Openhartige memoires over het
internaatleven van Vesseur
uit kei oude Oosten
D
CECIL B. de MILLE en
zijn monsterprodukties
^W[evkvoiM\Yi{fe} opws vau Carlo
ZATERDAG 17 NOVEMBER 1956
PROVINCIALE ZEEUWSE COURANT
EEN BOEK ZONDER LIEFDE
Goed beeld over ontwikkeling
van een kinderziel
DE TITEL VAN een boek doet meer dan men meestal vermoedt. Er zijn
saaie of bepaald afstotende titels, er zijn volkomen fantasieloze
(waaronder we al die titels rekenen die eenvoudigweg* uit de naam
vain de hoofdpersoon bestaan) er zijn geheimzinnige en aantrekkelijke. Ti
tels, die op zichzelf reeds doen dromen en tot lezen noden, die de lezer pret
tig stemmen nog, vóór hy het boek ter hand genomen heeft. „Zomer te Ter-
Muren" (Boon) is bv. zo'n titel, „A high wind in Jamaica" (Hughes), „Co-
rinne ou ritalië (Mme de Staël), „Der Nachsommer" (Stifter) om er
slechts een paar te noemen die ons al schrijvend invallen. Het vreemde is,
dat de aantrekkingskracht van zo'n titel zelfs blijft bestaan als de inhoud
van het boek tegenvalt. „Corinne ou ITtallë" behoort geenszins tot de tien
uitverkoren boeken die we mee zouden nemen naar het fameuze onbewoonde
eiland, en toch bekoort die titel ons nog steeds.
Het omgekeerde kan ook geschie
den. We vergeten bv. niet licht Aoe
verrast we waren dat zich achter
het al geruime tijd louter wegens
de titel terzijde geschoven „De hu
meuren in de straat dei' weduwen"
(Greup RoLdanus) zo'n aardige,
frisse roman verborg. Nu ligt voor
de 'eeai de zaak zus en voor de an
der zo, en vanzelfsprekend komt
die inhoud er tenslotte alleen op
aan. Maar toch zal 'elke auteur die
zich bewust is van de importantie
van een titel zoeken naar iets dat
het „doet", iets dat aanspreekt of
intrigeert
Deze overweging naar aanleiding van
„Een boek zonder liefde", het literaire
debuut van Theo Vesseur.'Een titel,
kennelijk bedoeld als blik- en gedach-
tenvanger. „Kijk eens aan" denkt
men als men het in de étalage ziet lig
gen, „is dat weer eens een van die
zeldzame boeken waar de haast
obligatoire liefdesgeschiedenis die
trekpleister bij uitnemendheid ont
breekt? Of is het een „hard-boiled",
een zonder liefde geschreven boek?"
Men overweegt dan weliswaar dat
Üëze titel wat povertjes is, dat hy
mieer het karakter van een sub-titel
heeft, maar denkt toch onwillekeurig:
we zullen eens even kijken wat daar
achter steekt.
Èr steekt dan dlit achter: het zijn de
want Vesseurs palet is veel beschei
dener en terwijl Peyrefittes boek een
haast ondraaglijk-tragïsche liefdesge
schiedenis tot hoofdthema heeft, is
men hier reeds gewaarschuwd dat
men geen liefde moet verwachten.
De titel blijkt dan ook wel enigs
zins dubbelzinnig: het boek is in
derdaad „zonder liefde" geschre
ven. Want nog vele jaren na het
verlaten van de kostschool heeft
Vesseur de broeders van Kuylber-
gen gehaat, en in dit geschrift
steekt dan ook wel een stuk nood
zakelijke afrekening. Een af
rekening op peil weliswaar, doch
met alle voor- en nadelen van
dien.
Het priester willen worden was de
knaap ernst. Na het verslag van het
vierjarige kostschoolleven met zijn
weinige ups en vele downs, geeft de
schrijver een klein „Drieluik tót slot".
