te plegen, maar door zijn moeder tot het alleruiterste te volgen, door zelf een moord te plegen en elk moment bewust te proeven vanaf de moord totdat het luik weg\\dt onder de voe ten en de wervel breekt. Met dit gro te verschil: toen zijn moeder haar minnaar doodschoot heeft zij er wel niet aan gedacht dat zij opgehangen zou worden. Doch hij, Reynold, schiet iemand neer omdat hij wil worden op gehangen. Het is een aangrijpend boek. Aan grijpend door de overtuigende wijze waarop het de doodstraf aan de kaak stelt, overtuigender dan welk pleidooi dan ook. Het probleem dat hier aangesneden wordt, gaat ons allen aan, het betreft niet alleen de doodstraf, maar elke wijze van straf. Met een scheiye intelligentie en een objectiviteit die ons doen vermoeden dat Willards niet meer zo'n piepjong auteur is, worden deze problemen ont leed. Meedogenloos. Een van die wer- De pas achttienjari ge winkeliersdoch- ter Jean Seberg uit Marshattown in dé Amerikaanse staal Io wagaat voorlopig nog niet naar de staatsuniversiteit want ze zal eerst de hoofdrol spelen in de verfilming van „Saint Joan" van Shaw, onder regie van Otto Premi- ger, die haar na tal van audities in ver schillende landen hier voor heeft gekozen. Jean Seberg reisde vóór deze proef speciaal naar Chicago en nu is ze al in Engeland, waar de film wordt opgeno men. Haar ervaring in het acteren beperkte zich tot dusver tot het optreden bij school voorstellingen en het spelen van kleine rol len in het zomerreper- toire van een provincie- gezelschap. Het scena rio voor Saint Joan zal waarschijnlijk wor den geschreven door Graham Greene. RODE KRUIS. De cineast van het Nederlandse Rode Kruis, H. G. L. Schim- melpenningh. heeft 'n smalfilm over de tijd schriften- en boeken- dienst van deze organi satie gemaakt. Dit werk strekt zich tot ver buiten onzelandsgren zen uit; pioniers gr oe- pen van emigranten Nederlanders op Nieuw-Guinea en zelfs een aantal mensen in 't Franse Vreemdelingen legioen krijgen gere geld lectuurpakketten. De titel van de film is .Kleine moeite gro te vreugd". SURINAME In 1952 heeft de inmiddels opgeheven Stichting voor Culture le Samenwerking, kort weg Sticusa, plannen uitgeicerkt voor de vorming van een Suri naamse filmgroep. Drie Surinamers werden technisch opgeleid door de filminstructeur van de Sticusa-, Peter Creutzberg, en de eer ste vijf werkstukken van deze groep zijn thans gereedgekomen. Het zijn korte docu mentaires. „ROC AND ROL" Fox heeft een nieu we rock and roll"-af faire op touw staan. Eén der eerste dingen die men aan deze heeft gedaan, is het verande-, ren van de oorspronke lijke titel. Deze was „Do, Re, Mi", nu wordt het The girl can 't help it". Afwachten maar hoe Frank Tash- liri deze dolle zaak ge stalte zal geven met als hoofdrolspelers Tom Ewell, Jayne Mans- field en Edmond O' Brien. BIOSCOOP IN V.3.. Het Amerikaanse mi nisterie. van handel heeft medegedeeld, dat de Amerikanen in 1955 ongeveer 1286 miljoen dollar hebben uitgege ven aan bioscoopbe zoek. Het ivas het tweede jaar in succes sie dat van een verho ging ten opzichte van het vorige sprake was. Het topjaar blijft nog steeds 191/6. DE OUDE DOOS In Parijs bestaat het plan twee bioscopen weer in te richten voor de vertoning van stom me films. Men wil daar historische werken in hervertoning brengen; als eerste sterren van toen zullen Douglas Fairbanks en Gloria Sxvanson op het witte doek verschijnen. ken waar men nog geruime tijd over nadenkt als men ze uit heeft. Dat brengt ons nog op de wat onbe vredigende vorm, waarin dit knappe boek vervat is. Het is Reynold die