Openhartige memoires over het internaatleven van Vesseur uit kei oude Oosten D CECIL B. de MILLE en zijn monsterprodukties ^W[evkvoiM\Yi{fe} opws vau Carlo ZATERDAG 17 NOVEMBER 1956 PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT EEN BOEK ZONDER LIEFDE Goed beeld over ontwikkeling van een kinderziel DE TITEL VAN een boek doet meer dan men meestal vermoedt. Er zijn saaie of bepaald afstotende titels, er zijn volkomen fantasieloze (waaronder we al die titels rekenen die eenvoudigweg* uit de naam vain de hoofdpersoon bestaan) er zijn geheimzinnige en aantrekkelijke. Ti tels, die op zichzelf reeds doen dromen en tot lezen noden, die de lezer pret tig stemmen nog, vóór hy het boek ter hand genomen heeft. „Zomer te Ter- Muren" (Boon) is bv. zo'n titel, „A high wind in Jamaica" (Hughes), „Co- rinne ou ritalië (Mme de Staël), „Der Nachsommer" (Stifter) om er slechts een paar te noemen die ons al schrijvend invallen. Het vreemde is, dat de aantrekkingskracht van zo'n titel zelfs blijft bestaan als de inhoud van het boek tegenvalt. „Corinne ou ITtallë" behoort geenszins tot de tien uitverkoren boeken die we mee zouden nemen naar het fameuze onbewoonde eiland, en toch bekoort die titel ons nog steeds. Het omgekeerde kan ook geschie den. We vergeten bv. niet licht Aoe verrast we waren dat zich achter het al geruime tijd louter wegens de titel terzijde geschoven „De hu meuren in de straat dei' weduwen" (Greup RoLdanus) zo'n aardige, frisse roman verborg. Nu ligt voor de 'eeai de zaak zus en voor de an der zo, en vanzelfsprekend komt die inhoud er tenslotte alleen op aan. Maar toch zal 'elke auteur die zich bewust is van de importantie van een titel zoeken naar iets dat het „doet", iets dat aanspreekt of intrigeert Deze overweging naar aanleiding van „Een boek zonder liefde", het literaire debuut van Theo Vesseur.'Een titel, kennelijk bedoeld als blik- en gedach- tenvanger. „Kijk eens aan" denkt men als men het in de étalage ziet lig gen, „is dat weer eens een van die zeldzame boeken waar de haast obligatoire liefdesgeschiedenis die trekpleister bij uitnemendheid ont breekt? Of is het een „hard-boiled", een zonder liefde geschreven boek?" Men overweegt dan weliswaar dat Üëze titel wat povertjes is, dat hy mieer het karakter van een sub-titel heeft, maar denkt toch onwillekeurig: we zullen eens even kijken wat daar achter steekt. Èr steekt dan dlit achter: het zijn de want Vesseurs palet is veel beschei dener en terwijl Peyrefittes boek een haast ondraaglijk-tragïsche liefdesge schiedenis tot hoofdthema heeft, is men hier reeds gewaarschuwd dat men geen liefde moet verwachten. De titel blijkt dan ook wel enigs zins dubbelzinnig: het boek is in derdaad „zonder liefde" geschre ven. Want nog vele jaren na het verlaten van de kostschool heeft Vesseur de broeders van Kuylber- gen gehaat, en in dit geschrift steekt dan ook wel een stuk nood zakelijke afrekening. Een af rekening op peil weliswaar, doch met alle voor- en nadelen van dien. Het priester willen worden was de knaap ernst. Na het verslag van het vierjarige kostschoolleven met zijn weinige ups en vele downs, geeft de schrijver een klein „Drieluik tót slot". Het linkerpaneel, „menselijk" ver haalt dat hij vier seminaria bezocht en op de duur begon in te zien dai ook een leven zonder priesterschap zin hebben kon. Zijn afkeer van het inter naat versterkte zich tot haat. Het middenpaneel „goddelijk", be slaat één regel, die introïtus van de mis: „Neem weg van ons, smeken wij, Heer, onze ongerechtigheden". En het rechterzijludk, „menselijk" weer om, meldt beknopt Vesseurs aanpas sing (met vallen en opstaan) aan het leven van alle dag, het overwinnen van zijn haat, het tenslotte gevonden levensgeluk aan de zijde van zijn vrouw. Al met al geeft dit boek een uitste kend beeld van de ontwikkeling van een kinderziel onder omstandigheden, die velen onzer niet kennen. Theo Vesseurs: Een boek zonder lief