Het linkerpaneel, „menselijk" ver
haalt dat hij vier seminaria bezocht
en op de duur begon in te zien dai ook
een leven zonder priesterschap zin
hebben kon. Zijn afkeer van het inter
naat versterkte zich tot haat.
Het middenpaneel „goddelijk", be
slaat één regel, die introïtus van de
mis: „Neem weg van ons, smeken
wij, Heer, onze ongerechtigheden". En
het rechterzijludk, „menselijk" weer
om, meldt beknopt Vesseurs aanpas
sing (met vallen en opstaan) aan het
leven van alle dag, het overwinnen
van zijn haat, het tenslotte gevonden
levensgeluk aan de zijde van zijn
vrouw.
Al met al geeft dit boek een uitste
kend beeld van de ontwikkeling van
een kinderziel onder omstandigheden,
die velen onzer niet kennen.
Theo Vesseurs: Een boek zonder lief
de. De Bezige Bij, Amsterdam.
NADAT VERSCHILLENDE Brazi
liaanse steden aandacht hadden ge
schonken aan de Rembrandt-herden-
king door het exposeren van een
zestigtal reprodukties, is door het
culturele instituut BraziliëNeder
land in Sao Paulo een prijsvraag uit
geschreven. De iyzender van de bes
te monografie over leven en werken
van Rembrandt, zal een originele ets
ontvangen.
etsplaten vau
y^embrandt gevonden
Vijfenzeventig buitengewoon
zeldzame koperen etsplaten van
Rembrandt, die al 25 jaar als ver
loren werden beschouwd, zijn te
recht. De zeer kostbare platen do
ken op uit de verzameling van de
advocaat Robert Lee Humber in
Raleigh, North Carolina, die de
platen „helemaal vergeten" was.
De waarde van de koperplaten
wordt duidelijk als men beseft dat er
slechts zes andere originele etsplaten
van Rembrandt bestaan in de gehele
wereld.
De advocaat die de platen bezit is
een der oprichters van het staatsmu-
seum voor schone kunsten van North
Carolina, maar hij is geen kunstken
ner. Hij heeft er echter plezier in, wat
in kunsthandels te scharrelen, op zoek
naar waardevolle schatten. Dank zij
die liefhebberij kwam hij in het bezit
van de 75 etsplaten.
Ongeveer dertig jaar geleden schar
relde Humber wat rond in een klein
kunstzaakje aan de Boulevard
Germain te Parijs, toen hij daar
platen aantrof. Hij ried de eigenaar
van het zaakje, zekere Alvin Beau
mont, aan, de platen in Amerika ten
toon te stellen, dan zou hij ze zeker
verkopen, zo meende Humber.
Beaumont volgde die raad op en in
1930 verschenen de platen op de ten
toonstelling in de Fearon Gallery.
Enige jaren later zocht Humber
contact met de kunsthandelaar en er
kwam een geheime overeenkomst tot
stand. Humber kocht de platen voor
een prijs die nooit bekend werd. Hum
ber liet de platen in een klein opslag
plaatsje opbergen en.... vergat ze.
Zo vatte bij deskundigen de overtui
ging post dat de platen verloren wa
ren. Weliswaar was bekend dat de
Parijse kunsthandelaar de platen in
zijn bezit had gehad, maar Beaumont
overleed tijdens de Duitse bezetting
en toen hij stierf waren de platen al
niet meer in zijn bezit.
Letterkundige kroniek
door HANS WARREN
heel openhartige, hoogstwaarschijn
lijk vrijwel zuiver autobiografische
ieugdhe rinn e ringen aan Vesseurs
kostschooltijd. Met vaste, sobere hand
tekent de schrijver een negenjarig
katholiek Dtrechtenaartje dat naar
eecn internaat in het zuiden (Brabant)
gebracht wordt. We volgen het kind,
Sat pri ester worden wil, vanaf de dag
dat zijn vader hem voor het eerst
naar Kuylbergen (de naam van het
onternaatsstadje) brengt tot dat hij
het internaat vier jaren later verlaat.
