ZEELAND ANTWOORDT OP DELTAPLAN
Groot industrie- en havengebied rond
Scheldemonding
Zeeland en de Schelde-Rijnverbinding
WERKGROEP DELTA
ZAKEN ZEELAND..
Ontsluiting van deltagebied
eist centrale weg
I andaanwinst en betere
verbindingen mogelijk
FORMULEERDE
ZEEUWSE VERLANGENS
lijkheden, die hier voor de industrie
liggen. Immers na het tot stand ko
men van het Deltaplan en vooral van
de centrale weg vormt dit deltage
bied de verbinding tussen de econo
mische centra in Noordwest Europa
(Amsterdam, Botterdam, de Rijn,
Hamburg) en de Belgische steden
driehoek met Schelde en Noordwest
Frankrijk. In de internationale eco
nomische ontwikkeling zal dit delta
gebied in toenemende mate een bij
drage moeten leveren.
HET PROVINCIAAL BESTUUR van Zeeland heeft in nauwe samenwer
king met de Werkgroep Deltazaken (Provinciale Waterstaat, Planologi
sche Dienst, E.T.I. en Stichting Zeeland) een werkschema opgesteld,
waarop een aantal mogelijkheden voorkomen, die in de toekomst door
en ten bate van Zeeland onderzocht moeten worden in het kader van het
Deltaplan. Deze mogelijkheden zijn:
1 Secundaire dam Noord-BevelandSchou- g
wen-Duiveland voor de aanleg van een Centrale 1
Weg.
2 Vaste oeververbinding Zeeuwsch-Vlaande- g
renoverig Zeeland. j
Groot industrie- en havenbekken aan de
monding van de Westerschelde. g
Groot industrie- en havengebied in de ka-
naalzone van Zeeuwsch-Vlaanderen. §j
Bekken ten dienste van de oestercultuur in g
Grevelingen en Brouwershavense Gat. g
Afsluiting van het oostelijk bekken van de g
Oosterschelde en daarmee drooglegging van g
het verdronken land van Reimerswaal. g
Inpoldering van het land van Saaftinge, an-
nex oeververbinding Zeeuwsch-Vlaanderen-
Brabantse wal. H
Kansen voor Zeeland bij eventuele aanleg g
Schelde-Rijnkanaal. M
Afdamming van de Eendracht. g
10 De economische en sociologische positie van |i
Veere, Yerseke en Bruinisse na de afsluitingen. M
11 Ruimtelijke indeling Zandkreek en Veerse Gat M
en de watersportrecreatie in het Deltameer. 1
12 Wegenschema buiten de Centrale Weg. j
Dits tudieprogramma werd deze week bekendgemaakt tydens een
drukbezochte persconferentie door de commissaris der koningin in Zee
land, jhr. mr. A. F. C. de Casembroot. Riet nadruk stelde deze, dat het hier
niet gaat om een vast-omljjnd Zeeuws plan, maar om een opsomming van
problemen en mogelijkheden, die aan de orde komen, wanneer het Delta
plan wordt uitgevoerd. Er leven in deze provincie dienaangaande verschil
lende wensen en verlangens en het is nodig te onderzoeken
deze desiderata zijn te realiseren.
Ontsluiting en ontwikkeling van het
Scheldebekken. Met deze woorden
kan het samenvattende Deltapro
gramma van het provinciaal bestuur
het beste worden aangeduid. Want
op de achtergrond van dit werksche
ma speelt immers het verlangen om
het Zeeuwse deltagebied tot grotere
ontwikkeling te brengen. En de mo
gelijkheden daarvoor zijn groot! In
de toelichting, die bij het werksche
ma is opgesteld, wordt er in dit ver
band terecht op gewezen, dat men
hier te maken heeft met vele gun
stige factoren.
Men beschikt over een natuur
lijk havenbekken (de Westerschel
de), dat voor zeeschepen gemak-
kelgk is te bereiken. De ligging
van dit bekken is daarom zo op
vallend, omdat er de laatste jaren
in sommige bedrijfstakken steeds
meer een tendens valt waar te ne
men om naar de kust te trekken.
Met de supertankers bijvoorbeeld
blijft men liefst zo dicht mogelijk
bij de havenmonding, want hoe
verder men met deze schepen het
kanaal of de rivier opgaat hoe
moeilijker het navigeren wordt.
Overigens zijn er in dit Wester-,
schelde-gebied reeds belangrijke
industriële aanzetpunten, name
lijk de kanaalzone in Zeeuwsch-
Vlaanderen en Vlissingen. Duide
lijk is dus, dat hier bepaalde fac
toren aanwezig zijn, die een ge
heel nieuwe ontwikkeling moge
lijk kunnen maken.