de. De Bezige Bij, Amsterdam. NADAT VERSCHILLENDE Brazi liaanse steden aandacht hadden ge schonken aan de Rembrandt-herden- king door het exposeren van een zestigtal reprodukties, is door het culturele instituut BraziliëNeder land in Sao Paulo een prijsvraag uit geschreven. De iyzender van de bes te monografie over leven en werken van Rembrandt, zal een originele ets ontvangen. etsplaten vau y^embrandt gevonden Vijfenzeventig buitengewoon zeldzame koperen etsplaten van Rembrandt, die al 25 jaar als ver loren werden beschouwd, zijn te recht. De zeer kostbare platen do ken op uit de verzameling van de advocaat Robert Lee Humber in Raleigh, North Carolina, die de platen „helemaal vergeten" was. De waarde van de koperplaten wordt duidelijk als men beseft dat er slechts zes andere originele etsplaten van Rembrandt bestaan in de gehele wereld. De advocaat die de platen bezit is een der oprichters van het staatsmu- seum voor schone kunsten van North Carolina, maar hij is geen kunstken ner. Hij heeft er echter plezier in, wat in kunsthandels te scharrelen, op zoek naar waardevolle schatten. Dank zij die liefhebberij kwam hij in het bezit van de 75 etsplaten. Ongeveer dertig jaar geleden schar relde Humber wat rond in een klein kunstzaakje aan de Boulevard Germain te Parijs, toen hij daar platen aantrof. Hij ried de eigenaar van het zaakje, zekere Alvin Beau mont, aan, de platen in Amerika ten toon te stellen, dan zou hij ze zeker verkopen, zo meende Humber. Beaumont volgde die raad op en in 1930 verschenen de platen op de ten toonstelling in de Fearon Gallery. Enige jaren later zocht Humber contact met de kunsthandelaar en er kwam een geheime overeenkomst tot stand. Humber kocht de platen voor een prijs die nooit bekend werd. Hum ber liet de platen in een klein opslag plaatsje opbergen en.... vergat ze. Zo vatte bij deskundigen de overtui ging post dat de platen verloren wa ren. Weliswaar was bekend dat de Parijse kunsthandelaar de platen in zijn bezit had gehad, maar Beaumont overleed tijdens de Duitse bezetting en toen hij stierf waren de platen al niet meer in zijn bezit. Letterkundige kroniek door HANS WARREN heel openhartige, hoogstwaarschijn lijk vrijwel zuiver autobiografische ieugdhe rinn e ringen aan Vesseurs kostschooltijd. Met vaste, sobere hand tekent de schrijver een negenjarig katholiek Dtrechtenaartje dat naar eecn internaat in het zuiden (Brabant) gebracht wordt. We volgen het kind, Sat pri ester worden wil, vanaf de dag dat zijn vader hem voor het eerst naar Kuylbergen (de naam van het onternaatsstadje) brengt tot dat hij het internaat vier jaren later verlaat. Theo Vesseur, die nu 35 jaar is, oor deelt bijzonder scherp over het opvoe dingssysteem waarvan hij zich het slachtoffer acht, en hij legt openlijk de vinger op de wonde 'plek in het in ternaatsleven zoals hy dat heeft mee gemaakt. We hebben hier de letterkundige waarde van dit boek te beoordelen en niet de eventuele juistheid of gechar- geerdiheid van Vesseurs aanval. Dat jongens op internaten aan be paalde morele gevaren bloot staan, niemand zal het willen ontkennen, en dat deze gevaren in exceptionele gevallen, vooral als het overgevoelige kinderen betreft, groot kunnen zijn evenmin. Maar te sterk aangezet of niet, Ves seurs boek is een opmerkelijk debuut. De soberheid van zijn stijl is lovens- waard, zijn proza evocatief. We zou den het boek qua sfeer en milieu in de verte kunnen vergelijken met de ro man „Les amtiés particulières" van Roger Peyrefitte; heel in de verte dan llll!lllllllll!!lll!l!lll!!llll!!Ujl!lllllll!illlllljl!lllllll!!!!!!!!llll!lll!!ll!!!!!!