zijn eigen verhaal vertelt (in de eer ste persoon enkelvoud dus) enige uren vóór zijn terechtstelling. Hi] richt rich daarin tot een „je" waarachter men spoedig een meisje zoekt, een vrouw die nem even heeft, begrepen en die wat in de sfeer van rijn moeder leefde. Men denkt dat het een soort afscheidsbrief is, maar het is een lan ge biecht, een voortdurende monoloog, waartegen de ratio even protest aan tekent: waar komt het verhaal dan vandaan, hoe kristalliseerde het tot geschrift? Maar wegens de zeer grote kwaliteiten aanvaardt men het maar zoals het ia, aanvaardt men ook de soms wat studentikoze taal van de zo gezegd negentienjarige. Maar niet de wel eens mislukte, quasi-grappige beeldspraak als: „hij keek me aan zo vuil als een witte zakdoek, waarmee je je schoenen hebt afgeveegd". Iets „gratuits" heeft het boek on danks alles behouden. Willards werd tenslotte niet opgehangen en zijn moe der, veronderstellen we, ook niet. Maar-er moet toch wel iets gebeurd zjjn dat hy zo'n bewogen obsederend boek heeft kunnen schrijven, een boek waarin hij moedige en zeer harde waarheden zegt. Waarheden die me nigeen liever niet zal willen horen. E. S. Willards: Mijn moeder werd opgehangen. P. N. van Kampén en Zoon, n.v. Amsterdam. Culturele Cavalcade DE SCHRIJFSTER Mies Bouhuys heeft dit jaar de zogenaamde Koe pelprijs van de gemeente Amsterdam, bestemd, voor auteurs op liet gebied van- het toneel voor jonge kinderen, gewonnen. Deze prijs, groot 500. werd ingesteld als gevolg van een schenking aan de gemeente van de geliquideerde vereniging sociëteit ,De KoepeY'. DE STICHTING voor Culturele Sa menwerking (Sticusa) zal de werk zaamheden deze maand beëindigen. Op 1 december zal het gebouw van deze stichting in Djakarta voor het publiek worden gesloten. DE KONINKLIJKE OPERA van Gent geeft op 21 december de pré mière van „Fidelio" in een. Neder- landse opvoering. Gré Brouwenstjn en Jan Verbeeck zullen de hoofdrol len vertolken. Het is dé eerste keer, dat dit werk in België in het Neder lands wordt gegeven. HET BALLET der Lage Landen, on der leiding van Mascha ter Weenie, neemt binnen kor Mn-studie een-ballet van Michael Holmes: ,fie nieuwe kle. ren van de keizer", vrtj bewerkt naar het sprookje van Andersen, op mu ziek van Schubert. Voorts zal wor den ingestudeerd een ballet van Wal ter Gore op muziek van Ibert en ge titeld „Straatspelletjes". DE OOSTERSE DANSERES Baba keert na een afv:ezigheid van zes jaar naar Nederland terug. Geduren de deze tijd trad zij in Indonesië op, veelal voor de daar gevestigde Ne derlanders, niaar ook voor de Indone siërs. Ook hi Hongkong en Singapo re gaf z\j dansavonden. DE GEMEENTE Amsterdam heeft Rudi van Dantzig, lid van het Neder lands Ballet, opdracht gegeven tot het maken van een ballet. Rudi van Dantzig heeft reeds twee balletten op zijn naam staan: Nachteilandop muziek van Debussy en Tij en ontij", op muziek van Lex van Delden. (Van een speciale verslaggever.) Het toneel trok mij minder dan de muziek", aldus de fors gebouwde 34-jarige zanger Thom Keiling (als zanger-gitarist vooral bekend geworden door zijn Spaans en Zuid-Amerikaans radio-reper toire), wiens carrière meermalen in zijn leven een heel andere kant scheen uit te gaan. Vader Keiling (vorig jaar overleden), eens ac teur bij het Residentietoneel, later oprichter van de Ned. Onderwijs- film, zag zijn zoon het liefste dok ter worden, maar de zee trok meer. En moeder Coba Kelling (actrice Rotterdams Toneel) heeft stellig ook nimmer vermoed, dat lty zich heel anders op 's levens schouwtoneel zou presenteren. Thom, die thans zes