Theo Vesseur, die nu 35 jaar is, oor
deelt bijzonder scherp over het opvoe
dingssysteem waarvan hij zich het
slachtoffer acht, en hij legt openlijk
de vinger op de wonde 'plek in het in
ternaatsleven zoals hy dat heeft mee
gemaakt.
We hebben hier de letterkundige
waarde van dit boek te beoordelen en
niet de eventuele juistheid of gechar-
geerdiheid van Vesseurs aanval.
Dat jongens op internaten aan be
paalde morele gevaren bloot
staan, niemand zal het willen
ontkennen, en dat deze gevaren in
exceptionele gevallen, vooral als het
overgevoelige kinderen betreft, groot
kunnen zijn evenmin.
Maar te sterk aangezet of niet, Ves
seurs boek is een opmerkelijk debuut.
De soberheid van zijn stijl is lovens-
waard, zijn proza evocatief. We zou
den het boek qua sfeer en milieu in de
verte kunnen vergelijken met de ro
man „Les amtiés particulières" van
Roger Peyrefitte; heel in de verte dan
llll!lllllllll!!lll!l!lll!!llll!!Ujl!lllllll!illlllljl!lllllll!!!!!!!!llll!lll!!ll!!!!!!^
§i De Franse actrice Brigitte f§
Bardot moest voor een opna-
H me voor „La mariée est trop
belle" een ietwat verregend j
indruk maken. Waar zélfs dc -
H oppermachtige filmproducen-
ten het weer niet in de hand
hebben, moest een kunstmatig
buitje 'worden veroorzaakt.
ans is altijd in de menselijke
samenleving een zeer belang
rijke factor geweest en dat is zij
nóg altijd, getuige bijvoorbeeld de
problemen waarvoor men gesteld
wordt bij het afbreken van het
meubliair in een theater waar een
gevierd jazz-musicus een uitvoe
ring geeft en het stof dat de laat
ste tijd opwaait door „rock 'n
roll". „Ergens" moet dit toe te
schrijven zijn aan ontketening van
bepaalde oerdriften in de mens, die
gewekt worden en dan tomeloos
blijken te zijn.
Verklaarbaar is dit zeker, vooral
als men weet, dat dans één van de
oudste uitingsvormen van de mens is,
voortgesproten uit de magie der oer-
culturen van voorhistorische tijden en
geënt op sterke emoties en intuïtief
gevoel voor ritme by de animistische
mens uit zogenaamd primitieve tijd
perken. Deze mens moet hebben ge
loofd in een schimmenrijk, bevolkt
door goden, demonen en voorouders,
wier macht over de aardse stervelin
gen absoluut en onbeperkt zou zijn.
In de dans vond de van vrees voor go
den en demonen vervulde mens toen
het middel om zich aan de geesten
kenbaar te maken en zo groeide dit
middel uit tot een magisch medium
om te bidden, te bezweren en te dan
ken. De mens ging in zijn ritmisch
bewegen de gestalten van natuur en
schimmenrijk imiteren en later moet
hij daar de bijpassende geluiden aan
hebben toegevoegd. Zijn nandgebaar,
dat het vloeien van een rivier of het
golven van de zee poogde uit te beel
den, zijn verbeelding in beweging van
het vliegen der vogels of het sluipen
van de dieren des velds waren hem
niet voldoende. Hij wenste ook de
stemmen van de dieren in het nachte
lijke oerwoud, het rollen van de don
der en het razen van de storm aan zijn
uitbeelding toe te voegen, opdat deze
natuurlijk en zo mogelyk nog krach
tiger zou zyn...