^ §i De Franse actrice Brigitte f§ Bardot moest voor een opna- H me voor „La mariée est trop belle" een ietwat verregend j indruk maken. Waar zélfs dc - H oppermachtige filmproducen- ten het weer niet in de hand hebben, moest een kunstmatig buitje 'worden veroorzaakt. ans is altijd in de menselijke samenleving een zeer belang rijke factor geweest en dat is zij nóg altijd, getuige bijvoorbeeld de problemen waarvoor men gesteld wordt bij het afbreken van het meubliair in een theater waar een gevierd jazz-musicus een uitvoe ring geeft en het stof dat de laat ste tijd opwaait door „rock 'n roll". „Ergens" moet dit toe te schrijven zijn aan ontketening van bepaalde oerdriften in de mens, die gewekt worden en dan tomeloos blijken te zijn. Verklaarbaar is dit zeker, vooral als men weet, dat dans één van de oudste uitingsvormen van de mens is, voortgesproten uit de magie der oer- culturen van voorhistorische tijden en geënt op sterke emoties en intuïtief gevoel voor ritme by de animistische mens uit zogenaamd primitieve tijd perken. Deze mens moet hebben ge loofd in een schimmenrijk, bevolkt door goden, demonen en voorouders, wier macht over de aardse stervelin gen absoluut en onbeperkt zou zijn. In de dans vond de van vrees voor go den en demonen vervulde mens toen het middel om zich aan de geesten kenbaar te maken en zo groeide dit middel uit tot een magisch medium om te bidden, te bezweren en te dan ken. De mens ging in zijn ritmisch bewegen de gestalten van natuur en schimmenrijk imiteren en later moet hij daar de bijpassende geluiden aan hebben toegevoegd. Zijn nandgebaar, dat het vloeien van een rivier of het golven van de zee poogde uit te beel den, zijn verbeelding in beweging van het vliegen der vogels of het sluipen van de dieren des velds waren hem niet voldoende. Hij wenste ook de stemmen van de dieren in het nachte lijke oerwoud, het rollen van de don der en het razen van de storm aan zijn uitbeelding toe te voegen, opdat deze natuurlijk en zo mogelyk nog krach tiger zou zyn... Wat eens dus alleen maar een soort van offerande of een be zwering was, werd langza merhand de omlijsting van een be paald gebeuren. Met andere woorden, mythen en legenden werden door mid del van de dans tot leven gebracht in steeds duidelijker vorm en zo ontstond dan het drama, een samengaan van woord, gebaar, beweging en klank. In de Middeleeuwen trokken door Euro pa de minnestreels van kasteel kasteel om hun heldenliederen tot uitbeelding te brengen en in het oude oosten ging het al niet anders. Dich- ter-zangers, in sommige gebieden ma- gadha's en in andere streken Kathaks genoemd, trokken langs de hoven der vorsten om er de heldendichten voor te dragen zoals deze van generatie op generatie overgeleverd waren. Mede hierdoor kreeg de dans een steeds bredere betekenis, zo werd het geschenk der goden een bijna univer sele vorm van uitingsmogelijkheid. Inderdaad: een geschenk der goden. In het oude oosten zegt men, dat de dans een geschenk was van Brachma aan de mensenkinderen, die aldus ge luk en schoonheid deelachtig konden vvorden en in de dans tevens een mid del zouden bezitten om de hemelingen mee te kunnen eren. Niet alleen in het oude oosten dacht men zo; ook elders zag men de dans als een god delijk geschenk. De Grieken bijvoor beeld dankten o.a. Zeus voor de hun geschonken danskunst, de Egyptena- ren zagen Hathor als de schenker van deze bron van schoonheid en ontla ding en bij de Phoeniciërs werd de machtige Baal-Marqöd als schenker van de dans gezien. In het oude oosten kent men zelfs een legende, die „De geboorte van de dans" heet, een.legende welke thans als inleiding is gekozen tot 'n programma van danslegenden uit het oude oosten, dat onlangs in de grote aula van het Koninklijk Instituut voor de Tropen te Amsterdam werd uitge voerd door twee bekende, op het oos ten .geïnspireerde danskunstenaars. Madame Mohini Devi en Indra Ka- madjojo brachten er gezamenlijk de danslegenden van het oude oosten voor het voetlicht op een wijze, die zo wel het woord en het gebaar als de dans en de muziek tot volle waarde deed komen. Kamadjojo vervulde in framma de rol van de ma- 3e verteller, die het verhaal inleidt en de verbindende teksten spreekt. Daarnaast speelde