talen vloeiend beheerst, was op het gymnasium der mate slecht in talen („Ik ben een man van de praktijk en niet van gramma- tikale formules..."), dat hij naar de h.b.s. gestuurd werd,-waar zijn ogen schijnlijk sterkere wiskunde-aanleg bleek. Dit was gunstig met het oog op zijn toekomstplannen, maar deze wei den door de oorlog verijdeld en zo verdwaalde hij dan als musicus in 'n amateutorkestje, dat de titel „semi- prcf" voerdfe. Op een bepaalde dag be klom hij echter de planken van het Residentietoneel, maar hoewel hij een bruikbare kracht bleek, was zijn hart ,er niet bij... Toen kwam het ogenblik, waarop hy nog heden met grote voldoening te rug riet: 'n beroepsorkest (Dirk Ver beek) engageerde hem als zanger gitarist-showman. „Al spoedig gingen we met een stel letje musici de boer cp, maar ineens was dit uit, want ik werd door de Duitsers in het concentratiekamp ge zet. Toen ik vrij kwam, kreeg iic on verwachts een aanbieding van Boyd Bachman weer voor hetzelfde en bij hem heb ik een hele tijd ge werkt...". Inmiddels nodigde het Nederlandse orkest, dat de eerste kans gege ven had, hem uit om mee te gaan naar Portugal: 'n grote amusements gelegenheid aldaar had namelijk een contract voor drie maanden aangebo den. Dit werd het keerpunt in het le ven van onze zanger, die wederom op Tom Kelling in de kleedkamer van zijn vrouw, de Engelse danseres José Lewis, die thans met het gezelschap van Lotte Goslar optreedt. een gegeven ogenblik niet terugging en in het geheel 1»A jaar bleef. Terwijl hy bij rijn komst van de taal geen let ter wist, stond hy al snoedig voor de microfoon van een Portugees radio station in een ochtendprogramma. Ook kon men de zanger toen bewon deren als... Amerikaan in plaatselijke shows, zodat hij hier snel populair werd. „Zo kreeg ik dan mijn Portugese tik... ik heb toen ook nog met veel Braziliaanse orkesten gewerkt en het nodige opgestoken over Spaan se en Zuid-Amerikaanse muziek, waarover ik nu nog wel o.a. voor de soldaten lezingen houd..." Volgende stap: het Viësta-program- ma met het Spaanse orkest La Gues- tra, de Skymasters en Maria Zamorra onder auspiciën van de AVRO. Dit duurde 2 Va jaar en nu zit Thom met een eigen, door hemzelf gevormd Spaans orkést van 10 man (arrange menten Ger van Leeuwen) bij de VARA. Zijn .hart gaat vooral uit naar de „Musical Comedy" („Hadden we ze maar") en men heeft hem reèds in de bekende Engelse Musical „The Boyfriend" op het televisie scherm kunnen zien. Verder zag men hem ook onder regie- van Willy van. Hemert in een vrij grote Spaanse huisknechtenrol in „Viva Papuguan". In de wereld der zwarte schijven heeft Thom ook reeds aardig terrein gewonnen: hy maakte een stuk of twintig nummers voornamelijk Zuid- Amerikaanse, afwisselend met orkest en een kleine rïtmegroep. Engels beschouwt hij zo'n beetje als rijn tweede moedertaal en met dit onderwerp belanden wij bij zijn huwe lijk. „Mijn vrouw is Engelse. Ik ont moette haar destijds voor het City theater te Amsterdam en toen ze door kennissen werd voorgesteld, sprong er dadelijk een vonk over... Ze werkte toen als balletgirl bij Snip en Snap..." Inmiddels heeft mevrouw Kelling, alias José Lewis, alweer een stap naar boven gedaan. Daar zij veel ge voel heeft voor het karikaturale en de pantomine, kwam zij bij 't gezelschap van de bekende danseres Lotte Gos lar (die momenteel in ons land op treedt), wier naam verbonden is aan het eerstijds zo befaamde litteraire cabaret „Die Pfeffermühle" van Eri- ka Mann. Moeien of willen? (Van onze toneelmedewerker). Van oudsher is het gaan naar een theater iets „feestelijks" geweest. Niet alleen omdat we ons persoonlijk verheugden om deze avond dit of dat toneelstuk, die opera, of dat ballet te zien, maar ook om dat we ons verheugden op de gezamenlijke gezelligheid van enkele honderden anderen, die met hetzelfde doel hetzelfde theater kwamen bezoeken. Wat we te zien zouden krygen leek ons op voorhand het offer, dat we aan de kassa brachten, ruimschoots waard. Zozeer was van oudsher dit „feestelijk uitgaan" een geestelijk onderdeel van ons theaterbezoek, dat we ons nimmer ontzagen om te trachten onze kaartjes terug te ge ven aan de kassa, of aan een ander over te dóen, als er onverwacht binnen ons geeste lijk bereik dingen voorvielen, die ons weinig voorbestemd maakten om ons feestelijk te voeien: ziekte, verdriet, of zelfs rampen in de wereld, die ons weliswaar niet recht streeks raakten, maar die toch zo'n invloed op onze stemming hadden, dat er weinig behoefte overbleef aan „feestelijkheid." B(j de bioscoop heeft dat „uitgaan", dat gezellig samenzijn met anderen en collectief iets genieten, eveneens immer een grote rol gespeeld, al was het minder dan by theater. By de bios, waar we onze jassen aanhou den en waar publiek zit uit sociale secto ren, die we niet kennen, geldt de „feeste lijkheid" minder dan by het theater, dat door zijn sfeer, zyn stralend licht, en door het feit dat we tot een sociaal begrensder groep van publiek behoren, méér intimiteit bezat en derhalve groter sfeer van feeste- lijk-samen-uit zijn. Trouwens, ook al min dert dit, toch blijft 't nog immer gebruik, dat de ons voor 't theater 'n beetje mooier, feestelijker aankleden dan voor de bioscoop. In het theater komen we niet alleen om te zien, maar ook om elkaar te zien en gezien te worden. Na. de oorlog is er van de kant van het theater, in de stroom van de toen zo hevig heersende sociale gevoelens, een poging gedaan om een nieuw en groter pu bliek te bereiken, juist ook uit sociale sec toren, die van oudsher weinig met de leven de kunst in aanraking kwamen. Men is be gonnen met de publieks-organïsatie. Daar bij heeft men soms aangeknoopt bij be staande, en vooral op een bepaalde sociale groep gerichte Kunstkringen qtc. En daar naast is men op grote schaal begonnen met het organiseren van abonnementenseries onder een nieuw publiek, dat vooral gezocht (en gevonden!) werd in de vakorganisaties. Men stelde een soort afbetalingssysteem in, waarbij met wekelijkse bedragen „de serie" kon worden voldaan. En op zo'n serie kreeg de betrokkene dan vier of vyf avonden van toneel, eventueel ook van opera en ballet. Op zichzelf is dit een zeer lofwaardig streven geweest, waarmee men groot succes heeft gehad. Inderdaad is er nieuw publiek aangetrokken, uit tot dusver onbereikte so ciale sectoren. Maar nu, na tien jaar, moe ten we ons afvragen of men z'n doel niet is voorbij geschoten, en of het kwantitatief succes ook een kwalitatief succes is geble ken. Dit laatste dan in de betekenis van: heeft men een nieuw publiek, waarvan de omvang inderdaad groot is, werkelijk tot theaterliefhebbers gemaaktof tot mensen, die in een zekere sleur verzeild zyn, en zodoende elk jaar opnieuw hun se rie blijven afnemen? Het lykt dat het kwantitatief succes gro ter is dan het kwalitatief. Immers, er is buiten die series amper merkbaar dat er groter toeloop naar het theater komt. Of te wel, die tienduizenden, die „per abonne ment" uitgaan, komen er niet toe om daar buiten, uit eigen interesse, ook eens naar „vrije voorstellingen" te gaan van stukken, die hen zouden kunnen interesseren en die niet in hun serie komen. Er is dus een