Wat eens dus alleen maar een
soort van offerande of een be
zwering was, werd langza
merhand de omlijsting van een be
paald gebeuren. Met andere woorden,
mythen en legenden werden door mid
del van de dans tot leven gebracht in
steeds duidelijker vorm en zo ontstond
dan het drama, een samengaan van
woord, gebaar, beweging en klank. In
de Middeleeuwen trokken door Euro
pa de minnestreels van kasteel
kasteel om hun heldenliederen tot
uitbeelding te brengen en in het oude
oosten ging het al niet anders. Dich-
ter-zangers, in sommige gebieden ma-
gadha's en in andere streken Kathaks
genoemd, trokken langs de hoven der
vorsten om er de heldendichten voor
te dragen zoals deze van generatie op
generatie overgeleverd waren.
Mede hierdoor kreeg de dans een
steeds bredere betekenis, zo werd het
geschenk der goden een bijna univer
sele vorm van uitingsmogelijkheid.
Inderdaad: een geschenk der goden.
In het oude oosten zegt men, dat de
dans een geschenk was van Brachma
aan de mensenkinderen, die aldus ge
luk en schoonheid deelachtig konden
vvorden en in de dans tevens een mid
del zouden bezitten om de hemelingen
mee te kunnen eren. Niet alleen in
het oude oosten dacht men zo; ook
elders zag men de dans als een god
delijk geschenk. De Grieken bijvoor
beeld dankten o.a. Zeus voor de hun
geschonken danskunst, de Egyptena-
ren zagen Hathor als de schenker van
deze bron van schoonheid en ontla
ding en bij de Phoeniciërs werd de
machtige Baal-Marqöd als schenker
van de dans gezien.
In het oude oosten kent men zelfs
een legende, die „De geboorte van
de dans" heet, een.legende welke
thans als inleiding is gekozen tot 'n
programma van danslegenden uit het
oude oosten, dat onlangs in de grote
aula van het Koninklijk Instituut voor
de Tropen te Amsterdam werd uitge
voerd door twee bekende, op het oos
ten .geïnspireerde danskunstenaars.
Madame Mohini Devi en Indra Ka-
madjojo brachten er gezamenlijk de
danslegenden van het oude oosten
voor het voetlicht op een wijze, die zo
wel het woord en het gebaar als de
dans en de muziek tot volle waarde
deed komen.
Kamadjojo vervulde in
framma de rol van de ma-
3e verteller, die het verhaal
inleidt en de verbindende teksten
spreekt. Daarnaast speelde hy
hoofdrol t
ïliike rollen
werden door Mohini Devi,
vens de mannelijke
wijl de vrouwelijke
ter-
rollen gedanst
kort
geleden van wéér een studiereis
naar India is teruggekeerd.
Wanneer nu deze dans bovendien
schoonheid brengt en het contact kan
stimuleren tussen oost en west, twee
delen van de wereld, die Immer inten
ser en steeds ln sneller tempo met elk
ander aanraking vinden, dan is dit 'n
feit, dat onze belangstelling zeker
verdient.
Een nieuwe versie van
De Tien Geboden"
(Van een filmmedewerker)
In deze dagen, nu het woord
„Sinaï" niet uit de lucht is, heeft
de 75-jarige Amerikaanse filnci"
regisseur Cecil Blount de Mine
voor de tweede maal in zijn succes
vol leven de wereld vergast op zyn
versie van „De Tien Geboden", de
tocht van de Joden door de woes
tijn van Sinaï.
Wat men ook van Mille's mons
ter (en niet zelden monsterach
tige) produkties mag zeggen, het
moet worden toegegeven, dat rijn
onfeilbaar zesde zintuig, dat altijd
voelt aankomen waarvoor het pu
bliek zich over een tijdje zal inte
resseren, hem ook nu weer niet in
steek gelaten heeft!
Vanaf het ogenblik dat hij in 1913
als toneelschrijver naar Los Ange
los trok, om er zijn eerste film „The
Squaw Man" te regisseren, hebben
zijn geldschieters het grootste ver
trouwen in hem gehad. En ook de
13 V& miljoen dollar, dat zijn laatste
drie en een half uur durend
werkstuk heeft gekost, zijn er weer
gekomen.
„Maar de film zal zeker 25 miljoen
dollar opbrengen, zo geen 100 mil
joen" heeft De Mille beslist ver
klaard.