hy hoofdrol t ïliike rollen werden door Mohini Devi, vens de mannelijke wijl de vrouwelijke ter- rollen gedanst kort geleden van wéér een studiereis naar India is teruggekeerd. Wanneer nu deze dans bovendien schoonheid brengt en het contact kan stimuleren tussen oost en west, twee delen van de wereld, die Immer inten ser en steeds ln sneller tempo met elk ander aanraking vinden, dan is dit 'n feit, dat onze belangstelling zeker verdient. Een nieuwe versie van De Tien Geboden" (Van een filmmedewerker) In deze dagen, nu het woord „Sinaï" niet uit de lucht is, heeft de 75-jarige Amerikaanse filnci" regisseur Cecil Blount de Mine voor de tweede maal in zijn succes vol leven de wereld vergast op zyn versie van „De Tien Geboden", de tocht van de Joden door de woes tijn van Sinaï. Wat men ook van Mille's mons ter (en niet zelden monsterach tige) produkties mag zeggen, het moet worden toegegeven, dat rijn onfeilbaar zesde zintuig, dat altijd voelt aankomen waarvoor het pu bliek zich over een tijdje zal inte resseren, hem ook nu weer niet in steek gelaten heeft! Vanaf het ogenblik dat hij in 1913 als toneelschrijver naar Los Ange los trok, om er zijn eerste film „The Squaw Man" te regisseren, hebben zijn geldschieters het grootste ver trouwen in hem gehad. En ook de 13 V& miljoen dollar, dat zijn laatste drie en een half uur durend werkstuk heeft gekost, zijn er weer gekomen. „Maar de film zal zeker 25 miljoen dollar opbrengen, zo geen 100 mil joen" heeft De Mille beslist ver klaard. De dagen zijn voorby, dat hij zijn onbetrouwbare „medewerkers" met een revolver in de hand op hun vin gers moest kijken, opdat ze de kans niet zouden krijgen het celluloid vol lijm te smeren, of op een andere ma nier zijn werk van maanden totaal te vernielen. lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllillllllllllllllllllllll In het Imperial Institute t» South Kensington, Londen, werd een door de vereniging va7i portretbeeldhouwers inge richte tentoonstelling geopend. Beeldhouwer Anthony Gray maakte een beeldje van een 3- weken oude baby en telken male, wanneer hij zijn model kwam bekijken, huilde de klei- ne hetgeen tot resultaat heeft gehad dat het conterfeitsél dat thans op de tentoonstelling staat een en al protest ademt |f zoals de foto laat zien. Ook zijn de dagen voorbij, waar in hij het begrip sex-appeal in de film zijn intrede liet doen. in de gestalte van de demonische Theda Bara; dat hij de erotiek te pas en te onpas van het witte doek de zaal in slingerde, zij het dan ge camoufleerd door wijze lessen als: kijk, geacht publiek, zo hebt U zich nu als beschaafd mens te gedragen onder dergelijke en soortgelijke om standigheden. Geen wijze lessen meer, geen ero tiek, tenminste Rond de twintiger jaren zei zijn zesde zintuig hem, dat hij zijn nek wel eens zou kunnen breken in de strijd tegen de Amerikaanse vrou wenorganisaties, die geen behoefte bleken te hebben aan het teveel van het goede, dat hij hen al jaren had voorgezet. Hij was dus de dames voor en stelde een vrijwillige film censuur in, die de morele onaantast baarheid van zijn rolprenten zou ga randeren. Zo kon hij naar buiten uit zijn eigen koersblijven varen. Een vaart, die later zou blijken goud waard te zijn. In 1923 kwam hij met zijn „Tien Geboden", een banvloek tegen 't ze denbederf en de oppervlakkigheid, waarvan hij voor die tijd trouw pre diker was geweest. Maar De Mille was en bleef nu eenmaal de man met oog voor het grootse, en zelfs zijn meest kitschi- ge massa-scènes laten niet na grote indruk te maken, zelfs op een kriti sche toeschouwer. Het succes van de „Tien Geboden" was zo enorm, dat De Mille naarstig de bijbel bleef be studeren. Voor hem rijk en kleur rijk materiaal, voor het publiek nog altijd het meest gelezen boek, dat geen introduktie nodig heeft. „The King of Kings" (1927), „The Sign of the Cross" (1932), „Simson and Delilah" (1939), werden zo nu en dan wel eens