passief publiek gekweekt; een publiek, dat zich laat voorzetten Wat de organisatoren willen; een publiek, voor wie de machtige factor van de „feestelijkheid" en het doelbewust uitgaan niet telt. Immers, wie een serie neemt, kan onmogelijk voor zien of zijn stemming en huiselijke omstan digheden op 12 april volgend jaar de goede basis voor een feestelijk uitgaan zullen vor men. Kan men. hier nog, desnoods, vrede mee hebben („ze komen immers, vijf keer per jaarmet de weerslag op het theater zelf kan men géén vrede hebben. Want daar heeft zich, als gevolg van die kwan titatief zo grote organisatie, eveneens de passiviteit genesteld. Het spelen voor zul ke series betekent zekerheid: de uitkoop som staat vast, en over het repertoire heeft men geen al te grote zorgen te hebben, want het publiek heeft betaald, maanden te voren, en komt toch wel. Voor de toneeldi recties zowel als voor de schouwburgdirec teuren. is het dus aantrekkelijk, zoveel mo gelijk van die „uitkopen" te doen organise ren. Zakelijk aantrekkelijk, ja, maar daar mee verloochent men het feit dat de thea terkunsten immer, krachtens hun aard, orn het publiek hebben moeten „vechten." Dit „vechten" is in vele opzichten be langrijk. Het betekent voor het pu bliek, dat het zich moet laten verleiden door de reclame door de specifieke aantrek kelijkheid van dit stuk met deze spelers. Als het besluit te gaan, heeft het dus zelf ge kozen. De eerste basis voor het „feestelijk" uitgaan is gelegd. Deze basis wordt ver breed omdat men nu, voor deze gelegenheid een geldelijk offer heeft gebracht. Bij het publiek, dat ongeorganiseerd, uit eigen beslissing, komt, heerst een grotere spanning, een grotere verwachting, dan by publiek dat al maanden geleden besloten heeft om zoveel stukken in zoveel tijd te gaan zien, onverschillig welke. En die gro tere verwachting werkt in twee opzichten in op de planken. In de eerste plaats op de keuze van het stuk. De toneeldirectie, die weet dat hy déze avond volledig „waar" voor het toe gangsgeld moet leveren (omdat hij niet wordt gecompenseerd door een mogelijke betere voorstelling verderop in een serie), deze directie is veel gespitster op de reactie van het publiek en op de kwaliteit van wat hy brengt. En daarnaast, in de tweede plaats, werken ook zijn acteurs „anders", zelfs prettiger dan by een uitkoop. Immers, de grotere anticipatie van de zaal, en het besef dat men volledig „waar" moet leve ren, prikkelen de acteur tot een doelbewus ter, levendiger „gevecht" met het publiek. Als hij een goed acteur is, zal hij immer wel het publiek willen overwinnen met zyn prestatie, maar als hij voelt hoezeer men gekomen is vol feestelijke gespannenheid, zal hij gereder en beter vechten. Zoals de toestand zich echter nu, na tien jaar, ontwikkeld heeft, is het to neel gevaarlijk bezig zich tot een „am bacht" te maken; tot een routine, waarbij noch de spelers, noch de directies, veel wer kelijke en vechtlustige interesse meer heb ben in „de zaal." De overgrote meerder heid van de voorstellingen zijn immers uit kopen! En dit wreekt zich zelfs weer op dat deel van het publiek, dat van zichzelf een werkelijke theater-interesse had. Er zyn bij voorbeeld in Amsterdam, in de Stads schouwburg vele weken dat men aan de kassa geen (of slechts zeer slechte, over geschoten) plaatsen voor de lopende voor stellingen kan krijgen, want alle zijn geor ganiseerde uitkopen. En is het in de „pro vincie" veel anders? Ook dódr is het in al te talrijke theaters al uitkoop, wat het sei zoen te bieden heeft.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 9