De dagen zijn voorby, dat hij zijn
onbetrouwbare „medewerkers" met
een revolver in de hand op hun vin
gers moest kijken, opdat ze de kans
niet zouden krijgen het celluloid vol
lijm te smeren, of op een andere ma
nier zijn werk van maanden totaal
te vernielen.
lllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllllillllllillllllllllllllllllllll
In het Imperial Institute t»
South Kensington, Londen,
werd een door de vereniging
va7i portretbeeldhouwers inge
richte tentoonstelling geopend.
Beeldhouwer Anthony Gray
maakte een beeldje van een 3-
weken oude baby en telken
male, wanneer hij zijn model
kwam bekijken, huilde de klei-
ne hetgeen tot resultaat heeft
gehad dat het conterfeitsél dat
thans op de tentoonstelling
staat een en al protest ademt |f
zoals de foto laat zien.
Ook zijn de dagen voorbij, waar
in hij het begrip sex-appeal in
de film zijn intrede liet doen.
in de gestalte van de demonische
Theda Bara; dat hij de erotiek te
pas en te onpas van het witte doek
de zaal in slingerde, zij het dan ge
camoufleerd door wijze lessen als:
kijk, geacht publiek, zo hebt U zich
nu als beschaafd mens te gedragen
onder dergelijke en soortgelijke om
standigheden.
Geen wijze lessen meer, geen ero
tiek, tenminste
Rond de twintiger jaren zei zijn
zesde zintuig hem, dat hij zijn nek
wel eens zou kunnen breken in de
strijd tegen de Amerikaanse vrou
wenorganisaties, die geen behoefte
bleken te hebben aan het teveel van
het goede, dat hij hen al jaren had
voorgezet. Hij was dus de dames
voor en stelde een vrijwillige film
censuur in, die de morele onaantast
baarheid van zijn rolprenten zou ga
randeren. Zo kon hij naar buiten uit
zijn eigen koersblijven varen. Een
vaart, die later zou blijken goud
waard te zijn.
In 1923 kwam hij met zijn „Tien
Geboden", een banvloek tegen 't ze
denbederf en de oppervlakkigheid,
waarvan hij voor die tijd trouw pre
diker was geweest.
Maar De Mille was en bleef nu
eenmaal de man met oog voor het
grootse, en zelfs zijn meest kitschi-
ge massa-scènes laten niet na grote
indruk te maken, zelfs op een kriti
sche toeschouwer. Het succes van de
„Tien Geboden" was zo enorm, dat
De Mille naarstig de bijbel bleef be
studeren. Voor hem rijk en kleur
rijk materiaal, voor het publiek nog
altijd het meest gelezen boek, dat
geen introduktie nodig heeft. „The
King of Kings" (1927), „The Sign
of the Cross" (1932), „Simson and
Delilah" (1939), werden zo nu en
dan wel eens afgewisseld door Iets
speelsere onderwerpen als „Cleopa
tra" (1934), „Union Pacific" (1939),
„Unconquered" (1946), en ,„The
Greatest Show on Earth" (1951),
maar zijn zesde zintuig-bleef het op
de Bijbel'houden.
Zyn laatste en zeventigste film,
die weer velen van de 3mil
jard betalende kijkers, die in
de afgelopen veertig jaren zijn films
kwamen zien, zal trekken, is een
nieuwe versie van de „Tien Geboden"
geworden.
Zoveel is er intussen in de ruim
dertig jaar, die er tussen deze twee
films over hetzelfde onderwerp lig
gen, veranderd, dat thans handige
Amerikaanse zakenlui per adverten
tie het publiek aanreden, de tekst
van de „Tien Geboden" te kopen, of
het hele boek Exodus, om te weten,
waarmee ze in de film geconfron
teerd zullen worden.