Maar tot dusver trad altijd een
remmende factor op: de moeilijke
verkeersverbindingen. Doch juist
deze factor zal nu verdwijnen, want
als het Deltaplan wordt uitgevoerd
komen er aanzienlijk betere verbin
dingen! De opgave voor Zeeland is
derhalve de kansen die door deze
nieuwe verbindingen ontstaan te on
derzoeken en uit te buiten. En zo no
dig zullen van Zeeland uit voorstel
len gedaan moeten worden om het
nuttig effect van het Deltaplan voor
dit gewest te vergroten.
CENTRALE WEG.
In diiit verband valt reeds nu de
aandacht op dit punt: de wegen, die
thans in het Deltaplan zijn opgeno
men de dammenweg en de „Zoom-
se weg" door Brabant zijn voor
Zeeland nog niet geheel voldoende.
Weliswaar zijn de voordelen voor 't
Zeeuwse Iandverkeer voorlopig op
300 miljoen gulden begroot, maar
zou men hier volledig profijt van het
Deltaplan willen hebben dan is aan
leg van een centrale Zeeuwse weg
over een tweede dam door de Oos
terschelde nodig- Het voordeel zou
dan met ongeveer 50 miljoen gulden
worden verhoogd.
Voor een doeltreffende ontslui
ting van het Zeeuwse deltagebied
moet er dus een centrale weg ko
men. De werkgroep Deltazaken
Zeeland zal de mogelijkheden van
deze weg grondig bestuderen, ui
teraard in overleg met de betrok
ken rijksinstanties.
Overigens staat reeds nu vast, dat
aansluiting van deze centrale weg
op het Zuidhollandse wegennet geen
bezwaren zal opleveren, want dat
kan gebeuren via de dam in de Gre
velingen, zoals die in het Deltaplan
is opgenomen, of via een dam zoals
die door de planologische dienst
Zuid-Holland wordt voorgestaan,
westelijker in de Grevelingen.
VOOR DE OGEN van de ver
baasde journalisten werd tijdens
de persconferentie van het provin
ciaal bestuur een kaart ontrold,
waarop als mogelijke Schelde-Rjjn-
verbinding het Eendrachtkanaal
s getekend, ook wel bekend als
het plan-Van Konijnenburg. Daar
mee begaf het provinciaal bestuur
zich op een terrein vol voetangels
en klemmen, namelijk dat van de
Belgisch-Nederlandse waterwegen.
En het was géén wonder dat juist
daarover de ene vraag na de ander
op de commissaris der koningin
werd afgevuurd. Maar de zaak
bleek niet zo ernstig als zij er
aanvankelijk uitzag: het provin-
al bestuur wilde zich in geen
enkele opzicht mengen in de Bel
gisch-Nederlandse discussie over
de Schelde-Rijnverbinding, aldus
de commisaris der koningin, maar
wilde alleen vaststellen, dat wan
néér er een kanaal komt, Zeeland
met het oog op zijn eigen belangen,
het Eendracht-kanaal prefereert.
Het is misschien goed op deze
plaats even in het kort de stand van
zaken rond de Schelde-Rijnverbin
ding te releveren. Enkele jaren ge
leden werd het advies gepubliceerd
van de onderhandelaars Cauwelaert
en Van Steenbergen over de Bel
gisch-Nederlandse waterwegen en
daarbij werd voorgesteld een Moer
dijkkanaal te graven van Antwerpen
uit door Brabants gebied. Voor deze
Schelde-Rijnverbinding waren echter
in de loop der tijden reeds vele voor,-
werkloosheidsproblemen, terwijl Z.-
Beveland gebrek aan arbeidskrachten
heeft (fruitteelt, lichte industrie).
Door het ontbreken van goede ver
bindingen tussen beide delen van
Zeeland worden echter de Thoolse
arbeiders niet naar Zuid-Beveland,
maar naar Brabant gebracht, zodat
men op Zuid-Beveland van deze ar
beidskrachten niet kan profiteren. De
Thoolse mentaliteit zou zich even
wel beter aanpassen aan die van
de Bevelanders dan aan die van de
Brabantse mens.
Wanneer nn een zo groot mogelijke
landaanwinning wordt verkregen, bij
voorbeeld tassen Tholen en Zuid-Be
veland, met andere woorden wanneer
het verdronken land van Reimerswaal
weer wordt teruggewonnen, dan zou
een gemakkelijke verbinding tussen
beide delen van Zeeland tot stand ko
men, zodat ze economisch één gebied
zouden vormen.