afgewisseld door Iets speelsere onderwerpen als „Cleopa tra" (1934), „Union Pacific" (1939), „Unconquered" (1946), en ,„The Greatest Show on Earth" (1951), maar zijn zesde zintuig-bleef het op de Bijbel'houden. Zyn laatste en zeventigste film, die weer velen van de 3mil jard betalende kijkers, die in de afgelopen veertig jaren zijn films kwamen zien, zal trekken, is een nieuwe versie van de „Tien Geboden" geworden. Zoveel is er intussen in de ruim dertig jaar, die er tussen deze twee films over hetzelfde onderwerp lig gen, veranderd, dat thans handige Amerikaanse zakenlui per adverten tie het publiek aanreden, de tekst van de „Tien Geboden" te kopen, of het hele boek Exodus, om te weten, waarmee ze in de film geconfron teerd zullen worden. Nu kunnen we onze fantasie tot in het oneindige laten spelen met wat de fantasie van anderen zal kunnen opbrengen. Maar die fantasie zal 't toch altijd moeten afleggen tegen de verbeeldingskracht van Cecil B. de Mille. Misschien omdat hij er vast van overtuigd is, dat de hele wereld zijn „bekering" indertijd ausérieux genomen heeft, is hij er niet voor teruggeschrokken in zijn nieuwe „Tien Geboden" het „ontoelaatbare" even onbekommerd te laten ronddar telen als in zijn „verderfelijke" films van vóór de twintiger jaren. Zo zelfs, dat de film in Amerika al de veel zeggende bijnaam van „Sexodus" heeft gekregen! DE SCHILDER Bruno Merte)is, die een jaar uit Nederland weg is ge weest om in diverse Europese landen te werken, heeft een nieuwe techniek ontworpen. Een soort druktechniek, die het midden houdt tussen een schil derij en een doek. Mertens werkt daarbij op ongeprepareerd linnen en hij is van plan deze techniek in de toekomst verder te ontwikkelen. Scrste opvoering een groot succes Het middelpunt van de toneelwereld in de Verenigde Staten is het in het centrum van New York gelegen Broadway en de straten die daarop uitkomen en dit district, samen met de Metropolitan Opera en de New York City Opera, kan op het gebied van opera en „musical" gerust toon aangevend voor het gehele land worden genoemd. Dat neemt niet weg, dat de Neiv Yorkse kritici die geen premières van belangrijke nieuwe werken willen missen de laatste jaren vaak hun koffer hebben moeten pakken om een bezoek te brengen aan steden als South Bend in Indiana of Central City in Colorado of, zoals dat dezer dagen no dig bleek, aan Washington, voor de eerste opvoering van „The Unicom, The Gorgon and The Manticore" door Amerika's leidende en zeer vrucht bare opera-componist Gian Carlo Menotti. In dit geval heeft Menotti nu eens geen echte opera geschreven, of schoon zijn werk bij gebrek aan een betere naam als zodanig wordt aan geduid. Menotti, wiens vroegere wer ken de naam hebben zich zo uitste kend aan de eisen van het toneel aan te passen, heeft hier volledig af stand gedaan van alle effecten, die de moderne techniek de opera-com ponist biedt en heeft zijn muzikal- inspiratie gevonden in de 17de eeuw se Italiaanse madrigalen van Monte verdi en Gesualdo. Menotti noemt 't werk „een madrigale fabel vooi koor, tien dansers en negen instru menten". Deze omschrijving geeft een zeke re aanduiding van de bouw van dit merkwaardige opus. De tekst is ver deeld over twaalf madrigalen, die worden gezongen door een koor in de orkestbak en door de dansers op het toneel mimisch worden geïllus treerd. De meeste madrigalen worden a-capella "ezongen, terwijl de in strumenten voornamelijk worden be speeld in de zes intermezzo's. Zoals gewoonlijk heeft Menotti zelt het libretto geschreven. Zijn madri gale verzen geven een beschrijving van drie zondagen van een dichter, i waarvan -elke 'n periode uit -zijn le ven uitbeeldt. In zijn jeugd maakt hij een wandeling met zijn lievelings eenhoorn, als man met een gorgone (vrouwelijk monster uit de onder wereld) en in zijn ouderdom met een manticore (een monster met 't hoofd van een man, het lichaam van een leeuw en de