Nu kunnen we onze fantasie tot
in het oneindige laten spelen met wat
de fantasie van anderen zal kunnen
opbrengen. Maar die fantasie zal 't
toch altijd moeten afleggen tegen de
verbeeldingskracht van Cecil B. de
Mille. Misschien omdat hij er vast
van overtuigd is, dat de hele wereld
zijn „bekering" indertijd ausérieux
genomen heeft, is hij er niet voor
teruggeschrokken in zijn nieuwe
„Tien Geboden" het „ontoelaatbare"
even onbekommerd te laten ronddar
telen als in zijn „verderfelijke" films
van vóór de twintiger jaren. Zo zelfs,
dat de film in Amerika al de veel
zeggende bijnaam van „Sexodus"
heeft gekregen!
DE SCHILDER Bruno Merte)is, die
een jaar uit Nederland weg is ge
weest om in diverse Europese landen
te werken, heeft een nieuwe techniek
ontworpen. Een soort druktechniek,
die het midden houdt tussen een schil
derij en een doek. Mertens werkt
daarbij op ongeprepareerd linnen en
hij is van plan deze techniek in de
toekomst verder te ontwikkelen.
Scrste opvoering een groot succes
Het middelpunt van de toneelwereld in de Verenigde Staten is het in
het centrum van New York gelegen Broadway en de straten die daarop
uitkomen en dit district, samen met de Metropolitan Opera en de New
York City Opera, kan op het gebied van opera en „musical" gerust toon
aangevend voor het gehele land worden genoemd.
Dat neemt niet weg, dat de Neiv Yorkse kritici die geen premières van
belangrijke nieuwe werken willen missen de laatste jaren vaak hun koffer
hebben moeten pakken om een bezoek te brengen aan steden als South
Bend in Indiana of Central City in Colorado of, zoals dat dezer dagen no
dig bleek, aan Washington, voor de eerste opvoering van „The Unicom,
The Gorgon and The Manticore" door Amerika's leidende en zeer vrucht
bare opera-componist Gian Carlo Menotti.
In dit geval heeft Menotti nu eens
geen echte opera geschreven, of
schoon zijn werk bij gebrek aan een
betere naam als zodanig wordt aan
geduid. Menotti, wiens vroegere wer
ken de naam hebben zich zo uitste
kend aan de eisen van het toneel
aan te passen, heeft hier volledig af
stand gedaan van alle effecten, die
de moderne techniek de opera-com
ponist biedt en heeft zijn muzikal-
inspiratie gevonden in de 17de eeuw
se Italiaanse madrigalen van Monte
verdi en Gesualdo. Menotti noemt 't
werk „een madrigale fabel vooi
koor, tien dansers en negen instru
menten".
Deze omschrijving geeft een zeke
re aanduiding van de bouw van dit
merkwaardige opus. De tekst is ver
deeld over twaalf madrigalen, die
worden gezongen door een koor in
de orkestbak en door de dansers op
het toneel mimisch worden geïllus
treerd. De meeste madrigalen worden
a-capella "ezongen, terwijl de in
strumenten voornamelijk worden be
speeld in de zes intermezzo's.
Zoals gewoonlijk heeft Menotti zelt
het libretto geschreven. Zijn madri
gale verzen geven een beschrijving
van drie zondagen van een dichter, i
waarvan -elke 'n periode uit -zijn le
ven uitbeeldt. In zijn jeugd maakt hij
een wandeling met zijn lievelings
eenhoorn, als man met een gorgone
(vrouwelijk monster uit de onder
wereld) en in zijn ouderdom met een
manticore (een monster met 't hoofd
van een man, het lichaam van een
leeuw en de staart van een draak)
mythologische figuren, die zich aan
ie dichter in zijn droom voordoen.
De dorpelingen, die niet het minste
ogrip hebben van 's dichters droom,
ioen als hij: zij schaffen zich een
hoorns, gorgonen en manticores
aan, maar wanneer blijkt dat deze
monsters niet te temmen zijn, wor
den ze prompt door hun meesters
gedood, omdat ze in de mening ver
keren, dat de dichter dat met zijn
lievelingen ook gedaan heeft.