Er is reeds meermalen de aandacht
gevestigd op de mogelijkheid van een
vaste oeververbinding tussen Zuid-
Beveland en Tholen. Zij zou inderdaad
van groot belang zijn, omdat zij aan
sluiting zou geven op de Zoomse weg,
terwijl ook een eventuele doorverbin
ding over de Westerschelde voor de
kanaalzone in Zeeuwsch-Vlaanderen
van betekenis is.
De werkgroep heeft daarom op
haar programma gezet de moge
lijkheden te onderzoeken van een
verbinding Zuid-BevelandTho
len, waarbij dan tevens de bestem
ming van het Oosterscheldebekken
(land van Reimerswaal, landaan
winning) kan worden bestudeerd.
Voorts wil men een onderzoek in
stellen naar de mogelijkheden tot
afsluiting van de Eendracht en de
wateren tussen St.-Philipsland en
Tholen.
De werkgroep heeft zich voorlopig
Qok beraden over de overige verbin
dingen in Zeeland, o.a. van en naar
Noord-Beveland. Voor de verbinding
van dit eiland naar Walcheren is in
eerste instantie de afsluitdam bij
Veere aanwezig, doch men meent dat
deze dam geen afdoende oplossing
zal bieden voor het doorgaande ver
keer van Walcheren naar de centrale
weg.
Onderzocht moet daarom worden of
het mogelijk is een tweede vaste oe
ververbinding aan te leggen in het
Veerse Gat of in het westelijk deel
van de Zandkreek. Voorts zal nodig
zijn dat met betrekking tot de oos
telijke tak (Katse Veer) de eisen en
mogelijkheden worden onderzocht
voor een doorverbinding van de af
sluitdam bij Kats via Goes naar een
aansluitingspunt aan de Westerschel
de (vaste oeververbinding),
Deze secundaire dam zal tussen
Noord-Beveland en Schouwen moe
ten komen, omdat een verbinding via
Tholen een onbelemmerde waterver
binding WemeldingeHollands Diep
in de weg zou staan.
Maar men komt er niet alleen met
de aanleg van deze secundaire dam.
Om de ontsluiting van het Deltage
bied via deze centrale weg volledig
te maken zal een vaste oeververbin
ding over de Westerschelde nodig
zijn. En ook dat is een zaak, die in
de toekomst bestudeerd zal worden.
Pas wanneer deze verbinding tot
stand is gekomen, zal het Zeeuwse
Deltagebied een internationale func
tie kunnen vervullen.
Hoe stelt men zich deze functie
voor? De Westerscheldemonding zal
kunnen dienen als een soort aanvul
lende invalspoort voor de bediening
van de Belgische stedendriehoek
Antwerpen—GentBrussel en het
daarbij aansluitende Noordfranse en
Luxemburgse industriegebied.
Vandaar dat een groot haven- en
industriegebied is geprojecteerd rond
Vlissingen, lopende in oostelijke
richting via de Zuidsloepolder naar
de zak van Zuid-Beveland, begrensd
door de centrale weg, alsmede aan
de andere zijde van de Westerschel
de, een gebied rond Breskens, terwijl
voorts de reeds nu geïndustrialiseer
de kanaalzone in Oost-Zeeuwsch-
Vlaanderen verder ontwikkeld moet
worden. Er kan overigens niet ge
noeg op worden gewezen, dat het
hier slechts om gedachten gaat, niet
om vaststaande plannen, maar het
is nu eenmaal dringend nodig dat
men zich in Zeeland en vooral ook
daarbuiten bezint op de grote moge-
stellen gedaan, waarbij een plan van
ir. E. van Konijnenburg door velen
als een reële oplossing werd be
schouwd. Deze had voorgesteld de
Kreekrak weer open te graven en de
Eendracht te kanaliseren, zodat de
z.g. tussenwateren aanzienlijk wer
den verkort. Immers, de scheepvaart
behoefde dan geen gebruik meer te
maken van het kanaal door Zuid-
Beveland met de sluizen bij Wemel
dinge en Hansweert. Cauwelaert en
Van Steenbergen echter kwamen met
het Moerdijkkanaal.
De meningen daarover zijn ver
deeld: Rotterdam is helemaal niet
voor een kanaal te vinden, doch in
Brabant is men voor het Moerdijk-
kanaal, althans in bepaalde kringen,
omdat men meent dat een dergelijk
kanaal de industriële ontwikkeling
van West-Brabant ten goede zal ko
men.