staart van een draak) mythologische figuren, die zich aan ie dichter in zijn droom voordoen. De dorpelingen, die niet het minste ogrip hebben van 's dichters droom, ioen als hij: zij schaffen zich een hoorns, gorgonen en manticores aan, maar wanneer blijkt dat deze monsters niet te temmen zijn, wor den ze prompt door hun meesters gedood, omdat ze in de mening ver keren, dat de dichter dat met zijn lievelingen ook gedaan heeft. De climax van het stuk en de mo raal van Menotti's fabel komt in de laatste madrigaal, waarin de ster vende dichter zingt: O. dwazen, waarom veinst gij te voelen Wat anderen hebben geleden? Niet ik, maar gij zijt de onver schillige moordenaars Van 's dichters dromen", Menotti heeft verklaard, dat hij gelukkig zou zijn die madrigaal als zijn testament te beschouwen. Het is voorzeker een welsprekend testa ment voor iedere dichter. Menotti heeft voor zyn dicht werk muziek geschreven, die bij zonder goed de sfeer van de oude madrigalen treft; één van zijn kritici heeft dit als volgt om schreven „de muziek heeft - antiek aroma, zacht gekruid met een moderne saus". Menotti is een componist die meent dat de mu ziek van een opera altijd aan de tekst aangepast moet zijn en die in het verleden niet geaarzeld heeft zijn muziek van zuivere harmonie en contrapunt te laten afwijken en waar nodig gebruik heeft gemaakt van dissonanten, vrij ritme, polytonaliteit en ande re dergelijke moderne kunstgre pen. De première werd in het tot de laat ste plaats gevulde Coolidge-theater warm toegejuicht, niettegenstaande ze werd uitgevoerd op een volkomen onaangekleed toneel. De uitvoering maakte grote indruk, waarvoor de componist, die ook als regisseur op trad, alle lof verdiende. De moeilij ke muziek werd door het Washing ton se Kamerkoor en de Nationale Symfonie van Washington op voor treffelijke wijze ten gehore gebracht dirigent was Paul Callaway. Het balletgezelschap van John "Butler zorgde voor de juiste sfeer, ofschoon het bijwijlen wel eens de abstracte toon van de fabel scheen te missen. Omdat de meeste mensen ge neigd zijn bij een opera alleen maar een oordeel te vellen over de muziek, worden de literaire prestaties van Menotti als libret tist vaak over het hoofd gezien. Vooral „The Unicorn, The Gorgon and The Manticore" doen hem kennen als een dichter, die het woord even goed weet te hante ren als de muziek, hetgeen des te opmerkelijker is omdat Engels zijn moedertaal niet is. In 1911 in Italië geboren, ontpopte hij zich weldra als een wonderkind, die al op zesjarige leeftijd begon te componeren. Hij schreef zyn eer ste opera toen hij elf was en trad bovendien als pianist bij concer ten op. In 1928 vertrok hij naar de Verenigde Stalen en voltooide daar zijn muzikale opleiding aan het Curtis Institute of Music te Philadelphia. Zijn eerste belangrijke opera, „America Goes to the Ball", ge schreven toen hij 23 jaar was, werd onmiddellijk een groot succes. Het libretto had hy toen nog in het Ita liaans geschreven, maar rijn volgen de opera's waren alle in bet Engels. Zijn bekendste werk is wel „The Consul", waarvoor hij dp Pulitzer- prijs ontving en dat op Broadway enorm succes had. Behalve zijn ne gen opera's heeft Menotti balletten, liederen en instrumentale muziek ge componeerd, maar zijn roem heeft hij aan zijn opera's te danken. Hij heeft nog onlangs het libretto voor een nieuwe opera voltooid, waarvan evenwel de muziek werd samenge steld door Samuel Barber, een voor staand Amerikaans componist, die vooral bekendheid heeft verwor ven door zijn symfonische werken. Deze opera, „Vanessa", zal het vol gend seizoen haar première bij de Metropolitan Opera beleven. HET BESTUUR der Nederlandse Federatie van Beeldende Kunste naarsverenigingen heeft besloten de gelden voor de viering van het zilve- r< jubileum ter beschikking te stel len van in nood verkerende Honga ren.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1956 | | pagina 5