De climax van het stuk en de mo
raal van Menotti's fabel komt in de
laatste madrigaal, waarin de ster
vende dichter zingt:
O. dwazen, waarom veinst gij te
voelen
Wat anderen hebben geleden?
Niet ik, maar gij zijt de onver
schillige moordenaars
Van 's dichters dromen",
Menotti heeft verklaard, dat hij
gelukkig zou zijn die madrigaal als
zijn testament te beschouwen. Het is
voorzeker een welsprekend testa
ment voor iedere dichter.
Menotti heeft voor zyn dicht
werk muziek geschreven, die bij
zonder goed de sfeer van de oude
madrigalen treft; één van zijn
kritici heeft dit als volgt om
schreven „de muziek heeft -
antiek aroma, zacht gekruid met
een moderne saus". Menotti is een
componist die meent dat de mu
ziek van een opera altijd aan de
tekst aangepast moet zijn en die
in het verleden niet geaarzeld
heeft zijn muziek van zuivere
harmonie en contrapunt te laten
afwijken en waar nodig gebruik
heeft gemaakt van dissonanten,
vrij ritme, polytonaliteit en ande
re dergelijke moderne kunstgre
pen.
De première werd in het tot de laat
ste plaats gevulde Coolidge-theater
warm toegejuicht, niettegenstaande
ze werd uitgevoerd op een volkomen
onaangekleed toneel. De uitvoering
maakte grote indruk, waarvoor de
componist, die ook als regisseur op
trad, alle lof verdiende. De moeilij
ke muziek werd door het Washing
ton se Kamerkoor en de Nationale
Symfonie van Washington op voor
treffelijke wijze ten gehore gebracht
dirigent was Paul Callaway. Het
balletgezelschap van John "Butler
zorgde voor de juiste sfeer, ofschoon
het bijwijlen wel eens de abstracte
toon van de fabel scheen te missen.
Omdat de meeste mensen ge
neigd zijn bij een opera alleen
maar een oordeel te vellen over
de muziek, worden de literaire
prestaties van Menotti als libret
tist vaak over het hoofd gezien.
Vooral „The Unicorn, The Gorgon
and The Manticore" doen hem
kennen als een dichter, die het
woord even goed weet te hante
ren als de muziek, hetgeen des te
opmerkelijker is omdat Engels
zijn moedertaal niet is. In 1911 in
Italië geboren, ontpopte hij zich
weldra als een wonderkind, die al
op zesjarige leeftijd begon te
componeren. Hij schreef zyn eer
ste opera toen hij elf was en trad
bovendien als pianist bij concer
ten op. In 1928 vertrok hij naar
de Verenigde Stalen en voltooide
daar zijn muzikale opleiding aan
het Curtis Institute of Music te
Philadelphia.
Zijn eerste belangrijke opera,
„America Goes to the Ball", ge
schreven toen hij 23 jaar was, werd
onmiddellijk een groot succes. Het
libretto had hy toen nog in het Ita
liaans geschreven, maar rijn volgen
de opera's waren alle in bet Engels.
Zijn bekendste werk is wel „The
Consul", waarvoor hij dp Pulitzer-
prijs ontving en dat op Broadway
enorm succes had. Behalve zijn ne
gen opera's heeft Menotti balletten,
liederen en instrumentale muziek ge
componeerd, maar zijn roem heeft
hij aan zijn opera's te danken. Hij
heeft nog onlangs het libretto voor
een nieuwe opera voltooid, waarvan
evenwel de muziek werd samenge
steld door Samuel Barber, een voor
staand Amerikaans componist,
die vooral bekendheid heeft verwor
ven door zijn symfonische werken.
Deze opera, „Vanessa", zal het vol
gend seizoen haar première bij de
Metropolitan Opera beleven.
HET BESTUUR der Nederlandse
Federatie van Beeldende Kunste
naarsverenigingen heeft besloten de
gelden voor de viering van het zilve-
r< jubileum ter beschikking te stel
len van in nood verkerende Honga
ren.