Het provinciaal bestuur van
Zeeland wil zich nu niet in deze
discussie mengen, doch alleen
vaststellen, dat wanneer uiteinde
lijk België en Nederland zouden
besluiten een Schelde-Rijnverbin
ding tot stand te brengen, dat het
met het oog op de Zeeuwse belan
gen het plan-Van Konijnenburg
prefereert. Komt er geen kanaal
welnu, even goede vrienden
„liever hebben we geen kanaal",
aldus ir. De Vink, „want het ka
naal door Zuid-Beveland is er al
>n functioneert goed" maar het
s nu eenmaal niet uitgesloten dat
op hoog niveau nog eens over deze
zaken van gedachten zal worden
gewisseld en dan is het goed het
Zeeuwse standpunt te weten. Maar
het is dus ik géén enkel opzicht
aen programma-punt, dat Zee
land, koste wat het kost, verwer
kelijkt wil zien.
Dit „kanalen-punt" is overigens
den goed voorbeeld van wat dit
Zeeuwse werkschema wil zijn, name
lijk een bewustwording in eigen
kring van alle kansen, die er moge
lijkerwijs in de tóekomst voor deze
provincie liggen. Daarom staat op
dit program/ia naast het Eendracht
kanaal als tegenhanger: afsluiting
van de Eendracht. Beide mogelijkhe
den zijn er, beide kansen moeten be
studeerd worden. Zo ook met de vas
te oeverbinding over de Westerschel
de. Op de kaart bjj het werkschema
is een streep tussen Borssele en Ter-
neuzen getrokken, maar dat wil niet
zeggen dat er op die plaats een
hangbrug of een tunnel zal komen.
Men wil alleen vaststellen, dat er als
verlengstuk van de centrale weg een
vaste veribnding met Zeeuwsch-
Vlaanderen dient te komen!
Van verschillende kanten werd dit
op de persconferentie duidelijk ge
maakt, zowel door de commissaris
der koningin als door zijn adviseurs.
Voorts werd nog uiteengezet door
drs. M. C. Verburg, hoe de vesti
gingsfactoren beter kunnen worden
na het totstandkomen van het Delta
plan en welk bélang ook overig Zee
land bij een sterk industriegebied
heeft (toelevering»- en uitleverings-
bedrjven). Ook voor de landbouw
zijn er vele gunstige factoren (con
centratie van landbouwhavens).
Tenslotte ging drs. Verburg nog na
der in op ae problemen van midden
stand en visserij, waarbij hg o.a. her
innerde aan een onderzoek voor de
commissie van dertien door prof.
Haccou.
Spreker deelde nog mede, dat
het E.TJ. in opdracht van de Ka
mer von Koophandel te Middel
burg thans een onderzoek instelt
naar de huidige economische be
tekenis van het vreemdelingenver
keer voor Zeeland.
Mr. J. F. Hornstra zette uiteen
welke sociologische problemen het
Deltaplan voor Zeeland met zich
meebrengt, aan welke problematiek
eveneens een paragraaf m het werk
schema is gewijd. Onderzoek is no
dig in verband met recreatie, woon
situatie, forensisme, de gevolgen van
de aanwezigheid van arbeiders van
elders, de positie van de kerkgenoot
schappen, verenigingsleven, kleine
gemeenten enz.
„WAT IS belangrijker, één hectare
nieuwe grond of één hectare zoet
water?" Deze vraag stelde ir. M. de
Vink, directeur van de P.P.D. Zee
land tijdens de persconferentie over
het werkschema Zeeland-Deltaplan.
Deze vraag speelt namelijk, wanneer
het er om gaat het oppervlaktepeil
vast te stellen van het water in het
afgesloten Zeeuwse meer. Wanneer
de landbouw zoveel mogelijk zoet
water wil hebben, gaat het peil om
hoog en zal de landaanwinst in het
Deltaplan geringer zijn. Op dit mo
ment echter is de Zeeuwse opvatting,
dat men de hectare land prefereert
boven het water en daarom is op de
kaart, die bij het werkschema be
hoort, een zo groot mogelijke land-
aanwinst getekend. Aan een dergelijke
landaanwinst zijn allerlei voordelen
verbonden, die met name ook voor
Tholen en Beveland van belang zijn,
zo zette ir. De Vink uiteen.
Tholen immers is een land, waar
men sinds jaar en dag worstelt met
SCHEMA STUDIEOBJECTEN